12 DECEMBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de bekwaamheidsbewijzen en de salarisschalen van de personeelsleden van de centra voor leerlingenbegeleiding. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-06-2004 en tekstbijwerking tot 08-12-2023)
Art. 1, 1bis, 2-5, 5bis, 5ter, 5quater, 5quinquies, 5sexies, 6, 6bis, 7-8
BIJLAGE.
Art. N
2006036405 2006036979 2007037180 2008036366 2009035539 2009035817 2010035760 2011036029 2013035310 2015035886 2017011494 2018013144 2019013688
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van de centra voor leerlingenbegeleiding bedoeld in de artikelen 73 en 182 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding en op de personeelsleden van de permanente ondersteuningscellen bedoeld in de artikelen 89, 90 en 91 van hetzelfde decreet.
Art. 1bis.<Ingevoegd bij BVR 2007-11-09/44, art. 6; Inwerkingtreding : 01-09-2007 en 01-09-2006, zie BVR 2007-11-09/44, art. 10> Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° het besluit van 14 juni 1989 : het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs;
[1 1°bis basisdiploma : een diploma, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs;]1
2° een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger onderwijs van het lange type (afgekort : ten minste HOLT) : een van de basisdiploma's, vermeld in artikel 6, punt 1 tot en met 11, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, met uitzondering van punt 2bis ;
3° een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan (afgekort : ten minste HOKTVL) : een van de basisdiploma's, vermeld in artikel 6, punt 1 tot en met 39, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, met uitzondering van punt 2bis, punt 29bis, punt 30bis, punt 34bis en punt 36bis.
4° een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger onderwijs van het korte type (afgekort : ten minste HOKT) : de bekwaamheidsbewijzen, vermeld in artikel 6, punt 1 tot en met 42, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, met uitzondering van het diploma of het getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie of van het pedagogisch hoger onderwijs voor sociale promotie of het pedagogisch getuigschrift, uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs, of het getuigschrift van de middelbare technische normaalleergangen of van de pedagogische leergangen, en met uitzondering van punt 2bis, punt 29bis, punt 30bis, punt 34bis en punt 36bis ;
5° een bekwaamheidsbewijs van het niveau PBA : een van de basisdiploma's vermeld in artikel 6, punt 12 tot en met 42, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, met uitzondering van het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, het getuigschrift van de middelbare technische normaalleergangen of van de pedagogische leergangen, en, vanaf 1 september 2000, het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs voor sociale promotie en, vanaf 1 september 2002, het pedagogisch getuigschrift, uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs;
6° een bekwaamheidsbewijs van het niveau secundair onderwijs :
a) een van de basisdiploma's, vermeld in artikel 6, punt 47 tot en met 56, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs;
b) de studiebewijzen die in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs vermeld zijn als ASBO, HSBO, HSTO en HSKO.
----------
(1)<BVR 2008-10-24/50, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Art.2.§ 1. (De personeelsleden, vermeld in artikel 1, verwerven overeenkomstig hun bekwaamheidsbewijs, vermeld in bijlage I, de overeenstemmende salarisschaal in het ambt dat ze uitoefenen.
De basisbekwaamheidsbewijzen, vermeld in bijlage I, moeten uitgereikt zijn, hetzij door een Belgische universiteit of door een door een wet of decreet daarmee gelijkgestelde instelling, of door een door de Staat dan wel door de Gemeenschap georganiseerde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstelling, hetzij door een ambtshalve geregistreerde instelling voor hoger onderwijs, hetzij door een door de Staat of de Gemeenschap ingestelde examencommissie.
Worden eveneens aangenomen de in overeenstemming met een buitenlandse regeling behaalde diploma's en studiegetuigschriften die gelijkwaardig worden verklaard met een van de diploma's of studiegetuigschriften, vermeld in dit besluit :
1° krachtens verdragen of internationale overeenkomsten of;
2° [2 tot 31 augustus 2011]2 met toepassing van de procedure voor het verlenen van de gelijkwaardigheid, voorgeschreven bij de wet van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma's en studiegetuigschriften of;
3° met ingang van 1 september 1995, met toepassing van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap of;
4° met ingang van 1 oktober 1992, met toepassing van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap of;
5° met ingang van 1 januari 2003, met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen;
[2 6° met ingang van 1 september 2011, met toepassing van de codex secundair onderwijs, het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap en het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.]2
[1 Diploma's of getuigschriften die buiten België uitgereikt zijn, worden eveneens aangenomen indien ze vergezeld gaan van een conformiteitsattest zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 betreffende de omzetting van de Europese Richtlijn 2005/36 voor wervingsambten in het onderwijs en voor sommige functies in de basiseducatie [4 en het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties voor gereglementeerde beroepen in het onderwijs in het kader van de Europese Richtlijn 2005/36]4.]1 ) <BVR 2007-11-09/44, art. 7, 1°, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007 en 01-09-2006, zie BVR 2007-11-09/44, art. 10>
§ 2. [6 Het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003]6 betreffende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs is van toepassing voor de salarisschalen vermeld in bijlage I van dit besluit.
§ 3. [3 De tijdelijke afwijking, vermeld in bijlage I, punt 2.2, Arts, bekwaamheidsbewijzen, vereiste, opmerking 2) : Tijdelijke afwijkingen inzake bijkomend diploma, eindigt wanneer het betrokken personeelslid niet in het bezit is van het bijkomende diploma binnen een periode van 60 maanden.Na het aflopen van die periode van 60 maanden kan dat personeelslid alleen als arts aangesteld worden als houder van een 'ander' bekwaamheidsbewijs, onder de daarvoor geldende voorwaarden en met de bijbehorende salarisschaal.
Vanaf 1 januari 2013 wordt, om de termijn van 60 maanden voor de tijdelijke afwijking vast te stellen, de totale duur van de aanstellingen als arts aan salarisschaal 511 berekend. De telling gebeurt per personeelslid en niet per instelling, centrum of dienst. Voor deze berekening vormen dertig kalenderdagen één maand.
Artsen voor wie op 1 januari 2013 reeds een deel van of de volledige 60 aaneensluitende maanden verstreken zijn, gerekend vanaf 1 september van het schooljaar van hun eerste aanstelling na 1 september 2000 en die nog niet in het bezit zijn van het bijkomend diploma, kunnen onder de tijdelijke afwijking aangesteld worden als arts in een centrum voor leerlingenbegeleiding, totdat zij 60 maanden aan salarisschaal 511 bezoldigd zijn.]3
§ 4. (...) <BVR 2007-11-09/44, art. 7, 2°, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007 en 01-09-2006, zie BVR 2007-11-09/44, art. 10>
§ 5. [2 ...]2
§ 6.[5 ...]5
----------
(1)<BVR 2009-04-24/16, art. 25, 006; Inwerkingtreding : 26-06-2009>
(2)<BVR 2011-10-07/30, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(3)<BVR 2013-03-01/20, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(4)<BVR 2017-03-10/16, art. 25, 012; Inwerkingtreding : 18-01-2016>
(5)<BVR 2018-06-15/14, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(6)<BVR 2019-03-29/47, art. 13, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art.3. Worden gelijkgesteld met de in bijlage I vermelde diploma's, getuigschriften en brevetten van een school of leergang, de diploma's uitgereikt door de technische en beroepsscholen of -leergangen die ermede gelijkgesteld zijn zoals bepaald in artikel 8, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs.
Art.4.
<Opgeheven bij BVR 2011-10-07/30, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
Art.5. Personeelsleden die op 31 augustus 2000 werkzaam waren in een PMS- of MST- centrum en die niet in het bezit zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs zoals bedoeld in artikel 2, behouden in hun nieuwe ambt de vroegere salarisschaal, tenzij anders vermeld in bijlage I van dit besluit.
Art. 5bis.[1 Een personeelslid dat in het schooljaar 2007-2008 als ervaringsdeskundige aangesteld was en niet beschikte over een vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, wordt met ingang van 1 september 2008 bij overgangsmaatregel geacht over een bekwaamheidsbewijs van de categorie " andere bekwaamheidsbewijzen " te beschikken, met salarisschaal 084, voor het ambt van ervaringsdeskundige.
Het personeelslid behoudt de overgangsmaatregel vermeld in dit artikel, zolang hij ononderbroken in dienst blijft in een door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd centrum voor leerlingenbegeleiding. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
1° de vakantieperioden;
2° de [2 loopbaanonderbreking en zorgkrediet]2;
3° de militaire dienst;
4° de perioden van wederoproeping;
5° de ziekte- en bevallingsverloven;
6° [3 onbezoldigd ouderschapsverlof;]3;
7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2008-10-24/50, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(2)<BVR 2017-03-10/17, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(3)<BVR 2018-06-15/14, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art.5ter. [1 § 1 Er worden overgangsmaatregelen toegekend aan de personeelsleden die :
1° uiterlijk op 31 augustus 2018 als titularis belast zijn met het mandaat of vast benoemd zijn in het ambt van directeur in een centrum voor leerlingenbegeleiding;
2° in de loop van het schooljaar 2015-2016, 2016-2017 of 2017-2018 en voor 1 januari 2018 tijdelijk belast zijn met een opdracht in het mandaat van directeur in een centrum voor leerlingenbegeleiding;
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 1° behouden ten persoonlijke titel salarisschaal 599;
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 2° hebben recht op salarisschaal 599 wanneer zij aangesteld worden in het ambt van directeur in een centrum voor leerlingenbegeleiding;
§ 2. De personeelsleden behouden de overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 1 :
1° voor wat de vastbenoemde personeelsleden betreft : zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd;
2° voor wat de tijdelijke personeelsleden betreft : zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
1° de vakantieperioden;
2° de loopbaanonderbreking en het zorgkrediet;
3° de militaire dienst;
4° de perioden van wederoproeping;
5° de ziekte- en bevallingsverloven;
6° onbezoldigd ouderschapsverlof;
7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2018-06-15/14, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art.5quater. [1 § 1. In het kader van de ambtshalve concordantie conform artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 of artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991 worden er overgangsmaatregelen toegekend aan de personeelsleden die :
1° uiterlijk op 31 augustus 2018 vast benoemd zijn in het ambt van medewerker in een CLB;
2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in het ambt van medewerker in een CLB in de loop van de schooljaren 2015-2016, 2016-2017 of 2017-2018.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, worden geacht over een vereist bekwaamheidsbewijs te beschikken voor het ambt van administratief medewerker met het omkaderingsgewicht dat is toegekend aan de houder van een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs als vermeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989, en de diploma's die daarmee in het voormelde besluit gelijkgesteld zijn.
De personeelsleden behouden de salarisschaal die hun verleend is in het ambt van medewerker conform artikel 5, 5bis en de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd, zoals van kracht vóór 1 september 2018.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, behouden de overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd.
De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, behouden de overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van het tweede lid worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
1° de vakantieperioden;
2° de loopbaanonderbreking en het zorgkrediet;
3° de militaire dienst;
4° de perioden van wederoproeping;
5° de ziekte- en bevallingsverloven;
6° onbezoldigd ouderschapsverlof;
7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2018-06-15/14, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art.5quinquies. [1 § 1. In het kader van de ambtshalve concordantie conform artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 of artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, worden er overgangsmaatregelen toegekend aan de personeelsleden die :
1° uiterlijk op 31 augustus 2018 vast benoemd zijn in het ambt van administratief werker;
2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in het ambt van administratief werker in de loop van de schooljaren 2015-2016, 2016-2017 of 2017-2018.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, worden geacht over een vereist bekwaamheidsbewijs te beschikken voor het ambt van administratief medewerker met het omkaderingsgewicht dat is toegekend aan de houder van een bekwaamheidsbewijs van ten minste bachelor als vermeld in artikel 7 van het besluit van 14 juni 1989, en de diploma's die daarmee in het voormelde besluit gelijkgesteld zijn.
De personeelsleden behouden de salarisschaal die hun verleend is in het ambt van administratief werker conform artikel 5, 5bis en de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd, zoals van kracht vóór 1 september 2018.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, behouden de overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd.
De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, behouden de overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van het tweede lid worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
1° de vakantieperioden;
2° de loopbaanonderbreking en het zorgkrediet;
3° de militaire dienst;
4° de perioden van wederoproeping;
5° de ziekte- en bevallingsverloven;
6° onbezoldigd ouderschapsverlof;
7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2018-06-15/14, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art.5sexies. [1 1. Op 1 september 2018 kan een individuele concordantie als vermeld in artikel 56quater, paragraaf 1 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en in artikel 74quinquies, paragraaf 1 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, naar het ambt van coördinator toegekend worden.
De individuele concordantie kan toegekend worden aan de personeelsleden die :
1° uiterlijk op 31 augustus 2018 vast benoemd zijn in een ambt in een centrum voor leerlingenbegeleiding en voor 1 januari 2018 belast met een coördinatiefunctie, conform artikel 76 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, zoals van kracht voor 1 september 2018;
2° of in de loop van het schooljaar 2015-2016, 2016-2017 of 2017-2018 tijdelijk aangesteld zijn in een ambt in een centrum voor leerlingenbegeleiding en voor 1 januari 2018 belast geweest zijn met een coördinatiefunctie, conform artikel 76 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, zoals van kracht voor 1 september 2018.
§ 2. Bij een individuele concordantie, als vermeld in paragraaf 1, geldt het volgende :
1° de diensten, gepresteerd in het oude ambt, tellen automatisch mee als gepresteerde diensten in het ambt van coördinator;
2° wie vast benoemd is voor het oude ambt, is vast benoemd voor het ambt van coördinator;
3° wie ter beschikking gesteld was wegens ontstentenis van betrekking voor het oude onderliggende ambt, is dat ook voor het ambt van coördinator;
4° wie gereaffecteerd of wedertewerkgesteld was in het oude ambt, is dat ook in het ambt van coördinator;
5° een conformiteitsattest voor het oude onderliggende ambt, uitgereikt ter uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 betreffende de omzetting van de Europese Richtlijn 2005/36 voor wervingsambten in het onderwijs en voor sommige functies in de basiseducatie en het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties voor gereglementeerde beroepen in het onderwijs in het kader van de Europese Richtlijn 2005/36], geldt automatisch voor het ambt van coördinator;
§ 3. Het individueel concordantieformulier als vermeld in artikel 56quater, § 2, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en in artikel 74quinquies, § 2, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, moet ingediend worden bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten tot uiterlijk 15 september 2018.
§ 4. Als het personeelslid en het bestuur van het centrum voor leerlingenbegeleiding niet tot een akkoord komen, kan het personeelslid het bezwaarschrift, vermeld in artikel 56quater, § 3, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en in artikel 74quinquies, § 3, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, uiterlijk tien kalenderdagen nadat de beslissing hem werd meegedeeld, indienen bij de Commissie Bezwaarschriften.
Als het bestuur van het centrum voor leerlingenbegeleiding nagelaten heeft een beslissing te nemen, kan het personeelslid een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Commissie Bezwaarschriften tot uiterlijk 5 oktober 2018.
§ 5. De Commissie Bezwaarschriften bestaat uit de administrateur-generaal van het Agentschap voor Onderwijsdiensten, of zijn afgevaardigde, en uit een bevoegde inspecteur. De Commissie Bezwaarschriften beslist collegiaal binnen de dertig kalenderdagen nadat het bezwaarschrift bij de Commissie ingediend werd.
§ 6. Aan het personeelslid dat een coördinatiefunctie uitgeoefend heeft en dat in toepassing van paragraaf 1 een individuele concordantie krijgt maar niet over een vereist bekwaamheidsbewijs beschikt voor het ambt van coördinator, wordt een overgangsmaatregel toegekend.
De personeelsleden vermeld in het eerste lid worden geacht over een vereist bekwaamheidsbewijs te beschikken. Zij worden ten persoonlijke titel aangesteld in het ambt van coördinator met salarisschaal 202 vermeerderd met de niet verworven salarisschaal 268 en omkaderingsgewicht 0,9.
§ 7. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, behouden de overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 6 zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd.
De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, behouden de overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 6 zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van het tweede lid worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
1° de vakantieperioden;
2° de loopbaanonderbreking en het zorgkrediet;
3° de militaire dienst;
4° de perioden van wederoproeping;
5° de ziekte- en bevallingsverloven;
6° onbezoldigd ouderschapsverlof;
7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2018-06-15/14, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art.6. § 1. De volgende artikelen van het besluit van de Vlaamse regering van 13 oktober 2000 tot vaststelling van de bekwaamheidsbewijzen en de weddenschalen van de personeelsleden van de centra voor leerlingenbegeleiding worden opgeheven :
- de artikelen 1 tot en met 6 en artikel 9 : met ingang van 1 september 2002;
- het artikel 7 : met ingang van 1 september 2003.
§ 2. Het opschrift van het besluit van de Vlaamse regering van 13 oktober 2000 tot vaststelling van de bekwaamheidsbewijzen en de weddenschalen van de personeelsleden van de centra voor leerlingenbegeleiding wordt vervangen door wat volgt :
" Besluit van de Vlaamse regering betreffende de loonkost van sommige personeelsleden van het voormalig medisch schooltoezicht".
Art. 6bis.<BVR 2007-11-09/44, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007 en 01-09-2006, zie BVR 2007-11-09/44, art. 10> In bijlage I wordt met code d.d. bedoeld :
1 : met ingang van 1 september 2000;
2 : met ingang van 1 september 2002;
3 : met ingang van 1 september 2006;
4 : met ingang van 1 september 2007;
5 : met ingang van 1 september 2000 tot en met 31 augustus 2007;
6 : met ingang van 1 september 2002 tot en met 31 augustus 2007;
7 : met ingang van 1 september 2006 tot en met 31 augustus 2007;
8 : met ingang van 1 september 2002, met de beperking evenwel dat hieruit voor de periode van 1 september 2002 tot en met 31 augustus 2007 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot bezoldiging en terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling.
[1 9 : met ingang van 1 september 2008;
10 : met ingang van 1 september 2006 tot en met 31 augustus 2008;]1
[2 11 : met ingang van 1 september 2010;]2
[3 12 : met ingang van 1 september 2000 tot en met 31 augustus 2011;
13 : met ingang van 1 september 2007 tot en met 31 augustus 2011;
14 : met ingang van 1 september 2011;]3
[4 15: met ingang van 1 september 2000 tot en met 31 december 2012;
16: met ingang van 1 januari 2013;
17: met ingang van 1 september 2007 tot en met 31 augustus 2013;
18: met ingang van 1 september 2013;
19: met ingang van 1 september 2015.]4
[5 20 : met ingang van 1 september 2018]5
----------
(1)<BVR 2008-10-24/50, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(2)<BVR 2010-09-10/42, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(3)<BVR 2011-10-07/30, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(4)<BVR 2015-06-26/13, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(5)<BVR 2018-06-15/14, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art.7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002, met uitzondering van artikel 2, § 5 dat in werking treedt op 1 september 2003.
Art.8. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, zijn ieder voor wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.[1 Bijlage]1
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 30-11-2020, p. 83958)
----------
(1)<BVR 2020-11-13/12, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 16-11-2020>
(2)<BVR 2023-11-17/09, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2023>