Details





Titel:

5 MAART 2004. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het statuut van de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissaris (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-03-2004 en tekstbijwerking tot 03-10-2024)



Inhoudstafel:

DEEL I. - TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN.
HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied.
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Algemene bepalingen.
Art. 2
DEEL II. - DEONTOLOGISCHE RECHTEN EN PLICHTEN.
Art. 3-7
DEEL III. - DE BENOEMING EN DE INDIENSTTREDING.
TITEL 1. - Vacantverklaring en mobiliteit.
Art. 8-9
TITEL 2. - De toelatingsvoorwaarden.
Art. 10
TITEL 3. - De selectieprocedure.
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen.
Art. 11-14
HOOFDSTUK 2. - De selectiecommissie.
Art. 15-16
DEEL IV. - TUCHTREGELING.
TITEL 1. - Tuchtstraffen.
Art. 17-19
TITEL 2. - De tuchtprocedure.
HOOFDSTUK 1. - De bevoegde overheid.
Art. 20-23
HOOFDSTUK 2. - Het voorstel en de uitspraak.
Art. 24-31
HOOFDSTUK 3. - Het beroep en de definitieve uitspraak.
Art. 32-33
HOOFDSTUK 4. - Algemene kenmerken van de tuchtprocedure.
Art. 34-41
TITEL 3. - De doorhaling van de tuchtstraffen.
Art. 42
DEEL V. - HET VERLOF EN DE ADMINISTRATIEVE TOESTAND TIJDENS VERLOF.
TITEL 1. - Algemene bepalingen.
Art. 43-48, 48/1
TITEL 2. - Jaarlijkse vakantiedagen en feestdagen.
Art. 49-52
TITEL 3. [1 - Moederschapsrust, vader- of meemoederschapsverlof, opvangverlof, pleegzorgverlof en pleegouderverlof.]1
HOOFDSTUK 1. [1 - Moederschapsrust en vader- of meemoederschapsverlof.]1
Art. 53-56
HOOFDSTUK 2. - Opvangverlof.
Art. 57-58
HOOFDSTUK 3. [1 - Pleegzorgverlof en pleegouderverlof.]1
Art. 58/1
TITEL 4. - Ziekteverlof.
Art. 59-60
TITEL 4/1. [1 - Verlof voor deeltijdse prestaties]1
Art. 60/1, 60/2, 60/3
TITEL 5. [1 - Loopbaanonderbreking in het kader van een federaal zorgverlof.]1
HOOFDSTUK 1. - [1 Algemene bepalingen]1
Art. 61-62
HOOFDSTUK 2. - [1 Palliatief verlof]1
Art. 63
HOOFDSTUK 3. - [1 Bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid.]1
Art. 64
HOOFDSTUK 4. - [1 Ouderschapsverlof]1
Art. 65-66
HOOFDSTUK 5. - [1 Onderbrekingsuitkeringen]1
Art. 67-71
TITEL 6. - Verlof voor opdracht.
HOOFDSTUK 1. - Verlof om een ambt uit te oefenen bij een kabinet.
Art. 72-73
HOOFDSTUK 2. - Verlof voor opdracht van algemeen belang.
Art. 74-80
TITEL 7. - Omstandigheidsverlof.
Art. 81
TITEL 7/1. [1 - Politiek verlof]1
Art. 81/1, 81/2, 81/3, 81/4, 81/5, 81/6, 81/7, 81/8
TITEL 7/2. [1 - Geboorteverlof.]1
Art. 81/9
TITEL 8. [1 - Vervanging bij langdurige afwezigheid en waarneming van het ambt.]1
Art. 82
DEEL VI. - VRIJWILLIG ONTSLAG VAN ARRONDISSEMENTSCOMMISSARIS OF ADJUNCT-ARRONDISSEMENTSCOMMISSARIS EN DEFINITIEVE AMBTSNEERLEGGING.
Art. 83-84, 84/1
DEEL VII. - GELDELIJK STATUUT.
TITEL 1. - Bezoldigingsregeling.
HOOFDSTUK 1. - De salarisschalen.
Art. 85-89
HOOFDSTUK 2. - Vaststelling van het salaris.
Art. 90
HOOFDSTUK 3. - In aanmerking komende diensten voor de vaststelling van het salaris.
Afdeling 1. - Aanrekening van voltijdse diensten.
Art. 91
Afdeling 2. - Aanrekening van deeltijdse diensten.
Art. 92
Afdeling 3. - Nadere algemene bepalingen voor de aanrekening van vorige diensten en de berekening van het salaris.
Art. 93-94, 94/1, 94/2
HOOFDSTUK 4. - Uitbetaling van het salaris.
Art. 95
HOOFDSTUK 5. - Berekening van het salaris in geval van deeltijdse prestaties.
Art. 96
TITEL 2. - Toelagen.
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities.
Art. 97-99
HOOFDSTUK 2. - Vakantiegeld en eindejaarstoelage.
Art. 100-102
TITEL 3. - Vergoedingen.
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities.
Art. 103-106
HOOFDSTUK 2. - Vergoeding voor begrafeniskosten.
Art. 107-109
HOOFDSTUK 3. - Reis- en maaltijdvergoeding.
Art. 110-112
HOOFDSTUK 4. - Representatiekosten.
Art. 113-117
HOOFDSTUK 5. [1 - Woon-werkverkeer met het openbaar vervoer]1
Art. 117/1
HOOFDSTUK 6. [1 - Toekenning van een fietsvergoeding]1
Art. 117/2
HOOFDSTUK 7. [1 - Maaltijdcheques]1
Art. 117/3, 117/4, 117/5
HOOFDSTUK 8. [1 - Rechtsbijstand]1
Art. 117/6
DEEL VIII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art. 118-120
BIJLAGEN.
Art. N1-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1983000859  1995000774  1999000395  2003035086 





Artikels:

DEEL I. - TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN.
HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op :
  1° de arrondissementscommissarissen;
  2° de adjunct-arrondissementscommissaris.
  De bepalingen die krachtens dit besluit van toepassing zijn op de arrondissementscommissaris zijn ook van toepassing op de adjunct-arrondissementscommissaris, tenzij anders bepaald.

HOOFDSTUK 2. - Algemene bepalingen.
Art.2.[1 Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
   1° de minister van Binnenlandse Aangelegenheden : het lid van de Vlaamse Regering dat bevoegd is voor de Binnenlandse Aangelegenheden;
   2° gouverneur : de provinciegouverneur van de provincie waar de arrondissementscommissaris of adjunct-arrondissementscommissaris benoemd is;]1
  [2 3° beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen:
   a) een aangetekende brief;
   b) een afgifte tegen ontvangstbewijs.]2
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>
  (2)<BVR 2019-06-28/54, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 04-10-2019>

DEEL II. - DEONTOLOGISCHE RECHTEN EN PLICHTEN.
Art.3. § 1. De arrondissementscommissaris oefent zijn ambt op een loyale en correcte wijze uit onder het gezag van de Vlaamse regering en de gouverneur.
  Hij zet zich op een actieve en constructieve wijze in voor de realisatie van de opdracht en de doelstellingen van de Vlaamse regering.
  Hij handelt overeenkomstig de algemene of bijzondere richtlijnen van de Vlaamse regering en de provinciegouverneur.
  § 2. In de omgang met meerderen of collega's en in de contacten met het publiek respecteert de arrondissementscommissaris de persoonlijke waardigheid.

Art.4. § 1. De arrondissementscommissaris heeft recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan hij kennis heeft uit hoofde van zijn ambt.
  Onverminderd de reglementering inzake openbaarheid van bestuur, is het hem enkel verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op :
  - de veiligheid van de Belgische Staat;
  - de bescherming van de openbare orde;
  - de financiële belangen van de overheid;
  - het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten;
  - het medisch geheim;
  - het vertrouwelijke karakter van commerciële, intellectuele en industriële gegevens;
  - het interne beraad, zolang in de betrokken aangelegenheid geen eindbeslissing is genomen.
  Het is hem ook verboden feiten bekend te maken indien de bekendmaking ervan een inbreuk is op de rechten en de vrijheden van de burger, in het bijzonder op het privé-leven, tenzij de betrokkene toestemming heeft verleend om deze gegevens openbaar te maken.
  Deze paragraaf geldt ook voor de arrondissementscommissaris die zijn ambt heeft neergelegd.
  § 2. De arrondissementscommissaris die in de uitoefening van zijn ambt nalatigheden, misbruiken of misdrijven vaststelt, brengt de provinciegouverneur hiervan onmiddellijk op de hoogte.
  Indien de gouverneur bij deze nalatigheden, misbruiken of misdrijven betrokken is, brengt hij de minister van Binnenlandse Aangelegenheden op de hoogte.
  In geval van misdrijven brengt hij ook de procureur des Konings van deze onregelmatigheden op de hoogte.

Art.5. De arrondissementscommissaris behandelt de gebruikers van de dienst welwillend en zonder enige discriminatie.

Art.6. Hij mag, zelfs buiten het ambt, rechtstreeks noch via een tussenpersoon, giften, beloningen of enig ander voordeel die verband houden met het ambt, vragen, eisen of aannemen.

Art.7.De arrondissementscommissaris heeft het recht zijn persoonlijk dossier te raadplegen [1 overeenkomstig de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)]1.
  Het persoonlijk dossier bevat ten minste de administratieve stukken zoals bepaald in bijlage 1.
  Aanbevelingen waaruit een levensbeschouwelijke, ideologische of politieke overtuiging blijkt, mogen niet voorkomen in het persoonlijk dossier.
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 25-05-2018>

DEEL III. - DE BENOEMING EN DE INDIENSTTREDING.
TITEL 1. - Vacantverklaring en mobiliteit.
Art.8. De Vlaamse regering verklaart de betrekking van arrondissementscommissaris of adjunct-arrondissementscommissaris vacant.

Art.9.[1 § 1.] Bij de vacantverklaring kan de Vlaamse regering beslissen de mobiliteit toe te laten. In dit geval moeten arrondissementscommissarissen die in een andere provincie benoemd zijn niet meer slagen in de selectieprocedure. Deze bepaling geldt niet voor de adjunct-arrondissementscommissaris en het ambt van adjunct-arrondissementscommissaris.
  [1 § 2. Er kan een nieuwe arrondissementscommissaris worden benoemd voor de uittredende arrondissementscommissaris zijn ambt beëindigt. De nieuwe arrondissementscommissaris kan op zijn vroegst drie maanden voor de beëindiging van het ambt van de uittredende arrondissementscommissaris in dienst treden.
   De nieuwe arrondissementscommissaris staat de uittredende arrondis-sementscommissaris bij in de vervulling van zijn taken en de uitoefening van zijn opdrachten. Bij de beëindiging van het ambt van de uittredende arrondissements-commissaris neemt de nieuwe arrondissementscommissaris het ambt van arrondissementscommissaris op.]1
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>

TITEL 2. - De toelatingsvoorwaarden.
Art.10.Voor de toegang tot een ambt van arrondissementscommissaris gelden de volgende algemene toelatingsvoorwaarden :
  1° Belg zijn;
  2° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van het ambt van arrondissementscommissaris of adjunct-arrondissementscommissaris;
  3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
  4° [2 ...]2
  5° een diploma hebben dat toegang geeft tot niveau A bij [1 de diensten van de Vlaamse overheid]1;
  6° tien jaar relevante ervaring kunnen aantonen.
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>
  (2)<BVR 2019-06-28/54, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 04-10-2019>

TITEL 3. - De selectieprocedure.
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen.
Art.11. § 1. De Vlaamse regering kan personen enkel tot arrondissementscommissaris benoemen als zij geselecteerd worden in een selectieprocedure die de minister van Binnenlandse Aangelegenheden organiseert.
  § 2. De minister van Binnenlandse Aangelegenheden stelt bij de organisatie van de selectieprocedure de datum vast waarop de gegadigden moeten voldoen aan de algemene toelatingsvoorwaarden en de benoemingsvoorwaarden. Hij controleert of de kandidaten voldoen aan deze vereisten en voorwaarden.

Art.12.De minister van Binnenlandse Aangelegenheden kondigt elke selectieprocedure ten minste aan [1 op de website van de VDAB of de website Werken voor Vlaanderen]1.
  ----------
  (1)<BVR 2019-06-28/54, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 04-10-2019>

Art.13.De minister van Binnenlandse Aangelegenheden bepaalt de modaliteiten van de selectieprocedure.
  Onder modaliteiten wordt verstaan :
  1° de vaststelling van het reglement betreffende de organisatie van de selectieprocedure en de bekendmaking ervan; dit reglement
  a) bepaalt de termijn waarbinnen de inschrijvingen kunnen worden aanvaard;
  b) vermeldt het programma en de deelnemingsvoorwaarden en stelt de datum waarop de kandidaten aan deze voorwaarden moeten voldoen vast;
  c) [1 bepaalt de wijze waarop de geschiktheid van de kandidaten wordt beoordeeld;]1
  2° de bepaling van datum en plaats van de proeven;
  3° de vaststelling van de lijst van de kandidaten;
  4° de oproeping van de kandidaten;
  5° het opmaken van het proces-verbaal dat de rangschikking van de geslaagden vaststelt;
  6° de kennisgeving van het resultaat aan de kandidaten.
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>

Art.14. Iedere kandidaat die voor de selectieprocedure inschrijft, ontvangt op aanvraag het reglement.

HOOFDSTUK 2. - De selectiecommissie.
Art.15.De minister van Binnenlandse Aangelegenheden stelt de selectiecommissie samen. De gouverneur zetelt in de commissie.
  [1 Aan de leden van de selectiecommissie kan door de minister van Binnenlandse Aangelegenheden een presentiegeld en een vergoeding voor reiskosten worden toegekend.]1
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>

Art.16. De commissie draagt een lijst van ten hoogste vijf geschikte kandidaten voor aan de minister van Binnenlandse Aangelegenheden.

DEEL IV. - TUCHTREGELING.
TITEL 1. - Tuchtstraffen.
Art.17. De arrondissementscommissaris kan onderworpen worden aan een tuchtprocedure :
  1. bij tekortkoming aan zijn plichten;
  2. na strafrechtelijke veroordeling.

Art.18. De overheden kunnen volgende tuchtstraffen uitspreken :
  1. blaam;
  2. tuchtschorsing;
  3. ontslag van ambtswege;
  4. afzetting.

Art.19. § 1. De tuchtoverheid spreekt de schorsing uit ten hoogste voor drie maanden; deze schorsing kan aanleiding geven tot een inhouding van salaris die niet hoger mag liggen dan één vijfde van de nettobezoldiging zoals bedoeld is bij artikel 23, tweede lid van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.
  § 2. Tijdens de tuchtschorsing bevindt de arrondissementscommissaris zich in de administratieve toestand non-activiteit; hij heeft geen recht op verhoging in salaris en salarisschaal.

TITEL 2. - De tuchtprocedure.
HOOFDSTUK 1. - De bevoegde overheid.
Art.20. De overheden die de tuchtstraf uitspreken kunnen deze bevoegdheid niet delegeren.

Art.21. De gouverneur spreekt de tuchtstraffen van de blaam en de tuchtschorsing in eerste aanleg uit.

Art.22. De Vlaamse regering spreekt de tuchtstraffen van de blaam en de tuchtschorsing in beroep uit.

Art.23. De Vlaamse regering spreekt de tuchtstraf van het ontslag van ambtswege en de afzetting uit.

HOOFDSTUK 2. - Het voorstel en de uitspraak.
Art.24. De gouverneur formuleert schriftelijk het gemotiveerd voorstel om een tuchtstraf op te leggen. Hij deelt dit voorstel mee aan de arrondissementscommissaris, die hiervan een afschrift ontvangt. Het voorstel vermeldt uitdrukkelijk welke tuchtstraf hij voorstelt.

Art.25. De gouverneur roept, binnen vijftien kalenderdagen die volgen op de datum van het voorstel, de arrondissementscommissaris op om hem te horen in zijn verdediging.
  Als de gouverneur de afzetting of het ontslag van ambtswege voorstelt, roept de minister van Binnenlandse Aangelegenheden de arrondissementscommissaris op.

Art.26.§ 1. De bevoegde overheid roept de arrondissementscommissaris met een [2 beveiligde zending]2 op om hem in zijn verdediging te horen.
  De oproeping moet de volgende elementen vermelden :
  1. de ten laste gelegde feiten;
  2. de tuchtstraf die de overheid voorstelt;
  3. de plaats, de dag en het uur van het verhoor;
  4. het recht van de betrokkene om zich te laten bijstaan door een raadgever of zich te laten vertegenwoordigen door een raadgever bij gewettigde verhindering;
  5. de plaats waar en de termijn waarbinnen de arrondissementscommissaris het tuchtdossier kan inzien en het recht om gratis fotokopieën te maken.
  § 2. De arrondissementscommissaris en zijn raadgever mogen het tuchtdossier op hun verzoek raadplegen voor de hoorzitting. [1 Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) beschikken ze, in afwijking van artikel 12, lid 3, van de voormelde verordening, voor de inzage van het dossier over een termijn van ten minste vijftien kalenderdagen nadat ze de oproepingsbrief ontvangen hebben.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/40, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 25-05-2018>
  (2)<BVR 2019-06-28/54, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 04-10-2019>

Art.27. De tuchtoverheid maakt dadelijk na de zitting een proces-verbaal op, waarvan de arrondissementscommissaris of de raadgever een kopie krijgt. De betrokkene of de raadgever kunnen op straf van nietigheid binnen twee werkdagen na de mondelinge verdediging schriftelijk de middelen ter verdediging uiteenzetten. Het verweerschrift wordt bij het dossier gevoegd.

Art.28. De overheid spreekt de tuchtstraf uit binnen vijftien kalenderdagen nadat zij de arrondissementscommissaris in zijn verdediging gehoord heeft.
  De overheid motiveert deze beslissing.

Art.29. Indien de minister van Binnenlandse Aangelegenheden de tuchtstraf van de afzetting of het ontslag van ambtswege wenst voor te stellen, deelt hij dit voornemen binnen vijftien dagen mee aan de ministerraad. Hij deelt dit ook mee aan de arrondissementscommissaris. De Vlaamse regering doet uitspraak binnen dertig dagen nadat zij het advies van de ministerraad ontvangen heeft.

Art.30.De overheid zegt de tuchtstraf aan met een [1 beveiligde zending]1 binnen twee werkdagen na de uitspraak. De straf gaat in op de derde werkdag die volgt op de datum van de [1 beveiligde zending]1 behalve bij afzetting of ontslag van ambtswege.
  In het geval van afzetting en ontslag van ambtswege schort het beroep, ingesteld door de arrondissementscommissaris tegen deze tuchtstraffen, de uitwerking ervan op. De arrondissementscommissaris wordt in deze gevallen wel van rechtswege geschorst in het belang van de dienst vanaf de derde werkdag volgend op de datum van [1 de beveiligde zending]1 waarmee hem de tuchtstraf wordt meegedeeld, tot op de dag dat de tuchtstraf definitief is geworden in toepassing van artikel 31.
  ----------
  (1)<BVR 2019-06-28/54, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 04-10-2019>

Art.31. De tuchtstraf is definitief de dag nadat de termijn om beroep in te stellen verstreken is of de dag nadat de Vlaamse regering de definitieve uitspraak in beroep betekent.

HOOFDSTUK 3. - Het beroep en de definitieve uitspraak.
Art.32.De arrondissementscommissaris tegen wie de gouverneur een tuchtstraf uitspreekt, kan hiertegen gemotiveerd beroep instellen bij de Vlaamse regering binnen vijftien kalenderdagen. Deze termijn gaat in op de dag nadat de overheid de uitspraak met een [1 beveiligde zending]1 heeft meegedeeld.
  ----------
  (1)<BVR 2019-06-28/54, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 04-10-2019>

Art.33.De Vlaamse regering beraadslaagt binnen de dertig kalenderdagen nadat zij het beroepschrift ontvangen heeft.
  Zij stuurt binnen twee werkdagen de beslissing [1 met een beveiligde zending]1 aan de betrokken arrondissementscommissaris.
  ----------
  (1)<BVR 2019-06-28/54, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 04-10-2019>

HOOFDSTUK 4. - Algemene kenmerken van de tuchtprocedure.
Art.34. Wanneer meer dan één feit ten laste van de arrondissementscommissaris gelegd wordt, kan dit niettemin slechts aanleiding geven tot één procedure en tot één tuchtstraf.
  Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste van de arrondissementscommissaris wordt gelegd, kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure onderbroken wordt.

Art.35. De overheid kan geen nieuwe tuchtvordering instellen voor feiten waarvoor zij de arrondissementscommissaris reeds beoordeeld heeft, behalve als er nieuwe elementen de heropening van het dossier rechtvaardigen.

Art.36. De Vlaamse regering kan in beroep geen zwaardere tuchtstraf uitspreken dan de straf die de gouverneur vóór beroep uitgesproken heeft.
  Zij mag slechts de feiten in aanmerking nemen die de tuchtprocedure gerechtvaardigd hebben.
  Een tuchtstraf kan geen uitwerking hebben over een periode vóór de uitspraak.

Art.37.[1 De tuchtprocedure wordt geschorst in de gevallen bepaald in artikel 32tredecies, § 1, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.]1
  ----------
  (1)<BVR 2016-09-09/08, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 13-10-2016>

Art.38. De tuchtvordering mag alleen handelen over feiten die werden vastgesteld binnen een termijn van zes maanden die voorafgaan aan de datum waarop de overheid de vordering instelt.

Art.39. Bij de beoordeling van de strafmaat mag de overheid echter evenwel relevante vermeldingen die in het persoonlijk dossier opgetekend werden, in aanmerking nemen.

Art.40.
  <Opgeheven bij BVR 2016-09-09/08, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 13-10-2016>

Art.41. Elke tuchtstraf wordt in het personeelsdossier opgenomen.

TITEL 3. - De doorhaling van de tuchtstraffen.
Art.42.§ 1. Elke tuchtstraf behalve de afzetting en het ontslag van ambtswege wordt in het persoonlijk dossier van de arrondissementscommissaris doorgehaald onder de in § 2 bepaalde voorwaarden en uit het personeelsdossier verwijderd.
  Onverminderd de uitvoering van de straf heeft de doorhaling tot gevolg dat met de doorgehaalde tuchtstraf op geen enkele wijze meer rekening mag worden gehouden.
  § 2. [1 De doorhaling van de tuchtstraffen gebeurt van rechtswege na een termijn waarvan de duur is vastgesteld op :
   1° één jaar voor de blaam;
   2° drie jaar voor de tuchtschorsing.]1
  De termijn loopt vanaf de datum van de eindbeslissing in de tuchtprocedure.
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>

DEEL V. - HET VERLOF EN DE ADMINISTRATIEVE TOESTAND TIJDENS VERLOF.
TITEL 1. - Algemene bepalingen.
Art.43. De arrondissementscommissaris bevindt zich geheel of gedeeltelijk in een van de volgende administratieve toestanden :
  1° dienstactiviteit;
  2° non-activiteit.

Art.44. De arrondissementscommissaris in dienstactiviteit heeft recht op salaris en op bevordering in salarisschaal en in salaris, tenzij anders bepaald.

Art.45. § 1. De arrondissementscommissaris in non-activiteit heeft geen recht op salaris.
  Hij heeft evenmin recht op bevordering in salarisschaal en salaris tenzij anders bepaald.
  § 2. De arrondissementscommissaris kan niet in non-activiteit gesteld of gehouden worden als hij aan de voorwaarden voldoet om gepensioneerd te worden.

Art.46. De arrondissementscommissaris wordt voor de vaststelling van zijn administratieve toestand altijd geacht in dienstactiviteit te zijn behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem van rechtswege of bij beslissing van de bevoegde overheid in non-activiteit plaatst.

Art.47. Voor de toepassing van dit deel betekent :
  - "werkdag" : de dag waarop de arrondissementscommissaris verplicht is te werken ingevolge de arbeidsregeling die op hem van toepassing is;
  - "vakantiedag" : de vrije dag waarop de arrondissementscommissaris aan geen enkele dienstverplichting is onderworpen;
  - "verlof" : het recht van de arrondissementscommissaris voor een welbepaalde reden de actieve dienst te onderbreken;
  - "dienstvrijstelling" : de toestemming van de bevoegde overheid aan de arrondissementscommissaris om tijdens de diensturen afwezig te zijn gedurende een vooraf bepaalde tijd, met behoud van alle rechten.

Art.48. De arrondissementscommissaris mag niet afwezig zijn zonder verlof, vakantie of dienstvrijstelling te hebben gekregen.
  Onverminderd de eventuele toepassing van een tuchtstraf of van een administratieve maatregel, is de arrondissementscommissaris die zonder toestemming afwezig is, in non-activiteit tenzij bij overmacht.

Art.48/1. [1 De arrondissementscommissaris heeft geen recht op toelagen of inhaalrust voor prestaties buiten de normale arbeidstijdregeling.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-06-28/54, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 04-10-2019>


TITEL 2. - Jaarlijkse vakantiedagen en feestdagen.
Art.49.§ 1. De arrondissementscommissaris heeft jaarlijks recht op 35 werkdagen vakantie.
  [1 Boven op de 35 werkdagen vakantie heeft de arrondissementscommissaris van 55 jaar of ouder recht op het volgende aantal werkdagen vakantie :
   1° vanaf 55 jaar : één werkdag;
   2° vanaf 57 jaar : twee werkdagen;
   3° vanaf 59 jaar : drie werkdagen;
   4° vanaf 60 jaar : vier werkdagen;
   5° vanaf 61 jaar : vijf werkdagen.]1
  § 2. De arrondissementscommissaris neemt de vakantiedagen naar eigen keuze. Hij houdt rekening met de behoeften van de dienst onder verantwoordelijkheid van de provinciegouverneur.
  In afwijking van het vorig lid heeft de arrondissementscommissaris evenwel het recht om binnen het aantal van 35 werkdagen, 4 werkdagen vakantieverlof te nemen zonder dat de provinciegouverneur het dienstbelang daar tegenover kan stellen.
  § 3. De arrondissementscommissaris neemt de jaarlijkse vakantie op binnen het kalenderjaar.
  [2 In afwijking van het eerste lid kan de arrondissementscommissaris 11 vakantiedagen overdragen naar het volgende jaar.]2
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 7, 1°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (2)<BVR 2010-06-18/05, art. 7, 2°, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>

Art.50.Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijkse vakantiedagen.
  Wanneer een arrondissementscommissaris in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn ambt definitief neerlegt, wordt zijn vakantieverlof in evenredige mate verminderd tijdens het lopende jaar.
  [1 Het aantal vakantiedagen wordt in evenredige mate verminderd met het aantal onbezoldigde verlofdagen tijdens het lopende jaar en, als dat niet meer mogelijk is, tijdens het daaropvolgende jaar.
   In afwijking van het derde lid wordt het jaarlijks vakantieverlof van de arrondissementscommissaris niet evenredig verminderd in geval van pleegzorgverlof en pleegouderverlof.]1
  Het aantal zo berekende vakantiedagen bedraagt steeds een halve of een volledige dag. De afronding gebeurt naar de hogere halve of hele dag.
  ----------
  (1)<BVR 2019-06-28/54, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 01-05-2019>

Art.51.§ 1. De arrondissementscommissaris heeft vakantie op de wettelijke en decretale feestdagen en op 2 en 15 november en 26 december.
  § 2. Ter vervanging van de in § 1 vermelde vakantiedagen die samenvallen met een zaterdag of zondag, heeft de arrondissementscommissaris, vakantie voor de periode tussen Kerstmis en nieuwjaar.
  Als hij verplicht wordt om op één van de in § 1 vermelde dagen of in de periode tussen Kerstmis en nieuwjaar te werken ten gevolge van behoeften van de dienst, krijgt hij in evenredige mate vervangende vakantiedagen die hij onder dezelfde voorwaarden als de jaarlijkse vakantiedagen kan nemen.
  [1 § 3. De arrondissementscommissaris die voor Kerstmis zijn ambt neerlegt ingevolge pensionering, krijgt vervangende vakantiedagen, gelijk aan het aantal feestdagen dat samenvalt met een zaterdag of zondag tijdens het gedeelte van het jaar dat voorafgaat aan zijn opruststelling.]1
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>

Art.52.De vakantiedagen worden met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld. Zij worden niet opgeschort bij ziekte maar wel bij hospitalisatie van de arrondissementscommissaris [1 en de eventueel daarop aansluitende herstelperiode]1.
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>

TITEL 3. [1 - Moederschapsrust, vader- of meemoederschapsverlof, opvangverlof, pleegzorgverlof en pleegouderverlof.]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK 1. [1 - Moederschapsrust en vader- of meemoederschapsverlof.]1   ----------   (1)
Art.53.De arrondissementscommissaris heeft recht op [1 de moederschapsrust]1 bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
  [2 Tweede tot en met het zesde lid opgeheven.]2
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 12, 1°, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>
  (2)<BVR 2010-06-18/05, art. 12, 2°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2004>

Art.54.[1 De periode waarin de moederschapsrust bezoldigd wordt, mag niet meer dan vijftien weken bedragen bij één kind, en niet meer dan negentien weken bij een meerling, tenzij :
   1° de bevalling plaatsvindt na de vermoedelijke bevallingsdatum;
   2° de verlenging van de moederschapsrust met één week, ingevolge zes of acht weken ononderbroken arbeidsongeschiktheid voor de werkelijke bevallingsdatum, tot gevolg heeft dat de periode van 15 of 19 weken wordt overschreden.
   Bij verlenging van de postnatale rustperiode overeenkomstig artikel 39, vijfde lid, van de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt de bezoldiging doorbetaald tijdens de duur van die verlenging en maximaal gedurende 24 weken.]1
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2004, voor wat betreft artikel 54, eerste lid, 1° en het tweede lid; Inwerkingtreding : 01-09-2006, voor wat betreft artikel 54, eerste lid, 2°, voor bevallingen vanaf 1 september 2006>

Art.55.
  <Opgeheven bij BVR 2010-06-18/05, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2004>

Art.56.§ 1. Als de moeder overlijdt, heeft de vader [3 of meemoeder]3 van het kind recht op vaderschapsverlof [3 of meemoederschapsverlof]3; de duur daarvan mag het deel van [1 de moederschapsrust]1 dat de moeder nog niet opgenomen had bij haar overlijden, niet overschrijden.
  § 2. Wanneer de moeder in een ziekenhuis opgenomen wordt, heeft de vader [3 of meemoederschapsverlof]3 van het kind recht op vaderschapsverlof [3 of meemoederschapsverlof]3; dit verlof begint ten vroegste vanaf de achtste dag te rekenen vanaf de geboorte van het kind, op voorwaarde dat de opname van de moeder in het ziekenhuis meer dan zeven [2 kalenderdagen]2 bedraagt en dat de pasgeborene het ziekenhuis verlaten heeft.
  Het vaderschapsverlof [3 of meemoederschapsverlof]3 verstrijkt op het moment dat de opname van de moeder in het ziekenhuis een einde neemt; het vaderschapsverlof [3 of meemoederschapsverlof]3 verstrijkt ten laatste wanneer de periode verstrijkt die overeenstemt met het deel van [1 de moederschapsrust]1 dat de moeder op het ogenblik van haar opname in het ziekenhuis nog niet had opgenomen.
  § 3. Dit vaderschapsverlof [3 of meemoederschapsverlof]3 wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 15, 1° en 3°, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>
  (2)<BVR 2010-06-18/05, art. 15, 2°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  (3)<BVR 2019-06-28/54, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 04-10-2019>

HOOFDSTUK 2. - Opvangverlof.
Art.57.De arrondissementscommissaris krijgt op zijn aanvraag een opvangverlof wanneer zijn gezin [2 een minderjarig kind]2 in zijn gezin opneemt met het oog op adoptie of pleegvoogdij.
  [2 Het opvangverlof bedraagt zes weken. De zes weken opvangverlof worden als volgt opgetrokken:
   1° met één week vanaf 1 januari 2019;
   2° met twee weken vanaf 1 januari 2021;
   3° met drie weken vanaf 1 januari 2023;
   4° met vier weken vanaf 1 januari 2025;
   5° met vijf weken vanaf 1 januari 2027.
   Indien beide ouders het kind adopteren of pleegvoogd worden dan worden de bijkomende weken onderling verdeeld.]2
  [2 De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind een handicap heeft.]2
  [2 De maximumduur van het opvangverlof wordt met twee weken verlengd bij de gelijktijdige adoptie of pleegvoogdij van meerdere minderjarige kinderen.]2
  Indien slechts één van de samenwonende partners adopteert of de pleegvoogdij uitoefent, kan alleen die persoon het verlof genieten.
  [2 In het kader van een interlandelijke adoptie kan het opvangverlof ook de periode bestrijken die voorafgaat aan de daadwerkelijke opvang van het geadopteerde kind in België, voor zover deze voorafgaande periode vier weken niet overschrijdt en ze wordt besteed aan de voorbereiding van de daadwerkelijke opvang van het kind.]2
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 01-03-2004>
  (2)<BVR 2019-06-28/54, art. 13, 008; Inwerkingtreding : 01-05-2019>

Art.58. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

HOOFDSTUK 3. [1 - Pleegzorgverlof en pleegouderverlof.]1   ----------   (1)
Art.58/1. [1 Een arrondissementscommissaris heeft per kalenderjaar recht op zes dagen pleegzorgverlof.
   In geval van langdurige pleegzorg heeft de arrondissementscommissaris die in het kader van een langdurige pleegzorg een kind in zijn gezin onthaalt, met het oog op de zorg voor dit kind, recht op pleegouderverlof gedurende een aaneengesloten periode van maximum zes weken.
   Het pleegouderverlof van zes weken wordt als volgt opgetrokken:
   1° met één week vanaf 1 januari 2019;
   2° met twee weken vanaf uiterlijk 1 januari 2021;
   3° met drie weken vanaf uiterlijk 1 januari 2023;
   4° met vier weken vanaf uiterlijk 1 januari 2025;
   5° met vijf weken vanaf uiterlijk 1 januari 2027.
   Indien beide ouders werden aangesteld als pleegouder dan worden de bijkomende weken onderling verdeeld.
   De maximumduur van het pleegouderverlof wordt verdubbeld als het in het gezin opgenomen kind een handicap heeft.
   De maximumduur van het pleegouderverlof wordt met twee weken verlengd indien op hetzelfde moment meerdere pleegkinderen langdurig in het gezin worden opgenomen.
   Langdurige pleegzorg is pleegzorg waarvan bij aanvang duidelijk is dat het kind voor minstens zes maanden in hetzelfde pleeggezin bij dezelfde pleegouders zal verblijven.
   Het pleegzorgverlof en pleegouderverlof worden aan de arrondissementscommissaris op overeenkomstige wijze toegekend als aan een ambtenaar van de diensten van de Vlaamse overheid.
   Het pleegzorgverlof en pleegouderverlof worden gelijkgesteld met dienstactiviteit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-06-28/54, art. 14, 008; Inwerkingtreding : 01-05-2019>


TITEL 4. - Ziekteverlof.
Art.59. § 1. De arrondissementscommissaris die afwezig is wegens ziekte, heeft ziekteverlof.
  § 2. Het ziekteverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art.60.§ 1. Ziekteverlof wordt toegestaan voor de duur van de afwezigheid naar aanleiding van :
  1° een arbeidsongeval;
  2° een ongeval op weg naar en van het werk;
  3° een beroepsziekte;
  [1 4° een ongeval van gemeen recht, veroorzaakt door de schuld van een derde;]1
  [2 5° de dagen afwezigheid wegens ziekte die zich voordoen binnen zes weken voor de werkelijke bevallingsdatum. Bij geboorte van een meerling wordt die periode verlengd tot acht weken.]2
  § 2. Is de afwezigheid te wijten aan de in § 1 vermelde redenen of aan een ongeval, veroorzaakt door de schuld van een derde dan ontvangt de arrondissementscommissaris zijn salaris alleen als voorschot dat betaald wordt op de door de derde verschuldigde vergoeding en dat op de derde te verhalen is.
  Het Vlaamse Gewest treedt in dit geval van rechtswege in alle rechten, vorderingen en rechtsmiddelen die de getroffene mocht kunnen doen gelden tegen de persoon die verantwoordelijk is voor het ongeval tot het bedrag van het salaris.
  § 3. De minister van Binnenlandse Aangelegenheden neemt de juridische beslissing over de erkenning van arbeidsongevallen en van ongevallen op weg naar en van het werk.
  Hij neemt ook de juridische beslissing over de toekenning van schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector.
  [3 Als de tijdelijke arbeidsongeschiktheid minder dan dertig kalenderdagen duurt en als de arrondissementscommissaris een medisch attest van genezing zonder blijvende arbeidsongeschiktheid indient, deelt de gouverneur met een aangetekende brief de beslissing tot genezenverklaring zonder blijvende arbeidsongeschiktheid mee aan de arrondissementscommissaris.]3
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 17, 1°, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>
  (2)<BVR 2010-06-18/05, art. 17, 2°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  (3)<BVR 2016-09-09/08, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 13-10-2016>

TITEL 4/1. [1 - Verlof voor deeltijdse prestaties]1   ----------   (1)
Art. 60/1. [1 De arrondissementscommissaris kan een verlof voor deeltijdse prestaties krijgen. Dat verlof wordt toegestaan door de gouverneur, die beoordeelt of het geven van de toestemming verenigbaar is met de goede werking van de dienst. Een verlof voor deeltijdse prestaties wordt minstens één maand voor de aanvang ervan aangevraagd.
   De nadere regelen voor de opname van het verlof voor deeltijdse prestaties worden bepaald in overleg met de gouverneur en de arrondissementscommissaris.
   De arrondissementscommissaris kan binnen vijftien kalenderdagen te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing tot weigering, in beroep gaan bij de minister van Binnenlandse Aangelegenheden. De minister van Binnenlandse Aangelegenheden neemt een definitieve beslissing binnen dertig kalenderdagen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2010-06-18/05, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>

Art. 60/2. [1 Het ziekteverlof maakt geen einde aan het stelsel van verlof voor deeltijdse prestaties.
   Als een feestdag op een dag verlof voor deeltijdse prestaties valt, loopt dat verlof door.
   Het verlof voor deeltijdse prestaties wordt opgeschort zodra de arrondis-sementscommissaris verlof krijgt voor bevalling, adoptie, pleegvoogdij en ouderschap.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2010-06-18/05, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>

Art. 60/3. [1 Het verlof voor deeltijdse prestaties wordt voor een periode van vijf jaar gelijkgesteld met dienstactiviteit. De afwezigheid wordt evenwel niet bezoldigd.
   Nadat die termijn van vijf jaar verstreken is, wordt de arrondissementscommissaris die verlof voor deeltijdse prestaties geniet tijdens de duur van de afwezigheid, op non-activiteit gesteld.
   Het verlof voor deeltijdse prestaties kan worden opgezegd door de arrondissementscommissaris en door de gouverneur. Hierbij moet een opzeggingstermijn van één maand in acht worden genomen tenzij anders overeengekomen. De arrondissementscommissaris kan een aangevraagd of begonnen verlof voor deeltijdse prestaties enkel opzeggen wegens dwingende redenen en na overleg met de gouverneur.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2010-06-18/05, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>

TITEL 5. [1 - Loopbaanonderbreking in het kader van een federaal zorgverlof.]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK 1. - [1 Algemene bepalingen]1   ----------   (1)
Art.61.[1 De arrondissementscommissaris met verlof voor [2 loopbaanonderbreking in het kader van een federaal zorgverlof bevindt]2 zich in dienstactiviteit, maar heeft geen recht op salaris.
  Ziekteverlof of bevallingsverlof maakt geen einde aan de loopbaanonderbreking.
  De deeltijdse [2 loopbaanonderbreking in het kader van een federaal zorgverlof kan]2 niet gecombineerd worden met verlof voor deeltijdse prestaties.
  De nadere regelen voor de opname van de deeltijdse [2 loopbaanonderbreking in het kader van een federaal zorgverlof worden]2 bepaald in overleg met de gouverneur en de arrondissementscommissaris.]1
  ----------
  (1)<BVR 2011-09-09/17, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 20-07-2011>
  (2)<BVR 2019-06-28/54, art. 16, 008; Inwerkingtreding : 04-10-2019>

Art.62. [1 De arrondissementscommissaris kan voor een kind geen ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking meer krijgen, als hij voor hetzelfde kind al in een andere vorm ouderschapsverlof heeft genoten bij dezelfde of een andere werkgever, of als hij deze vorm van loopbaanonderbreking al bij een andere werkgever heeft genomen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2011-09-09/17, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 20-07-2011>

HOOFDSTUK 2. - [1 Palliatief verlof]1   ----------   (1)
Art.63.[1 De arrondissementscommissaris heeft recht op voltijdse [2 , halftijdse of 1/5]2 loopbaanonderbreking om palliatieve verzorging te verstrekken. De duur van de voltijdse [2 , halftijdse of 1/5]2 loopbaanonderbreking om palliatieve verzorging te verstrekken bedraagt één maand, [3 tweemaal]3 verlengbaar met één maand. Bij verlenging met een maand kan de opnamevorm worden gewijzigd.]1
  ----------
  (1)<BVR 2011-09-09/17, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 20-07-2011>
  (2)<BVR 2019-06-28/54, art. 17,1°,2°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (3)<BVR 2019-06-28/54, art. 17,3°, 008; Inwerkingtreding : 04-10-2019>

HOOFDSTUK 3. - [1 Bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid.]1   ----------   (1)
Art.64.[1 § 1. De arrondissementscommissaris heeft recht op voltijdse [3 , halftijdse of 1/5]3 loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid.
  De maximumduur per patiënt bedraagt voor de voltijdse loopbaanonderbreking 12 maanden en voor de halftijdse [3 of 1/5]3 loopbaanonderbreking 24 maanden.
  Als de arrondissementscommissaris uitsluitend en effectief samenwoont met minstens één kind en het verlof opneemt voor de bijstand aan een zwaar ziek kind van hoogstens 16 jaar, dan bedraagt de maximumduur van de voltijdse loopbaanonderbreking evenwel 24 maanden, en van de halftijdse [3 of 1/5]3 loopbaanonderbreking 48 maanden.
  § 2. De voltijdse [3 , halftijdse of 1/5]3 loopbaanonderbreking voor de bijstand aan of de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid kan worden genomen in al dan niet opeenvolgende perioden van minimaal één en maximaal drie maanden. De arrondissementscommissaris kan, bij elke nieuwe periode van loopbaanonderbreking voor de bijstand aan of de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid veranderen van opnamevorm, overeenkomstig het principe dat één maand voltijdse loopbaanonderbreking gelijkstaat met twee maanden halftijdse loopbaanonderbreking [3 en vijf maanden 1/5 loopbaanonderbreking]3. Het equivalent van, naargelang van het geval, 12 of 24 maanden voltijdse loopbaanonderbreking mag evenwel niet worden overschreden.
  [2 In afwijking van het eerste lid kan een arrondissementscommissaris voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de ziekenhuisopname van het kind als gevolg van een zware ziekte, gedurende een week voltijdse loopbaanonderbreking opnemen, eventueel verlengbaar met een week.
   In het tweede lid wordt verstaan onder een zware ziekte: elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand of verzorging noodzakelijk is.
   De volgende arrondissementscommissarissen kunnen gebruikmaken van de opnamemogelijkheid, vermeld in het tweede lid:
   1° de arrondissementscommissaris die ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont;
   2° de arrondissementscommissaris die samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding.
   Als de arrondissementscommissarissen, vermeld in het vierde lid, niet kunnen gebruikmaken van de opnamemogelijkheid, vermeld in het tweede lid, kunnen de volgende arrondissementscommissarissen ervan gebruikmaken:
   1° de arrondissementscommissaris die ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont;
   2° een familielid van het zwaar zieke kind tot de tweede graad, als de arrondissementscommissaris, vermeld in punt 1°, in de onmogelijkheid verkeert om het verlof op te nemen.
   De arrondissementscommissaris die de verlengingsmogelijkheid, vermeld in het tweede lid, heeft uitgeput, kan zijn voltijdse medische-bijstandsverlof nog uitbreiden tot een maand door ook voor de tussenliggende periode voltijds medische-bijstandsverlof te nemen.]2
  § 3. Het equivalent van de 12 of 24 maanden voltijdse loopbaanonderbreking wordt verminderd met de duur van de voltijdse [3 , halftijdse en 1/5]3 loopbaanonderbrekingen die de arrondissementscommissaris in om het even welke hoedanigheid bij dezelfde of een andere werkgever voor dezelfde patiënt heeft genoten.]1
  ----------
  (1)<BVR 2011-09-09/17, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 20-07-2011>
  (2)<BVR 2016-09-09/08, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 13-10-2016>
  (3)<BVR 2019-06-28/54, art. 18, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

HOOFDSTUK 4. - [1 Ouderschapsverlof]1   ----------   (1)
Art.65.[1 § 1. Elke arrondissementscommissaris heeft recht op loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, waarvan de duur :
  1° in geval van voltijdse loopbaanonderbreking, [2 vier maanden]2 per kind bedraagt, op te nemen in periodes van één maand of een veelvoud daarvan;
  2° in geval van halftijdse loopbaanonderbreking, [2 acht maanden]2 per kind bedraagt, op te nemen in periodes van twee maanden, of een veelvoud daarvan;
  3° in geval van loopbaanonderbreking met een vijfde, [2 twintig maanden]2 per kind bedraagt, op te nemen in periodes van vijf maanden of een veelvoud daarvan.
  § 2. De arrondissementscommissaris heeft de mogelijkheid om bij ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking te veranderen van opnamevorm. Het reeds opgenomen ouderschapsverlof wordt in dat geval aangerekend overeenkomstig het principe dat één maand voltijdse loopbaanonderbreking gelijkstaat aan twee maanden halftijdse loopbaanonderbreking en aan vijf maanden loopbaanonderbreking met een vijfde.
  § 3. De mannelijke arrondissementscommissaris heeft alleen recht op ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking als de afstamming van het kind in zijnen hoofde vaststaat, of als het gaat om een kind dat door hem werd geadopteerd.]1
  ----------
  (1)<BVR 2011-09-09/17, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 20-07-2011>
  (2)<BVR 2016-09-09/08, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 13-10-2016>

Art.66.[1 De arrondissementscommissaris heeft recht op ouderschapsverlof:
   1° naar aanleiding van de geboorte van zijn kind tot het kind twaalf jaar wordt;
   2° in het kader van de adoptie van een kind, gedurende een periode die loopt vanaf de inschrijving van het kind als lid van zijn gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de arrondissementscommissaris zijn verblijfplaats heeft, uiterlijk tot het kind twaalf jaar wordt.
   Aan de voorwaarde van de twaalfde verjaardag moet zijn voldaan uiterlijk gedurende de periode van het ouderschapsverlof.
   De leeftijdsgrens van twaalf jaar wordt verhoogd tot 21 jaar als het kind voor ten minste 66% getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal als vermeld in de regelgeving over de kinderbijslag.]1
  ----------
  (1)<BVR 2016-09-09/08, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 13-10-2016>

HOOFDSTUK 5. - [1 Onderbrekingsuitkeringen]1   ----------   (1)
Art.67. [1 De arrondissementscommissaris die zijn loopbaan onderbreekt, krijgt onderbrekingsuitkeringen overeenkomstig de federale bepalingen.
  Als aan de arrondissementscommissaris onderbrekingsuitkeringen worden geweigerd als gevolg van een beslissing van de directeur van het werkloosheidsbureau, dat bevoegd is voor zijn verblijfplaats, of als hij afziet van die uitkeringen, wordt de loopbaanonderbreking omgezet in non-activiteit, behalve voor de uitzonderingen die bepaald zijn door de federale overheid.]1
  ----------
  (1)<BVR 2011-09-09/17, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 20-07-2011>

Art.68.
  <Opgeheven bij BVR 2011-09-09/17, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 20-07-2011>

Art.69.
  <Opgeheven bij BVR 2011-09-09/17, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 20-07-2011>

Art.70.
  <Opgeheven bij BVR 2011-09-09/17, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 20-07-2011>

Art.71.
  <Opgeheven bij BVR 2011-09-09/17, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 20-07-2011>

TITEL 6. - Verlof voor opdracht.
HOOFDSTUK 1. - Verlof om een ambt uit te oefenen bij een kabinet.
Art.72. De arrondissementscommissaris krijgt verlof wanneer een minister, staatssecretaris, regeringscommissaris of een lid van de regering van een gemeenschap of gewest of een gouverneur of adjunct van de gouverneur van een Vlaamse provincie of de gouverneur of vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad of een Europees commissaris hem aanwijst om een ambt uit te oefenen op zijn kabinet.
  De minister van Binnenlandse Aangelegenheden moet zijn akkoord betuigen.

Art.73. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

HOOFDSTUK 2. - Verlof voor opdracht van algemeen belang.
Art.74. De arrondissementscommissaris krijgt verlof voor de uitoefening van een opdracht waarvan het algemeen belang erkend wordt.

Art.75. Het verlof is onbezoldigd en wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.
  De minister van Binnenlandse Aangelegenheden kan beslissen het salaris van de arrondissementscommissaris voor de duur van de opdracht door te betalen en terug te vorderen of geheel of gedeeltelijk door te betalen zonder terugvordering.

Art.76. Onder opdracht wordt verstaan :
  1. de uitoefening van de nationale en internationale opdrachten aangeboden door een binnenlandse of buitenlandse regering of openbaar bestuur of een internationale instelling;
  2. de internationale opdrachten in het raam van ontwikkelingssamenwerking, wetenschappelijk onderzoek of humanitaire hulp.

Art.77.§ 1. Het karakter van algemeen belang wordt van rechtswege erkend voor de opdrachten in een ontwikkelingsland [1 , voor]1 de opdrachten die de als nationale deskundige aangewezen arrondissementscommissaris uitvoert ingevolge het besluit van de Europese Commissie van 7 januari 1998 houdende regeling van toepassing op de nationale deskundigen die bij de diensten van de Commissie zijn gedetacheerd [1 en voor de uitoefening van een opdracht binnen of buiten de diensten van de Vlaamse overheid op grond van een beslissing van de Vlaamse Regering]1.
  § 2. De minister van Binnenlandse Aangelegenheden erkent het karakter van algemeen belang voor de overige opdrachten.
  De minister geeft zijn toestemming voor de opdracht indien hij de opdracht van overwegend belang acht voor het land, de Vlaamse regering of de Vlaamse administratie.
  § 3. In afwijking van de §§ 1 en 2 van dit artikel, verliest iedere opdracht van rechtswege haar karakter van algemeen belang vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die waarin de arrondissementscommissaris een dienstanciënniteit heeft bereikt die volstaat om aanspraak te kunnen maken op het bekomen van een onmiddellijk ingaand of uitgesteld pensioen ten laste van de buitenlandse regering, het buitenlands openbaar bestuur of de internationale instelling voor wie hij de opdracht vervulde.
  ----------
  (1)<BVR 2019-06-28/54, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 04-10-2019>

Art.78. De minister van Binnenlandse Aangelegenheden kan, met instemming van de betrokkene, een arrondissementscommissaris, met de uitvoering van een opdracht belasten.
  Eveneens kan iedere arrondissementscommissaris met akkoord van de minister van Binnenlandse Aangelegenheden, de uitvoering van een opdracht aanvaarden.
  In beide gevallen wint de minister het advies van de provinciegouverneur in.

Art.79. De minister van Binnenlandse Aangelegenheden kan op ieder ogenblik een einde maken aan deze opdracht. Hij moet hiervoor een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden en ten hoogste zes maanden in acht nemen.

Art.80. Bij het einde van zijn opdracht stelt de arrondissementscommissaris zich opnieuw ter beschikking van de Vlaamse regering. Als hij dit zonder geldige reden weigert of nalaat, wordt hij, na tien dagen afwezigheid, als ontslagnemend beschouwd.

TITEL 7. - Omstandigheidsverlof.
Art.81.§ 1. Aan de arrondissementscommissaris wordt omstandigheidsverlof toegekend naar aanleiding van de gebeurtenissen en binnen de perken zoals hierna vermeld :
  1. huwelijk van de arrondissementscommissaris en verklaring van wettelijke samenwoning door de arrondissementscommissaris : 4 werkdagen;
  2. [2 ...]2
  3. overlijden van de echtgenoot of samenwonende partner, een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de arrondissementscommissaris, de echtgenoot of de samenwonende partner : 4 werkdagen;
  4. huwelijk [2 of wettelijke samenwoning]2 van een kind van de arrondissementscommissaris, van de echtgenoot of van de samenwonende partner : 2 werkdagen;
  5. overlijden van een bloed- of aanverwant van de arrondissementscommissaris of van de samenwonende partner in om het even welke graad maar onder eenzelfde dak wonend als de arrondissementscommissaris : 2 werkdagen;
  6. overlijden van een bloed- of aanverwant van de arrondissementscommissaris of van de samenwonende partner in de tweede graad, een overgrootouder of een achterkleinkind maar niet onder eenzelfde dak wonend als de arrondissementscommissaris : 1 werkdag;
  7. huwelijk [2 of wettelijke samenwoning]2 van een bloed- of aanverwant in de eerste graad, die geen kind is, of in de tweede graad, van de arrondissementscommissaris, de echtgenoot of de samenwonende partner : [2 de dag van de plechtigheid]2.
  § 2. De afwezigheden wegens omstandigheidsverlof worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2004>
  (2)<BVR 2019-06-28/54, art. 20, 008; Inwerkingtreding : 04-10-2019>

TITEL 7/1. [1 - Politiek verlof]1   ----------   (1)
Art. 81/1. [1 § 1. De arrondissementscommissaris die zijn ambt met volledige prestaties uitoefent, heeft, volgens de hierna vermelde regelen, recht op politiek verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat of een ambt dat ermee gelijkgesteld kan worden, mits hij de onverenigbaarheden en verbodsbepalingen naleeft die krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen op hem van toepassing zijn.
   Het eerste lid is ook van toepassing op de arrondissementscommissaris die minimaal 80 % van de normale arbeidsduur werkt door verlof voor deeltijdse prestaties.
   § 2. Het verlof of de dienstvrijstelling wordt aangevraagd bij en toegestaan door de gouverneur.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2010-06-18/05, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>

Art. 81/2.[1 Op aanvraag van de arrondissementscommissaris wordt binnen de hierna bepaalde grenzen, twee dagen per maand dienstvrijstelling verleend voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten:
   1° gemeenteraadslid;
   2° lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, dat geen gemeenteraadslid is;
   3° lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst, dat geen gemeenteraadslid of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn is;
   4° lid van de districtsraad;
   5° lid van de provincieraad.
   De dienstvrijstelling, vermeld in het eerste lid, is niet van toepassing als de arrondissementscommissaris naast een mandaat als vermeld in het eerste lid, ook één of meer van de volgende mandaten uitoefent:
   1° burgemeester;
   2° schepen;
   3° districtsburgemeester;
   4° districtsschepen;
   5° voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst;
   6° lid van het vast bureau van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat een andere gemeente bedient dan de gemeente Voeren of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1996;
   7° voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente Voeren bedient, of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1996;
   8° gedeputeerde.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-06-28/54, art. 21, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 81/3.[1 Op aanvraag van de arrondissementscommissaris wordt binnen de hierna bepaalde grenzen, facultatief politiek verlof toegekend voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten:
   1° gemeenteraadslid, lid van de raad voor maatschappelijk welzijn dat geen lid is van de gemeenteraad, lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst, dat geen gemeenteraadslid of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn is of districtsraadslid:
   a) in een gemeente of district tot en met 80.000 inwoners: twee dagen per maand;
   b) in een gemeente of district van 80.001 of meer inwoners: vier dagen per maand;
   2° schepen, voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente Voeren bedient, of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1996 of districtsburgemeester:
   a) in een gemeente of district tot en met 30.000 inwoners: vier dagen per maand;
   b) in een gemeente of district van 30.001 tot en met 50.000 inwoners: een vierde van een voltijds ambt;
   c) in een gemeente of district van 50.001 tot en met 80.000 inwoners: de helft van een voltijds ambt;
   3° districtsschepen:
   a) in een district tot en met 10.000 inwoners: twee dagen per maand;
   b) in een district van 10.001 tot en met 20.000 inwoners: drie dagen per maand;
   c) in een district van 20.001 of meer inwoners: vijf dagen per maand;
   4° burgemeester:
   a) in een gemeente tot en met 30.000 inwoners: een vierde van een voltijds ambt;
   b) in een gemeente van 30.001 tot en met 50.000 inwoners: de helft van een voltijds ambt;
   5° provincieraadslid dat geen gedeputeerde is: vier dagen per maand.
   Het politiek verlof, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt niet toegekend als de arrondissementscommissaris ook één of meer van de volgende mandaten uitoefent:
   1° burgemeester;
   2° schepen;
   3° districtsburgemeester;
   4° districtsschepen;
   5° voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst;
   6° lid van het vast bureau van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat een andere gemeente bedient dan de gemeente Voeren of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1996;
   7° voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente Voeren bedient, of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1996.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-06-28/54, art. 22, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 81/4.[1 De arrondissementscommissaris wordt binnen de hierna bepaalde perken met politiek verlof van ambtswege gezonden voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten :
   1° burgemeester van een gemeente of [2 districtsburgemeester]2 :
   a) tot 20.000 inwoners : drie dagen per maand;
   b) van 20.001 tot 30.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;
   c) van 30.001 tot 50.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;
   d) met meer dan 50.000 inwoners : voltijds.
   2° schepen [2 ...]2 of [2 districtsschepen]2 :
   a) tot 20.000 inwoners : 2 dagen per maand;
   b) van 20.001 inwoners tot 30.000 inwoners : vier dagen per maand;
   c) van 30.001 tot 50.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;
   d) van 50.001 tot 80.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;
   e) met meer dan 80.000 inwoners : voltijds.
  [2 2° /1 voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn die de gemeente Voeren bedient, of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1996: de regeling voor schepen, vermeld in punt 2° is overeenkomstig van toepassing;]2
   3° [2 de gedeputeerde]2 : voltijds;
   4° lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers of van de Senaat : voltijds;
   5° lid van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement : voltijds;
   6° lid van het Europees Parlement : voltijds;
   7° lid van het Vlaams Parlement : voltijds;
   8° lid van de Federale Regering : voltijds;
   9° lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : voltijds;
   10° [2 staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]2 : voltijds;
   11° lid van de Commissie van de Europese Unie : voltijds;
   12° lid van de Vlaamse Regering : voltijds.
   In het geval, vermeld in het eerste lid, 1°, worden de [2 districtsburgemeesters]2 voor het politiek verlof van ambtswege gelijkgesteld met een burgemeester van een gemeente waarbij de duur van het ambtshalve politiek verlof beperkt wordt tot het percentage van de vergoeding van de burgemeester die zij ontvangen.
   In het geval vermeld in het eerste lid, 2°, worden de [2 districtsschepenen]2 voor het politiek verlof van ambtswege gelijkgesteld met een schepen van een gemeente waarbij de duur van het ambtshalve politiek verlof beperkt wordt tot het percentage van de vergoeding van de schepenen die zij ontvangen.
   Het politiek verlof van ambtswege vangt aan op de datum van de eedaflegging.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2010-06-18/05, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>
  (2)<BVR 2019-06-28/54, art. 23, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 81/5. [1 In afwijking van artikel 81/1 wordt de arrondissementscommissaris die zijn ambt met deeltijdse prestaties van minder dan 80 % van de normale arbeidsduur uitoefent, niettemin met voltijds politiek verlof van ambtswege gezonden voor de uitoefening van een politiek mandaat als vermeld in artikel 81/4, voor zover daaraan een politiek verlof van ambtswege beantwoordt waarvan de duur ten minste de helft van een voltijds ambt bedraagt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2010-06-18/05, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>

Art. 81/6.[1 De arrondissementscommissaris die voor de uitoefening van een mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn of [2 een districtsburgemeester]2 recht heeft op politiek verlof waarvan de duur niet de helft van een voltijds ambt overschrijdt, kan, op aanvraag, halftijds of voltijds politiek verlof krijgen.
   De arrondissementscommissaris die voor de uitoefening van een mandaat als vermeld in het eerste lid, recht heeft op halftijds politiek verlof, kan, op aanvraag, voltijds politiek verlof krijgen.
   Het politiek verlof dat met toepassing van het eerste en tweede lid wordt verkregen, wordt gelijkgesteld met politiek verlof van ambtswege voor de weerslag die het heeft op de administratieve en geldelijke toestand van de arrondissementscommissaris.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2010-06-18/05, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>
  (2)<BVR 2019-06-28/54, art. 24, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 81/7.[1 De afwezigheden wegens facultatief politiek verlof en politiek verlof van ambtswege voor een politiek mandaat, als vermeld in artikel 81/3 en [2 81/4, eerste lid, 1°, 2°, 2° /1 en 3°]2, worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. De arrondissementscommissaris heeft evenwel geen recht op salaris.
   Het voltijds politiek verlof van ambtswege voor een politiek mandaat als vermeld in artikel 81/4, eerste lid, 4° tot en met 12°, wordt gelijkgesteld met een periode van non-activiteit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2010-06-18/05, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>
  (2)<BVR 2019-06-28/54, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 81/8.[1 § 1. Het politiek verlof voor een politiek mandaat als vermeld in artikel 81/2, 81/3 en [2 81/4, eerste lid, 1°, 2°, 2° /1 en 3°]2, eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op de maand waarin het mandaat eindigt.
   Het politiek verlof voor een politiek mandaat als vermeld in artikel 81/4, eerste lid, 4° tot en met 12°, loopt tot zes maanden na de beëindiging van het mandaat.
   Vanaf dat ogenblik herkrijgt de betrokkene alle statutaire rechten.
   § 2. De arrondissementscommissaris mag na wederindiensttreding zijn salaris niet cumuleren met een voordeel dat verbonden is aan de uitoefening van het afgelopen mandaat.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2010-06-18/05, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>
  (2)<BVR 2019-06-28/54, art. 26, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

TITEL 7/2. [1 - Geboorteverlof.]1   ----------   (1)
Art.81/9. [1 Een arrondissementscommissaris heeft recht op geboorteverlof naar aanleiding van de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs de zijde van de arrondissementscommissaris vaststaat.
   Bij ontstentenis van een persoon die geboorteverlof opneemt op grond van de afstamming van het kind, heeft de arrondissementscommissaris die gehuwd is of samenwoont met de moeder van het kind, recht op geboorteverlof.
   Het recht op moederschapsverlof, vermeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971, sluit voor eenzelfde ouder het recht op geboorteverlof uit.
   Het geboorteverlof bedraagt tien werkdagen. Het wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.
   Het geboorteverlof wordt binnen vier maanden opgenomen. Die periode start op de dag waarop het kind geboren wordt.
   Het geboorteverlof wordt in mindering gebracht van het recht op opvangverlof vermeld in artikel 57.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-06-28/54, art. 27, 008; Inwerkingtreding : 04-10-2019>


TITEL 8. [1 - Vervanging bij langdurige afwezigheid en waarneming van het ambt.]1   ----------   (1)
Art.82.[1 Bij langdurige afwezigheid kan de gouverneur de arrondissementscommissaris vervangen door een [3 personeelslid van niveau A]3 van de Vlaamse ministeries, van een agentschap met rechtspersoonlijkheid of Vlaamse openbare instelling, van een lokaal bestuur of van de federale overheid.]1 De vervanger geniet de prerogatieven en het geldelijk statuut van de arrondissementscommissaris.
  [2 Het eerste lid is ook van toepassing in geval van waarneming van het vacante ambt van arrondissementscommissaris. In afwijking van het eerste lid beslist de Vlaamse Regering hiertoe.]2
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>
  (2)<BVR 2019-06-28/54, art. 29, 008; Inwerkingtreding : 04-10-2019>
  (3)<BVR 2024-09-06/10, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 13-10-2024>

DEEL VI. - VRIJWILLIG ONTSLAG VAN ARRONDISSEMENTSCOMMISSARIS OF ADJUNCT-ARRONDISSEMENTSCOMMISSARIS EN DEFINITIEVE AMBTSNEERLEGGING.
Art.83.De arrondissementscommissaris kan vrijwillig zijn ontslag indienen.
  Hij brengt de minister van Binnenlandse Aangelegenheden hiervan [1 met een beveiligde zending]1 op de hoogte, en zendt de provinciegouverneur een kopie van deze brief.
  Het ontslag wordt definitief wanneer de Vlaamse regering dit aanvaardt.
  ----------
  (1)<BVR 2019-06-28/54, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 04-10-2019>

Art.84.[1 De arrondissementscommissaris kan zijn ambt niet verliezen vóór het einde van de maand waarin hij de wettelijke pensioenleeftijd bereikt, behalve in de gevallen die bepaald zijn in de pensioenwetgeving of in dit besluit.
   Ambtshalve wordt een einde gemaakt aan het ambt van arrondissementscommissaris op de laatste dag van de maand waarin hij de wettelijke pensioenleeftijd bereikt.
   Als een tuchtprocedure tegen een arrondissementscommissaris loopt, wordt in afwijking van het tweede lid na afloop van de tuchtprocedure ambtshalve een einde gemaakt aan het ambt van arrondissementscommissaris.]1
  ----------
  (1)<BVR 2024-05-03/47, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 15-07-2024>

Art. 84/1. [1 De op rust gestelde arrondissementscommissaris kan door de minister van Binnenlandse Aangelegenheden gemachtigd worden de eretitel van zijn ambt te dragen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2010-06-18/05, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>

DEEL VII. - GELDELIJK STATUUT.
TITEL 1. - Bezoldigingsregeling.
HOOFDSTUK 1. - De salarisschalen.
Art.85. Het jaarsalaris, hierna salaris genoemd, van de arrondissementscommissaris of adjunct-arrondissementscommissaris wordt vastgesteld in de salarisschalen bestaande uit :
  - een minimumsalaris;
  - salaristrappen die het resultaat zijn van de periodieke salarisverhogingen;
  - een maximumsalaris.
  Het salaris en de periodieke salarisverhogingen worden uitgedrukt in euro, dat met hun jaarbedrag overeenstemt.

Art.86. Aan de graad van arrondissementscommissaris worden drie salarisschalen verbonden.

Art.87.§ 1. De salarisschalen voor de arrondissementscommissaris zijn :
  13 A :
  27.647,32 euro - 42.216.60 euro
  11 tweejaarlijkse verhogingen van 1.324,48 euro
  na negen jaar graadanciënniteit 13B
  30.410,98 euro - 48.953,70 euro
  14 tweejaarlijkse verhogingen van 1324,48 euro
  na achttien jaar graadanciënniteit : 15A
  38.735,08 euro - 53.450,22 euro
  11 tweejaarlijkse verhogingen van 1337,74 euro.
  § 2. Vanaf 1 januari 2005 wordt aan de in § 1 vermelde arrondissementscommissarissen [1 de salarisschaal A 285 toegekend, die is opgenomen als bijlage 5 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid]1.
  ----------
  (1)<BVR 2009-04-03/03, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>

Art.88.§ 1. In afwijking van het artikel 86 blijft het salaris van de arrondissementscommissaris die dat ambt uitoefende op 12 december 1987 en op dat ogenblik een anciënniteit gelijk aan of hoger dan acht jaar had, vastgesteld in de salarisschaal :
  33.422,45 - 52.920,85 euro
  5 tweejaarlijkse verhogingen van 1.103,68 euro
  10 tweejaarlijkse verhogingen van 1.398,00 euro.
  § 2. De arrondissementscommissaris die dat ambt uitoefende op 12 december 1987 en op het ogenblik van zijn benoeming in deze graad, minder dan acht jaar anciënniteit had in de onder het tweede lid vermelde schaal, geniet, zonder dat er met zijn reële anciënniteit rekening gehouden wordt, de schaal :
  37.837,13 - 52.920,81 euro
  1 tweejaarlijkse verhoging van 1.103,68 euro
  10 tweejaarlijkse verhogingen van 1.398,00 euro.
  § 3. Vanaf 1 januari 2005 wordt aan de in § 1 en § 2 vermelde arrondissementscommissarissen [1 de salarisschaal A286 toegekend, die is opgenomen als bijlage 5 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid]1.
  ----------
  (1)<BVR 2009-04-03/03, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>

Art.89. De graadanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de arrondissementscommissaris in zijn graad heeft gepresteerd.

HOOFDSTUK 2. - Vaststelling van het salaris.
Art.90. De gerechtigde in een schaal ontvangt te allen tijde het salaris dat overeenstemt met zijn anciënniteit die het totaal van de in aanmerking komende diensten uitmaakt.

HOOFDSTUK 3. - In aanmerking komende diensten voor de vaststelling van het salaris.
Afdeling 1. - Aanrekening van voltijdse diensten.
Art.91.De arrondissementscommissaris valoriseert alle voltijdse diensten die hij heeft verricht als personeelslid in de publieke sector in één van de lid-Staten van de Europese Economische Ruimte of bij een internationale openbare instelling.
  [1 De relevante ervaring in de private sector of als zelfstandige kan eveneens in aanmerking genomen worden voor de berekening van de geldelijke anciënniteit.]1
  De minister van Binnenlandse Aangelegenheden beslist welke diensten worden in aanmerking genomen.
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-05-2009>

Afdeling 2. - Aanrekening van deeltijdse diensten.
Art.92. Voorzover zij ten minste de helft van een normale beroepsbezigheid in beslag nemen, worden door een arrondissementscommissaris deeltijds verrichte diensten in aanmerking genomen a rato van het prestatieregime.

Afdeling 3. - Nadere algemene bepalingen voor de aanrekening van vorige diensten en de berekening van het salaris.
Art.93. De duur van de in aanmerking komende diensten die de arrondissementscommissaris heeft mag nooit de werkelijke duur van de door deze diensten gedekte periodes overschrijden.

Art.94. Voor de vaststelling van het salaris en het bepalen van het tijdstip van de periodieke salarisverhoging wordt er alleen rekening gehouden met de nuttige anciënniteit.
  De nuttige anciënniteit is het kleinste aantal jaren van de totale geldelijke anciënniteit van een arrondissementscommissaris, dat hem recht geeft op een periodieke salarisverhoging.

Art. 94/1. [1 De verplichte deeltijdse prestaties verricht in het kader van de stages der jongeren gepresteerd binnen de openbare sector worden met ingang van 1 januari 2007 in aanmerking genomen voor de berekening van het salaris.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2010-06-18/05, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art. 94/2. [1 De geldelijke anciënniteit van de arrondissementscommissaris bij zijn indiensttreding kan niet minder bedragen dan de geldelijke anciënniteit die in rekening werd gebracht bij een vorige werkgever uit de openbare sector.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2010-06-18/05, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>

HOOFDSTUK 4. - Uitbetaling van het salaris.
Art.95.§ 1. Het maandsalaris is gelijk aan 1/12 van het jaarsalaris.
  § 2. Wanneer de arrondissementscommissaris op rust wordt gesteld of overlijdt, wordt het volle maandsalaris betaald aan betrokkene of aan zijn rechthebbenden, naargelang van het geval.
  § 3. Het salaris wordt na het verlopen van de termijn betaald, met dien verstande dat het op de rekening van de arrondissementscommissaris bijgeschreven wordt uiterlijk de laatste werkdag van de maand. Het salaris van de maand december wordt op de rekening van de arrondissementscommissaris geboekt uiterlijk de eerste werkdag van de maand januari. Het salaris wordt overgemaakt via overschrijving.
  § 4. Aan de arrondissementscommissaris die in dienst is getreden wordt, in zoverre niet onmiddellijk het juiste salaris kan worden uitbetaald, vanaf de eerste maand een maandelijks voorschot uitgekeerd dat gelijk is aan het beginsalaris van zijn graad.
  De uitbetaling van dit voorschot is niet onderworpen aan het visum van de Inspectie van Financiën. Wanneer de arrondissementscommissaris op het einde van de tweede maand na de datum van indiensttreding nog steeds geen salaris heeft ontvangen door een fout van de overheid die hem heeft aangeworven ontvangt hij ambtshalve nalatigheidsintresten berekend op het beginsalaris. Deze nalatigheidsintresten worden aangerekend vanaf de maand die volgt op de datum van indiensttreding.
  [1 Het salaris volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
   Het salaris tegen 100 % wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.]1
  ----------
  (1)<BVR 2009-04-03/03, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>

HOOFDSTUK 5. - Berekening van het salaris in geval van deeltijdse prestaties.
Art.96. Wanneer het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het bedrag van het maandloon berekend volgens de volgende formule :


 VW 
M =----x n % x NM
 PW
waarbij :
  M = het te betalen maandloon (100 %)
  VW = het aantal werkdagen waarvoor betaling is verschuldigd
  PW = het aantal te presteren werkdagen
  n % = het percentage waaraan de arrondissementscommissaris of adjunct-arrondissementscommissaris prestaties verricht
  NM = het normaal maandsalaris (100 %) = het jaarsalaris/12 (100 % en voor voltijdse prestaties)

TITEL 2. - Toelagen.
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities.
Art.97. Behoudens andersluidende bepalingen is de toelage niet verschuldigd.
  - als er geen salaris wordt betaald;
  - bij een afwezigheid die langer dan 35 werkdagen duurt.

Art.98. Als een arrondissementscommissaris zitting heeft in examencommissies, comités, raden of commissies die ressorteren onder het ministerie geeft dit geen aanleiding tot toekenning van een bijzondere toelage.

Art.99. De als toelagen verschuldigde bedragen worden uitgekeerd afgerond op de hogere cent.

HOOFDSTUK 2. - Vakantiegeld en eindejaarstoelage.
Art.100. § 1. De arrondissementscommissaris geniet een vakantiegeld en eindejaarstoelage toegekend zoals hierna bepaald.
  § 2. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage zijn een percentage van het brutosalaris.
  § 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° brutosalaris : het geïndexeerd jaarsalaris;
  2° brutomaandsalaris : het brutosalaris gedeeld door 12.
  § 4. Als de arrondissementscommissaris niet tijdens de hele referteperiode volledige prestaties verricht hebben, wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage herleid pro rata van het verdiende brutosalaris tegenover het brutosalaris bij volledige prestaties voor de volledige referteperiode.
  § 5. Bij vervroegde beëindiging van de tewerkstelling wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage berekend op het brutosalaris voor volledige prestaties van de laatste maand van tewerkstelling, en wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage betaald tijdens de maand volgende op de beëindiging van de tewerkstelling.

Art.101. § 1. Voor de berekening van het vakantiegeld wordt onder " referteperiode " verstaan het kalenderjaar dat voorafgaat aan het vakantiejaar.
  § 2. Het vakantiegeld bedraagt 92 % van het brutomaandsalaris van de maand april van het vakantiejaar. Het vakantiegeld wordt betaald tijdens de maand mei van het vakantiejaar.
  § 3. Er wordt een inhouding verricht van 13,07 % op het vakantiegeld ten belope van 85 % van het brutomaandsalaris. Indien het vakantiegeld maximum 85 % van het brutomaandsalaris bedraagt, gebeurt de inhouding van 13,07 % op het volledig bedrag.

Art.102.§ 1. Voor de berekening van de eindejaarstoelage wordt onder " referteperiode " verstaan de periode van 1 januari tot en met 30 september.
  § 2. [1 Het bedrag van de eindejaarstoelage is gelijk aan een percentage van het brutosalaris van de maand november.
   Dat percentage is gelijk aan het percentage dat bepaald is voor de personeelsleden met rang A2 van de diensten van de Vlaamse overheid.]1
  § 3. De eindejaarstoelage wordt uitbetaald tijdens de maand december van het desbetreffende jaar.
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 01-12-2004>

TITEL 3. - Vergoedingen.
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities.
Art.103. Een vergoeding wordt verleend aan de arrondissementscommissaris die verplicht wordt werkelijke lasten te dragen die niet normaal zijn en niet onafscheidelijk met het ambt verbonden zijn.

Art.104. De onderbreking van de ambtsuitoefening waaraan een forfaitaire vergoeding is verbonden brengt voor de arrondissementscommissaris de schorsing mee van de betaling van bedoelde vergoeding voorzover hij de lasten niet meer draagt.

Art.105. De vergoedingen worden vastgesteld onverminderd de bepalingen betreffende de administratieve en begrotingscontrole.

Art.106. De voor vergoedingen verschuldigde sommen worden uitgekeerd afgerond op de hogere cent.

HOOFDSTUK 2. - Vergoeding voor begrafeniskosten.
Art.107. Wanneer de arrondissementscommissaris overlijdt, ontvangt zijn niet uit de echt gescheiden noch van tafel en bed gescheiden echtgenoot of zijn erfgenamen in rechte lijn als er geen echtgenoot is, als compensatie voor de begrafeniskosten een vergoeding. Die stemt overeen met het maandelijks bedrag van de laatste bruto-activiteitsbezoldiging van de arrondissementscommissaris.
  Deze bezoldiging omvat, in voorkomend geval, de salariscomplementen en de toelagen die bij het salaris behoren.
  De vergoeding mag het twaalfde niet overschrijden van het bedrag vastgesteld bij toepassing van artikel 39, eerste, derde en vierde lid van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.

Art.108. Bij ontstentenis van de in artikel 107 bedoelde rechthebbenden, mag de vergoeding worden uitgekeerd ten bate van elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die bewijst dat hij de begrafeniskosten heeft betaald. In dit geval is de vergoeding gelijk aan de werkelijke gemaakte kosten zonder dat zij evenwel meer mag belopen dan het hierboven vermelde bedrag ten gunste van de echtgenoot of de erfgenamen in rechte lijn bepaald.

Art.109. Deze vergoeding mag met soortgelijke krachtens andere bepalingen toegekende vergoedingen, slechts voor het bij artikel 107 bedoelde bedrag worden samengevoegd.

HOOFDSTUK 3. - Reis- en maaltijdvergoeding.
Art.110. Reiskosten en maaltijdvergoeding worden slechts vergoed voor dienstreizen, gemaakt op kosten van de arrondissementscommissaris of adjunct-arrondissementscommissaris. De kosten die de arrondissementscommissaris of adjunct-arrondissementscommissaris heeft gehad worden terugbetaald.

Art.111. De provinciegouverneur beslist welk vervoermiddel functioneel en financieel het meest verantwoord is.

Art.112.De arrondissementscommissaris en de adjunct-arrondissementscommissaris genieten reis- en verblijfsvergoedingen zoals [1 de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid]1.
  ----------
  (1)<BVR 2010-06-18/05, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>

HOOFDSTUK 4. - Representatiekosten.
Art.113. De arrondissementscommissaris en de adjunct-arrondissementscommissaris genieten een forfaitaire vergoeding voor representatiekosten tijdens de periodes van activiteit.

Art.114. Deze vergoeding is een forfaitaire tegemoetkoming voor het dekken van alle kosten die voortvloeien uit het representatieve karakter van de functie.

Art.115. Deze vergoeding bedraagt 1.189,89 euro per jaar voor de arrondissementscommissaris Zij bedraagt 594,95 euro per jaar voor de adjunct-arrondissementscommissaris.

Art.116. Deze vergoeding wordt geïndexeerd zoals het salaris.

Art.117. Deze vergoeding wordt maandelijks, in twaalfden en na vervallen termijn betaald, als de arrondissementscommissaris of adjunct-arrondissementscommissaris in actieve dienst is.

HOOFDSTUK 5. [1 - Woon-werkverkeer met het openbaar vervoer]1   ----------   (1)
Art. 117/1. [1 De werkgever neemt de kosten van een abonnement op het openbaar vervoer naar en van de plaats van het werk volledig ten laste.
   Het supplement voor een abonnement in eerste klasse van de N.M.B.S. blijft ten laste van de arrondissementscommissaris.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2010-06-18/05, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>

HOOFDSTUK 6. [1 - Toekenning van een fietsvergoeding]1   ----------   (1)
Art. 117/2.[1 § 1. De arrondissementscommissaris die ten minste 80 % van het effectieve aantal te werken dagen per maand het volledige of een gedeelte van het woon-werktraject met de fiets aflegt, ontvangt een maandelijkse fietsvergoeding.
   § 2. De vergoeding is gelijk aan [2 0,21]2 euro per kilometer.
   § 3. De vergoeding is niet verschuldigd als de afstand minder dan 1 kilometer per dag bedraagt (enkele rit).
   § 4. De vergoeding wordt betaald op basis van het arbeidsregime van de arrondissementscommissaris.
   § 5. De vergoeding wordt niet toegekend voor de volledige kalendermaanden waarin geen prestaties worden geleverd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2010-06-18/05, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  (2)<BVR 2012-06-08/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

HOOFDSTUK 7. [1 - Maaltijdcheques]1   ----------   (1)
Art. 117/3.[1 Elke arrondissementscommissaris heeft per effectieve werkdag recht op één maaltijdcheque, ongeacht de duur van de arbeidsprestaties.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2010-06-18/05, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2010>


Art. 117/4.[1 De nominale waarde van de maaltijdcheques, alsook het bedrag van het werknemers- en werkgeversaandeel daarin, wordt vastgesteld conform artikel VII 109ter van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006.]1
  ----------
  (1)<BVR 2016-09-09/08, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 13-10-2016>

Art. 117/5.[1 Bij een verlof voor opdracht blijft het recht op maaltijdcheques behouden als het salaris door de Vlaamse overheid wordt doorbetaald.
   Bij dienstvrijstelling die een volledige werkdag in beslag neemt, beslist de provinciegouverneur naargelang van de aard van de dienstvrijstelling of het recht op maaltijdcheques behouden blijft.
  [2 ...]2
   Er is geen recht op maaltijdcheques in geval van tuchtschorsing als vermeld in artikel 18, punt 2°.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2010-06-18/05, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (2)<BVR 2016-09-09/08, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 13-10-2016>

HOOFDSTUK 8. [1 - Rechtsbijstand]1   ----------   (1)
Art. 117/6.[1 De arrondissementscommissarissen die door derden gerechtelijk vervolgd worden, krijgen daarvoor rechtsbijstand onder de voorwaarden, [2 die gelden voor de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid]2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2010-06-18/05, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 13-07-2010>
  (2)<BVR 2019-06-28/54, art. 31, 008; Inwerkingtreding : 04-10-2019>

DEEL VIII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art.118. Opgeheven worden voor het Vlaamse Gewest :
  - het koninklijk besluit van 20 juni 1983 betreffende de forfaitaire vergoeding voor representatiekosten van de arrondissementscommissarissen, zoals gewijzigd door het Koninklijk besluit van 4 december 2001;
  - het koninklijk besluit van 7 augustus 1995 betreffende de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen, zoals gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juli 1999 en 29 maart 2000;
  - het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden en de specifieke functies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 4 december 2001, wat de bepalingen over de arrondissementscommissaris en adjunct-arrondissementscommissaris betreft;
  - het besluit van de Vlaamse regering van 12 december 2003 tot toekenning van een vakantiegeld en eindejaarstoelage aan de provinciegouverneurs, de arrondissementscommissarissen en de gewestelijk ontvangers, wat de bepalingen over de arrondissementscommissaris en adjunct-arrondissementscommissaris betreft.

Art.119. Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2004, met uitzondering van de artikelen 87, § 2, en 88, § 3, die in werking treden op 1 januari 2005.

Art.120. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Binnenlandse Aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. Persoonlijk dossier.
  Het persoonlijk dossier van de arrondissementscommissaris en de adjunct-arrondissementscommissaris omvat volgende administratieve stukken.
  Deze administratieve stukken hebben betrekking op :
  a) de werving :
  - nationaliteitsverklaring
  - geboorteakte
  - diploma's
  - getuigschrift van goed gedrag en zeden
  - militiegetuigschrift
  - de bewijsstukken over de relevante ervaring
  b) de selectie
  - het voordrachtsdossier van de selectiecommissie
  c) de benoeming
  - het benoemingsbesluit
  - proces-verbaal van de eedaflegging
  d) tuchtregeling
  - tuchtstraffen
  e) verloven
  - verlofbesluiten
  - ziekte-attesten
  - formulieren inzake arbeidsongevallen
  - briefwisseling over verloven.
  f) geldelijke loopbaan
  - salarisfiches
  - voorgaande diensten
  - besluiten over salarisvaststelling

Art. N2. Bijlage 2. Weddeschaal.                A285               A286                  -                  -             1/3 x 2.500        1/3 x 1.750             1/3 x 2.200        1/3 x 1.700             2/3 x 2.250        2/3 x 1.750             1/3 x 2.200        1/3 x 1.700             1/3 x 2.250        1/3 x 1.750             2/3 x 1.000        1/3 x 2.250                                1/3 x 2.200          0          37.200,00          44.650,00   1          37.200,00          44.650,00   2          37.200,00          44.650,00   3          39.700,00          46.400,00   4          39.700,00          46.400,00   5          39.700,00          46.400,00   6          41.900,00          48.100,00   7          41.900,00          48.100,00   8          41.900,00          48.100,00   9          44.150,00          49.850,00  10          44.150,00          49.850,00  11          44.150,00          49.850,00  12          46.400,00          51.600,00  13          46.400,00          51.600,00  14          46.400,00          51.600,00  15          48.600,00          53.300,00  16          48.600,00          53.300,00  17          48.600,00          53.300,00  18          50.850,00          55.050,00  19          50.850,00          55.050,00  20          50.850,00          55.050,00  21          51.850,00          57.300,00  22          51.850,00          57.300,00  23          51.850,00          57.300,00  24          52.850,00          59.500,00