Details





Titel:

28 APRIL 2004. - Decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van huiswerkinstituten (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-06-2004 en tekstbijwerking tot 23-01-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Erkenning.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen met betrekking tot de erkenning.
Art. 4-6
Afdeling 2. - Erkenning van huiswerkinstituten.
Art. 7
Afdeling 3. - Erkenning van de Coordinations régionales van huiswerkinstituten.
Art. 8-9
Afdeling 4. - Erkenning van een Fédération communautaire van huiswerkinstituten.
Art. 10-11
HOOFDSTUK III. - Omkadering in huiswerkinstituten.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen en definities.
Art. 12-13
Afdeling 2. - Kwalificerende opleiding van de begeleiders en de coördinatoren in huiswerkinstituten, vergelijking en gelijkstelling van diploma's.
Art. 14-16
HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring.
Afdeling 1. - Subsidiëring van huiswerkinstituten.
Art. 17-18, 18/1, 18bis, 18ter
Afdeling 2. - Subsidiëring van de Coordinations régionales en van de Fédération communautaire van huiswerkinstituten.
Art. 19-21, 21bis, 21ter
HOOFDSTUK V. - Toezicht op en begeleiding en evaluatie van de huiswerkinstituten, de Coordinations régionales en de Fédération communautaire van huiswerkinstituten.
Art. 22-26
HOOFDSTUK VI. - Adviescommissie met betrekking tot de huiswerkinstituten.
Art. 27-28
HOOFDSTUK VII. - Slot- en overgangsbepalingen.
Art. 29-33



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2002029383 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.Definities.
  Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
  1. 'ONE' : het Office de la Naissance et de l'Enfance in de zin van het decreet van 17 juli 2002 aangaande de hervorming van het Office de la Naissance et de l'Enfance, afgekort 'ONE'
  2. 'de Commissie' : de adviescommissie inzake huiswerkinstituten zoals bedoeld in artikel 27 van dit decreet
  3. 'het Observatoire' : het orgaan aangesteld door middel van het besluit van de Franse Gemeenschap van 8 juni 1998 met betrekking tot het Observatoire de l'Enfance, de la Jeunesse et de l'Aide à la jeunesse
  4. 'Coordination régionale' : een gewestelijke coördinatie van huis-werkinstituten erkend krachtens artikel 8 van dit decreet
  5. 'Fédération communautaire' : de communautaire federatie van huiswerkinstituten erkend krachtens artikel 10 van dit decreet
  6. 'de Jeugddienst' : de dienst van de Regering belast met jeugdzaken binnen de Algemene Directie Cultuur
  7. 'de Minister van Kinderwelzijn' : de minister verantwoordelijk voor het beleid op het vlak van kinderwelzijn en kinderopvang
  8. 'de Minister van Jeugdzaken' : de minister verantwoordelijk voor het beleid op het vlak van jeugdzaken
  (9. 'schoolstudie' : een studie geleid, georganiseerd door of voor een schoolinrichting binnen de school, na de klasuren.) <DFG 2007-01-12/50, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2006>
  [1 10. inrichtende macht" : het orgaan dat verantwoordelijk is voor de activiteiten die worden gevoerd in één of meer huiswerkinstituten en er de organisatie en het beheer van waarneemt.]1
  [1 11. pedagogisch team" : het team dat, inzonderheid, belast wordt met het opstellen van het opvangproject, het nadenken over de werking van het huiswerkinstituut, over het jaarlijkse actieplan en over het activiteitenverslag, en waarin het animatieteam wordt opgenomen.]1
  ----------
  (1)<DFG 2013-05-23/13, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.2.§ 1. De huiswerkinstituten, hun Coordinations régionales en hun Fédération communautaire hebben beogen onder meer de bevordering van :
  1. [1 de intellectuele ontwikkeling van het kind, meer bepaald door leerbegeleiding, bijstand tijdens de schooljaren, steun voor huiswerk en werkzaamheden thuis;]1
  2. de ontwikkeling en sociale emancipatie van het kind, meer bepaald door een actieve en gepersonaliseerde begeleiding, met respect voor de verschillen, in een geest van solidariteit en met het oog op een interculturele benadering
  3. de creativiteit van het kind, zijn toegang tot en kennismaking met culturen in hun verschillende dimensies, door speelse activiteiten, groepsactiviteiten, expressie, creatie en communicatie
  4. het aanleren van burgerschap en saamhorigheid
  § 2. [2 Het activiteitenjaar van de huiswerkinstituten begint op de eerste dag van het schooljaar en eindigt op de dag vóór de eerste dag van het volgende schooljaar.]2.
  ----------
  (1)<DFG 2013-05-23/13, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<DFG 2022-03-31/35, art. 220, 009; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art.3.Geen enkele organisator van activiteiten voor kinderen mag de titel van huiswerkinstituut erkend door [1 de O.N.E. dragen]1 indien hij niet voorafgaand erkend werd in het kader van dit decreet.
  Elk huiswerkinstituut erkend krachtens dit decreet moet die erkenning verplicht vermelden in zijn officiële documenten.
  ----------
  (1)<DFG 2013-05-23/13, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

HOOFDSTUK II. - Erkenning.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen met betrekking tot de erkenning.
Art.4.[1 Om de erkenning van een huiswerkinstituut te krijgen, moet de inrichtende macht een erkenningsaanvraag indienen bij de O.N.E. De inrichtende macht die een erkenning voor verschillende scholen wenst te bekomen, moet een aanvraag voor elk van die indienen.]1 De Coordination régionale en de Fédération communautaire moeten hun erkenningsverzoek indienen bij de Jeugddienst.
  Het erkenningsverzoek moet [1 voor de huiswerkinstituten worden vergezeld van het opvangproject]1 bedoeld in [1 artikel 7, § 2, 3°]1 voor de Coordinations régionales van het pedagogische project bedoeld in artikel 9, § 1, 1° en, voor de Fédération communautaire van het pedagogische project bedoeld in artikel 11, § 1, 1°, alsook van de administratieve gegevens bepaald door de Regering en noodzakelijk voor de identificatie van het huis-werkinstituut, de Coordination régionale of de Fédération communautaire en voor de verifiëring van hun conformiteit met dit decreet.
  De Regering legt de procedures vast voor de indiening van die erkenningsverzoeken. Binnen 120 kalenderdagen na indiening van een volledig dossier wordt aan de betrokkenen de beslissing tot erkenning of niet-erkenning meegedeeld. De erkenning wordt geacht te zijn verworven indien binnen die termijn geen kennisgeving van erkenning of niet-erkenning werd ontvangen.
  ----------
  (1)<DFG 2013-05-23/13, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.5.<DFG 2007-01-12/50, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2006> § 1. De erkenning van de huiswerkinstituten is geldig voor een periode van maximaal vijf jaren activiteit, die ten einde loopt op 31 augustus.
  Wanneer een inrichtende macht na mekaar aanvragen om erkenning [1 van verschillende huiswerkinstituten]1 indient, lopen die erkenningen ten einde op eenzelfde datum, namelijk de datum van het einde van de erkenning [1 van het eerste erkende huiswerkinstituut]1.
  § 2. De erkenningen van de Plaatselijke coördinaties en die van de Communautaire federatie zijn geldig voor een periode van vijf jaar.
  § 3. De hernieuwing van de erkenningen bedoeld in de vorige paragrafen gebeurt volgens dezelfde modaliteiten als die bedoeld in artikel 4. De aanvraag om hernieuwing moet minstens 120 kalenderdagen voor het einde van de lopende erkenning worden ingediend.
  ----------
  (1)<DFG 2013-05-23/13, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.6. De erkenning kan worden geweigerd indien het huiswerkinstituut, de Coordination régionale of de Fédération communautaire niet beantwoordt aan de voorwaarden gesteld in dit decreet. De erkenning kan worden ingetrokken indien het huiswerkinstituut, de Coordination régionale of de Fédération communautaire niet meer beantwoordt aan die voorwaarden of de opgelegde verplichtingen niet nakomt.
  Betwistingen omtrent een weigering of intrekking van erkenning kunnen worden voorgelegd aan de Regering. Het bezwaar moet worden ingediend door middel van een aangetekend schrijven, verstuurd binnen dertig kalenderdagen na kennisgeving van de beslissing, en moet de aard van de ingediende betwisting vermelden, alsook alle nodige bewijsstukken bevatten op grond waarvan het goed recht van de eiser kan worden aangetoond. De Regering beschikt vervolgens over een termijn van 120 kalenderdagen om, na advies van de Commissie, een antwoord te formuleren op het bezwaar, hetzij door de gewraakte beslissing te bevestigen, hetzij door die beslissing nietig te verklaren.
  De betrokken huiswerkinstituten worden door ONE op de hoogte gesteld van de modaliteiten van kracht voor het indienen van bezwaren. De Coordination régionales en de Fédération communautaire worden daarvan in kennis gesteld door de Jeugddienst.

Afdeling 2. - Erkenning van huiswerkinstituten.
Art.7.[1 § 1. Om de erkenning door de O.N.E. van één of meer huiswerkinstituten te krijgen, moet de inrichtende macht voldoen aan de volgende administratieve criteria :
   1° ofwel een overheidsdienst zijn, ofwel een vereniging zonder winstoogmerk in de zin van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;
   2° een regelmatige boekhouding voeren die de identificatie van de activiteiten van de huiswerkinstituten mogelijk maakt;
   3° zorgen voor de publiciteit van de georganiseerde activiteiten;
   4° elk huiswerkinstituut een infrastructuur ter beschikking stellen die aan zijn activiteiten aangepast is en die voldoende waarborgen biedt op het gebied van hygiëne en veiligheid;
   5° pedagogisch en ludiek materieel ter beschikking van opgevangen kinderen in elk huiswerkinstituut stellen;
   6° de "O.N.E. " alle administratieve inlichtingen meedelen, waarvan de lijst door de Regering vast te stellen is;
   7° zich aan de controle van de O.N.E. onderwerpen;
   8° een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid aangaan, voor de dekking van het animatiepersoneel, de lichamelijke schade geleden door de personen die deelnemen aan de activiteiten van de huiswerkinstituten alsook het feit van deze;
   9° geen schoolinrichting zijn.
   § 2. Elk huiswerkinstituut waarvoor de inrichtende macht een erkenningsaanvraag indient, moet voldoen aan de volgende pedagogische criteria :
   1° schoolondersteuningsactiviteiten alsook ludieke, culturele of sportieve opvoedingsanimaties organiseren in het kader van de opdrachten die in artikel 2, § 1, beschreven zijn, wat studie op school uitsluit;
   2° de Kwaliteitscode Kinderopvang in acht nemen, ongeacht de leeftijd van de opgevangen kinderen of jongeren;
   3° met de actieve en werkelijke medewerking van het in § 4, 1° bedoelde pedagogisch team een opvangproject opstellen en uitvoeren, dat beantwoordt aan de sociaal-culturele kenmerken en aan de behoeften van de opgevangen kinderen, alsook aan zijn sociale en culturele omgeving;
   4° een jaarlijks actieplan opstellen, uitvoeren en evalueren, dat de concrete omzetting van de in het opvangproject bepaalde doelstellingen uitmaakt, en dat inzonderheid een tijdschema en een beschrijving van activiteiten alsook de menselijke en materiële middelen vermeldt om die toe te passen en uit te voeren;
   5° een huishoudelijk reglement opstellen en uitvoeren;
   6° waarborgen dat de eventuele deelneming in de kosten niet hoger zou zijn dan een door de Regering vast te stellen bedrag;
   7° ervoor zorgen dat de taal die door het pedagogisch team met de kinderen binnen het huiswerkinstituut wordt gesproken, behalve bij uitzondering, de Franse taal is;
   8° zorgen voor de coördinatie van zijn werkzaamheid in partnerschap met gezinnen;
   9° zorgen voor de coördinatie van zijn werkzaamheid met de schoolinrichtingen waarvan de leerlingen, die het instituut bezoeken, afkomstig zijn;
   10° zorgen voor de coördinatie van zijn werkzaamheid met de andere sociale en educatieve actoren voor de opvang van het kind en de jongere in zijn directe omgeving, waarbij de families worden betrokken;
   11° de rechten van de mens en van het kind binnen het instituut eerbiedigen.
   De Regering stelt een niet dwingend model van protocol voor de medewerking tussen de huiswerkinstituten en de schoolinrichtingen op.
   § 3. Elk huiswerkinstituut waarvoor de inrichtende macht een erkenningsaanvraag indient, moet voldoen aan de volgende criteria betreffende het opgevangen publiek :
   1° toegankelijk zijn voor iedereen, zonder discriminatie;
   2° op jaargemiddelde ten minste 10 kinderen die tussen 6 en 15 jaar oud zijn per openingsdag opvangen. In afwijking daarvan, voor het huiswerkinstituut dat wordt gevestigd in een gemeente waarvan de bevolkingdichtheid minder dan 150 inwoners/km2 bedraagt, wordt dat aantal verminderd tot minstens 8 kinderen die tussen 6 en 15 jaar oud zijn per openingsdag op jaargemiddelde;
   3° kinderen opvangen die uit minstens drie verschillende schoolvestigingen of uit minstens twee schoolvestigingen komen, indien het huiswerkinstituut beschikt over gebouwen die onafhankelijk zijn van elke schoolinrichting. Bij afwijking, die door de O.N.E. wordt toegestaan, na advies van de Commissie, kunnen alle kinderen die naar het huiswerkinstituut gaan, uit dezelfde schoolvestiging komen, wanneer het huiswerkinstituut gevestigd is in een gewest waarvan het lage aantal schoolinrichtingen dit rechtvaardigt;
   4° buiten de schooluren toegankelijk zijn gedurende een periode van minstens twee uren per week, gedurende minstens 20 schoolweken per jaar.
   § 4. Elk huiswerkinstituut waarvoor de inrichtende macht een erkenningsaanvraag indient, moet voldoen aan de volgende omkaderingscriteria :
   1° over een pedagogisch team beschikken dat bestaat uit ten minste drie personen, waarvan minstens één geschoolde coördinator en een geschoolde animator in de zin van artikel 12;
   2° de vrijwillige of bezoldigde leden van zijn pedagogische team voordragen, aanmoedigen en toelaten tot deelnemen aan kwalificatie-opleidingen in verband met hun animatieambt of hun coördinatieambt;
   3° de vrijwillige of bezoldigde leden van zijn pedagogische team voorstellen, aanmoedigen en toelaten tot deelnemen aan voortgezette opleidingen in verband met hun animatieambt of hun coördinatieambt;
   4° zorgen voor een werkelijke omkadering, waarvan de minimumnormen de volgende zijn :
   a) één aanwezige animator per groep van 12 opgevangen kinderen die tussen 6 en 15 jaar oud zijn;
   b) één geschoolde animator in de zin van artikel 12, 2° per aangevatte schijf van 3 animatoren die aanwezig moeten zijn krachtens a.
   Elk huiswerkinstituut waarborgt de minimumaanwezigheid van minstens twee volwassenen of het feit dat een tweede volwassene aanwezig zou kunnen zijn binnen een redelijke reactietermijn.]1
  ----------
  (1)<DFG 2013-05-23/13, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013, met uitzondering van art. 7, §2, 6°, die in werking treedt op 01-09-2014>

Afdeling 3. - Erkenning van de Coordinations régionales van huiswerkinstituten.
Art.8.De Regering kan een erkenning toekennen aan een Coordination régionale voor elk van de volgende vijf territoriale bevoegdheden :
  1. provincie Luik
  2. provincie Henegouwen
  3. provincie Waals-Brabant
  4. provincies Namen en Luxemburg
  5. Brussels Hoofdstedelijk Gewest
  [1 In afwijking van het eerste lid, binnen de perken van de beschikbare kredieten en op grond van de verhoging van het aantal huiswerkinstituten in de provincies Namen en Luxemburg, kan de Regering een erkenning voor een gewestelijke coördinatie aan de provincie Namen en een erkenning voor een gewestelijke coördinatie aan de provincie Luxemburg toekennen.]1
  ----------
  (1)<DFG 2013-05-23/13, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.9.Om door de Regering erkend te worden als Coordination régionale, moet de coördinatie :
  § 1. Minstens beantwoorden aan de volgende pedagogische criteria :
  1° een eigen pedagogisch project en jaarlijks actieplan formuleren, uitvoeren en op geregelde tijdstippen evalueren, kaderend in de logica van de opdrachten beschreven in artikel 2, § 1, waarvan de vorm en de minimuminhoud vastgelegd zijn door de Regering
  2° een aanbod van voortgezette opleiding organiseren afhankelijk van de behoeften geïdentificeerd door de huiswerkinstituten die tot haar territoriale bevoegdheid behoren
  3° in verschillende vormen een activiteit uitwerken ter ondersteuning van de huiswerkinstituten die onder haar bevoegdheid vallen, en in het bijzonder :
  a) hulp verlenen bij het oprichten van nieuwe huiswerkinstituten binnen haar territoriale bevoegdheid
  b) [1 pedagogische middelen uitwerken en verspreiden, bestemd voor alle erkende huiswerkinstituten die tot haar territoriale bevoegdheid behoren. Die actie kan worden gevoerd met de medewerking van de Gemeenschapsfederatie bedoeld in artikel 10 of met één of meer andere gewestelijke coördinaties bedoeld in artikel 8;]1
  c) op regelmatige tijdstippen vergaderingen houden met alle huiswerk-instituten die onder haar territoriale bevoegdheid vallen
  4° het publiek informeren en voorlichten over het bestaan en de eigenschappen van alle erkende huiswerkinstituten die onder haar ressorteren
  5° de rechten van de mens en van het kind nakomen en verdedigen
  § 2. Minstens beantwoorden aan de volgende administratieve criteria :
  1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk zijn zoals bedoeld in de wet van 27 juni 1921 aangaande verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen
  2° een regelmatige boekhouding voeren aan de hand waarvan de activiteiten gekoppeld aan de erkenning in het kader van dit decreet kunnen worden geïdentificeerd en jaarrekeningen opstellen volgens de regels vastgesteld in en krachtens artikel 17, § 3 van de wet van 27 juni 1921 aangaande verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen
  3° haar zetel hebben binnen de territoriale bevoegdheid waarvoor ze erkenning vraagt als Coordination régionale
  4° over een lokaal beschikken waar haar administratieve zetel is ondergebracht
  5° haar activiteit uitvouwen over haar volledige territoriale bevoegdheid
  6° elk verzoek tot toetreding van een erkend huiswerkinstituut werkzaam binnen haar territoriale bevoegdheid aanvaarden
  7° [1 Op haar territoriale bevoegdheidsgebied, op grond van een vrijwillige toetreding, minstens de helft plus één van de inrichtende machten die ten minste één erkend huiswerkinstituut hebben, groeperen. Het bedrag van de toetreding is niet hoger dan het bedrag dat door de Regering wordt vastgesteld. De Regering stelt de procedure vast om het aantal inrichtende machten na te kijken;]1
  8° ruchtbaarheid geven aan de activiteiten die ze organiseert
  9° zich onderwerpen aan elke inspectie georganiseerd door de diensten van de Regering belast met de inspectie zoals bedoeld in artikel 26
  ----------
  (1)<DFG 2013-05-23/13, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Afdeling 4. - Erkenning van een Fédération communautaire van huiswerkinstituten.
Art.10. De Regering kan een erkenning toekennen aan een Fédération communautaire van huiswerkinstituten.

Art.11.Om door de Regering erkend te worden als Fédération communautaire, moet de federatie :
  § 1. Minstens beantwoorden aan de volgende pedagogische criteria :
  1° een eigen pedagogisch project en jaarlijks actieplan formuleren, uitvoeren en op geregelde tijdstippen evalueren, kaderend in de logica van de opdrachten beschreven in artikel 2, § 1, waarvan de vorm en de minimuminhoud vastgelegd zijn door de Regering
  2° activiteiten uitvouwen ter ondersteuning van de sector van de huiswerkinstituten, meer bepaald door :
  a) via de Coordinations régionales bedoeld in artikel 8 pedagogische middelen te ontwikkelen en te verspreiden
  b) minstens driemaandelijks een tijdschrift te publiceren dat onder meer gericht is tot de huiswerkinstituten en de Coordinations régionales
  c) een documentatiecentrum ter beschikking te stellen van de huiswerk-instituten en de Coordinations régionales
  d) het werk van de Coordinations régionales te ondersteunen
  e) een telefonische permanentie te verzekeren voor de huiswerkinsti-tuten en de Coordinations régionales
  f) desgevallend studies, colloquia en alle andere pedagogische of herwaarderingsactiviteiten tot stand brengen met betrekking tot de huis-werkinstituten
  [1 g) het publiek globaal te informeren over het bestaan en de kenmerken van de erkende huiswerkinstituten.]1
  3° in nauwe samenwerking met de Coordinations régionales een jaarlijks programma van [1 initiële en]1 voortgezette opleiding uit te werken bestemd voor de begeleiders en de coördinatoren in huiswerkinstituten en dat programma op regelmatige tijdstippen evalueren in vergelijking met de evolutie van de opleidingsbehoeften in de sector van de huiswerkinstituten
  4° de rechten van de mens en van het kind nakomen en verdedigen
  § 2. Beantwoorden aan de volgende administratieve criteria :
  1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk zijn zoals bedoeld in de wet van 27 juni 1921 aangaande verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen
  2° een regelmatige boekhouding voeren aan de hand waarvan de activiteiten gekoppeld aan de erkenning in het kader van dit decreet kunnen worden geïdentificeerd en jaarrekeningen opstellen volgens de regels vastgesteld in en krachtens artikel 17, § 3 van de wet van 27 juni 1921 aangaande verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen
  3° haar activiteit uitvouwen over het hele grondgebied in het Franstalige gewest en het tweetalige Brussels Hoofdstedelijke Gewest
  4° elke Coordination régionale die daartoe een verzoek indient, opnemen
  5° op vrijwillige basis minstens de helft plus een van de Coordinations régionales erkend krachtens artikel 8 groeperen en in haar bestuursorganen (algemene vergadering, raad van bestuur, uitvoerend bestuur, ...) de vertegenwoordigers van die Coordinations régionales verenigen
  6° ruchtbaarheid geven aan de activiteiten die ze organiseert
  7° zich onderwerpen aan elke inspectie georganiseerd door de diensten van de Regering belast met de inspectie zoals bedoeld in artikel 26
  ----------
  (1)<DFG 2013-05-23/13, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

HOOFDSTUK III. - Omkadering in huiswerkinstituten.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen en definities.
Art.12. In de huiswerkinstituten moet het opgevangen publiek worden omkaderd door een team van begeleiders waarvan minstens de helft daartoe opgeleid is. Onder 'geschoold personeel' wordt verstaan :
  1° de geschoolde begeleider is een begeleider in een huiswerkinstituut van minstens 17 jaar oud en houder van een diploma waarvan de minimuminhoud beschreven is in artikel 14 lid 2 van dit decreet, of van een van de gelijkgestelde kwalificaties bepaald door de Regering, of begunstigde van een gelijkstelling zoals bedoeld in artikel 16
  2° de geschoolde coördinator is een geschoolde begeleider in een huiswerkinstituut van minstens 18 jaar oud en houder van een diploma waarvan de minimuminhoud beschreven is in artikel 14 lid 3, of van een van de gelijkgestelde kwalificaties bepaald door de Regering, of begunstigde van een gelijkstelling zoals bedoeld in artikel 16

Art.13.[1 Elke persoon die lid is van een pedagogisch team van een huiswerkinstituut moet een goed zedelijk gedrag hebben. Op aanvraag van de inrichtende macht van het huiswerkinstituut of van de O.N.E., moet het lid van het pedagogisch team een uittreksel uit het strafregister kunnen overleggen, vrij van veroordeling of van elke interneringsmaatregel die nadelig zouden kunnen zijn voor de goede werking van het huiswerkinstituut of voor de goede uitvoering van de opdrachten in verband met het ambt, dat minder dan 6 maanden oud is.]1
  ----------
  (1)<DFG 2013-05-23/13, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Afdeling 2. - Kwalificerende opleiding van de begeleiders en de coördinatoren in huiswerkinstituten, vergelijking en gelijkstelling van diploma's.
Art.14.Instellingen die daartoe bevoegd verklaard zijn door de Regering kunnen kwalificerende opleidingen op touw zetten na afloop waarvan een door de Franse Gemeenschap erkend diploma van begeleider en van coördinator in huiswerkinstituten kan worden bekomen.
  [1 De opleiding van animator in een huiswerkinstituut :
   1° stelt de deelnemer in staat te zorgen voor de begeleiding en de animatie van een groep kinderen en/of adolescenten;
   2° stelt de deelnemer in staat de opdrachten van een huiswerkinstituut uit te oefenen, op grond van een opvangproject zoals bepaald in artikel 7, § 2, 3° ;
   3° heeft tot doel de deelnemers in staat te stellen :
   a) capaciteiten inzake keuze, analyse, actie en evaluatie aan te moedigen en te ontwikkelen;
   b) verantwoordelijkheidszin en actieve deelneming aan te moedigen en te ontwikkelen met het oog op individuele emancipatie en collectieve opbouw.
   De opleiding van coördinator in een huiswerkinstituut :
   1° stelt de deelnemer in staat de verantwoordelijkheid van een huiswerkinstituut op te nemen;
   2° stelt de deelnemer in staat, met zijn animatieteam, de toepassing van een pedagogisch project, dat door de inrichtende macht van het huiswerkinstituut wordt bepaald, te ontwikkelen;
   3° heeft tot doel de deelnemers in staat te stellen :
   a) capaciteiten inzake keuze, analyse, actie en evaluatie aan te moedigen en te ontwikkelen;
   b) verantwoordelijkheidszin en actieve deelneming aan te moedigen en te ontwikkelen met het oog op individuele emancipatie en collectieve opbouw.]1
  De inhoud van de kwalificerende opleidingen van begeleider in een huiswerkinstituut is vastgelegd door de Regering en heeft onder meer betrekking op de volgende materies, die rechtstreeks verband houden met de functie van begeleider in het huiswerkinstituut : pedagogiek en methodologie in huiswerkinstituten, communicatie, groepsdynamica, conflictenbeheer, gezinsrelaties, psychologie van het kind en van de adolescent, eerstehulpverlening, welzijn en preventie van mishandeling, alsook deontologie.
  De inhoud van de kwalificerende opleidingen van coördinator in een huiswerkinstituut is vastgelegd door de Regering en heeft onder meer betrekking op de volgende materies, die rechtstreeks verband houden met de functie van coördinator in het huiswerkinstituut : pedagogische begeleiding van een begeleidingsteam, verhouding tot de sociale en institutionele omgeving van een huiswerkinstituut.
  De minimumduur en de organisatiemodaliteiten voor die opleidingen zijn vastgelegd door de Regering.
  ----------
  (1)<DFG 2013-05-23/13, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.15.De Regering bepaalt de modaliteiten volgens dewelke de Jeugddienst belast is met de follow-up van de uitvoering van de opleidingen van begeleider en van coördinator in een huiswerkinstituut, in het bijzonder voor wat de erkenning van de daartoe bevoegde opleidingsinstellingen en de uitreiking van de diploma's bedoeld in artikel 14 betreft.
  In elk geval zijn de Coordinations régionales en de Fédération communautaire bevoegd om die opleidingen te geven zonder als zodanig erkend te zijn.

Art.16.Eenieder heeft het recht om de door hem opgedane ervaring of gevolgde opleidingscursus te doen gelden met het oog op het bekomen van een gelijkstelling met het diploma van begeleider of coördinator bedoeld in artikel 14.
  Daartoe moet de natuurlijke persoon of het huiswerkinstituut aan de hand van een gewone brief gericht aan de Jeugddienst een verzoek tot gelijkstelling indienen met vermelding van onder meer de geboortedatum en woonplaats van die persoon, de opleiding die de persoon in kwestie gevolgd heeft, de ervaring op het gebied van kinderopvang en -begeleiding in huiswerkinstituten, alsook de motivering van het verzoek.
  Die gelijkstelling wordt verleend door de Regering afhankelijk van de criteria opgesteld op grond van de voorstellen van de Commissie. In ieder geval zal die gelijkstelling worden verleend op grond van een nuttige ervaring van minimaal 180 uren tijdens de laatste drie jaren voorafgaand aan de aanvraag. Binnen 120 kalenderdagen volgend op de invoering van een volledig dossier wordt de aanvrager in kennis gesteld van de gelijkstelling of niet-gelijkstelling. De gelijkstelling wordt geacht te zijn verworven indien binnen die termijn geen kennisgeving van gelijkstelling of niet-gelijkstelling werd ontvangen.
  Betwistingen omtrent een weigering of intrekking van gelijkstelling kunnen worden voorgelegd aan de Regering.
  De klacht moet worden ingediend door middel van een aangetekend schrijven opgesteld door een natuurlijke persoon [1 of een inrichtende macht]1 verstuurd binnen dertig kalenderdagen na kennisgeving van de beslissing, en moet de aard van de ingediende betwisting vermelden, alsook alle nodige bewijsstukken bevatten op grond waarvan het goed recht van de eiser kan worden aangetoond. De Regering beschikt vervolgens over een termijn van 120 kalenderdagen om, na advies van de Commissie, een antwoord te formuleren op het bezwaar, hetzij door de gewraakte beslissing te bevestigen, hetzij door die beslissing nietig te verklaren.
  ----------
  (1)<DFG 2013-05-23/13, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring.
Afdeling 1. - Subsidiëring van huiswerkinstituten.
Art.17.§ 1. [1 Binnen de perken van de beschikbare kredieten, kent de O.N.E. subsidies aan inrichtende machten toe voor de huiswerkinstituten die ze organiseren.
   Voor de berekening van de subsidie, worden de huiswerkinstituten in aanmerking genomen die erkend zijn krachtens artikel 7 en die voldoen aan de volgende werkingsvoorwaarden :
   1° het bewijs leveren van een regelmatige werking gedurende het activiteitsjaar dat voorafgaat aan zijn aanvraag om subsidie. Bij wijze van afwijkingsmaatregel, moet het huiswerkinstituut waarvan de activiteit door de inrichtende macht gedurende hoogstens één jaar werd geschorst het bewijs leveren van een regelmatige werking van twee activiteitsjaren in de drie jaren voorafgaand aan zijn aanvraag om subsidie. Die afwijking wordt hoogstens één keer gedurende de geldigheidsduur van de erkenning van het huiswerkinstituut toegekend;
   2° het bewijs leveren van de naleving van de minimumcriteria voor de toekenning van de subsidie zoals bepaald door dit artikel;
   3° per openingsdag jaarlijks gemiddeld minstens tien kinderen opvangen die tussen 6 en 15 jaar oud zijn. In afwijking daarvan, voor het huiswerkinstituut dat gevestigd is in een gemeente waarvan de bevolkingsdichtheid minder dan 150 inwoners/km2 bedraagt, wordt dat aantal per openingsdag op jaargemiddelde tot minstens 8 kinderen die tussen 6 en 15 jaar oud zijn, verminderd;
   4° de omkaderingsvoorwaarden bepaald in artikel 7, § 4 werkelijk in acht nemen;
   5° na de schooluren toegankelijk zijn, ten minste 1 uur per openingsdag, ten minste 5 uur per schoolweek, verspreid over ten minste drie dagen, gedurende ten minste 20 weken tussen 1 september en 30 juni. In afwijking daarvan, worden de activiteiten die op verschillende plaatsen worden gevoerd, beschouwd als ressorterend onder één enkel huiswerkinstituut, voor zover die activiteiten na de schooluren toegankelijk zijn, ten minste één uur per openingsdag, ten minste 3 uur per schoolweek, verdeeld over ten minste 2 dagen, gedurende minstens 20 weken per jaar tussen 1 september en 30 juni;
   6° voorrang voor de toegang tot activiteiten verlenen aan een publiek dat de Franse taal slecht beheerst of dat geen schoolbegeleiding of geen sociale begeleiding thuis kan genieten.]1
  § 2. [1 Om een subsidie te krijgen, moet de inrichtende macht aan de "O.N.E. ", uiterlijk voor 30 september van het lopende activiteitsjaar, een aanvraag om subsidie indienen voor elk van haar erkende huiswerkinstituten. De inhoud van die aanvraag om subsidie wordt door de Regering bepaald en vermeldt onder andere de plaats van de activiteiten alsook de vooruitzichten voor het lopende activiteitsjaar op het gebied van de dienstregeling en de openingstijden.]1 De subsidie voor het lopende activiteitenjaar wordt berekend op grond van de bepalingen van artikel 18 b) van dit decreet. [2 Een bedrag gelijk aan 90% van de subsidie voor het lopende activiteitenjaar]2, berekend op grond van de bepalingen van artikel 18 b) van dit decreet, wordt door ONE ten laatste op [1 15 februari]1 van dat jaar gestort op de rekening van de huiswerkinstituten waarvan het administratieve dossier compleet is. Om de rest van de subsidie te ontvangen, moet [1 de inrichtende macht]1 tegen 30 september volgend op het activiteitenjaar in kwestie bij ONE een verzoek tot vereffening van het saldo van de subsidie van het voorgaande activiteitenjaar indienen. De inhoud van dat verzoek is vastgelegd door de Regering en bevat onder meer [1 voor elk huiswerkinstituut]1 een lijst van opgevangen kinderen en van de gewaarborgde omkadering van het activiteitenjaar waarvoor de vereffening van het saldo wordt aangevraagd.<DFG 2007-01-12/50, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  Bij stopzetting [1 of bij schorsing]1 van de activiteiten gebeurt de vereffening van de subsidie van het laatste jaar van activiteit enkel ten belope van de kosten die daadwerkelijk gedragen werden door de betrokken structuur, en dat op vertoon van de boekhoudkundige bewijsstukken en maximaal voor het bedrag van de subsidie dat krachtens artikel 18 b) van dit decreet voor het laatste jaar van activiteit berekend werd.
  ----------
  (1)<DFG 2013-05-23/13, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<DFG 2022-12-14/15, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 15-11-2022>

Art.18.De toegekende subsidie wordt als volgt onderverdeeld :
  a) een forfaitaire subsidie per inrichtende macht voor de vergoeding van de administratieve kosten, het werk verricht op het gebied van gemeenschapsontwikkeling, de voorbereiding en de evaluatie van de activiteiten (...) <DFG 2007-01-12/50, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2006>
  Het bedrag van die forfaitaire subsidie is vastgelegd door de Regering.
  [1 De inrichtende macht die verschillende huiswerkinstituten organiseert, geniet de vaste subsidie voor hoogstens drie van deze, op degressieve wijze. Voor het tweede huiswerkinstituut, wordt die subsidie door twee gedeeld. Voor het derde huiswerkinstituut, wordt die subsidie door drie gedeeld.]1
  b) een activiteitensubsidie in verhouding tot het aantal (van maandag tot en met vrijdag) opgevangen kinderen tussen 6 en 15 jaar oud en het aantal geschoolde begeleiders en coördinatoren die daadwerkelijk aanwezig waren tijdens die activiteiten in de loop van het voorgaande jaar van activiteit <DFG 2007-01-12/50, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2006>
  Voor huiswerkinstituten die voor de eerste maal een subsidie genieten, wordt de activiteitensubsidie door ONE berekend op grond van een raming van de frequentie waaraan een beroep wordt gedaan op het huiswerkinsti-tuut, wat het resultaat is van een extrapolatie [1 op grond]1 van de activiteiten in het voorgaande jaar van activiteit. [1 Voor de huiswerkinstituten die de afwijking bedoeld in artikel 17, § 1, 1° genieten, wordt de activiteitensubsidie door de O.N.E. berekend op grond van het aantal leerlingen die gedurende het jaar voorafgaand aan de schorsing van zijn activiteiten werden opgevangen.]1 De berekening van de activiteitensubsidie gebeurt naar evenredigheid van het beschikbare budget, waarbij elke dag dat het kind aanwezig is goed is voor één eenheid en elke dag dat een geschoolde begeleider of coördinator aanwezig is goed is voor zes eenheden. De omkaderingsnormen waarmee rekening gehouden wordt voor de berekening van de activiteitensubsidie zijn hoogstens een geschoolde begeleider of coördinator per groep van zes opgevangen kinderen.
  De dagen van aanwezigheid van kinderen, begeleiders of coördinatoren tijdens de kerst-, paas- of zomervakantie die eventueel gewaardeerd werden in het kader van het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra, kunnen niet gewaardeerd worden voor de berekening van de activiteitensubsidie.
  ----------
  (1)<DFG 2013-05-23/13, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.18/1. [1 Binnen de perken van de beschikbare kredieten, geniet het huiswerkinstituut dat erkend werd overeenkomstig artikel 7, voor het jaar waarin het wordt erkend, een aanvangssubsidie waarvan het bedrag alsook de nadere regels van bepaling, storting en verantwoording, door de Regering vastgesteld worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2017-04-27/16, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2016>


Art. 18bis. [1 De Regering bepaalt, in voorkomend geval, voor de gegevens betreffende de tewerkstelling, de gegevens uit de geinformatiseerde databank voor tewerkstelling die werd opgericht binnen het secretariaat-generaal en bepaald wordt door het decreet van 19 oktober 2007 betreffende de invoering van een geïnformatiseerde databank voor tewerkstelling in de non-profit sector van de Franse Gemeenschap. De overzending en het gebruik van die gegevens geschieden met inachtneming van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en van de besluiten ter uitvoering ervan alsook van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en van de besluiten ter uitvoering ervan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2007-10-19/49, art. 33, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2009>

Art. 18ter. [1 Bij weigering van de toekenning van een subsidie of bij betwisting van het bedrag ervan kan een beroep bij de Regering worden ingediend. De Regering bepaalt de procedure.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-05-23/13, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Afdeling 2. - Subsidiëring van de Coordinations régionales en van de Fédération communautaire van huiswerkinstituten.
Art.19.[1 Aan elke Coordination régionale die krachtens artikel 8 erkend is, wordt een jaarlijkse forfaitaire subsidie verleend die de periode van 1 januari tot 31 december dekt en die is samengesteld als volgt:
   a) een subsidie tot dekking van de kosten van een voltijds equivalente begeleider volgens de toekenningsvoorwaarden en -modaliteiten van artikelen 9, 1° en 16 van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap;
   b) een subsidie tot dekking van de kosten van de andere betrekkingen van de vereniging gewijd aan de uitvoering van taken die beantwoorden aan de criteria van artikel 9, § 1, van huidig decreet en aan de voorwaarden voorzien in artikelen 9, 3°, en 18 van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap;
   c) een werkings- en activiteitensubsidie waarvan het bedrag door de Regering wordt bepaald. Die subsidie bedraagt minstens 37.000 euro met ingang van 1 januari 2019.]1
  ----------
  (1)<DFG 2018-07-11/21, art. 35, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.20. Aan elke Fédération communautaire die krachtens artikel 10 erkend is, wordt een jaarlijkse forfaitaire subsidie verleend die de periode van 1 januari tot 31 december dekt.
  Die forfaitaire subsidie omvat :
  a) een tewerkstellingssubsidie volgens een puntenstelsel, met een minimum van 5 punten
  b) een werkings- en activiteitensubsidie waarvan het bedrag is vastgelegd door de Regering
  Binnen de grenzen van de beschikbare kredieten bedraagt die forfaitaire subsidie minimaal 25.725 euro. De Regering kan op elk moment beslissen om dat bedrag te verhogen.
  Om een tewerkstellingssubsidie te kunnen genieten, moet de Fédération communautaire in het kader van een bediendencontract minstens één half-tijds equivalent op grond van de subsidie bedoeld in lid 2, a) aanwerven in een begeleidingsfunctie.

Art.21.[1 Om van de subsidies bedoeld in artikelen 19 en 20 te kunnen genieten, moeten de Coordinations régionales en de Fédération communautaire jaarlijks uitgavenbewijzen in verband met de activiteiten van het vorige jaar indienen, alsook een verzoek tot subsidiëring, volgens de vereiste vorm en binnen de termijn bepaald door de Regering.
   In afwijking van het eerste lid, worden de subsidies bedoeld in artikel 19, punten a en b, gerechtvaardigd volgens de regels voorzien in het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap.]1
  ----------
  (1)<DFG 2018-07-11/21, art. 36, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 21bis. [1 De Regering bepaalt, in voorkomend geval, voor de gegevens betreffende de tewerkstelling, de gegevens uit de geïnformatiseerde databank voor tewerkstelling die werd opgericht binnen het secretariaat-generaal en bepaald wordt door het decreet van 19 oktober 2007 betreffende de invoering van een geïnformatiseerde databank voor tewerkstelling in de non-profit sector van de Franse Gemeenschap. De overzending en het gebruik van die gegevens geschieden met inachtneming van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en van de besluiten ter uitvoering ervan alsook van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en van de besluiten ter uitvoering ervan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2007-10-19/49, art. 33, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2009>

Art. 21ter. [1 Bij weigering van de toekenning van een subsidie of bij betwisting van het bedrag ervan kan een beroep bij de Regering worden ingediend. De Regering bepaalt de procedure.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-05-23/13, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

HOOFDSTUK V. - Toezicht op en begeleiding en evaluatie van de huiswerkinstituten, de Coordinations régionales en de Fédération communautaire van huiswerkinstituten.
Art.22.De huiswerkinstituten die een subsidie genieten krachtens artikel 17 moeten jaarlijks een activiteitenverslag opstellen dat moet voldoen aan de minimumvereisten die op advies van de Commissie door ONE vastgesteld zijn en moeten dat verslag, samen met het verzoek tot vereffening van het saldo van de subsidie, aan ONE bezorgen.
  Het jaarlijkse activiteitenverslag bevat onder andere een evaluatie van [1 het opvangproject]1 en van het jaarlijkse actieplan van het huiswerk-instituut, alsook de wijze waarop het instituut tegemoet komt aan de opdrachten bepaald in artikel 2, § 1, en aan de voorwaarden gesteld in artikel 7.
  [1 De huiswerkinstituten die een subsidie genieten krachtens artikel 17, houden een presentielijst van de kinderen en een naamlijst van de aanwezige animatoren bij.]1
  ----------
  (1)<DFG 2013-05-23/13, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.23. De Coordinations régionales en de Fédération communautaire moeten jaarlijks een activiteitenverslag opstellen en dat verslag, samen met de uitgavenbewijzen bedoeld in artikel 21.
  Het jaarlijkse activiteitenverslag bevat onder andere een evaluatie van hun pedagogische project en van hun jaarlijkse actieplan, alsook de wijze waarop ze tegemoet komen aan de opdrachten bepaald in artikel 2, § 1, en aan de voorwaarden gesteld in artikelen 9 en 11. Daarnaast vermeldt het tevens de behoeften en de uitdagingen die ze geïdentificeerd hebben met betrekking tot de ontplooiing van de huiswerkinstituten.

Art.24. Op grond van de activiteitenverslagen waarnaar verwezen wordt in artikelen 22 en 23, en in nauw overleg met de Commissie, maakt het Observatoire om de drie jaar een inventaris op van de verwezenlijkingen, behoeften en uitdagingen van alle huiswerkinstituten. Die inventaris wordt vergezeld van een evaluatie van de opportuniteit om de bepalingen van dit decreet inzake het aantal en de minimale representativiteit van de Coordinations régionales en de Fédération communautaire te wijzigen.
  Die inventaris is het voorwerp van een wijde verspreiding, meer bepaald aan de erkende huiswerkinstituten, aan ONE, aan de Adviesraad van ONE, aan de dienst Jeugdzaken, alsook aan de Minister van Kinderwelzijn en aan de Minister van Jeugdzaken.
  De eerste inventaris wordt opgesteld aan het einde van het tweede toepassingsjaar van het decreet.

Art.25.ONE ondersteunt de Coordinations régionales en de Fédération communautaire door ze te begeleiden, in het bijzonder wanneer ze geen lid zijn. Daarnaast is ONE tevens belast met het toezicht op de [1 erkende]1 huiswerkinstituten.
  ----------
  (1)<DFG 2013-05-23/13, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.26. De diensten van de Regering die belast zijn met de inspectie binnen de Algemene Directie Cultuur van het Ministerie van de Franstalige Gemeenschap zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de Coordinations régionales en de Fédération communautaire.
  ONE en de diensten van de Regering belast met de inspectie binnen de Algemene Directie Cultuur wisselen op regelmatige tijdstippen informatie uit over de evaluatie van en het toezicht op de structuren waarvoor ze verantwoordelijk zijn uit hoofde van dit decreet.
  De Regering heeft de modaliteiten vastgelegd voor de transmissie van die informatie.

HOOFDSTUK VI. - Adviescommissie met betrekking tot de huiswerkinstituten.
Art.27. Bij de Regering wordt een Adviescommissie over huiswerkinstituten opgericht. De algemene opdracht van de Commissie bestaat erin, de Regering en ONE te adviseren aangaande het subsidiebeleid van toepassing op huiswerkinstituten en te waken over de connexiteit en het overleg tussen de verschillende partners belast met de in dit decreet bedoelde tenuitvoerlegging en begeleiding.
  De Minister van Kinderwelzijn, de Minister van Jeugdzaken of ONE kan aan de Commissie om het even welke vraag voorleggen over de huiswerk-instituten. De Commissie kan ook zelf vragen stellen over de huiswerkinsti-tuten en advies geven.
  Daarnaast kan de Commissie tevens verzocht worden om voor de Minister van Kinderwelzijn, de Minister van Jeugdzaken en ONE, in overeenstemming met dit decreet en de toepassingsbesluiten ervan, een advies te formuleren indien er sprake is van betwistingen zoals bedoeld in artikelen 6 en 16 of van uitzonderingen zoals bedoeld in artikel 7, § 3, 3°, maar ook over elk voorstel tot wijziging van dit decreet en de besluiten ervan, met uitzondering van het besluit tot uitvoering van artikel 28.

Art.28.De Regering stelt de leden aan van de Commissie, die als volgt is samengesteld : Stemgerechtigd :
  1° [1 vertegenwoordigers van de huiswerkinstituten, voorgedragen door de gemeenschapsfederatie, die representatief zijn voor de meerderheid van de verenigingen die in het kader van dit decreet erkend zijn. Een vertegenwoordiger wordt afgevaardigd door elke gewestelijke coördinatie die krachtens artikel 8 wordt erkend en een vertegenwoordiger wordt afgevaardigd door de Gemeenschapsfederatie van huiswerkinstituten die krachtens artikel 10 wordt erkend]1
  2° twee vertegenwoordigers van de huiswerkinstituten die geen lid zijn van een Coordination régionale, aangesteld door de Regering op grond van een oproep tot kandidatuur gericht tot alle huiswerkinstituten. [1 De kandidaturen zullen met redenen moeten worden omkleed.]1
  3° [2 één vertegenwoordiger van de jeugdorganisaties, voorgedragen door de adviescommissie van de jeugdorganisaties]2
  4° een vertegenwoordiger van de jeugdcentra, voorgedragen door de Commission consultative des maisons et centres de jeunes (Adviescommissie voor Jeugdhuizen en -centra)
  5° een vertegenwoordiger van de verenigingen voor permanente vorming, die in het bijzonder representatief zijn voor de gezinnen, voorgedragen door de Conseil supérieur de l'éducation permanente (Hoge Raad voor Permanente Opvoeding)
  6° een vertegenwoordiger van de opleidingscentra [1 gemachtigd op grond van artikel 15 met uitsluiting van de gewestelijke coördinaties bedoeld in artikel 8 of van de Gemeenschapsfederatie bedoeld in artikel 10]1 erkend op grond van artikel 20, lid 4, van het decreet van 3 juli 2003 betreffende de coördinatie van de opvang van de kinderen tijdens hun vrije tijd en betreffende de ondersteuning van de buitenschoolse opvang, aangesteld door de Regering na een oproep tot kandidatuur. [1 De kandidaturen zullen met redenen moeten worden omkleed.]1
  Met raadgevende stem :
  7° een afgevaardigde van de Minister van Kinderwelzijn en een afgevaardigde van de Minister van Jeugdzaken
  8° twee afgevaardigden van de Administratie van ONE
  9° twee afgevaardigden van de Jeugddienst
  10° een afgevaardigde van de Inspectiediensten bedoeld in artikel 26
  11° een afgevaardigde van de coördinatoren van de opvangvoor-zieningen van ONE
  12° een afgevaardigde van het Observatoire
  De Regering bepaalt de modaliteiten voor de aanstelling en de vervanging van de leden van de Commissie, haar werking en in het bijzonder het minimale aantal vergaderingen, haar zetel en het bedrag van de presentiepenningen en de reiskosten toegekend aan haar leden en gestort door ONE. Voor elk gewoon lid stelt de Regering, volgens dezelfde voorwaarden, een plaatsvervangend lid aan. Bij afwezigheid van het gewone lid neemt het plaatsvervangende lid met beslissende stem deel aan de beraadslagingen van de Commissie. Hij of zij ontvangt automatisch en ter informatie alle convocaties of documenten die tot de gewone leden gericht zijn. ONE staat in voor het secretariaat van de Commissie.
  De Commissie stelt haar eigen huishoudelijke reglement op.
  [1 De Minister van Kind benoemt een voorzitter [3 in de Commissie]3.]1
  ----------
  (1)<DFG 2013-05-23/13, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<DFG 2013-07-04/29, art. 34, 005; Inwerkingtreding : 12-08-2013>
  (3)<DFG 2017-04-27/16, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

HOOFDSTUK VII. - Slot- en overgangsbepalingen.
Art.29.[1 Alle bedragen vastgesteld door huidig decreet, behalve de bedragen waarnaar verwezen wordt in artikel 19, punten a en b, zijn jaarlijks gekoppeld aan de evolutie van de consumptieprijsindex. De aanvangsindex is de index van de maand voorafgaand aan de inwerkingtreding.]1
  ----------
  (1)<DFG 2018-07-11/21, art. 37, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.30. De huiswerkinstituten die, krachtens de bepalingen terzake waarnaar verwezen wordt in het eerste Beheerscontract van ONE tot tenuitvoerlegging van het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van het Office de la Naissance et de l'Enfance, afgekort 'ONE', een subsidie genieten van ONE voor de periode die begint op 1 september 2003 en eindigt op 30 juni 2004 worden bij de vankrachtwording van het decreet geacht te zijn erkend voor een termijn van twee jaar.
  Voor de eerste tenuitvoerlegging van het decreet is het activiteitenvolume waarvan in artikel 18, lid 1, b, uitgegaan wordt voor de berekening van de subsidie voor elk huiswerkinstituut gelijk aan het volume dat door de huiswerkinstituten meegedeeld is aan ONE voor de periode van 1 september 2003 tot 30 juni 2004.

Art.31. De Coordinations régionales en de Fédération communautaire die met de Franse Gemeenschap tot een overeenkomst zijn gekomen aangaande de ondersteuning die ze verlenen aan de huiswerkinstituten worden geacht te zijn erkend van 1 januari 2004 tot 31 december 2005. In afwijking daarvan is de verplichting waarnaar verwezen wordt in artikel 9, § 2, 7°, uitsluitend van toepassing vanaf 1 januari 2006.

Art.32. Artikel 2, § 1, lid 4, van het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van het Office de la Naissance et de l'Enfance, afgekort 'ONE' wordt als volgt aangevuld : "8° de huiswerkinstituten".

Art. 33. Dit decreet treedt in werking op 1 september 2004, met uitzondering van de artikelen 19, 20 en 21, die in werking treden op 1 januari 2005.