Details





Titel:

25 JUNI 2004. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot bepaling van sommige nadere regels voor de toepassing van het decreet van 28 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van huiswerkinstituten. (Vertaling) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-10-2004 en tekstbijwerking tot 10-11-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Procedure voor de erkenning van de huiswerkinstituten.
Art. 2-5
HOOFDSTUK III. - Kwalificaties die gelijkgesteld worden met de brevetten van begeleider of coördinator van huiswerkinstituten.
Art. 6-7
HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring van de huiswerkinstituten.
Art. 8, 8/1, 9-10, 10/1
HOOFDSTUK IV/1. [1 - Uitzonderlijke steunmaatregelen in het kader van de energiecrisis van 2022.]1
Art. 10/2
HOOFDSTUK V. - Adviescommissie voor huiswerkinstituten.
Art. 11-12
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 13-14
BIJLAGEN.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2007029326  2009029362  2011029435  2017010830  2018011038 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder :
  1. " decreet " : het decreet van 28 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van huiswerkinstituten;
  2. " ONE " : de " Office de la Naissance et de l'Enfance " (Dienst voor Geboorte en Kinderwelzijn) in de zin van het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van de " Office de la Naissance et de l'Enfance ", afgekort " ONE ";
  3. " de Commissie " : de adviescommissie voor huiswerkinstituten bedoeld in artikel 27 van het decreet;
  4. " de Minister van Kinderwelzijn " : de Minister bevoegd voor het kinderbeleid en het beleid inzake kinderopvang;
  5. " de Minister van Jeugdzaken " : de Minister bevoegd voor het jeugdbeleid.

HOOFDSTUK II. - Procedure voor de erkenning van de huiswerkinstituten.
Art.2.§ 1. De aanvraag om erkenning als huiswerkinstituut wordt bij de ONE ingediend, [2 volgens een typeformulier dat door de O.N.E. opgesteld wordt]2.
  [2 Dit formulier bevat minstens de hierna bepaalde administratieve gegevens.
   Voor de inrichtende machten:
   1° de dienstgegevens van de inrichtende macht;
   2° de persoonlijke gegevens van haar vertegenwoordiger;
   3° de juridische vorm van de inrichtende macht;
   4° het bedrijfsnummer.
   Voor elk huiswerkinstituut:
   1° de dienstgegevens van het huiswerkinstituut;
   2° de persoonlijke gegevens van een contactpersoon;
   3° de vestigingplaats van zijn lokalen (binnen een school of niet);
   4° de naamlijst van het animatieteam op het ogenblik van de aanvraag en de kwalificatie van de geschoolde leden in de zin van het decreet;
   5° de openingsuren van het huiswerkinstituut gedurende en buiten de schoolperiodes;
   6° de toegepaste participatie in de kosten.]2
  § 2. Om ontvankelijk te zijn, moet de aanvraag bedoeld in § 1 samen worden ingediend met [2 het opvangproject]2 [2 bedoeld in artikel 7, § 2, 3° van het decreet]2, [2 met het jaarlijks actieplan bedoeld in artikel 7, § 1, 4° van het decreet, het jaarlijks huishoudelijk reglement bedoeld bij artikel 7, § 2, 5° van het decreet en de statuten van de vereniging, als het gaat om een vzw.]2.
  [2 § 3. De aanvraag moet tevens samen met een document gestuurd worden waarbij gestaafd wordt dat het vereiste minimum bereikt wordt inzake kwalificatie van het animatieteam. Indien het document melding maakt van geschoolde animatoren of coördinatoren die het voorwerp uitmaken van een eerste vermelding bij de ONE door het betrokken huiswerkinstituut, voegt het ook een afschrift van de brevetten, gelijkwaardigheidsverklaringen of diploma's.
   Desgevallend, kan de aanvraag samen met een aanvraag om afwijking van het aantal opgevangen kinderen bedoeld bij artikel 7, § 3, 2° van het decreet of van een aanvraag om afwijking van het aantal vestigingen waaruit de opgevangen kinderen bedoeld bij artikel 7, § 3, 3°, van het decreet, afkomstig zijn, gaan.]2
  ----------
  (2)<BFG 2014-12-17/13, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

Art.3. De ONE meldt ontvangst van de aanvraag om erkenning en onderzoekt het ontvankelijk dossier. De ONE beslist over de erkenning en brengt bij gewoon schrijven de inrichtende macht op de hoogte van de beslissing die werd getroffen aangaande de erkenning.

Art.4.[2 De ONE kan te allen tijde beslissen de erkenning van een huiswerkinstituut in te trekken. Hij moet zijn voornemen en de motivering ervan aan de inrichtende macht meedelen. De inrichtende macht beschikt over een termijn van 30 dagen te rekenen vanaf de datum van de mededeling door de ONE van zijn voornemen om zijn standpunt te doen gelden. Bij het verstrijken van die termijn, trekt de ONE de erkenning in of trekt die niet in, en brengt daar de inrichtende macht van op de hoogte.]2.
  In dat geval wordt de subsidie van het lopende activiteitsjaar slechts uitbetaald in verhouding tot de kosten die door de betrokken voorziening werkelijk worden gedragen, op overlegging van de boekhoudingsstukken tot staving ervan, en ten belope van het maximumbedrag van de subsidie berekend krachtens artikel 18 b) van dit decreet in verhouding tot de periode die gedekt was vóór de intrekking van de erkenning.
  [1 In de loop van het eerste trimester]1 van elk jaar, brengt de ONE de Commissie op de hoogte van de intrekking van een erkenning en van de motivering van zijn beslissing.
  ----------
  (1)<BFG 2007-09-07/54, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
  (2)<BFG 2014-12-17/13, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

Art.5.De beroepen tegen een weigering of een intrekking van erkenning, [1 zoals bepaald in artikel 6, tweede lid, van het decreet]1, worden ingediend bij de Minister van Kinderwelzijn, die het dossier om advies aan de Commissie voorlegt. Deze brengt, binnen de 90 dagen na de indiening van dat beroep, ter attentie van de Minister van Kinderwelzijn, een advies over dat beroep uit, samen met alle nodige stukken tot staving van dat advies. De Minister van Kinderwelzijn beslist over dat beroep.
  De Commissie kan de vertegenwoordiger(s) van het huiswerkinstituut waarvan de erkenning werd geweigerd of ingetrokken, ontvangen om hun argumenten te horen.
  ----------
  (1)<BFG 2014-12-17/13, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

HOOFDSTUK III. - Kwalificaties die gelijkgesteld worden met de brevetten van begeleider of coördinator van huiswerkinstituten.
Art.6. Met toepassing van artikel 12, 1° van het decreet, zijn de gelijkgestelde kwalificaties die toegang verschaffen tot het statuut van geschoolde animator de volgende :
  1. Secundair onderwijs met volledig leerplan : de volgende diploma's of getuigschriften uitgereikt op het einde van de studies in een sociale of pedagogische richting van het niveau van het hoger secundair technisch kwalificatieonderwijs :
  a) opvoedingsbeambte;
  b) begeleider;
  c) opvoeder.
  2. Alternerend secundair onderwijs :
  a) kinderhulp in collectieve voorzieningen;
  b) monitor voor kindergemeenschappen.
  3. Onderwijs voor sociale promotie :
  De volgende diploma's of getuigschriften uitgereikt op het einde van de studies in een sociale of pedagogische richting van het niveau van het hoger secundair technisch onderwijs :
  a) kinderhulp voor kinderen van 0 tot 12 jaar in een collectieve voorziening;
  b) kinderhulp voor kinderen van 0 tot 12 jaar thuis;
  c) sociaal-culturele begeleider voor kinderen van 3 tot 12 jaar;
  d) begeleider van kindergroepen;
  e) begeleiding lokale voorzieningen;
  [1 f) Kinderhulp]1
  4. Hoger onderwijs :
  De einddiploma's of -getuigschriften voor studies van het niveau van het hoger onderwijs van ten minste het korte type, met volledig leerplan of voor sociale promotie;
  5. Andere opleidingen :
  a) brevet van animator van vakantiecentra, uitgereikt krachtens het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra;
  b) alle bekwaamheidsbewijzen, brevetten of getuigschriften bedoeld in artikel 7.
  6. De bekwaamheidsbewijzen, getuigschriften of brevetten die door de ONE erkend worden als bewijzen die een waarde hebben die gelijk is met die bedoeld in de punten 1 tot 5, behalve uitdrukkelijke andersluidende beslissing van de Regering.
  ----------
  (1)<BFG 2009-05-14/36, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2009>

Art.7.Bij toepassing van artikel 12, 2° van het decreet, zijn de gelijkgestelde kwalificaties die toegang verschaffen tot het statuut van coördinator de volgende :
  1. Hoger onderwijs :
  Elk einddiploma of -getuigschrift van het niveau van het sociaal, psychopedagogisch onderwijs of van het onderwijs voor lichamelijke opvoeding dat ten minste van het korte type is, met volledig leerplan of voor sociale promotie.
  2. Andere opleidingen :
  a) brevet van coördinator van vakantiecentra, uitgereikt krachtens het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra;
  b) brevet van bekwaamheid tot het beheer van culturele projecten en programma's, uitgereikt door [1 het Algemeen bestuur Cultuur van de Franse Gemeenschap]1;
  c) coördinator van jeugdcentra, van het type 1 of type 2, erkend krachtens het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties;
  3. De bekwaamheidsbewijzen, getuigschriften, diploma's of brevetten die door de ONE erkend worden als bewijzen die een waarde hebben die gelijk is als die bedoeld in de punten 1 en 2, tenzij de Regering er uitdrukkelijk anders over beslist.
  ----------
  (1)<BFG 2014-12-17/13, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring van de huiswerkinstituten.
Art.8.[3 Om de subsidie bedoeld bij artikel 17 van het decreet te kunnen genieten, moeten de huiswerkinstituten een aanvraag om subsidie en een aanvraag om vereffening van het saldo van het afgelopen jaar overzenden. Deze aanvraag geschiedt op basis van de formulieren opgesteld door de ONE.
   Deze formulieren bevatten minstens de volgende administratieve gegevens:
   1° de dienstgegevens van de inrichtende macht en haar vertegenwoordiger;
   2° de persoonlijke gegevens van een contactpersoon;
   3° de gegevens van de bankrekening van de inrichtende macht of van het huiswerkinstituut;
   4° de identificatie van het huiswerkinstituut;
   5° de openingsuren van het huiswerkinstituut voor het lopend schooljaar;
   6° de lijst van de door het huiswerkinstituut opgevangen kinderen, de naam van de school die ze bezoeken en de reden van de inschrijving;
   7° de naamlijst van het animatieteam van het huiswerkinstituut en de kwalificatie van de geschoolde leden in de zin van het decreet;
   8° een maandelijkse tabel van de afwezigheden per huiswerkinstituut;
   9° de openingsuren van het huiswerkinstituut voor het afgelopen schooljaar als het om eerste aanvraag om subsidiëring gaat of een hervatting van activiteiten na een schorsing;
   10° de toegepaste participatie in de kosten.
   Desgevallend, moet de aanvraag samen met een aanvraag om afwijking gaan betreffende de plaats voor de activiteiten bedoeld bij artikel 17, § 1, 5°, van het decreet.]3
  Samen met de aanvraag om uitbetaling van de subsidie wordt het bewijs van de kwalificatie van de geschoolde begeleiders en coördinators toegestuurd voor wie het betrokken huiswerkinstituut een eerste beoordeling aan de ONE meedeelt.
  ----------
  (3)<BFG 2014-12-17/13, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

Art. 8/1. [1 Als de subsidiëring geweigerd wordt of als het bedrag van de subsidie betwist wordt, kan een beroep ingesteld worden bij de ONE bij aangetekend schrijven met vermelding van de redenen van het beroep binnen een termijn van 30 dagen na de ontvangst van de beslissing. De ONE zendt het beroep aan de Minister van Kind over, samen met een advies. De Minister neemt een beslissing omtrent het beroep binnen een termijn van negentig dagen vanaf de ontvangst van het beroep, op basis van het door de ONE verleende advies]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2014-12-17/13, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

Art.9.Het bedrag [2 bedoeld in artikel 17, § 2, 6°, van het decreet]2, is 2 EUR. [1 Dat bedrag wordt op 4 EUR gedragen tijdens de schoolvakantie [2 voor een niet-residentiële dag van meer dan 6 uren]2.]1 [3 Het bedrag kan vermeerderd worden voor een residentiële dag.]3 [1 Die bedragen worden elk jaar aangepast]1 aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. Het oorspronkelijke indexcijfer is het cijfer van 1 september 2004.
  ----------
  (1)<BFG 2007-09-07/54, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
  (2)<BFG 2014-12-17/13, art. 7,1°-7,2°, 005; Inwerkingtreding : 08-03-2015>
  (3)<BFG 2014-12-17/13, art. 7,3°, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2015>

Art.10.[1 Het bedrag bedoeld in artikel 18, a), tweede lid, van het decreet is 2.516 euro per jaar, vermeerderd met 562 euro per jaar indien een opvang van dagen van meer dan 6 uur georganiseerd wordt tijdens perioden van de herfstvakantie (Allerheiligen) en de ontspanningsvakantie (Krokusvakantie).]1
  ----------
  (1)<DFG 2022-03-31/35, art. 221, 009; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art. 10/1. [1 § 1. De O.N.E. betaalt aan de inrichtende macht van het huiswerkinstituut, binnen de drie maanden na de kennisgeving van de erkenning ervan, de subsidie uit bedoeld bij artikel 18/1 van het decreet.
   De subsidie bedoeld bij het eerste lid is een forfaitair bedrag van 5.000 euro.
   Ze wordt bestemd voor de tenlasteneming van personeelskosten van het pedagogische team bedoeld bij artikel 7, § 4, 1, van het decreet, en van de kosten voor de administratie, de animatie, het gemeenschapsontwikkelingswerk, de activiteitenvoorbereiding- en evaluatie.
   De inrichtende macht houdt de boekhoudkundige stukken betreffende de kosten bedoeld bij het derde lid ter beschikking van de O.N.E.
   § 2. De inrichtende macht van een huiswerkinstituut kan enkel één keer deze subsidie bedoeld bij § 1 genieten voor dit huiswerkinstituut.
   § 3. De inrichtende macht die een subsidie heeft genoten voor een huiswerkinstituut vóór de inwerkingtreding van dit besluit, kan niet de subsidie bedoeld bij § 1 genieten voor dit huiswerkinstituut.
   § 4. Aan een inrichtende macht die een aanvraag om subsidie indient voor het lopende jaar voor een huiswerkinstituut gelijktijdig met de eerste aanvraag om erkenning voor dit huiswerkinstituut, kan de subsidie bedoeld bij § 1 niet toegekend worden als hij artikel 17, §§ 1 en 2 in acht neemt, van het decreet betreffende de erkenning van en de steun aan huiswerkinstituten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2018-01-24/04, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2016>


HOOFDSTUK IV/1. [1 - Uitzonderlijke steunmaatregelen in het kader van de energiecrisis van 2022.]1   ----------   (1)
Art.10/2. [1 Er wordt een uitzonderlijke subsidie van 500 euro toegekend:
  a) aan de inrichtende machten van huiswerkscholen die erkend zijn krachtens het decreet van 28 april 2004 betreffende de erkenning en ondersteuning van huiswerkscholen en die een subsidie hebben aangevraagd voor het begrotingsjaar 2022, overeenkomstig de bepalingen van artikel 17 van hetzelfde decreet;
  b) aan de inrichtende machten van huiswerkscholen die erkend zijn krachtens het decreet van 28 april 2004 betreffende de erkenning en de ondersteuning van huiswerkscholen en die voor het begrotingsjaar 2022 een subsidie ontvangen als operator van buitenschoolse opvang van type 2, toegekend op basis van artikel 35, § 2, van het decreet van 3 juli 2003 betreffende de coördinatie van de kinderopvang tijdens de vrije tijd en de ondersteuning van de buitenschoolse opvang.
  Een aanvullend bedrag van 250 euro wordt toegekend aan de twee in lid 1 genoemde categorieën inrichtende machten voor elke huiswerkschool die zij organiseren, te beginnen met de tweede huiswerkschool.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2022-10-27/03, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


HOOFDSTUK V. - Adviescommissie voor huiswerkinstituten.
Art.11. De voorzitter en de leden van de Commissie bedoeld in artikel 28, 1°, 2°, 6°, 8°, 11° et 12°, van het decreet, alsook de afgevaardigde van de Minister van Kinderwelzijn bedoeld in artikel 28, 7°, van het decreet, worden door de Minister van Kinderwelzijn aangesteld.
  De leden van de Commissie bedoeld in artikel 28, 3°, 4°, 5°, 9°, en 10°, van het decreet, alsook de afgevaardigde van de Minister van Kinderwelzijn bedoeld in artikel 28, 7°, van het decreet, worden door de Minister van Kinderwelzijn aangesteld.
  Het mandaat van de leden van de Commissie duurt vijf jaar en is vernieuwbaar.
  Het lid van de Commissie dat drie keer zonder rechtvaardiging afwezig is, wordt als ontslagnemend geacht. De ontslagnemende leden van de Commissie bedoeld in artikel 28, 2° en 6° worden vervangen binnen de zes maanden volgens dezelfde nadere regels als deze die bedoeld zijn in het eerste lid. De andere leden van de Commissie worden vervangen op initiatief van de instantie of het orgaan dat ze vertegenwoordigen.
  Het vervangende lid voleindigt het mandaat van het vervangen lid.
  De Commissie :
  1° beraadslaagt en beslist bij absolute meerderheid van de aanwezige leden en bij gesloten deuren;
  2° vergadert ten minste drie keer per jaar;
  3° kan ongeacht het aantal aanwezige leden en voorzover ten minste de categorieën van de leden bedoeld in artikel 28 van het decreet 1°, 7° en 8°, ten minste vertegenwoordigd zijn, geldig zitting houden;
  4° heeft een zetel bij de ONE;
  5° moet worden bijeengeroepen binnen een minimumtermijn van 10 werkdagen vóór de vergadering;
  6° stelt een huishoudelijk reglement vast dat inzonderheid de deontologische regels bepaalt die inzonderheid toepasselijk zijn wanneer een dossier betreffende één van de leden van de Commissie door haar op de agenda wordt geplaatst.

Art.12. Het bedrag van het presentiegeld bepaald in het artikel van het decreet wordt op 25,52 EUR vastgesteld. Dat bedrag wordt gebonden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. Het oorspronkelijke indexcijfer is het cijfer dat op 1 juli 2003 geldig was. De leden hebben recht op de terugbetaling van de reiskosten voor hun deelneming aan de vergaderingen van de Commissie onder de voorwaarden en volgens de cijfers vastgesteld door de regeling terzake die toepasselijk zijn op de personeelsleden van het Ministerie van de Franse Gemeenschap. Daartoe worden ze gelijkgesteld met de personeelsleden van het Ministerie van de Franse Gemeenschap die titularis zijn van een graad van rang 12.

HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.13. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2004.

Art.14. De Minister van Kinderwelzijn wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N. (Voor de bijlagen, zie Franse tekst.)