13 AUGUSTUS 2004. - Wet betreffende de vergunning van handelsvestigingen (NOTA : opgeheven voor het Brussels Gewest door <ORD2014-05-08/48, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2014>) (NOTA : opgeheven voor het Waalse gewest door DWG2015-02-05/07, art. 114, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2015>) (NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest bij DVR2016-07-15/08, art. 51, 008; Inwerkingtreding : 01-08-2018) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-10-2004 en tekstbijwerking tot 02-09-2019)
HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie.
Art. 4
HOOFDSTUK III. - Procedure.
Art. 5-13
HOOFDSTUK IV. - Toezicht en strafbepalingen.
Art. 14
Art. 14 Vlaams Gewest
Art. 15-18
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 19-20
2005011107 2005011108 2005011109 2005011119 2005011120 2005011194 2006011228 2007011060 2007A11060 2010011016 2015035879 2019014022
HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art.2. § 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1° ontwerp van handelsvestiging :
a) een ontwerp van nieuw bouwwerk waarbij voorzien wordt in de oprichting van een kleinhandelsbedrijf waarvan de oppervlakte beantwoordt aan de criteria van artikel 3, § 1;
b) een ontwerp van "handelsgeheel" dat beantwoordt aan de oppervlakte bepaald in a), dit wil zeggen een geheel van kleinhandelsbedrijven die zich al dan niet in afzonderlijke gebouwen bevinden en waarvan al dan niet één en dezelfde persoon de promotor, de eigenaar of de uitbater is, die zich samen op eenzelfde plaats bevinden en die van rechtswege of feitelijk met mekaar verbonden zijn, in het bijzonder op financieel, commercieel of materieel vlak of die het voorwerp zijn van een procedure in gezamenlijk overleg op het gebied van bouwvergunning;
c) een ontwerp van uitbreiding van een kleinhandelsbedrijf of van een handelsgeheel dat reeds de oppervlakte bepaald in a) heeft bereikt of zal overschrijden door de uitvoering van het ontwerp;
d) een ontwerp van uitbating van één of meer kleinhandelsbedrijven of van een handelsgeheel, dat voldoet aan de oppervlakte bepaald onder a) in een bestaand gebouw dat niet bestemd was voor een handelsactiviteit;
e) een ontwerp van belangrijke wijziging van de aard van de handelsactiviteit in een gebouw reeds aangewend voor handelsdoeleinden, dat beantwoordt aan de oppervlakte bepaald onder a);
2° kleinhandelsbedrijf : de distributie-eenheid waarvan de activiteit bestaat uit het wederverkopen op gewone wijze, in eigen naam en voor eigen rekening, van goederen aan consumenten, zonder deze goederen andere behandelingen te doen ondergaan dan die welke in de handel gebruikelijk zijn;
3° netto handelsoppervlakte : de oppervlakte bestemd voor de verkoop en toegankelijk voor het publiek, met inbegrip van de niet-overdekte oppervlakten. (In geval van uitbreiding is de netto handelsoppervlakte die voor de toepassing van deze wet in aanmerking is te nemen, de totale oppervlakte na verwezenlijking van de ontwerp van handelsvestiging.) <W 2005-12-27/31, art. 74, 002; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
Deze oppervlakte omvat met name de kassazones, de zones die zich achter de kassa's bevinden en de inkomruimte indien deze ook worden aangewend om waren uit te stallen of te verkopen.
§ 2. De termijnen van deze wet zullen worden berekend in kalenderdagen.
Art.3. § 1. De ontwerpen van handelsvestiging, bedoeld in artikel 2, § 1, 1°, van meer dan 400 m2 netto handelsoppervlakte zijn onderworpen aan een vergunning verleend door het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de ontworpen handelsvestiging zal worden geëxploiteerd.
De Koning kan, na advies of op voorstel van het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie, de norm inzake oppervlakte voorzien in § 1 wijzigen.
§ 2. (De volgende ontwerpen vallen onder de vereenvoudigde procedure bepaald in artikel 10, op voorwaarde dat de bestaande handelsvestiging op het ogenblik van de uitbreiding of van de verhuis beschikt over een vergunning die is verleend op basis van de wet van 29 juni 1975 op de handelsvestigingen, of op basis van de artikelen 7, 8 of 11 van deze wet :
) <W 2005-12-27/31, art. 75, 002; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
1° de uitbreidingsprojecten voor een handelsvestiging die reeds een sociaal-economische vergunning heeft verkregen, voor zover die uitbreiding niet 20 % van de netto handelsoppervlakte met een maximumplafond van 300 m2 netto handelsoppervlakte overschrijdt;
2° de verhuizingen met of zonder uitbreiding, zoals bepaald in punt 1°, voor zover die verhuizingen in dezelfde gemeente plaatshebben, binnen een straal van maximum 1 000 meter. De afstanden moeten berekend worden tussen de twee punten die het dichtst bij de respectieve zones van beide gekadastreerde percelen liggen.
HOOFDSTUK II. - Het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie.
Art.4. § 1. Er wordt een Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie opgericht.
§ 2. Het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie bestaat uit achttien leden, aangeduid door de Koning, waarvan :
1° vier werkende en vier plaatsvervangende leden die als volgt worden aangewezen :
a) een werkend lid en een plaatsvervangend lid op voorstel van de Minister die bevoegd is voor Economie onder de personeelsleden van zijn administratie; dit lid is voorzitter;
b) een werkend lid en een plaatsvervangend lid op voorstel van de Minister die bevoegd is voor Middenstand onder de personeelsleden van zijn administratie; (...); <W 2005-12-27/31, art. 76, 002; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
c) een werkend lid en een plaatsvervangend lid op voorstel van de Minister die bevoegd is voor Mobiliteit en Vervoer onder de personeelsleden van zijn administratie;
d) een werkend lid en een plaatsvervangend lid op voorstel van de Minister die bevoegd is voor Werkgelegenheid onder de personeelsleden van zijn administratie;
2° zes werkende en zes plaatsvervangende leden die worden aangewezen op voorstel van de gewesten. Elk gewest wijst twee werkende en twee plaatsvervangende leden aan. Zij hebben zitting in de vergadering wanneer de vestiging die wordt beoogd in de aanvraag van de vergunning, gelegen is in hun gewest of wanneer ze er uitdrukkelijk om verzoeken bij de voorzitter van het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie; in dit laatste geval hebben ze geen stemrecht;
3° twee werkende leden en twee plaatsvervangende leden die de in de Raad voor het Verbruik zetelende verbruikersorganisaties vertegenwoordigen;
4° drie werkende leden en drie plaatsvervangende leden die de meest representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigen;
5° twee werkende leden en twee plaatsvervangende leden die de geïntegreerde handel vertegenwoordigen;
6° drie werkende leden en drie plaatsvervangende leden die de in de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de K.M.O. zetelende organisaties vertegenwoordigen;
7° tweeëntwintig werkende leden en tweeëntwintig plaatsvervangende leden die de in de gewestelijke Sociaal-Economische Raden zetelende middenstandsorganisaties vertegenwoordigen :
a) de Sociaal Economische Raad voor Vlaanderen wijst op voorstel van de middenstandsverenigingen in zijn schoot twee werkende leden en twee plaatsvervangende leden voor per provincie van het Vlaams Gewest aan. Zij hebben zitting in de vergadering wanneer de vestiging die beoogd wordt in de aanvraag van de vergunning gelegen is in hun provincie;
b) de Economische en Sociale Raad voor het Waals Gewest wijst op voorstel van de middenstandsverenigingen in zijn schoot twee werkende leden en twee plaatsvervangende leden per provincie van het Waals Gewest aan. Zij hebben zitting in de vergadering wanneer de vestiging die beoogd wordt in de aanvraag van de vergunning gelegen is in hun provincie;
c) de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wijst op voorstel van de middenstandsverenigingen in zijn schoot twee werkende leden en twee plaatsvervangende leden aan. Zij hebben zitting in de vergadering wanneer de vestiging die beoogd wordt in de aanvraag van de vergunning gelegen is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
§ 3. De Koning bepaalt :
1° de wijze van voordracht en aanstelling van de leden;
2° de organisatie en werkingsregels van het Comité vermeld in § 1;
3° de vergoedingen die aan de voorzitter en de leden van het Comité vermeld in § 1 worden toegekend.
§ 4. Het Comité vermeld in § 1 stelt zijn huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Ministers die bevoegd zijn voor Economische Zaken en Middenstand.
(§ 5. De Minister die bevoegd is voor Middenstand duidt onder de ambtenaren van zijn administratie de secretaris van het Nationaal Sociaal-Economische Comité voor de distributie aan. Hij neemt deel aan de vergaderingen en werkzaamheden van het Comité met adviserende stem.) <W 2005-12-27/31, art. 76, 002; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
HOOFDSTUK III. - Procedure.
Art.5. De aanvraag van de vergunning bedoeld in artikel 3, § 1, wordt gericht aan het college van burgemeester en schepenen van de plaats waar de vestiging gepland is. Indien de geplande vestiging bovendien een netto-oppervlakte van meer dan 2 000 m2 beslaat, stelt het college van burgemeester en schepenen de aangrenzende gemeenten op de hoogte van het project.
De aanvraag kan worden neergelegd op het gemeentehuis. Aan de aanvrager wordt onverwijld een indieningsbewijs afgeleverd. Zij kan eveneens worden ingediend per aangetekende brief. Het bewijs van afgifte van het aangetekend schrijven dient als indieningsbewijs.
Bij de aanvraag wordt een sociaal-economisch dossier gevoegd, waarvan de Koning de samenstelling bepaalt.
Art.6. § 1. Wanneer het ontwerp van handelsvestiging een netto handelsoppervlakte beslaat die groter is dan 1 000 m2, stuurt de burgemeester of de afgevaardigde ambtenaar de aanvraag binnen vijf dagen na de aflevering van het indieningbewijs door naar het secretariaat van het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie.
§ 2. Binnen twintig dagen na de aflevering van het indieningsbewijs, bezorgt de secretaris van het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie de aanvrager een ontvangstbewijs indien het dossier volledig is. In het tegengestelde geval, informeert hij deze dat het dossier niet volledig is met vermelding van de ontbrekende documenten of gegevens. De secretaris levert het ontvangstbewijs van het volledig dossier af binnen twintig dagen na ontvangst van de ontbrekende documenten of gegevens.
Een kopie van alle briefwisseling geadresseerd aan de aanvrager zal tegelijkertijd worden toegestuurd aan het college van burgemeester en schepenen.
De termijn van de procedure voor adviesverlening door het Comité start op de dag van de verzending van het ontvangstbewijs van het volledig dossier, of indien dit bewijs niet binnen de voorziene termijn werd afgeleverd, vanaf de datum waarop het ontvangstbewijs van het volledig dossier had moeten afgeleverd worden.
Elk stuk en elk document wordt verzonden per aangetekend schrijven of afgeleverd per drager tegen indieningbewijs.
Art.7.
§ 1. Wanneer het ontwerp van handelsvestiging een netto handelsoppervlakte beslaat die groter is dan 1 000 m2, betekent het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie haar met redenen omkleed advies aan de aanvrager en aan het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn van vijfendertig dagen vanaf de aflevering van het ontvangstbewijs van het volledig dossier of van de afloop van de termijn voor de betekening, bedoeld in artikel 6, § 2.
§ 2. [1 Bij het opstellen van het advies moet de ruimtelijke ligging van de handelsvestiging, de bescherming van het stedelijk milieu en de bescherming van de consument, alsook het respect voor de sociale wetgeving en het arbeidsrecht in aanmerking worden genomen.]1
De Koning kan deze criteria aanvullen of verduidelijken door een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie hoort, op zijn verzoek, de aanvrager alsook een vertegenwoordiger van de betrokken gemeente.
Voor de ontwerpen van handelsvestiging die een netto handelsoppervlakte beslaan die groter is dan 2 000 m2, nodigt het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie alle aangrenzende gemeenten uit om zich tijdens de zitting uit te spreken.
§ 3. Bij ontstentenis van de betekening van het advies van het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie binnen deze termijn van vijfendertig dagen bedoeld in de eerste paragraaf, zet het college van burgemeester en schepenen het onderzoek van de aanvraag voort in overeenstemming met artikel 8, § 2, en volgende.
----------
(1)<W 2009-12-22/07, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 28-12-2009>
Art.8.§ 1. Wanneer het ontwerp van handelsvestiging een netto handelsoppervlakte tussen 400 en 1 000 m2 beslaat, stuurt de burgemeester of zijn afgevaardigde binnen vijf dagen na de aflevering van het indieningbewijs, bedoeld in artikel 5, tweede lid, een kopie van het aanvraagdossier door naar het secretariaat van het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie. Binnen vijftig dagen na de aflevering van dit indieningbewijs betekent het college van burgemeester en schepenen zijn beslissing aan de aanvrager en aan het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie.
Wanneer de aanvraag niet volledig is, licht het college van burgemeester en schepenen de aanvrager hieromtrent in bij een ter post aangetekend schrijven dat de termijnen bedoeld in het eerste lid schorst.
§ 2. Wanneer het ontwerp van handelsvestiging een netto handelsoppervlakte beslaat die groter is dan 1 000 m2, betekent het college van burgemeester en schepenen zijn beslissing aan de aanvrager en aan het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie binnen zeventig dagen na de aflevering van het ontvangstbericht of na de afloop van de termijn voor de betekening, bedoeld in artikel 6, § 2.
§ 3. [1 Bij ontstentenis van betekening van de beslissing]1 van het college van burgemeester en schepen binnen de termijnen voorzien in de paragrafen 1 en 2, wordt de beslissing geacht gunstig te zijn.
----------
(1)<W 2012-03-29/01, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 09-04-2012>
Art.9. Op eenvoudig verzoek levert het college van burgemeester en schepenen een bevestiging af van afwezigheid van beslissing binnen de termijnen voorzien in artikel 8.
Art.10. § 1. De uitbreiding- of verhuisprojecten bedoeld in artikel 3, § 2, 1° en 2°, zijn onderworpen aan een voorafgaande verklaring.
De verklaring wordt gedaan door middel van een formulier waarvan de inhoud en het model bepaald worden door de Koning.
§ 2. Het formulier kan tegen ontvangstbewijs worden neergelegd op het gemeentehuis of wordt per aangetekend schrijven gericht aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de ontworpen handelsvestiging zal worden geëxploiteerd.
Wanneer de verklaring volledig is, stuurt het college van burgemeester en schepenen een ontvangstbewijs per aangetekend schrijven aan de aangever en maakt een afschrift van de verklaring over aan het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie, binnen twintig dagen na afgifte bij de post van het aangetekend schrijven dat de verklaring omvat.
Wanneer de verklaring niet volledig is, licht het college van burgemeester en schepenen de aanvrager hieromtrent in binnen twintig dagen na afgifte bij de post van het aangetekend schrijven dat de verklaring omvat met vermelding van de ontbrekende documenten of gegevens. Binnen tien dagen na ontvangst hiervan, verricht het college van burgemeester en schepenen de handelingen bepaald in het tweede lid.
§ 3. De projecten bedoeld in § 1 kunnen worden aangevangen na ontvangst van het ontvangstbewijs dat akte neemt van de verklaring, of bij ontstentenis daarvan de dag na de afloop van de termijn voor de kennisgeving ervan.
Art.11. § 1. Er wordt een Interministerieel Comité voor de Distributie opgericht dat kennis neemt van de beroepen ingediend tegen de beslissingen van het college van burgemeester en schepenen bedoeld in de artikelen 8 en 9.
Het Interministerieel Comité voor de Distributie bestaat uit de Ministers die bevoegd zijn voor Economie, Tewerkstelling, Middenstand, Mobiliteit en Vervoer en de Minister voor Economie van het Gewest waar de handelsvestiging gepland is, of hun afgevaardigden.
De Koning bepaalt de organisatie en werkingsregels, de vergoeding van de leden evenals de incompatibiliteitsregels.
§ 2. Een beroep kan worden ingediend :
1° door de aanvrager;
2° door het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie;
3° door minstens zeven van de achttien leden van het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie.
§ 3. Het wordt ingesteld binnen twintig dagen die volgen op de kennisgeving van de beslissing bedoeld in artikel 8, of op de ontstentenis ervan bedoeld in artikel 9, bij ter post aangetekende brief aan het Secretariaat van het Interministerieel Comité voor de Distributie. Het Interministerieel Comité voor de Distributie zendt aan het college van burgemeester en schepenen een kopie toe van het beroep binnen vijf dagen na de ontvangst ervan.
Het college van burgemeester en schepenen zendt binnen tien dagen na de ontvangst van de kopie van het beroep tegen een beslissing gewezen overeenkomstig artikel 8, § 1, een kopie van het dossier aan het Interministerieel Comité voor de Distributie.
§ 4. (...) <W 2005-12-27/31, art. 77, 002; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
§ 5. Het Interministerieel Comité voor de Distributie brengt de aanvrager, het Nationaal Comité voor de Distributie en het college van burgemeester en schepenen van zijn beslissing op de hoogte binnen veertig dagen na de afgifte bij de post van het aangetekend schrijven dat het beroep bevat.
(...) <W 2005-12-27/31, art. 77, 002; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
§ 6. Het beroep is opschortend.
§ 7. Bij ontstentenis van kennisgeving van de beslissing binnen de termijnen voorzien in § 5, wordt de aangevochten beslissing als bevestigd beschouwd.
Art.12. Een bericht dat de vergunning werd afgeleverd, moet worden aangeplakt, door de aanvrager, op de plaats waar de handelsvestiging die het voorwerp uitmaakt van de vergunning zich zal bevinden, binnen acht dagen volgend op de kennisgeving van de beslissing, voor de aanvang van de bouwwerf en tijdens de ganse duur ervan tot op het ogenblik van de opening van de handelsvestiging.
Gedurende deze periode, moet de vergunning evenals de bijgevoegde dossiers of een door de gemeentelijke overheid eensluidend verklaarde kopie van deze documenten permanent ter beschikking worden gehouden van de agenten aangeduid in artikel 14 op de plaatsen waar de handelsvestiging die het voorwerp uitmaakt van de vergunning zich bevindt.
De Koning bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van onderhavig artikel.
Art.13. De vergunning vervalt wanneer binnen vier jaar na de aflevering ervan de uitvoering van het project niet werd aangevat.
Het verval van de vergunning is van rechtswege.
Toch kan op verzoek van de aanvrager de vergunning worden verlengd voor een periode van een jaar. De aanvraag tot verlenging moet ten minste twee maand voor de afloop van de termijn van vier jaar bedoeld in het eerste lid bij aangetekend schrijven worden ingediend op straffe van niet-ontvankelijkheid.
De verlenging wordt toegekend door het college van burgemeester en schepenen.
HOOFDSTUK IV. - Toezicht en strafbepalingen.
Art.14. § 1. De uitvoering van de voorwaarden die vermeld zijn in de vergunning of in de gegevens vermeld in de kennisgeving wordt gecontroleerd door de ambtenaren van de Algemene Directie Controle en Bemiddeling van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.
Zonder afbreuk te doen aan de plichten van de officieren van de gerechtelijke politie, zijn de ambtenaren bedoeld in het eerste lid bevoegd om de overtredingen van onderhavige wet op te sporen en vast te stellen.
§ 2. Bij de uitoefening van hun opdracht kunnen de ambtenaren bedoeld in dit artikel :
1° zich toegang verschaffen tot de bouwlocaties en -terreinen of de ateliers, gebouwen, belendende binnenplaatsen en omheinde ruimtes betreden die zo nodig moeten worden betreden om hun opdracht te vervullen;
2° alle nuttige vaststellingen verrichten, en, op een eerste verzoek en zonder verplaatsing, inzicht krijgen in de documenten, stukken of boeken, die nodig zijn bij hun opzoekingen en vaststellingen en er een kopie van nemen;
3° de hulp van de politie vragen.
§ 3. De processen-verbaal die door deze agenten worden opgesteld, hebben bewijskracht tot het bewijs van het tegendeel. De overtreder ontvangt een afschrift van het proces-verbaal of het wordt hem per aangetekend schrijven meegedeeld binnen dertig dagen vanaf de vaststelling.
§ 4. De gemachtigde agenten bedoeld in het eerste lid van § 1 oefenen de bevoegdheden uit die hen door onderhavig artikel worden toegekend onder het toezicht van de procureur-generaal bij het Hof van Beroep of van de federale procureur.
Art.14_VLAAMS_GEWEST. § 1. De uitvoering van de voorwaarden die vermeld zijn in de vergunning of in de gegevens vermeld in de kennisgeving wordt gecontroleerd door de ambtenaren van de Algemene Directie Controle en Bemiddeling van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. Zonder afbreuk te doen aan de plichten van de officieren van de gerechtelijke politie, zijn de ambtenaren bedoeld in het eerste lid bevoegd om de overtredingen van onderhavige wet op te sporen en vast te stellen. § 2. Bij de uitoefening van hun opdracht kunnen de ambtenaren bedoeld in dit artikel : 1° zich toegang verschaffen tot de bouwlocaties en -terreinen of de ateliers, gebouwen, belendende binnenplaatsen en omheinde ruimtes betreden die zo nodig moeten worden betreden om hun opdracht te vervullen; 2° alle nuttige vaststellingen verrichten, en, op een eerste verzoek en zonder verplaatsing, inzicht krijgen in de documenten, stukken of boeken, die nodig zijn bij hun opzoekingen en vaststellingen en er een kopie van nemen; 3° de hulp van de politie vragen. § 3. De processen-verbaal die door deze agenten worden opgesteld, hebben bewijskracht tot het bewijs van het tegendeel. De overtreder ontvangt een afschrift van het proces-verbaal of het wordt hem per aangetekend schrijven meegedeeld binnen dertig dagen vanaf de vaststelling. § 4. De gemachtigde agenten bedoeld in het eerste lid van § 1 oefenen de bevoegdheden uit die hen door onderhavig artikel worden toegekend onder het toezicht van de procureur-generaal bij het Hof van Beroep of van de federale procureur. [1 § 5. [2 En application de l'article 23, paragraphe 1, e) et h), du règlement (UE) n° 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données et abrogeant la directive 95/46/CE (règlement général sur la protection des données), les agents visés au paragraphe 1er peuvent décider de ne pas appliquer les obligations et droits énoncés aux articles 12 à 22 dudit règlement au traitement des données à caractère personnel dans le cadre d'une enquête qui concerne une personne physique déterminée, si les conditions énoncées aux alinéas 2 à 10 sont remplies. La possibilité de dérogation visée à l'alinéa premier ne s'applique que pendant la période au cours de laquelle l'intéressé fait l'objet d'un contrôle, d'une enquête ou des activités préparatoires y afférentes, dans le cadre des missions décrétales et réglementaires des agents visés au paragraphe 1er, à condition qu'il soit ou puisse être nécessaire pour le bon déroulement de l'enquête que les obligations et droits visés aux articles 12 à 22 dudit règlement ne soient pas appliqués. La durée des activités préparatoires ne peut, le cas échéant, dépasser un an à compter de la date de réception d'une demande d'exercice d'un des droits visés aux articles 12 à 22 dudit règlement. Les données à caractère personnel visées à l'alinéa 1er ne seront pas conservées plus longtemps que les finalités pour lesquelles elles sont traitées le requièrent. La possibilité de dérogation visée à l'alinéa premier ne s'applique pas aux données qui ne sont pas liées à l'objet de l'enquête ou du contrôle justifiant le refus ou la restriction des droits, visés à l'alinéa premier. Si, dans le cas visé à l'alinéa premier, l'intéressé soumet une demande sur la base des articles 12 à 22 dudit règlement au cours de la période visée au deuxième alinéa, le fonctionnaire à la protection des données compétent en accuse réception. Le fonctionnaire à la protection des données compétent informe l'intéressé par écrit de tout refus ou restriction des droits, visés à l'alinéa premier, dans les meilleurs délais et en tout état de cause dans un délai d'un mois à compter du jour suivant celui de la réception de la demande. Il n'est pas nécessaire de fournir des informations complémentaires sur les motifs détaillés d'un tel refus ou d'une telle restriction lorsque cela porterait atteinte aux missions décrétales et réglementaires des agents visés au paragraphe 1er, sans préjudice de l'application de l'alinéa 8. Si nécessaire, le délai précité peut être prolongé de deux mois, compte tenu du nombre de demandes et de leur complexité. Le responsable du traitement informe l'intéressé de cette prolongation et des raisons du report dans un délai d'un mois à compter du jour suivant celui où il a reçu la demande. Le fonctionnaire à la protection des données compétent informe également l'intéressé sur la possibilité d'introduire une demande auprès de la commission de contrôle flamande pour le traitement des données à caractère personnel conformément à l'article 10/5 du décret du 18 juillet 2008 relatif à l'échange électronique de données administratives, et de former un recours en justice. Le fonctionnaire à la protection des données compétent consigne les motifs factuels ou juridiques sur lesquels la décision est fondée. Il tient ces informations à la disposition de la commission de contrôle flamande précitée. Une fois l'enquête terminée, les droits énoncés aux articles 13 à 22 du règlement précité sont, le cas échéant, appliqués à nouveau conformément à l'article 12 du règlement précité. Si un dossier contenant des données à caractère personnel visées à l'alinéa premier a été transmis au Ministère public et peut conduire à des activités sous la direction du Ministère public ou d'un juge d'instruction, et qu'il existe une incertitude quant au secret de l'enquête sous la direction du Ministère public ou d'un juge d'instruction, le fonctionnaire à la protection des données compétent ne peut répondre à la demande de l'intéressé conformément aux articles 12 à 22 du règlement précité qu'après que le Ministère public ou, le cas échéant, le juge d'instruction, a confirmé qu'une réponse ne compromet pas ou n'est pas susceptible de compromettre l'enquête.]2]1
----------
(1)<DVR 2018-06-08/04, art. 62, 007; Inwerkingtreding : 25-05-2018>
(2)<BVR 2019-07-19/22, art. 14, 010; Inwerkingtreding : 12-09-2019>
Art.15. § 1. Worden gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met een boete van 26 tot 2.000 euro of met slechts één van deze straffen, al degenen die, door de uitbating van een kleinhandelsbedrijf, of op om het even welke manier, de bepalingen overtreden van deze wet of van de besluiten, die in uitvoering van deze wet werden genomen, of die de voorwaarden niet naleven die zijn opgenomen in de beslissing die de handelsvestiging toestaat.
§ 2. Worden met dezelfde straffen gestraft, de personen die onjuiste of onvolledige inlichtingen hebben verstrekt teneinde op onrechtmatige wijze de vergunning te bekomen om een project van handelsvestiging te realiseren.
§ 3. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, zonder uitzondering van hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn van toepassing op de vermelde inbreuken.
Art.16. § 1. De ambtenaren bedoeld in artikel 14 kunnen ter plaatse mondeling de onderbreking van de bouw-, verbouwing- of vestigingswerken bevelen wanneer zij vaststellen dat deze niet overeenstemmen met de vergunning of zonder vergunning werden uitgevoerd.
Het bevel moet, op straffe van verval, binnen tien dagen worden bevestigd door de burgemeester of door de Minister die bevoegd is voor Economische Zaken of Middenstand.
§ 2. De bovenvermelde ambtenaren zijn bevoegd om alle maatregelen te treffen, met inbegrip van de verzegeling, om de onmiddellijke toepassing van het bevel tot onderbreking van de werken, het verbod op het in exploitatie nemen of de bekrachtigingbeslissing te waarborgen.
Het proces-verbaal van de vaststelling en de bekrachtigingbeslissing worden per aangetekend schrijven met ontvangstbericht, ter kennis gebracht van, naargelang het geval, de opdrachtgever, de eigenaar of de uitbater en van de persoon of de aannemer die het werk uitvoert.
De betrokkene kan in kortgeding de opheffing van de maatregel vorderen tegen het Rijk of de gemeente naargelang de bekrachtigingbeslissing door de bevoegde minister of door de burgemeester ter kennis werd gebracht.
De vordering wordt voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in het ambtsgebied gebracht, waarbinnen de vaststellingen werden gedaan. boek II, titel VI, deel IV van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op de inleiding en het onderzoek van de vordering.
Al wie geen gevolg zal gegeven hebben aan het bovenvermelde bevel of aan de bekrachtigingbeslissing, wordt gestraft, met een gevangenisstraf van een maand tot één jaar en met een boete van 26 tot 2.000 euro of enkel met één van deze straffen.
Art.17.Op vraag van de Minister die bevoegd is voor Economische Zaken of van de Minister die bevoegd is voor Middenstand of van het college van burgemeester en schepenen, beveelt de Voorzitter van de [1 ondernemingsrechtbank]1 die als in kortgeding zetelt, onverminderd de toepassing van de strafwet, ofwel de intrekking of de schorsing van de vergunning, ofwel de sluiting van de handelsvestiging, opgericht of onderhouden in overtreding van de bepalingen van deze wet.
----------
(1)<W 2018-04-15/14, art.. 252, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art.18. Artikel 589 van het Gerechtelijk Wetboek wordt als volgt aangevuld :
" 16° in artikel 17 van de wet van 13 augustus 2004 betreffende de vergunning van handelsvestigingen ".
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.19. § 1. De procedure voor het onderzoek van de aanvragen en de afgifte van vergunningen evenals de behandeling van het aangetekend beroep, wanneer deze werden ingediend voor de inwerkingtreding van deze wet, zullen worden uitgevoerd in overeenstemming met de regels van kracht op het ogenblik van de indiening van de aanvraag tot het bekomen van een definitieve vergunning.
§ 2. De ontwerpen voor handelsvestigingen die een definitieve stedenbouwkundige vergunning hebben bekomen en die geen sociaal-economische vergunning dienden aan te vragen op basis van de wet van 29 juni 1975 vallen niet onder de toepassing van deze wet, voorzover de stedenbouwkundige vergunning niet vervallen is.
§ 3. De wet van 29 juni 1975 op de handelsvestigingen wordt opgeheven.
Art. 20. Deze wet treedt in werking op de data bepaald door de Koning en ten laatste één jaar na de bekendmaking ervan.
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 01-03-2005 door KB 2005-02-22/30, art. 8)