29 JUNI 1975. - WET betreffende de handelsvestigingen. (Opgeheven bij W 2004-08-1/36, art. 19, §3, Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op 05-10-2005) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1987 en tekstbijwerking tot 04-05-1999).
HOOFDSTUK I. - DEFINITIES EN WERKINGSSFEER.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - COMMISSIES, COMITE.
Art. 3-5, 5bis, 6
HOOFDSTUK III. - PROCEDURE.
Art. 7-14
HOOFDSTUK IV. - TOEZICHT EN STRAFBEPALINGEN.
Art. 15-18
HOOFDSTUK V. - SLOTBEPALING.
Art. 19
HOOFDSTUK I. - DEFINITIES EN WERKINGSSFEER.
Artikel 1. § 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
a) Ontwerp van handelsvestiging :
1° Een ontwerp van nieuw bouwwerk waarbij voorzien wordt in de oprichting van één of meer kleinhandelsbedrijven :
1. In een zone 1, met een bruto gebouwde oppervlakte van meer dan (1 500 m2) of met een netto verkoopoppervlakte van meer dan (1 000 m2); <KB 1994-06-23/50, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 19-07-1994>
2. In een andere zone, met een bruto gebouwde oppervlakte van meer dan (600 m2) of met een netto verkoopoppervlakte van meer dan (400 m2); <KB 1994-06-23/50, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 19-07-1994>
2° Een ontwerp van uitbreiding van één of meer bouwwerken die reeds de afmetingen bepaald onder 1° hierboven hebben bereikt of door de uitvoering van het ontwerp zullen overschrijden;
3° Een ontwerp van exploitatie van één of meer kleinhandelsbedrijven die beantwoorden aan de afmetingen bepaald onder 1° in een bestaand gebouw dat niet bestemd was voor een handelsactiviteit;
4° Een ontwerp van belangrijke wijziging van de aard van de handelsactiviteit in een gebouw reeds aangewend voor handelsdoeleinden, dat beantwoordt aan de afmetingen bepaald onder 1°;
b) Kleinhandelsbedrijf :
De distributieëenheid waarvan de bedrijvigheid beantwoordt aan de definitie van artikel 3 van het koninklijk besluit van 31 augustus 1964 tot vaststelling van de lijst van de in het handelsregister te vermelden handelsbedrijvigheden;
c) Bruto gebouwde oppervlakte :
Oppervlakte van het gebouw, muren inbegrepen;
d) Netto oppervlakte :
De oppervlakte bestemd voor de verkoop en toegankelijk voor het publiek;
e) Zones 1 :
De gedeelten van 's lands grondgebied als zodanig door de Koning bepaald na advies of op voorstel van de Nationale Commissie voor de distributie.
§ 2. De Koning kan, na advies of op voorstel van de Nationale Commissie voor de distributie, de normen inzake oppervlakte, vastgesteld in § 1, a, 1° , wijzigen.
Art.2. De ontwerpen van handelsvestiging, bedoeld in artikel 1, § 1, a, zijn onderworpen aan een machtiging verleend door het college van burgemeester en schepenen hetzij voor het gebruiken van de bouwvergunning afgegeven overeenkomstig de bepalingen van de wetgeving op de organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw, hetzij voor het uitvoeren van de ontwerpen wanneer geen afgifte van bouwvergunning vereist is.
HOOFDSTUK II. - COMMISSIES, COMITE.
Art.3. Er worden opgericht :
- een Nationale Commissie voor de distributie;
- een Provinciale Commissie voor de distributie per provincie;
(- een commissie voor de distributie in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad;) <W 1999-05-03/31, art. 28, 003; Inwerkingtreding : 04-05-1999>
- een Sociaal-Economisch Comité voor de distributie.
De organisatie en de werkwijze van de nationale commissie, van de provinciale commissies (, van de commissie voor de distributie in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad) en van het sociaal-economisch comité voor de distributie worden door de Koning vastgesteld. Hij bepaalt eveneens welke vergoeding aan de leden wordt toegekend. <W 1999-05-03/31, art. 28, 003; Inwerkingtreding : 04-05-1999>
(De nationale commissie, de provinciale commissies en de commissie voor de distributie in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad stellen hun huishoudelijk reglement op en leggen het ter goedkeuring voor aan de ministers die de Economische Zaken en de Middenstand onder hun bevoegdheden hebben.) <W 1999-05-03/31, art. 28, 003; Inwerkingtreding : 04-05-1999>
Art.4. De nationale Commissie voor de distributie bestaat buiten de voorzitter en de ondervoorzitter uit achttien leden waarvan :
- drie leden welke de in de raad voor het verbruik zetelende verbruikersorganisaties vertegenwoordigen;
- drie leden welke de meest representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigen;
- één lid hetwelk het verbond der Belgische ondernemingen vertegenwoordigt;
- twee leden welke de geïntegreerde handel vertegenwoordigen;
- zes leden welke de in de hoge raad voor de middenstand zetelende organisaties vertegenwoordigen;
- twee leden welke de landbouworganisaties vertegenwoordigen;
- één lid hetwelk de groothandel vertegenwoordigt.
De voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de Nationale Commissie voor de distributie worden door de Koning benoemd voor een termijn van vier jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar.
De voorzitter wordt benoemd op voorstel van de Minister die de economische zaken onder zijn bevoegdheid heeft, de ondervoorzitter op voorstel van de Minister die de middenstand onder zijn bevoegdheid heeft.
De leden worden gekozen onder de kandidaten voorgedragen op dubbele lijsten door de voornoemde organisaties en sectoren. Er zijn evenwel plaatsvervangende als werkende leden.
De commissie kan deskundigen uitnodigen haar vergaderingen bij te wonen.
De Minister die de economische zaken onder zijn bevoegdheid heeft, duidt onder de ambtenaren van zijn departement de secretaris van de commissie aan.
De commissie stelt een jaarverslag op over haar werkzaamheden ten behoeve van de Ministers die de economische zaken en de middenstand onder hun bevoegdheid hebben.
Art.5. Elke provinciale commissie voor de distributie bestaat buiten de voorzitter uit tien leden, waarvan :
- twee leden die de in de raad voor het verbruik zetelende verbruikersorganisaties vertegenwoordigen;
- twee leden die de representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigen;
- vier leden die de in de hoge raad voor de middenstand zetelende organisaties vertegenwoordigen;
- één lid dat de landbouworganisaties vertegenwoordigt;
- één lid dat de geïntegreerde handel vertegenwoordigt.
Het voorzitterschap wordt uitgeoefend door een lid van de bestendige deputatie van de betrokken provincieraad.
De Koning benoemt de voorzitter en de leden voor een termijn van vier jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar.
De voorzitter wordt benoemd op voordracht van de bestendige deputatie. De leden worden gekozen onder de kandidaten op dubbele lijsten voorgedragen door de voornoemde organisaties en sectoren. Er zijn evenveel plaatsvervangende als werkende leden.
Het secretariaat wordt verzekerd door een ambtenaar van het provinciaal bestuur.
Art. 5bis. <Ingevoegd bij W 1999-05-03/31, art. 29, 003; ED l: 04-05-1999> De commissie voor de distributie in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad bestaat, buiten de voorzitter, uit 10 leden waarvan :
- 2 leden die de in de Raad voor het Verbruik zetelende verbruikersorganisaties vertegenwoordigen;
- 2 leden die de meest representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigen;
- 4 leden die de in de Hoge Raad voor de Middenstand zetelende organisaties vertegenwoordigen;
- 1 lid dat de landbouworganisaties vertegenwoordigt;
- 1 lid dat de geïntegreerde handel vertegenwoordigt.
De Koning benoemt de voorzitter en de leden voor een termijn van 4 jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar.
De voorzitter wordt benoemd op voorstel van de regering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. De leden worden gekozen uit de kandidaten voorgedragen op dubbele lijsten door de voornoemde organisaties en sectoren. Er zijn evenveel plaatsvervangende als werkende leden.
Het secretariaat wordt verzekerd door een ambtenaar, benoemd door de Koning, op voorstel van de regering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
Art.6. De Koning bepaalt het aantal leden, de wijze van benoeming en de duur van het mandaat van de leden van het Sociaal-Economisch Comité, dat bestaat uit gespecialiseerde ambtenaren van ministeriële departementen en openbare instellingen.
De voorzitter en de secretaris worden door de Minister tot wiens bevoegdheid de economische zaken behoren, aangewezen onder de ambtenaren van zijn departement.
HOOFDSTUK III. - PROCEDURE.
Art.7. De aanvraag om machtiging bedoeld in artikel 2 wordt gericht aan het college van burgemeester en schepenen van de plaats waar de vestiging gepland is. Zij wordt neergelegd op het gemeentehuis of per aangetekende brief ingediend. Aan de aanvrager wordt ontvangst gemeld. Bij de aanvraag wordt een sociaal-economisch dossier gevoegd waarvan de Ministers die de economische zaken en de middenstand onder hun bevoegdheid hebben, de samenstelling bepalen.
Art.8. Binnen vijf werkdagen na de ontvangst van de aanvraag, stuurt de burgemeester of de afgevaardigde ambtenaar deze door naar de secretaris van het Sociaal-Economisch Comité voor de distributie.
Binnen tien dagen na de ontvangst van de aanvraag zendt de secretaris van het Sociaal-Economisch Comité aan de aanvrager een ontvangstbewijs; hij laat hem tevens weten of het dossier al dan niet volledig is en vermeldt in voorkomend geval de gegevens waarmede het moet aangevuld worden.
De termijnen van de procedure beginnen te lopen de dag van de verzending van het ontvangstbewijs waarbij aan de aanvrager wordt medegedeeld dat zijn dossier volledig is. Dezelfde dag wordt een afschrift ervan aan het college van burgemeester en schepenen gestuurd.
Art.9. Het Sociaal-Economisch Comité onderzoekt het dossier en geeft binnen een termijn van negentig dagen een collegiaal en met redenen omkleed advies. Het advies moet rekening houden met de criteria vastgesteld door de Koning na overleg of op voorstel van de Nationale Commissie voor de distributie.
Het advies kan voorwaarden opleggen en aanbevelingen inhouden.
Binnen vijf dagen stuurt het Sociaal-Economisch Comité zijn advies en het dossier bepaald in artikel 7 :
- aan het college van burgemeester en schepenen wanneer het advies ongunstig is;
(- aan het college van burgemeester en schepenen en aan de bevoegde commissie bedoeld in artikel 5 of in artikel 5bis wanneer het advies gunstig is.) <W 1999-05-03/31, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 04-05-1999>
Wanneer binnen de termijn van vijfennegentig dagen het college van burgemeester en schepenen vanwege het Sociaal-Economisch Comité geen advies heeft ontvangen, brengt het onmiddellijk de aanvrager hiervan op de hoogte. Het uitblijven van een advies staat gelijk met een ongunstig advies. De aanvrager kan dan bij het voornoemd comité een nieuwe aanvraag indienen.
Art.10. Wanneer het advies van het Sociaal-Economisch Comité voor de distributie ongunstig is, moet het college van burgemeester en schepenen, binnen vijftien dagen na de kennisgeving ervan een beslissing tot weigering nemen.
In dat geval is elke gunstige beslissing van het college van burgemeester en schepenen van rechtswege nietig.
Binnen vijf dagen na de beslissing en ten laatste vijf dagen na het verstrijken van de termijn bedoeld in lid 1, geeft het college van burgemeester en schepenen kennis van de met redenen omklede beslissing aan de aanvrager en stuurt het een afschrift ervan aan de secretaris van de Nationale Commissie voor de distributie.
Art.11. § 1. Wanneer het advies van het Sociaal-Economisch Comité voor de distributie gunstig is, moet de bevoegde (commissie bedoeld in artikel 5 of in artikel 5bis) op haar beurt binnen dertig dagen na de kennisgeving een advies uitbrengen. <W 1999-05-03/31, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 04-05-1999>
Dit advies houdt rekening met de criteria vermeld in artikel 9 en geeft de verschillende standpunten weer die door de aanwezige leden werden uiteengezet.
§ 2. Binnen vijf dagen na het advies en ten laatste vijf dagen na het verstrijken van de termijn bedoelde in § 1, deelt de voorzitter van de (commissie bedoeld in artikel 5 of artikel 5bis) het mede aan het college van burgemeester en schepenen en stuurt een afschrift ervan aan de secretaris van de Nationale Commissie voor distributie. <W 1999-05-03/31, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 04-05-1999>
§ 3. Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van de adviezen van de (commissie bedoeld in artikel 5 of in artikel 5bis) en van het Sociaal-Economisch Comité. Binnen dertig dagen na de kennisgeving van het advies van de (commissie bedoeld in artikel 5 of in artikel 5bis) beslist het college over de aanvraag. <W 1999-05-03/31, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 04-05-1999>
Wanneer na het verstrijken van de termijnen voorgeschreven voor het onderzoek van de (commissie bedoeld in artikel 5 of in artikel 5bis) en voor de kennisgeving van haar advies en ten laatste honderd dertig dagen na de datum bepaald in artikel 8, derde lid, het college van burgemeester en schepenen het advies van de (commissie bedoeld in artikel 5 of in artikel 5bis) niet heeft ontvangen, beslist het college binnen dertig dagen op zicht van het enkel advies van het Sociaal-Economisch Comité. <W 1999-05-03/31, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 04-05-1999>
De beslissing van het college is met redenen omkleed. Zij wordt binnen vijf dagen na de beslissing ten hoogste vijf dagen na het verstrijken van de termijn bedoeld in § 3, eerste lid aan de aanvrager ter kennis gebracht. Een afschrift ervan wordt dezelfde dag medegedeeld aan de secretaris van de Nationale Commissie voor de distributie, die binnen vijf dagen de leden van de Nationale Commissie inlicht.
De beslissing houdende machtiging tot de handelsvestiging legt de voorwaarden op die in voorkomend geval door het Sociaal-Economisch Comité zijn gesteld.
De beslissing van het college is uitvoerbaar na verloop van dertig dagen vanaf haar kennisgeving aan de betrokkene.
§ 4. De aanvrager die na verloop van een termijn van honderdvijfenzestig dagen, te rekenen vanaf de datum van het ontvangstbewijs vermeld in artikel 8, lid 3, van het college van burgemeester en schepenen geen kennisgeving heeft ontvangen, kan bij een ter post aangetekende brief de voorzitter van het Sociaal-Economisch Comité voor de distributie verzoeken over zijn aanvraag uitspraak te doen; hij zendt een afschrift van zijn brief aan het college van burgemeester en schepenen.
Het Sociaal-Economisch Comité beslist over de verlening of de weigering van de toelating tot verwezenlijking van het ontwerp binnen dertig dagen na de ontvangst van de ter post aangetekende brief.
§ 5. Wanneer na verloop van deze termijn geen beslissing werd ter kennis gebracht, stemt dit overeen met een weigering.
Art.12. Tegen de beslissingen bedoeld (...) in artikel 11, §§ 3 en 4, en tegen de ontstentenis van beslissing bedoeld bij artikel 11, § 5, kan door de aanvrager of door de leden van de Nationale Commissie voor de distributie, om redenen ingegeven door de belangen die zij in de schoot van deze commissie vertegenwoordigen, beroep worden ingesteld. <W 09-07-1976, art. 1>
De Koning richt een Interministerieel Comité op ermede belast over het beroep uitspraak te doen. Het beroep moet worden ingesteld binnen dertig dagen na de kennisgeving van de beslissingen bedoeld in artikel 11, §§ 3 en 4, of dertig dagen na het tijdstip waarop het Sociaal-Economisch Comité overeenkomstig artikel 11, § 5, geacht wordt geen beslissing genomen te hebben.
Het beroep wordt bij aangetekend schrijven, gericht aan de Minister van Economische Zaken, die het, binnen acht dagen na de ontvangst, overzendt naar de Nationale Commissie voor de distributie en aan het Interministerieel Comité.
De Minister van Economische Zaken stelt de aanvrager hiervan in kennis.
Het beroep is opschortend.
De Nationale Commissie voor de distributie geeft een met redenen omkleed advies, dat rekening houdt met de criteria vermeld in artikel 9 en de verschillende standpunten weergeeft die door de aanwezige leden werden uiteengezet. Zij hoort, op hun verzoek, de aanvrager of zijn raadsman. Zij stuurt haar advies naar het Interministerieel Comité binnen vijfendertig dagen na de ontvangst van het beroep.
Dit Interministerieel Comité neemt in elk geval, zelfs bij ontstentenis van advies van de Nationale Commissie voor de distributie, binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van het beroep een beslissing en brengt ze in kennis van de aanvrager en van het college van burgemeester en schepenen. Een afschrift van de beslissing wordt gestuurd aan de secretaris van de Nationale Commissie voor de distributie die de leden van deze commissie hierover inlicht.
Art.13. Wanneer binnen twee jaar na de afgifte van de machtiging de uitvoering van het ontwerp niet werd aangevat, is de machtiging vervallen.
Op verzoek van de belanghebbende kan het college van burgemeester en schepenen echter de machtiging met een jaar verlengen.
Art.14. De uitvoering van de voorwaarden vermeld in de toelating wordt gecontroleerd door de ambtenaren en beambten daartoe afgevaardigd door de Ministers die de economische zaken en de middenstand onder hun bevoegdheid hebben.
HOOFDSTUK IV. - TOEZICHT EN STRAFBEPALINGEN.
Art.15. Met gevangenisstraf van acht tot vijftien dagen en geldboete van 26 tot 2 000 frank of met één van deze straffen alleen worden gestraft, zij die door het uitvoeren van werken, het instandhouden ervan of hoe dan ook inbreuk maken op de bepalingen van deze wet en de besluiten genomen ter uitvoering ervan of de voorwaarden vermeld in de beslissing houdende machtiging tot handelsvestiging niet naleven.
Worden met dezelfde straffen gestraft, zij die wetens onnauwkeurige of onvolledige inlichtingen hebben verstrekt om op ongeoorloofde wijze de machtiging te verkrijgen tot het verwezenlijken van het ontwerp tot handelsvestiging.
Alle bepalingen van het eerste boek van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn van toepassing op bovenbedoelde misdrijven.
Art.16. Op verzoek van het college van burgemeester en schepenen of van de Ministers die de economische zaken en de middenstand onder hun bevoegdheid hebben, kan de rechtbank, onverminderd de toepassing van de strafwet, ofwel de intrekking of de opschorting van de toelating ofwel de sluiting van de handelsvestiging bevelen.
De rechtbank bepaalt daarvoor een termijn.
Art.17. Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie zijn de ambtenaren en beambten bedoeld in artikel 14 bevoegd om de in artikel 15 omschreven misdrijven op te sporen en vast te stellen door processen-verbaal die gelden tot het tegenbewijs is geleverd.
Bedoelde ambtenaren en beambten hebben toegang tot de bouwplaats en de gebouwen om alle nodige opsporingen en vaststellingen te verrichten.
Het bezoek van lokalen die tot woning dienen is slechts toegestaan van 5 uur 's morgens tot 9 uur 's avonds en met verlof van de politierechter. Dit verlof is eveneens vereist voor het bezoek, buiten die uren, van lokalen die niet voor het publiek toegankelijk zijn.
Onverminderd de toepassing van de strengere straffen die in de artikelen 269 en 175 van het Strafwetboek zijn bepaald, wordt al wie zich tegen de uitoefening van het hierboven bedoeld recht van huiszoeking heeft verzet, gestraft met geldboetes van 26 frank tot 300 frank of gevangenisstraf van acht tot vijftien dagen.
Art.18. De in artikel 14 bedoelde ambtenaren en beambten kunnen mondeling ter plaatse de staking van het werk gelasten wanneer zij vaststellen dat dit niet in overeenstemming is met de verleende toelating of zonder toelating wordt uitgevoerd. Het bevel moet op straffe van verval binnen de vijf dagen worden bekrachtigd door de burgemeester of de Ministers die de economische zaken of de middenstand onder hun bevoegdheid hebben.
De bovenbedoelde ambtenaren en beambten zijn gerechtigd tot het treffen van alle maatregelen, verzegeling inbegrepen, om te voorzien in de onmiddellijke toepassing van het bevel tot staking of van de bekrachtigingsbeslissing.
Het proces-verbaal van vaststelling en de bekrachtigingsbeslissing worden, bij ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst, ter kennis gebracht van de opdrachtgever en van de persoon of de aannemer die het werk uitvoert.
De betrokkene kan in kort geding de opheffing van de maatregel vorderen tegen het Rijk of de gemeente naargelang de bekrachtigingsbeslissing uitgaat van de bevoegde Ministers of van de burgemeester.
De vordering wordt gebracht voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in het ambtsgebied waarvan het werk en de handelingen werden uitgevoerd. Deel IV, boek II, titel VI, van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op de inleiding en de behandeling van de vordering.
Al wie het werk of de handelingen heeft voortgezet in strijd met het bevel tot staking, of met de bekrachtigingsbeslissing, wordt, onverminderd de straffen op de misdrijven bedoeld in artikel 15, gestraft met gevangenisstraf van acht tot vijftien dagen.
HOOFDSTUK V. - SLOTBEPALING.
Art. 19. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.