21 FEBRUARI 2003. - Wet tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-03-2003 en tekstbijwerking tot 28-01-2022)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Definities.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - De tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen.
Art. 3-10, 10/1, 10/2, 11
HOOFDSTUK IV. [1 - De inning en de invordering.]1
Afdeling I. - Inning en invordering ten laste van de onderhoudsplichtige.
Art. 12-16
Afdeling II. - Terugvordering ten laste van de onderhoudsgerechtigde.
Art. 17-19
Afdeling II/1.
Art. 20-21, 21/1, 21/2
Afdeling III.
Art. 22, 22/1, 22/2
Afdeling IV.
Art. 22/3
Afdeling V.
Art. 22/4
HOOFDSTUK V. - Ontvangsten en uitgaven met betrekking tot onderhoudsgelden.
Afdeling I. - Toerekening van de ontvangsten.
Art. 23, 23/1
Afdeling II. [1 - Opschorting en annulering van de invorderingsopdracht.]1
Art. 24-27
HOOFDSTUK VI. - Fiscale bepalingen.
Art. 28
HOOFDSTUK VII. - Oprichting van een evaluatiecommissie.
Art. 29
HOOFDSTUK VIIbis. - Overgangsbepalingen. <ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 339 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
Art. 29bis
HOOFDSTUK VIII. - Opheffingsbepaling en inwerkingtreding.
Art. 30-31
2004002056 2004002057 2005003578 2005003646 2005003647 2015003349 2019011084 2019030932 2019042701
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK II. - Definities.
Art.2.Voor de toepassing van deze wet, wordt verstaan onder :
1° [1 Dienst voor alimentatievorderingen : de dienst die binnen de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën bevoegd voor de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen, belast is met de taken bedoeld in artikel 3, § 1 en § 2, eerste lid;]1
2° [1 onderhoudsgeld :
a) het onderhoudsgeld dat verschuldigd is aan de kinderen en dat werd vastgesteld in een uitvoerbare titel;
b) het onderhoudsgeld dat verschuldigd is tussen echtgenoten of ex-echtgenoten en het onderhoudsgeld dat verschuldigd is tussen samenwonenden of ex-samenwonenden en dat werd vastgesteld in een uitvoerbare titel;]1
[1 3° [2 ...]2
4° ontvanger : de rekenplichtige van de administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen;
5° identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid : het identificatienummer van het register toegekend in uitvoering van artikel 4, § 2, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid;
6° rekenplichtige : de rekenplichtige van de administratie van de FOD Financiën die belast is met de ontvangst van het onderhoudsgeld en de betaling van het saldo en de achterstallen.]1
----------
(1)<W 2018-03-26/01, art. 99, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
(2)<W 2020-07-09/03, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
HOOFDSTUK III. - De tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen.
Art.3.§ 1. <W 2003-12-22/42, art. 3, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. De Dienst voor alimentatievorderingen is belast met de inning of invordering van het onderhoudsgeld [1 en van de achterstallen]1 ten laste van de onderhoudsplichtige.
§ 2. De Dienst betaalt voorschotten op één of verscheidene en welbepaalde termijnen van de onderhoudsgelden bedoeld in artikel [1 2, 2°, a)]1.
De betaling van de voorschotten op onderhoudsgeld door de Dienst voor alimentatievorderingen doet geen afbreuk aan de toepassing van de strafbepalingen voorgeschreven in geval van niet-betaling van die vorderingen door de onderhoudsplichtige en, met name, van de artikelen 391bis en 391ter van het Strafwetboek.
De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de toekenning van voorschotten uitbreiden tot de onderhoudsgelden bedoeld in artikel [1 2, 2°, b)]1.
----------
(1)<W 2018-03-26/01, art. 100, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
Art.4.<W 2003-12-22/42, art. 329, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. [4 ...]4
[2 § 1/1. Voor elk meerderjarig kind wordt het recht op voorschotten op het onderhoudsgeld bedoeld in artikel 2, 2°, a), enkel toegekend voor zover dit kind nog recht geeft op kinderbijslag.]2
§ 2. Het bedrag van elk van de voorschotten is gelijk aan het onderhoudsgeld, in voorkomend geval geïndexeerd, met een maximum van 175 euro per maand en per onderhoudsgerechtigde.
In geval van gedeeltelijke betaling van een termijn van het onderhoudsgeld door de onderhoudsplichtige ten belope van een bedrag dat lager is dan het bedrag vastgesteld in het eerste lid, wordt het voorschot beperkt tot het verschil tussen het bedrag vastgesteld in eerste lid en het werkelijk ontvangen bedrag.
§ 3. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het maximumbedrag en de toekenningsmodaliteiten van het voorschot wijzigen.
----------
(1)<W 2014-05-12/07, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-08-2014>
(2)<W 2018-03-26/01, art. 101, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
(3)<W 2019-04-13/05, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(4)<W 2020-07-09/03, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
Art.5.<W 2003-12-22/42, art. 330, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> De tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen geeft aanleiding tot de betaling van een bijdrage in de werkingskosten van deze [2 Dienst]2.
[1 [2 Deze bijdrage is ten laste van de onderhoudsplichtige en bedraagt 13 % van het bedrag van de te innen of in te vorderen hoofdsommen.]2]1
Voor de toepassing van artikel 1992 van het Burgerlijk Wetboek wordt de bijdrage in de werkingskosten van de Dienst niet beschouwd als loon.
----------
(1)<W 2014-05-12/07, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<W 2018-03-26/01, art. 102, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
Art.6. <W 2003-12-22/42, art. 331, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> De onderhoudsgerechtigde kan de tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen aanvragen indien de onderhoudsplichtige zich gedurende twee, al dan niet opeenvolgende termijnen in de loop van de twaalf maanden die aan de aanvraag voorafgaan, geheel of ten dele onttrokken heeft aan de verplichting tot betaling van het onderhoudsgeld.
De Dienst voor alimentatievorderingen verleent haar tegemoetkoming indien de onderhoudsgerechtigde zijn woonplaats in België heeft (...). <W 2005-07-11/30, art. 46, 004; Inwerkingtreding : 22-07-2005>
Art.7.<W 2003-12-22/42, art. 332, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. De aanvraag wordt [2 ...]2 ingediend bij de Dienst voor alimentatievorderingen.
De aanvraag is ondertekend door de onderhoudsgerechtigde, zijn wettelijke vertegenwoordiger of zijn advocaat en bevat :
1° de naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en de woonplaats van de onderhoudsgerechtigde;
2° de naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en de laatst gekende woonplaats van de onderhoudsplichtige;
3° het bedrag van [2 het onderhoudsgeld, het bedrag van de achterstallen]2 en de opgave van de datum en het bedrag van de termijnen [2 van de eventuele uitgevoerde betalingen door de onderhoudsplichtige]2 gedurende ten minste vijf jaren die de aanvraag voorafgaan;
4° de opdracht aan de Dienst voor alimentatievorderingen om de integrale termijnen van [2 "het onderhoudsgeld]2 en [2 ...]2 de achterstallen te innen of in te vorderen;
5° in voorkomend geval, de stukken [2 van tenuitvoerlegging]2 die de onderhoudsgerechtigde heeft ondernomen om de verschuldigde bedragen in te vorderen.
Bij de aanvraag wordt gevoegd de uitgifte of de [2 grosse]2, voorzien van het formulier van tenuitvoerlegging, van [2 de uitvoerbare titel]2, waarin [2 het onderhoudsgeld werd]2 vastgesteld of [2 gewijzigd.]2 [2 Eveneens worden bij de aanvraag de stukken van betekening van de gerechtelijke beslissing waarin het onderhoudsgeld werd vastgesteld gevoegd en in voorkomend geval de stukken van tenuitvoerlegging.]2
§ 2. [1 Indien de onderhoudsgerechtigde om de toekenning van voorschotten verzoekt [2 ...]2 :
1° [3 ...]3
2° [3 ...]3
3° voegt hij bij zijn aanvraag, voor elk meerderjarig kind, [2 de materiële bewijsstukken die aantonen dat het kind recht geeft op kinderbijslag,]2 een schoolattest of elk materieel bewijsstuk dat het kind zich bevindt in de beroepsinschakelingstijd.]1
[3 ...]3
----------
(1)<W 2014-05-12/07, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<W 2018-03-26/01, art. 103, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
(3)<W 2020-07-09/03, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
Art.8.Onmiddellijk na ontvangst van de aanvraag, geeft de Dienst voor alimentatievorderingen de onderhoudsplichtige, [1 bij aangetekende brief]1, kennis van de aanvraag tot tegemoetkoming. Deze kennisgeving vermeldt uitdrukkelijk dat, indien de tegemoetkoming wordt toegestaan, de Dienst voor alimentatievorderingen in de plaats van de onderhoudsgerechtigde zal overgaan tot inning en [1 invordering van het onderhoudsgeld en van de achterstallen]1.
De onderhoudsplichtige beschikt over een termijn van vijftien dagen, te rekenen vanaf de datum van het aangetekend versturen van de kennisgeving bedoeld in het eerste lid, om aan te tonen dat hij [1 de uitvoerbare titel waarin het onderhoudsgeld werd vastgesteld]1 regelmatig heeft uitgevoerd of dat de door de onderhoudsgerechtigde ingeroepen titel [1 waarin het onderhoudsgeld werd vastgesteld]1 niet meer actueel is.
----------
(1)<W 2018-03-26/01, art. 104, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
Art.9.§ 1. Zodra de aanvraag volledig is, beschikt de Dienst voor alimentatievorderingen over een termijn van dertig dagen om te beslissen of de onderhoudsgerechtigde al dan niet recht heeft op de tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen.
§ 2. De Dienst voor alimentatievorderingen [2 geeft bij gewone zending kennis van zijn beslissing aan de onderhoudsgerechtigde. De kennisgeving heeft uitwerking vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van haar verzending. Indien de onderhoudsgerechtigde een persoonlijk e-mailadres heeft meegedeeld, verzendt de Dienst voor alimentatievorderingen eveneens een kopie van de beslissing naar dit adres; deze verzending vervangt echter geenszins de kennisgeving van de beslissing bij gewone zending]2.
§ 3. (De onderhoudsgerechtigde kan beroep aantekenen bij de beslagrechter door middel van een verzoekschrift dat [1 ...]1, moet zijn ingediend binnen een termijn van één maand, te rekenen [2 vanaf de uitwerkingsdatum van de kennisgeving]2 bedoeld in § 2, wanneer de beslissing niet gunstig beschikt op zijn aanvraag [1 . De onderhoudsgerechtigde kan eveneens beroep aantekenen bij de beslagrechter door middel van een verzoekschrift dat moet zijn ingediend binnen een termijn van één maand, te rekenen vanaf de eerste dag die volgt op de bij § 1 bedoelde termijn wanneer geen beslissing is genomen binnen de bij § 1 bedoelde termijn]1.) <W 2003-12-22/42, art. 333, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
----------
(1)<W 2018-03-26/01, art. 105, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
(2)<W 2020-07-09/03, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
Art.10.§ 1. Indien de tegemoetkoming wordt toegestaan, [4 geeft de Dienst voor alimentatievorderingen de onderhoudsplichtige bij gewone zending ervan kennis]4 dat hij in de plaats van de onderhoudsgerechtigde overgaat tot inning en invordering van [2 het onderhoudsgeld]2 en van de achterstallen.
Deze kennisgeving bevat de identiteit van de onderhoudsgerechtigde, de titel [2 waarin het onderhoudsgeld werd vastgesteld]2, een overzicht van de te betalen sommen en van de data waarop het onderhoudsgeld moet worden betaald alsook het nummer van de rekening van de Dienst voor alimentatievorderingen waarop de bedragen moeten worden betaald.
[4 De kennisgeving heeft uitwerking vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van haar verzending.]4
[1 Heeft de onderhoudsplichtige noch in België noch in het buitenland een gekende woonplaats, dan wordt de kennisgeving gedaan aan de procureur des Konings te Brussel.]1
§ 2. [4 ...]4
§ 3. [4 Vanaf de uitwerkingsdatum van de kennisgeving]4 en onverminderd de toepassing van artikel 11, § 3, zijn enkel de betalingen aan de Dienst voor alimentatievorderingen bevrijdend.) <W 2003-12-22/42, art. 334, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
§ 4. [2 De onderhoudsplichtige kan binnen een termijn van één maand, te rekenen [4 vanaf de uitwerkingsdatum van de kennisgeving]4 bedoeld in § 1, beroep aantekenen bij de beslagrechter.]2
----------
(1)<W 2014-05-12/07, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-08-2014>
(2)<W 2018-03-26/01, art. 106, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
(3)<W 2019-02-11/08, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2019>
(4)<W 2020-07-09/03, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
Art. 10/1. [1 Ieder nieuw gegeven dat van invloed kan zijn op het bedrag van de voorschotten, van het onderhoudsgeld of op de inning en de invordering van deze sommen, moet door de meest gerede partij of door een derde worden gemeld aan de Dienst voor alimentatievorderingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-03-26/01, art. 107, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
Art. 10/2.[1 § 1. Het recht op voorschotten op het onderhoudsgeld wordt toegekend voor een periode van zes maanden.
§ 2. De periode van zes maanden bedoeld in paragraaf 1, kan worden verlengd met een nieuwe periode van zes maanden voor zover de onderhoudsgerechtigde nog voldoet aan de voorwaarden voorzien in [2 artikel 4, § 1/1]2.
§ 3. Voor het verstrijken van deze periode van zes maanden vraagt de Dienst voor alimentatievorderingen aan de onderhoudsgerechtigde om de nodige materiële bewijsstukken bedoeld in artikel 7 § 2 in te dienen. De onderhoudsgerechtigde moet deze materiële bewijsstukken binnen een termijn van dertig dagen vanaf dit verzoek bij de Dienst indienen.
§ 4. De Dienst voor alimentatievorderingen geeft kennis van zijn beslissing over de al dan niet verlenging van de voorschotten aan de onderhoudsgerechtigde.
§ 5. Indien de onderhoudsgerechtigde niet binnen de termijn voorzien in paragraaf 3, de nodige bewijsstukken bezorgt aan de Dienst, kan het recht op voorschotten op het onderhoudsgeld geschorst worden.
De Dienst voor alimentatievorderingen geeft kennis van zijn beslissing over de schorsing van het recht op voorschotten op het onderhoudsgeld aan de onderhoudsgerechtigde.
De schorsing neemt een einde wanneer de onderhoudsgerechtigde de nodige materiële bewijsstukken bij de Dienst voor alimentatievorderingen indient.
§ 6. De onderhoudsgerechtigde kan beroep aantekenen bij de beslagrechter door middel van een verzoekschrift dat moet zijn ingediend binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de datum van de kennisgevingen bedoeld in dit artikel.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-03-26/01, art. 108, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
(2)<W 2020-07-09/03, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
Art.11.<W 2003-12-22/42, art. 335, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. De onderhoudsgerechtigde kan op elk ogenblik afzien van de tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen.
[1 Indien de onderhoudsgerechtigde nadien een volgende aanvraag indient, verleent de Dienst voor alimentatievorderingen enkel nog tegemoetkoming voor de inning of invordering van de niet betaalde vervallen termijnen, ontstaan na de datum van beëindiging van de tegemoetkoming bij toepassing van het eerste lid.]1
§ 2. Wanneer de onderhoudsplichtige alle vervallen termijnen van het onderhoudsgeld gedurende ten minste zes opeenvolgende maanden, verhoogd met zijn bijdrage in de werkingskosten bedoeld in artikel 5, en, in voorkomend geval, vermeerderd met de door de Dienst voor alimentatievorderingen betaalde invorderingskosten, heeft betaald, beëindigt de Dienst voor alimentatievorderingen de betaling van voorschotten op het onderhoudsgeld en de inning of de invordering van de termijnen van het onderhoudsgeld die na de datum van beëindiging van deze [1 ...]1 tegemoetkoming vervallen.
[1 De Dienst voor alimentatievorderingen vordert niettemin de op die datum bestaande achterstallen en de tussen de datum van de aanvraag en de datum van de beëindiging van deze tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, niet betaalde vervallen termijnen verder in.]1
§ 3. De Dienst voor alimentatievorderingen geeft van de beëindiging van haar tegemoetkoming bij gewone brief kennis aan de onderhoudsgerechtigde en [1 bij aangetekende brief]1 aan de onderhoudsplichtige en, in voorkomend geval, aan de derden-schuldenaars. De kennisgeving aan de onderhoudsplichtige vermeldt bovendien vanaf welke datum welke bedragen enkel aan de Dienst voor alimentatievorderingen of aan de onderhoudsgerechtigde, bevrijdend kunnen worden betaald.
§ 4. [1 ...]1
----------
(1)<W 2018-03-26/01, art. 109, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
HOOFDSTUK IV. [1 - De inning en de invordering.]1
----------
(1)
Afdeling I. - Inning en invordering ten laste van de onderhoudsplichtige.
Art.12.<W 2003-12-22/42, art. 336, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. Voor de inning en de invordering van [1 het onderhoudsgeld en de achterstallen]1 treedt de Dienst voor alimentatievorderingen op voor rekening en in naam van de onderhoudsgerechtigde.
§ 2. Indien de Dienst voor alimentatievorderingen voorschotten op onderhoudsgeld heeft toegekend aan de onderhoudsgerechtigde, treedt de Dienst, ten belope van de toegekende voorschotten, van rechtswege in de plaats van de onderhoudsgerechtigde, met name in de burgerlijke rechten en vorderingen en in de waarborgen waarover die met het oog op de inning en de invordering van [1 het onderhoudsgeld en de achterstallen]1 beschikt.
----------
(1)<W 2018-03-26/01, art. 111, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
Art.13.[1 § 1. [2 Bij niet-betaling van de verschuldigde bedragen, worden deze]2, alsook deze die periodiek zouden vervallen, met het oog op hun invordering, opgenomen in een innings- en invorderingsregister, dat de uitvoerbare titel vormt die de invordering van de verschuldigde bedragen mogelijk maakt. Een innings- en invorderingsregister vermeldt voor elke erin opgenomen onderhoudsplichtige:
- zijn identificatiegegevens;
- de door hem verschuldigde bedragen, zoals opgenomen in het innings- en invorderingsregister;
- de gerechtelijke beslissing of de notariële akte waarin het bedrag van het onderhoudsgeld is bepaald.
De verschuldigde bedragen kunnen het voorwerp uitmaken van verbeterende innings- en invorderingsregisters in het geval van een latere wijziging, om welke reden dan ook, van de bedragen opgenomen in het innings- en invorderingsregister overeenkomstig het eerste lid.
De gegevens opgenomen in de innings- en invorderingsregisters bedoeld in het eerste en tweede lid zijn dezelfde ongeacht of deze registers op elektronische wijze zijn opgemaakt of niet.
Ingeval de innings- en invorderingsregisters bedoeld in het eerste en tweede lid worden opgemaakt op elektronische wijze, wordt de oorsprong en de integriteit van de inhoud van deze innings- en invorderingsregisters verzekerd door middel van aangepaste beveiligingstechnieken.
§ 2. De innings- en invorderingsregisters worden opgemaakt en uitvoerbaar verklaard door de bevoegde adviseur-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen of door een door hem gedelegeerde ambtenaar.
Wanneer een innings- en invorderingsregister uitvoerbaar wordt verklaard op elektronische wijze, wordt deze ondertekend door de bevoegde adviseur-generaal van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen of door een door hem gedelegeerde ambtenaar door middel van:
- een geavanceerde elektronische handtekening in de zin van artikel 3.11. van de Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG, of
- een gekwalificeerde elektronische handtekening in de zin van artikel 3.12. van deze Verordening.
De Federale Overheidsdienst Financiën, vertegenwoordigd door de Voorzitter van het Directiecomité, is de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, en van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.
Onverminderd de noodzakelijke bewaring voor de latere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, worden de innings- en invorderingsregisters niet langer bewaard dan nodig voor de doeleinden waarvoor zij zijn opgemaakt, met een maximale bewaartermijn die niet langer mag zijn dan een jaar na de verjaring van alle handelingen die tot de bevoegdheid van de verwerkingsverantwoordelijke bedoeld in het derde lid behoren en, in voorkomend geval, de volledige betaling van alle ermee verbonden bedragen, evenals de definitieve beëindiging van de ermee verbonden procedures en administratieve en gerechtelijke beroepen.
§ 3. Van zodra de innings- en invorderingsregisters uitvoerbaar worden verklaard, worden deze aan de betrokken onderhoudsplichtigen ter kennis gebracht door de verzending, onder gesloten omslag, van een innings- en invorderingsbericht, dat een uittreksel is van het innings- en invorderingsregister met betrekking tot de betrokken onderhoudsplichtige en hem informeert dat de bedragen die hij verschuldigd is in een innings- en invorderingsregister werden opgenomen met het oog op hun invordering. Het innings- en invorderingsbericht vermeldt:
- de identificatiegegevens van de onderhoudsplichtige;
- de door hem verschuldigde bedragen, zoals opgenomen in het innings- en invorderingsregister;
- de gerechtelijke beslissing of de notariële akte waarin het bedrag van het onderhoudsgeld is bepaald;
- de datum van uitvoerbaarverklaring van het innings- en invorderingsregister waaraan het innings- en invorderingsbericht verbonden is;
- de bevoegde adviseur-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen of de door hem gedelegeerde ambtenaar die het innings- en invorderingsregister uitvoerbaar heeft verklaard waaraan het innings- en invorderingsbericht verbonden is.
In afwijking van het eerste lid kan de onderhoudsplichtige, middels een uitdrukkelijke verklaring in die zin, er evenwel voor opteren om de innings- en invorderingsberichten uitsluitend te ontvangen door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken worden gebruikt. In dit geval geldt de terbeschikkingstelling via dergelijke procedure als geldige verzending van het innings- en invorderingsbericht.
De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van de in het tweede lid bedoelde procedure.
§ 4. [2 De tenuitvoerlegging van het innings- en invorderingsregister kan slechts worden gestuit door een rechtsvordering bij de beslagrechter.]2
§ 5. [2 ...]2]1
----------
(1)<W 2019-02-11/08, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2019>
(2)<W 2020-07-09/03, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
Art.14.[1 Onder voorbehoud van de bepalingen van deze wet, zijn de artikelen 1 tot 7, 13 tot 22, 23, § 5, 24, 25, 27 tot 50, 53 tot 60, 71 tot 89, en 92 tot 96 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen van toepassing op de invordering van de verschuldigde bedragen.]1
----------
(1)<W 2020-07-09/03, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
Art.15.[1 Indien de onderhoudsgerechtigde zich door de rechter heeft doen machtigen om, met uitsluiting van de onderhoudsplichtige, onder de voorwaarden en binnen de grenzen door het vonnis gesteld, de inkomsten van deze laatste of iedere andere hem door een derde verschuldigde geldsom te ontvangen, kan de Dienst voor alimentatievorderingen, onverminderd de gebruikelijke uitvoeringsmaatregelen, de uitvoerbare titel tot vaststelling van het onderhoudsgeld inroepen tegen alle tegenwoordige en toekomstige derden-schuldenaars door de kennisgeving bij aangetekende brief die hen wordt overgemaakt door een afschrift van de beslissing, betreffende de sommendelegatie toegekend aan de alimentatieschuldeiser. De afgifte van het stuk aan de aanbieder van de universele postdienst geldt als kennisgeving vanaf de derde volgende werkdag.
De derde-schuldenaar kan na de uitwerkingsdatum van de kennisgeving slechts bevrijdend betalen aan de Dienst voor alimenta-tievorderingen.]1
----------
(1)<W 2020-07-09/03, art. 10, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
Art.16. § 1. De in de artikelen 1409, 1409bis en 1410, § 1, § 2, 1° tot 6°, § 3 en § 4, van het Gerechtelijk Wetboek vastgelegde beperkingen en uitsluitingen inzake de overdracht en het beslag zijn niet van toepassing.
§ 2. [1 De Dienst voor alimentatievorderingen beschikt met het oog op de inning en invordering van onderhoudsgelden over dezelfde rechten, vorderingen en waarborgen als de onderhoudsgerechtigde.]1
§ 3. Indien de[2 de onderhoudsplichtige of de medeschuldenaar]2 overeenkomstig artikel 1675/2 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek een collectieve schuldenregeling heeft verkregen, wordt de Dienst voor alimentatievorderingen, (...) voor de toepassing van de artikelen 1675/7 en 1675/13 van het Gerechtelijk Wetboek, geacht een schuldeiser van onderhoudsgelden te zijn. <W 2003-12-22/42, art. 337, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
----------
(1)<W 2014-05-12/07, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-08-2014>
(2)<W 2019-02-11/08, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2019>
Afdeling II. - Terugvordering ten laste van de onderhoudsgerechtigde.
Art.17.[1 De ontvanger kan de volledige of de gedeeltelijke terugbetaling van elke ten onrechte uitbetaalde som vorderen van de onderhoudsgerechtigde.
Het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen, is van toepassing wanneer de onderhoudsgerechtigde de Dienst niet in kennis heeft gesteld van ieder nieuw gegeven dat van invloed kan zijn op het bedrag van de voorschotten of het bedrag van het onderhoudsgeld en van de achterstallen en waarvan hij kennis had, wanneer hij wetens en willens een onjuiste of onvolledige verklaring heeft afgelegd of wanneer komt vast te staan dat het onderhoudsgeld op basis van bedrieglijke handelingen of verklaringen werd bepaald.]1
----------
(1)<W 2018-03-26/01, art. 115, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
Art.18.De ten onrechte uitbetaalde sommen worden door de [3 ontvanger]3 teruggevorderd [3 [4 overeenkomstig artikel 3]4 van de domaniale wet van 22 december 1949]3]2.
[1 Bovendien kan de [3 ontvanger]3 de aan de onderhoudsgerechtigde ten onrechte uitgekeerde sommen ambtshalve terugvorderen :
- ten belope van 10 % van iedere latere betaling die aan de onderhoudsgerechtigde wordt uitbetaald;
- ten belope van 100 % van iedere latere betaling die aan de onderhoudsgerechtigde wordt uitbetaald indien de ten onrechte uitgekeerde sommen werden verkregen ingevolge een bedrieglijke handeling of verklaring van de onderhoudsgerechtigde.]1
----------
(1)<W 2016-07-01/01, art. 90, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017. Zie ook art. 108>
(2)<W 2016-07-01/01, art. 90, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017. Zie ook art. 108>
(3)<W 2018-03-26/01, art. 116, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
(4)<W 2020-07-09/03, art. 11, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
Art.19.[1 De Dienst voor alimentatievorderingen betaalt aan de onderhoudsplichtige of aan de medeschuldenaar de sommen terug die hij onverschuldigd heeft betaald evenals de kosten die daarmee gepaard zijn gegaan.
Deze terugbetaling geschiedt naargelang de sommen die werkelijk van de onderhoudsgerechtigde worden teruggevorderd.]1
----------
(1)<W 2018-03-26/01, art. 117, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
Afdeling II/1.
Art.20.
<Opgeheven bij W 2020-07-09/03, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
Art.21.
<Opgeheven bij W 2020-07-09/03, art. 14, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
Art. 21/1.
<Opgeheven bij W 2020-07-09/03, art. 15, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
Art. 21/2.
<Opgeheven bij W 2020-07-09/03, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
Afdeling III.
Art.22.
<Opgeheven bij W 2020-07-09/03, art. 18, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
Art. 22/1.
<Opgeheven bij W 2020-07-09/03, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
Art. 22/2.[1 § 1. Elk bericht dat onder gesloten omslag wordt verzonden aan de Federale Overheidsdienst Financiën in het kader van de toepassing van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten wordt [2 door de administratie]2 van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de Dienst voor alimentatievorderingen, gereproduceerd, geregistreerd en bewaard [2 ...]2 volgens een informatica- of telegeleidingstechniek.
Het aldus gedigitaliseerd beeld van het bericht verzonden aan de Federale Overheidsdienst Financiën, verkregen door middel van een informatica- of telegeleidingstechniek, heeft, voor de toepassing van de bepalingen van deze wet, of de ter uitvoering ervan genomen besluiten, bewijskracht voor zover het de getrouwe en duurzame kopie is van het geschrift waarvan het afkomstig is en het voorzien is van een geavanceerd elektronisch zegel dat voldoet aan de eisen vermeld in artikel 36 van de verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees parlement en de raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG.
In dat geval is de vernietiging van het papieren origineel toegestaan.
De Koning bepaalt welke papieren documenten moeten worden bewaard, zelfs na digitalisering.
§ 2. Elk bericht verzonden in het kader van de toepassing van de bepalingen van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten, door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de Dienst voor Alimentatievorderingen aan een onderhoudsplichtige, een onderhoudsgerechtigde of een derde, wordt gegenereerd langs elektronische weg en ter beschikking gesteld op het in artikel 20, tweede lid, bedoelde beveiligd elektronisch platform.
Wanneer de Federale Overheidsdienst Financiën, in toepassing van artikel 21/1, § 2, met de onderhoudsplichtige, de onderhoudsgerechtigde of de derde moet communiceren langs de papieren weg, heeft elke materialisatie onder gesloten omslag van een bericht in het kader van de toepassing van de bepalingen van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten dezelfde bewijskracht als het elektronische origineel voor zover deze materialisatie onder gesloten omslag de unieke referentie bevat van een geavanceerd elektronisch zegel dat voldoet aan de eisen bedoeld in paragraaf 1, tweede lid. Elke materialisatie onder gesloten omslag stemt overeen met de inhoud van het elektronisch origineel van het bericht bewaard op het beveiligd platform.]1
----------
(1)<W 2021-01-26/12, art. 201, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2021>
(2)<W 2022-01-21/03, art. 114, 012; Inwerkingtreding : 07-02-2022>
Afdeling IV.
Art. 22/3.
<Opgeheven bij W 2020-07-09/03, art. 22, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
Afdeling V.
Art. 22/4.
<Opgeheven bij W 2020-07-09/03, art. 24, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
HOOFDSTUK V. - Ontvangsten en uitgaven met betrekking tot onderhoudsgelden.
Afdeling I. - Toerekening van de ontvangsten.
Art.23.Een betaling door de onderhoudsplichtige wordt achtereenvolgens in mindering gebracht van :
1° de invorderingskosten die door de Dienst werden voorgeschoten;
2° de werkingskosten bedoeld in artikel 5;
3° de interesten;
4° de toegekende voorschotten;
5° het verschil tussen het bedrag van [1 het onderhoudsgeld]1 en het bedrag van het toegekende voorschot;
6° het bedrag van de achterstallen die bestonden op datum van de aanvraag tot tegemoetkoming.
----------
(1)<W 2018-03-26/01, art. 131, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
Art. 23/1. [1 De Koning kan de modaliteiten van betaling van de verschuldigde sommen in het kader van de toepassing van deze wet bepalen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-03-26/01, art. 132, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
Afdeling II. [1 - Opschorting en annulering van de invorderingsopdracht.]1
----------
(1)
Art.24.
<Opgeheven bij W 2018-03-26/01, art. 134, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
Art.25.
<Opgeheven bij W 2018-03-26/01, art. 135, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
Art.26.[1 [2 Indien de bevoegde adviseur-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen]2 van oordeel is dat toegekende voorschotten [3 of andere in het kader van de werking van de Dienst voor alimentatievorderingen aan de Staat verschuldigde bedragen]3 definitief oninvorderbaar zijn, kan hij van de invordering afzien en de schuldvordering annuleren. De ontvanger wordt op de hoogte gebracht van de beslissing dat de schuldvordering is geannuleerd.]1
----------
(1)<W 2018-03-26/01, art. 136, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
(2)<W 2019-02-11/08, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2019>
(3)<W 2020-07-09/03, art. 25, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
Art.27.§ 1. Indien de [1 ontvanger]1 vaststelt dat de invordering van het saldo van het onderhoudsgeld of van de achterstallen of de interesten onmogelijk is, [1 wordt de invorderingsopdracht opgeschort. De ontvanger geeft daarvan [3 bij gewone zending]3 kennis aan de onderhoudsgerechtigde.]1 [3 De kennisgeving heeft uitwerking vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van haar verzending.]3
[1 ...]1
Wanneer de onderhoudsgerechtigde nieuwe elementen met betrekking tot het inkomen of het vermogen van de onderhoudsplichtige kan mededelen, kan hij de [1 Dienst voor alimentatievorderingen]1 verzoeken om opnieuw tot invordering over te gaan.
§ 2. [1 Indien de adviseur-generaal [2 bedoeld in artikel 26 ]2 van oordeel is dat het saldo van het onderhoudsgeld, de achterstallen of de interesten definitief oninvorderbaar zijn, kan hij van de invordering afzien en de schuldvordering annuleren. De ontvanger wordt op de hoogte gebracht van de beslissing dat de schuldvordering is geannuleerd.
De Dienst voor alimentatievorderingen geeft [3 bij gewone zending]3 kennis aan de onderhoudsgerechtigde van de beslissing van de adviseur-generaal [2 bedoeld in artikel 26]2.]1 [3 De kennisgeving heeft uitwerking vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van haar verzending.]3
----------
(1)<W 2018-03-26/01, art. 137, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
(2)<W 2019-02-11/08, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2019>
(3)<W 2020-07-09/03, art. 26, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2020>
HOOFDSTUK VI. - Fiscale bepalingen.
Art.28. § 1. Artikel 162 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten wordt aangevuld als volgt :
"47° de akten, vonnissen en arresten betreffende de tegemoetkomingen bedoeld in de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën;".
§ 2. Artikel 59-1 van het Wetboek der zegelrechten wordt aangevuld als volgt :
(63°) de akten, vonnissen en arresten betreffende de tegemoetkomingen bedoeld in de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën;". <Erratum, zie B.St. 17.04.2003, p. 19475>
HOOFDSTUK VII. - Oprichting van een evaluatiecommissie.
Art.29. Bij de FOD Financiën wordt een commissie tot evaluatie van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën, opgericht. De commissie bestaat uit een gelijk aantal leden van elk geslacht. Zij is belast met het jaarlijks opmaken van een evaluatieverslag voor de Minister bevoegd voor de Financiën en voor de Minister bevoegd voor de Begroting, en met het voorleggen van adviezen.
De Minister van Financiën legt het verslag voor aan de federale Wetgevende Kamers, aangevuld met de bemerkingen van de ministers vermeld in het eerste lid.
De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van de Commissie.
HOOFDSTUK VIIbis. - Overgangsbepalingen.
Art. 29bis. <ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 339 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. Vanaf 1 juni 2004 zijn de openbare centra voor maatschappelijk welzijn ontlast van de invorderingsopdracht met betrekking tot de integrale termijnen van het onderhoudsgeld waarvoor zij voorschotten hebben toegekend krachtens de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. De invordering van die integrale termijnen wordt geregeld als volgt :
a) invordering van het gedeelte dat overeenstemt met de door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekende voorschotten : deze sommen worden door de Dienst voor alimentatievorderingen rechtstreeks ingevorderd bij de onderhoudsplichtige onder de voorwaarden van deze wet en alsof de Dienst voor alimentatievorderingen zelf de voorschotten heeft toegekend. In dit geval is geen enkele bijdrage bedoeld in artikel 5 ten laste van de onderhoudsgerechtigde, verschuldigd.
De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regels met betrekking tot de overdracht van deze dossiers;
b) invordering van het saldo van het onderhoudsgeld : de openbare centra voor maatschappelijk welzijn stellen de onderhoudsgerechtigde in kennis van de stopzetting van de invordering door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en van de mogelijkheid om voor de invordering van deze achterstallen een beroep te doen op de tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen. De invordering van deze bedragen geschiedt onder de voorwaarden bedoeld in deze wet.
§ 2. Het gedeelte dat overeenstemt met de door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekende voorschotten wordt in hoofde van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn beschouwd als niet-terugvorderbare voorschotten zoals bedoeld in artikel 68quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
De ingevorderde bedragen inzake de dossiers bedoeld in § 1, a), worden aan de Schatkist gestort.
§ 3. Indien er bij een onderhoudsplichtige tegelijkertijd sommen worden ingevorderd op grond van de dossiers inzake de door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekende voorschotten, bedoeld in § 1, a), en op grond van artikel 12, dan gelden de volgende regels :
a) de invordering van de door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekende voorschotten bedoeld in § 1, a), zowel wat betreft de hoofdsom als de kosten en interesten, heeft voorrang.
Indien toepassing wordt gemaakt van artikel 23 worden deze bedragen vóór het 1° van artikel 23 in mindering gebracht van de betalingen door de onderhoudsplichtige;
b) de toepassing van de regels bedoeld onder a) heeft, in voorkomend geval, geen invloed op hetgeen in artikel 11, § 2, wordt bepaald.
HOOFDSTUK VIII. - Opheffingsbepaling en inwerkingtreding.
Art.30. De volgende artikelen van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn worden opgeheven :
1° artikel 68bis, ingevoegd bij de wet van 8 mei 1989 en gewijzigd bij de wet van 29 december 1990, het koninklijk besluit van 11 december 2001 en de wet van 26 mei 2002;
2° artikel 68ter, ingevoegd bij de wet van 8 mei 1989 en gewijzigd bij de wet van 29 december 1990;
3° artikel 68quater, ingevoegd bij de wet van 8 mei 1989 en gewijzigd bij de wet van 29 december 1990.
Art. 31. <W 2003-12-22/42, art. 340, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> Deze wet treedt in werking op 1 juni 2004, met uitzondering van de artikelen 3, § 2, 4, 7, § 2, en 30, die in werking treden op een door de Koning te bepalen datum, bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
(NOTA : Inwerkingtreding van artikel 7, § 2, vastgesteld op 01-06-2005 door KB 2001-06-20
(NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 3, § 2, 4, 30 vastgesteld op 01-06-2005 door KB 2005-08-10/50, art. 1)/33, art. 1)