8 MEI 2002. - Decreet houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-07-2002 en tekstbijwerking tot 16-04-2024)
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - Algemene beginselen.
Art. 5-6
HOOFDSTUK III. - Rapportering en ondersteuning.
Art. 7, 7/1, 8-9
HOOFDSTUK IV. - Toezicht en sancties.
Art. 10-17, 17bis, 18
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 19-23
2006035176 2006035942 2006036740 2007023335 2007036290 2008203417 2008203546 2008203925 2009035424 2009203222 2010036022 2013035645 2014035675 2014200573 2015035412 2016035211 2016036281 2024007296
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.
Art.2. Voor de toepassing van dit decreet verstaat men onder :
1° kansengroepen : alle groepen van de bevolking op actieve leeftijd die niet op een evenredige wijze vertegenwoordigd zijn op de arbeidsmarkt; de Vlaamse regering bepaalt, na advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, de nadere omschrijving van deze groepen;
2° werknemers : de personen die krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten en personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon, met inbegrip van de stagiairs in het onderwijs en de leerjongens en leermeisjes; werkzoekenden worden gelijkgeschakeld met werknemers;
3° werkgevers : de personen die de in 2° bedoelde werknemers tewerkstellen;
4° intermediaire organisaties : alle publieke of private organisaties of personen die ten behoeve van jongeren, volwassenen op actieve leeftijd, ondernemingen of andere organisaties, werknemers en werkzoekenden activiteiten aanbieden op het vlak van beroepskeuzevoorlichting, beroepsopleiding, loopbaanbegeleiding en arbeidsbemiddeling;
5° bepalingen : alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, de individuele of collectieve arbeidsovereenkomsten, de arbeidsreglementen, de bestuursrechtelijke statutaire regelingen toepasselijk op het personeel van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest afhangen;
6° Vlaams overheids- en onderwijspersoneel : het personeel van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en van de openbare instellingen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, alsook het Vlaams onderwijspersoneel;
7° SERV : de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, zoals opgericht bij het decreet van 27 juni 1985;
8° (directe discriminatie : wanneer iemand op grond van geslacht, een zogenaamd ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, ongunstiger wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld;) <DVR 2007-03-09/41, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
9° (indirecte discriminatie : wanneer een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze personen met een bepaald geslacht, een zogenaamd ras, een bepaalde etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, in vergelijking met andere personen bijzonder kan benadelen, tenzij die bepaling, maatstaf of handelswijze objectief wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn;) <DVR 2007-03-09/41, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
10° een opdracht geven tot discriminatie of het aanzetten tot discriminatie op basis van de in lid 8 en 9 genoemde gronden, worden beschouwd als discriminatie;
11° intimidatie : ongewenst gedrag dat met een bepaald (geslacht, een zogenaamd ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid) verband houdt, en tot doel of gevolg heeft dat de waardigheid van een persoon wordt aangetast en een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd; <DVR 2007-03-09/41, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
12° Vlaams werkgelegenheidsbeleid : het geheel van Vlaamse bevoegdheden met betrekking tot de beroepskeuzevoorlichting, de beroepsopleiding, de loopbaanbegeleiding en de arbeidsbemiddeling in het Vlaamse Gewest, respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap, en voor wat het Vlaamse overheids- en onderwijspersoneel betreft, de bepalingen, inclusief de arbeidsvoorwaarden;
13° Vlaamse diensten : de respectievelijke werkgevers van het Vlaamse overheids- en onderwijspersoneel;
14° zelfstandig beroep : de beroepsactiviteit uitgeoefend door elke persoon die niet aangeworven is met een arbeidsovereenkomst of een statuut en buiten elke vorm van ondergeschiktheid.
(15° streefcijfers : cijfers inzake de evenredige participatie van de kansengroepen die in een bepaalde tijd betracht worden;) <DVR 2007-03-09/41, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
Art.3. Dit decreet is van toepassing op :
1° de intermediaire organisaties en personen die zich bezig houden met beroepskeuzevoorlichting, beroepsopleiding, loopbaanbegeleiding en arbeidsbemiddeling;
2° de Vlaamse diensten en het Vlaams overheidspersoneel en onderwijspersoneel, hun bepalingen en arbeidsvoorwaarden;
3° de andere werkgevers en werknemers voor wat betreft de beroepsopleiding en tewerkstelling van gehandicapten.
De Vlaamse regering kan, na advies van de SERV, het toepassingsgebied van dit decreet preciseren en uitbreiden.
Art.4. De Vlaamse regering kan, na advies van de SERV, preciseren wat voor de toepassing van dit decreet moet worden verstaan onder beroepskeuzevoorlichting, beroepsopleiding, loopbaanbegeleiding en arbeidsbemiddeling.
De Vlaamse regering bepaalt, na overleg met de representatieve organisaties van het Vlaams overheids- en onderwijspersoneel, wat voor de toepassing van dit decreet dient te worden verstaan onder bepalingen en arbeidsvoorwaarden.
HOOFDSTUK II. - Algemene beginselen.
Art.5. § 1. Het Vlaams werkgelegenheidsbeleid moet worden georganiseerd volgens de principes van de evenredige participatie en de gelijke behandeling :
1° Het beginsel van evenredige participatie houdt in dat de deelname aan de arbeidsmarkt in verhouding staat tot de samenstelling van de beroepsbevolking en dat de evenredige participatie van kansengroepen wordt gewaarborgd;
2° Het beginsel van gelijke behandeling houdt de afwezigheid van elke vorm van directe of indirecte discriminatie of intimidatie op de arbeidsmarkt in.
§ 2. Het is daarbij verboden :
1° te verwijzen naar (geslacht, een zogenaamd ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid) in de voorwaarden of de criteria inzake arbeidsbemiddeling of in die voorwaarden of criteria elementen op te nemen die zelfs zonder uitdrukkelijke verwijzing naar (geslacht, een zogenaamd ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid) leiden tot discriminatie; <DVR 2007-03-09/41, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
2° in de informatie en de publiciteit de arbeidsbemiddeling voor te stellen als meer in het bijzonder geschikt voor werknemers of werkgevers van een bepaald (geslacht, een zogenaamd ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid); <DVR 2007-03-09/41, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
3° de toegang te ontzeggen of te belemmeren tot de arbeidsbemiddeling, om expliciete of impliciete redenen die rechtstreeks of onrechtstreeks met (geslacht, een zogenaamd ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid) van de persoon in verband staan; <DVR 2007-03-09/41, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
4° te verwijzen naar (geslacht, een zogenaamd ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid) van de werknemer in de werkaanbiedingen of in de advertenties voor betrekkingen, of in die aanbiedingen of advertenties elementen op te nemen die, zelfs zonder uitdrukkelijke verwijzing, één van de hiervoor opgesomde kenmerken van de werknemer vermelden of laten veronderstellen; <DVR 2007-03-09/41, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
5° te verwijzen naar (geslacht, een zogenaamd ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid) van de werknemer in de toegangsvoorwaarden, de selectie en de selectiecriteria voor de betrekkingen en functies in welke sector of bedrijfstak ook, of in die voorwaarden of criteria elementen op te nemen die, zelfs zonder uitdrukkelijke verwijzing naar de hiervoor opgesomde kenmerken van de werknemer, leiden tot discriminatie; <DVR 2007-03-09/41, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
6° de toegang tot het arbeidsproces of de gelegenheid tot promotiekansen te ontzeggen of te belemmeren om expliciete of impliciete redenen die rechtstreeks of indirect op (geslacht, een zogenaamd ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid) steunen; <DVR 2007-03-09/41, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
7° te verwijzen naar (geslacht, een zogenaamd ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid) in de voorwaarden of de criteria inzake beroepskeuzevoorlichting, beroepsopleiding en loopbaanbegeleiding of in die voorwaarden of criteria elementen op te nemen die zelfs zonder uitdrukkelijke verwijzing naar (geslacht, een zogenaamd ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid) leiden tot discriminatie; <DVR 2007-03-09/41, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
8° in de informatie of de publiciteit de beroepskeuzevoorlichting, de beroepsopleiding en de loopbaanbegeleiding voor te stellen als meer in het bijzonder geschikt voor gegadigden van een bepaald (geslacht, een zogenaamd ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid); <DVR 2007-03-09/41, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
9° de toegang te ontzeggen of te belemmeren tot de beroepskeuzevoorlichting, de beroepsopleiding en de loopbaanbegeleiding om expliciete of impliciete redenen die rechtstreeks of onrechtstreeks met (geslacht, een zogenaamd ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid) van de persoon in verband staan; <DVR 2007-03-09/41, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
10° naargelang van (geslacht, een zogenaamd ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid) van de persoon verschillende voorwaarden op te leggen voor het behalen of uitreiken van alle soorten diploma's, brevetten, getuigschriften of titels; <DVR 2007-03-09/41, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
11° te verwijzen naar (geslacht, een zogenaamd ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid) van de werknemer in bepalingen en in de arbeidsvoorwaarden en in de voorwaarden, criteria of redenen van het ontslag of in die bepalingen, voorwaarden, criteria of redenen elementen op te nemen die, zelfs zonder uitdrukkelijke verwijzing naar (geslacht, een zogenaamd ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid) van de werknemer, leiden tot discriminatie; <DVR 2007-03-09/41, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
12° die voorwaarden, criteria of redenen op discriminerende wijze volgens (geslacht, een zogenaamd ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid) van de werknemer vast te stellen of toe te passen; <DVR 2007-03-09/41, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
13° in de beroepskeuzevoorlichting, beroepsopleiding, loopbaanbegeleiding en arbeidsbemiddeling technieken en tests te gebruiken die aanleiding kunnen geven tot directe of indirecte discriminatie.
De in het vorige lid, 5°, voorziene verboden zijn eveneens toepasselijk op de zelfstandige beroepen.
§ 3. De beginselen van evenredige participatie en gelijke behandeling beletten niet dat, om volledige gelijkheid in het beroepsleven te waarborgen, specifieke maatregelen gehandhaafd of getroffen worden om de nadelen die verband houden met een van de in artikel 2, 8° genoemde kenmerken te voorkomen of te compenseren.
Bijzondere bepalingen betreffende de bescherming van moeder en kind tijdens de zwangerschap en de bijzondere bepalingen betreffende de bescherming van het moederschap vormen evenwel geen discriminatie.
§ 4. Teneinde te waarborgen dat het beginsel van gelijke behandeling nageleefd wordt, moet worden voorzien in redelijke aanpassingen. Dit houdt in dat de intermediaire organisaties en de werkgever, naargelang de behoefte, in een concrete situatie passende maatregelen nemen om toegang tot arbeid te hebben, in arbeid te participeren of daarin vooruit te komen dan wel om een opleiding te genieten, tenzij deze maatregelen voor de werkgever een onevenredige belasting vormen. Wanneer die belasting in voldoende mate wordt gecompenseerd door bestaande maatregelen, mag zij niet als onevenredig worden beschouwd.
(§ 4bis. Om de evenredige participatie en gelijke behandeling te realiseren, wordt gewerkt met streefcijfers. Die streefcijfers worden bepaald door de Vlaamse Regering na advies van de SERV.) <DVR 2007-03-09/41, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
§ 5. De Vlaamse regering bepaalt, na advies van de SERV, de nadere modaliteiten en procedures.
(§ 6. Dit decreet doet geen afbreuk aan de bescherming en de uitoefening van de in de Grondwetten in de internationale mensenrechtenconventies opgenomen fundamentele rechten en vrijheden.) <DVR 2007-03-09/41, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
Art.6. <DVR 2007-03-09/41, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007> Een verschil in behandeling inzake de toegangs-, arbeids- en ontslagvoorwaarden van een betrekking of een beroepsactiviteit dat berust op een kenmerk in verband met een van de in artikel 2, 8° en 9°, genoemde gronden, vormt geen discriminatie, indien een dergelijk kenmerk, vanwege de aard van de betrokken activiteit of de context waarin deze worden uitgevoerd, een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste vormt, mits het doel legitiem en het vereiste evenredig aan dat doel is.
HOOFDSTUK III. - Rapportering en ondersteuning.
Art.7. § 1. De intermediaire organisaties en de Vlaamse diensten werken actief mee aan de realisatie van de evenredige participatie en de gelijke behandeling. In dit kader zijn zij verplicht om :
1° jaarlijks een actieplan op te stellen waarin onder meer de doelstellingen, procedures, evaluatiemethodes en een stappenplan worden beschreven;
2° jaarlijks een voortgangsrapport over te maken aan de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement, met een toelichting over de mate waarin zij hun vooropgestelde doelstellingen hebben gerealiseerd.
(Het voortgangsrapport en het actieplan bevatten minstens :
1° streefcijfers en de termijnen voor het behalen van die streefcijfers;
2° een kwantitatieve analyse van de vorderingen inzake de evenredige participatie van kansengroepen;
3° een kwalitatieve evaluatie van de inspanningen die zijn geleverd ter bevordering van een evenredige participatie van kansengroepen, met weergave van de knelpunten;
4° de acties ter bevordering van evenredige participatie.) <DVR 2007-03-09/41, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
Wat betreft de private arbeidsbemiddelingsbureaus dient dit te gebeuren in het kader van de algemene rapporteringsverplichting van deze sector.
§ 2. De Vlaamse diensten zijn verplicht om in overleg met de personeelsvertegenwoordigingen een evenredig participatiebeleid te ontwikkelen.
§ 3. De Vlaamse regering bepaalt de nadere modaliteiten en procedures met betrekking tot het opmaken en indienen van het actieplan en het voortgangsrapport.
Art.7/1. [1 Ї 1. In dit artikel wordt verstaan onder Vlaamse administratie: de entiteiten, vermeld in artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 december 2004 houdende maatregelen ter bevordering en ondersteuning van het gelijkekansen- en diversiteitsbeleid in de Vlaamse administratie.
Ї 2. Voor de verwerking van persoonsgegevens van de Vlaamse administratie conform dit decreet op een gestructureerde en systematische wijze, treden de entiteiten op als verwerkingsverantwoordelijken als vermeld in artikel 4, 7), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming). De doeleinden voor de verwerking van persoonsgegevens door de verwerkingsverantwoordelijken betreffen de opdrachten, vermeld in artikel 5 en 7, wat betreft de Vlaamse administratie.
De verwerking van de persoonsgegevens is beperkt tot wat noodzakelijk is om het doel, vermeld in het eerste lid, te bereiken.
Ї 3. De verwerkingsverantwoordelijken kunnen conform de bepalingen van dit decreet de volgende categorieыn van persoonsgegevens verwerken:
1А identificatiegegevens;
2А contactgegevens;
3А het rijksregisternummer met het doel om op een unieke wijze natuurlijke personen te identificeren;
4А gegevens over de huidige betrekking;
5А gegevens over persoonlijke bijzonderheden;
6А de gegevens, vermeld in artikel 2, 8А en 9А ;
7А financiыle gegevens;
8А gegevens betreffende de gezondheid.
De Vlaamse Regering kan de categorieыn van persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven.
Ї 4. De verwerkingsverantwoordelijken kunnen conform de bepalingen van dit decreet de persoonsgegevens van de Vlaamse administratie van de volgende categorieыn van personen verwerken:
1А personeelsleden;
2А stagiairs;
3А sollicitanten;
4А personeelsleden die uitgestroomd zijn.
De Vlaamse Regering kan de categorieыn van personen, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven.
Ї 5. De gegevens die verwerkt worden conform dit decreet kunnen uitgewisseld worden met de organisaties die de Vlaamse Regering daarvoor machtigt, als dat noodzakelijk is in het kader van hun wettelijke opdracht of ter uitvoering van dit decreet.
Ї 6. De personen die toegang kunnen krijgen tot de persoonsgegevens zijn:
1А de personen die hiertoe aangesteld zijn door de Vlaamse administratie en de verwerkingsverantwoordelijken;
2А de personen die hiertoe aangesteld zijn door de organisaties, gemachtigd conform paragraaf 5.
Ї 7. De verwerkingsverantwoordelijken nemen de gepaste technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen conform voormelde verordening.
Ї 8. De verwerkingsverantwoordelijken en de organisaties, vermeld in paragraaf 5, bewaren de voormelde categorieыn van persoonsgegevens in ieder geval conform de bewaartermijnen in het kader van de oorspronkelijke verzamelingsdoeleinden. De persoonsgegevens die verkregen zijn in het kader van de doeleinden, bepaald in dit decreet, worden niet langer bewaard dan noodzakelijk is voor het doeleinde van de gegevensverwerking. De maximale bewaartermijn zal niet langer dan tien jaar zijn nadat het personeelslid is uitgestroomd, na de stage van de stagiair of de sollicitatieprocedure van de sollicitant bij de Vlaamse administratie, tenzij bepaalde toepasselijke regelgeving een langere maximale bewaartermijn vooropstelt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-03-22/13, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.8. De Vlaamse regering kan (ondernemingen, sectoren, instellingen, arbeidsorganisaties of lokale besturen) ondersteunen bij de ontwikkeling van een bedrijfsbeleid van evenredige participatie en gelijke behandeling en kan passende maatregelen nemen voor de bevordering van de sociale dialoog tussen werkgevers en werknemers inzake het aanmoedigen van evenredige participatie en gelijke behandeling. De Vlaamse regering bepaalt, na advies van de SERV, de nadere modaliteiten van deze ondersteuning en maatregelen alsmede de procedure. <DVR 2007-03-09/41, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007>
Art.9.
<Opgeheven bij DVR 2022-10-28/04, art. 49, 008; Inwerkingtreding : 15-03-2023>
HOOFDSTUK IV. - Toezicht en sancties.
Art.10. <DVR 2004-04-30/67, art. 33, 002; Inwerkingtreding : 15-08-2004> Het toezicht en de controle geschiedt overeenkomstig de bepalingen van het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht.
Art.11. <DVR 2007-03-09/41, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007> Hij die bij de beroepskeuzevoorlichting, de beroepsopleiding, de loopbaanbegeleiding of bij de arbeidsbemiddeling zoals omschreven in dit decreet zich schuldig maakt aan directe discriminatie wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met een geldboete van 50 EUR tot 1000 EUR of met een van die straffen alleen.
Art.12.§ 1. Wanneer een lid van het Vlaams overheids- en onderwijspersoneel[3 een melding heeft gedaan of een klacht]3 heeft ingediend of een rechtsvordering instelt tot naleving van het decreet, mag de arbeidsverhouding niet beëindigd worden, noch de arbeidsvoorwaarden eenzijdig gewijzigd worden, behalve om redenen die vreemd zijn aan die [3 melding, aan die]3 klacht of aan die rechtsvordering[3, of aan de inhoud ervan]3.
§ 2.[3 Om de bescherming, vermeld in paragraaf 1, te genieten moet de persoon op wie de vermeende inbreuk betrekking heeft aantonen dat er een melding werd gedaan, een klacht werd ingediend of een rechtsvordering werd ingesteld omwille van een inbreuk op dit decreet. Dit bewijs kan met elk rechtsmiddel geleverd worden.
Wanneer de werkgever, binnen twaalf maanden nadat deze kennis had van de melding of de klacht of nadat deze redelijkerwijs kennis kon hebben van de melding of klacht, de persoon op wie de vermeende inbreuk betrekking heeft, ontslaat of de arbeidsvoorwaarden eenzijdig wijzigt, valt de bewijslast dat de nadelige maatregel geen verband houdt met de melding of de klacht, of met de inhoud ervan, ten laste van de werkgever. Deze bewijslast valt eveneens ten laste van de werkgever in geval van ontslag of eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden nadat de rechtsvordering werd ingesteld, en dit tot drie maanden na de dag waarop de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is getreden.
Wanneer de persoon op wie de vermeende inbreuk betrekking heeft een melding doet, een klacht indient of een rechtsvordering instelt of wanneer een persoon als vermeld in paragraaf 6 de handelingen, vermeld in paragraaf 6, stelt, kan die daarvan een schriftelijk en gedateerd bewijs vragen bij de instantie, rechtspersoon, vereniging of organisatie waar de melding wordt gedaan, de klacht wordt ingediend of de rechtsvordering wordt ingesteld.
Dit schriftelijke bewijs, verstrekt door de instantie, rechtspersoon, vereniging of organisatie, vermeld in het derde lid, bevat de identiteit van de persoon, de ondernomen acties, de datum van de actie en de datum waarop het bewijs werd gevraagd]3.
§ 3. Wanneer de werkgever de arbeidsverhouding beëindigt of de arbeidsvoorwaarden eenzijdig wijzigt in strijd met de bepalingen van § 1, verzoekt de werknemer of de werknemersorganisatie waarbij hij is aangesloten, hem opnieuw in de onderneming of de dienst op te nemen of hem zijn functie onder dezelfde voorwaarden als voorheen te laten uitoefenen.
Het verzoek moet met een aangetekende brief gebeuren binnen dertig dagen volgend op de datum van de kennisgeving van de opzegging, van de beëindiging zonder opzegging of van de eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden. De werkgever moet zich binnen dertig dagen volgend op de kennisgeving van de brief over het verzoek uitspreken.
De werkgever die de werknemer opnieuw in de onderneming of de dienst opneemt of hem zijn functie onder dezelfde voorwaarden als voorheen laat uitoefenen, moet het wegens ontslag of wijziging van de arbeidsvoorwaarden gederfde loon betalen alsmede de werkgevers- en werknemersbijdragen op dat loon storten.
§ 4. Wanneer de werknemer na het in § 3, eerste lid, bedoelde verzoek niet opnieuw wordt opgenomen of zijn functie niet onder dezelfde voorwaarden als voorheen kan uitoefenen en er geoordeeld werd dat het ontslag of de eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden indruist tegen de bepalingen van § 1, moet de werkgever aan de werknemer een [3 schadevergoeding]3 betalen die, naar keuze van de werknemer, gelijk is hetzij aan een forfaitair bedrag dat overeenstemt met het brutoloon voor zes maanden, hetzij aan de werkelijk door de werknemer geleden schade; in laatstgenoemd geval moet de werknemer de omvang van de geleden schade kunnen bewijzen.
§ 5. De werkgever is verplicht dezelfde vergoeding uit te betalen, zonder dat de werknemer het in § 3, eerste lid, bedoelde verzoek moet indienen om opnieuw te worden opgenomen of zijn functie onder dezelfde voorwaarden als voorheen te kunnen uitoefenen :
1° wanneer de werknemer de arbeidsovereenkomst verbreekt, omdat het gedrag van de werkgever in strijd is met de bepalingen van § 1, wat volgens de werknemer een reden is om de arbeidsovereenkomst zonder opzegging of voor het verstrijken ervan te verbreken;
2° wanneer de werkgever de werknemer heeft ontslagen om een dringende reden, op voorwaarde dat het bevoegde rechtscollege dit ontslag ongegrond acht en in strijd met de bepalingen van § 1.
[3 De schadevergoeding, bedoeld in deze paragraaf, kan gecumuleerd worden met de schadevergoedingen wegens discriminatie, voorzien in artikel 28, Ї 2, van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid.]3
[1 § 6. [2 Personen die aan een slachtoffer van discriminatie steun verlenen door het slachtoffer te verdedigen of te vertegenwoordigen, of door voor het slachtoffer te getuigen, genieten dezelfde bescherming als de bescherming, vermeld in paragraaf 1 tot en met 5.]2]1
[3 De schadevergoeding, bedoeld in deze paragraaf, kan gecumuleerd worden met de schadevergoedingen wegens discriminatie, voorzien in artikel 28, Ї 2, van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid.]3
----------
(1)<DVR 2009-04-30/24, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 05-06-2009>
(2)<DVR 2021-03-19/08, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 09-04-2021>
(3)<DVR 2024-03-22/13, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.13. De bedingen van een overeenkomst, en de bepalingen en interne reglementen van organisaties en ondernemingen die strijdig zijn met de bepalingen van dit decreet en de bedingen die bepalen dat een of meer contracterende partijen bij voorbaat afzien van de rechten die door dit decreet gewaarborgd worden, zijn nietig.
Art.14. Al wie doet blijken van een belang kan bij het bevoegde rechtscollege een rechtsvordering instellen teneinde de bepalingen van dit decreet te doen toepassen. Wanneer deze persoon voor dit rechtscollege feiten aanvoert die het bestaan van een directe of indirecte discriminatie kunnen doen vermoeden, valt de bewijslast dat er geen schending van het beginsel van gelijke behandeling is, ten laste van de verweerder.
Het voorgaande lid is niet van toepassing op strafrechtelijke procedures, op de bepalingen van artikel 12, § 2, of op andere, meer gunstige wettelijke bepalingen inzake bewijslast.
Art.15. Het rechtscollege waarbij een geschil in verband met de toepassing van dit decreet aanhangig is gemaakt, kan ambtshalve al wie de bepalingen van artikel 5 niet naleeft, binnen een door haar vastgestelde en aan hen opgelegde termijn, verplichten een einde te maken aan een toestand welke op grond van de bepalingen in dit decreet of zijn uitvoeringsbesluiten als discriminerend is erkend.
Art.16.Wanneer afbreuk wordt gedaan aan de statutaire opdrachten die ze zich tot doel hebben gesteld, kunnen de volgende verenigingen of organisaties eveneens in rechte optreden in de geschillen waartoe dit decreet aanleiding kan geven :
1° [1 instellingen van openbaar nut en verenigingen die op de datum van de feiten sedert ten minste drie jaar rechtspersoonlijkheid genieten en die zich op de datum van de feiten sedert ten minste drie jaar in hun statuten tot doel hebben gesteld de mensenrechten te verdedigen of discriminatie te bestrijden;]1
2° de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties, zoals bepaald in artikel 3 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;
3° de representatieve organisaties in de zin van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
4° de representatieve organisaties van de zelfstandigen.
Wanneer het slachtoffer van de overtreding of van de discriminatie een natuurlijke persoon of een rechtspersoon is, is de vordering van de bedoelde verenigingen en organisaties slechts ontvankelijk indien zij bewijzen dat zij handelen met instemming van het slachtoffer.
De vorderingen op basis van dit artikel zijn onderworpen aan volgende procedureregels :
1° de vorderingen worden ingeleid bij verzoekschrift, verzonden bij aangetekende brief aan of neergelegd bij de griffie van het bevoegde gerecht;
2° de vonnissen en arresten worden bij gerechtsbrief ter kennis gebracht aan de betrokken partijen;
3° de representatieve organisaties bedoeld in lid 2 mogen zich voor het bevoegde gerecht laten vertegenwoordigen door een afgevaardigde, houder van een geschreven volmacht; deze mag namens de organisatie waartoe hij behoort alle handelingen verrichten die bij deze vertegenwoordiging behoren, een verzoekschrift indienen, pleiten en alle mededelingen ontvangen betreffende de rechtsingang, de behandeling en de berechting van het geschil.
----------
(1)<DVR 2009-04-30/24, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 05-06-2009>
Art.17.<DVR 2007-03-09/41, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2007> Aan eenieder die op de Vlaamse arbeidsmarkt discriminatie bedrijft jegens een persoon wegens zijn geslacht, een zogenaamd ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid kan, voor zover de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn en behoudens indien de discriminatie strafrechtelijk wordt vervolgd, [1 een administratieve geldboete worden opgelegd van 250 tot 2.500 euro]1. Deze bedragen zijn ook van toepassing op de werkgever of intermediaire organisatie die niet binnen de door het gerecht vastgestelde termijn gevolg geeft aan het op basis van artikel 15 vastgestelde gerechtelijke bevel een einde te stellen aan een discriminerende toestand. De administratieve geldboete wordt opgelegd door de door de Vlaamse Regering aangewezen ambtenaar of ambtenaren.
----------
(1)<DVR 2010-12-10/12, art. 35, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
Art.17bis. [1 Elk vonnis of arrest dat door de hoven en rechtbanken wordt gewezen op grond van dit decreet wordt binnen acht dagen te rekenen vanaf de uitspraak ter kennis gebracht aan het Vlaams Mensenrechteninstituut, vermeld in het decreet van 28 oktober 2022 tot oprichting van een Vlaams Mensenrechteninstituut, door de griffier van het betrokken rechtscollege.
Bovendien licht de griffier van het hof of de rechtbank waar een beroep, verzet of derdenverzet, is ingesteld tegen een rechterlijke beslissing als vermeld in het eerste lid onverwijld het voormelde Vlaams Mensenrechteninstituut in. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-03-22/13, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.18. Artikel 581, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek wordt vervangen door :
" 3° de geschillen m.b.t. de toepassing van het decreet houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt en zijn uitvoeringsbesluiten. "
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.19. (Opgeheven) <DVR 2004-04-30/60, art. 22, 003 ; Inwerkingtreding : 01-10-2004>
Art.20. Titel V van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering wordt, voor wat de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest betreft, opgeheven.
Art.21. Artikel 1, 32°, e , f , g , h, i, l en m) van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten wordt opgeheven voor wat de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest betreft.
Art.22. In de artikelen 1 en 2 van de wet van 1 juli 1963 houdende toekenning van een vergoeding voor sociale promotie, worden de woorden " onder de veertig jaar " geschrapt.
Art. 23. Dit decreet treedt in werking op de eerste dag van de derde maand volgend op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.