17 JULI 2002. - [Decreet tot bepaling van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid voor het hoger onderwijs (CAPAES - "Certificat d'aptitude pédagogique approprié à l'enseignement supérieur") in de hogescholen en in het hoger onderwijs voor sociale promotie en van de voorwaarden voor het verkrijgen ervan]. (Vertaling). <DFG 2006-06-02/60, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2006> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-08-2002 en tekstbijwerking tot 11-08-2022)
HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied en definities.
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - De bevoegdheden van de leerkrachten.
Art. 3
HOOFDSTUK 3. - De algemene organisatie en de inhoud van het GPBHO.
Art. 4-8, 8/1, 8/2, 9
HOOFDSTUK 4. - De praktische organisatie van het GPBHO.
Art. 10-11, 11/1, 12
HOOFDSTUK 4bis. [1 Bepalingen betreffende de bescherming van persoonsgegevens ]1
Art. 12/1
HOOFDSTUK 5. - Aanvullende en slotbepalingen.
Art. 13-19
Afdeling 3. - Inwerkingtreding.
Art. 20
2003029033 2003029034 2003100350 2003202086 2007029386 2008029224 2009029714 2017030938 2017030939 2018014289 2023041289
HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied en definities.
Artikel 1.[1 Dit decreet is van toepassing op kandidaten voor het Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor het Hoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) bedoeld in artikel 2, 5° en op instellingen voor hoger onderwijs die gemachtigd zijn om de hierboven bedoelde opleiding te verstrekken, namelijk:
1° universiteiten die studies van de tweede cyclus organiseren;
2° hogescholen die postuniversitaire studies op het gebied van economie en management organiseren;
3° de instellingen voor hoger onderwijs voor sociale promotie die het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid uitreiken aan houders van een diploma van hoger onderwijs, georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap ]1.
----------
(1)<DFG 2022-07-20/17, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
1° GPBHO : het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid voor het hoger onderwijs.
2° vorming van het GPBHO : theoretische vorming en praktische vorming die aan de kandidaten voor het GPBHO worden verstrekt door de verantwoordelijken voor de vorming.
3° verantwoordelijken voor de vorming : de instellingen en inrichtingen die in artikel 1 worden vermeld.
(4° Opleidingsuur : 60 lesminuten. Wat betreft het onderwijs voor sociale promotie, zullen de uurvolumes die in dit decreet in uren uitgedrukt worden, een coëfficiënt van 1,2 toegewezen krijgen om in lesperiodes van 50 minuten omgezet worden.) <DFG 2006-06-02/60, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
[1 5° Kandidaten voor het CAPAES: meesters praktijkopleiding, assistent-meesters en docenten aangeworven bij een hogeschool, alsmede hoogleraren algemene cursussen, technische cursussen, cursussen beroepspraktijk, technische cursussen en cursussen beroepspraktijk, cursussen psychologie-pedagogie-methodologie en bijzondere cursussen, aangeworven in het hoger onderwijs voor sociale promotie.]1
[1 6° Administratie: de administratie belast met het hoger onderwijs.]1
----------
(1)<DFG 2022-07-20/17, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK 2. - De bevoegdheden van de leerkrachten.
Art.3.De Franse Gemeenschap, voor de instellingen die ze organiseert, en elke inrichtende macht, hebben, bij de organisatie van het GPBHO, tot doel de [1 CAPAES-kandidaten ]1 geworven zijn en zich daar inschrijven,) ertoe te brengen de volgende bevoegdheden te ontwikkelen, die hierna, niet in hiërarchische volgorde, opgesomd zijn : <DFG 2006-06-02/60, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
1. Het succes van de studies van de studenten bevorderen, waarbij inzonderheid rekening wordt gehouden met de verscheidenheid van de studierichtingen en de gevallen.
2. Beantwoorden aan de plichten en ethische dilemma's van het beroep.
3. Met een multidisciplinaire ploeg werken, waarbij de collectieve verantwoordelijkheid van de vorming wordt gedeeld.
4. Met de studenten betrekkingen tot stand brengen die bevorderlijk zijn voor de leertijd.
5. De inhoud en de methode laten overeenstemmen met de realiteit van het beroep bedoeld bij de vorming.
6. Studenten begeleiden zowel bij de theoretische als bij de praktische vorming alsook bij het opbouwen van hun beroepsproject.
7. De cursus plannen en onderwijsbepalingen vaststellen die aan de volwassenen aangepast zijn.
8. De instrumenten voor de evaluatie van de aan het verstrekte onderwijs aangepaste leerprocessen beheersen en aanwenden, en zijn keuzen kunnen verantwoorden.
9. De disciplinaire en interdisciplinaire kennis bezitten en deelnemen aan het opbouwen ervan.
10. Een kritische en autonome houding aannemen ten opzichte van de kennis betreffende zijn vak en ten opzichte van het onderzoek op het gebied van onderwijs.
11. Een bezinnende en interdisciplinaire blik werpen op zijn wetenschappelijke kennis en op de manier waarop het onderwijs wordt verstrekt.
12. Zijn kennis en praktijk bijwerken.
13. Deelnemen aan een beleid dat de kwaliteit van het onderwijs wil beheren.
14. Een actieve partner zijn bij de organisatie en de ontwikkeling van zijn instelling.
----------
(1)<DFG 2022-07-20/17, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK 3. - De algemene organisatie en de inhoud van het GPBHO.
Art.4.Het programma van het GPBHO bestaat uit drie delen die simultaan worden toegepast.
Het eerste deel is een theoretische vorming die 120 uren telt.
Het tweede deel is een praktische vorming die 90 uren telt.
Het derde deel is het opmaken en neerleggen van een beroepsdossier. Het dossier bestaat in een persoonlijke schriftelijke productie waarin de kandidaat voor het GPBHO zijn beroepsloopbaan ontleedt binnen de hogeschool waar hij werkt of gewerkt heeft, (of in het hoger onderwijs voor sociale promotie) en het bewijs levert dat hij een activiteit heeft uitgeoefend op het gebied waarvoor hij deskundig is en in zijn onderwijspraktijk. <DFG 2006-06-02/60, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Dat werk wordt gestaafd met en reeks producties die het bewijs van die uitoefening leveren, inzonderheid :
- individuele of collectieve producties van pedagogische aard die betrekking hebben op onderzoek (syllabus, publicaties...);
- documenten betreffende wetenschappelijke activiteiten;
- het bewijs van een actieve deelneming aan seminaries, colloquia, stages, Europese programma's, (al dan niet bekrachtigde) vormingen op het gebied van wetenschap en pedagogie;
- de beschrijving en de evaluatie van ingevoerde pedagogische nieuwigheden;
- de inventaris van de opdrachten (naast onderwijs) uitgeoefend in het kader van de opdrachten bepaald [1 in artikel 2 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hoger onderwijslandschap en de academische studieorganisatie]1 genoemd : voortgezette vorming, toegepast onderzoek, dienstverlening aan de gemeenschap, met name door samenwerking met het onderwijs-, sociaal, economisch en cultureel milieu.
----------
(1)<DFG 2022-07-20/17, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.5.§ 1. De theoretische vorming omvat drie delen op het vlak van de inhoud : een sociaal-politiek deel van 30 uren, een psychorelationeel deel van 30 uren en een pedagogisch deel van 60 uren.
§ 2. Het sociaal-politiek deel omvat onder meer de volgende inhoudsonderdelen :
1. Onderwijssociologie.
2. Analyse van de onderwijsinstelling en de personen die daar werkzaam zijn.
3. Theoretische benadering van de culturele verscheidenheid.
4. Beleid inzake onderwijs.
5. Ethisch nadenken over het beroep.
§ 3. Het psychorelationeel deel omvat onder meer de volgende inhoudsonderdelen :
1. Sociopsychologie van de jonge volwassene en van de volwassene.
2. Technieken voor groepenbeheer in en rondom de klas.
3. De betrekkingen tussen de personen in een leercontext.
§ 4. Het pedagogisch deel omvat onder meer de volgende inhoudsonderdelen :
1. Studie van de onderwijs- en leerprocessen aangepast aan het hoger onderwijs, met inbegrip van de pedagogische aanwending van de technologie.
2. Elementen die aan de basis liggen van motivatie en engagement in het hoger onderwijs.
3. Evaluatie van de leerprocessen.
4. Evaluatie van de kwaliteit van het onderwijs.
5. Inleiding in het onderzoek op het gebied van de onderwijswetenschappen en in zijn methoden.
6. Pedagogische benadering van de wetenschappelijke kennis : didactisch, interdisciplinair en epistemologisch aspect.
7. Nadenken over de beroepsidentiteit in verband met het opmaken van het dossier van het onderwijzend personeelslid.
§ 5. (Ter aanvulling [1 tot de valorisatie van studiepunten als bedoeld in artikel 117 van het decreet van 7 november 2013 en tot de valorisatie van kennis of competenties als bedoeld in artikel 67, vierde en vijfde lid, en artikel 119 van hetzelfde decreet]1, alsook ter aanvulling van de bepalingen bedoeld bij artikel 8 van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, wordt de omvang van de theoretische opleiding beperkt tot 60 uur voor de kandidaten voor het CPAES die houder zijn van een van de volgende pedagogische bekwaamheidsbewijzen :
het diploma leraar voorschools onderwijs, het diploma leraar lager onderwijs, de aggregatie lager secundair onderwijs, de aggregatie hoger secundair onderwijs, de aggregatie hoger onderwijs, het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid, het getuigschrift middelbaar technisch normaal onderwijs, het diploma van pedagogische bekwaamheid, alsook het diploma van de derde graad van leraar muziekonderwijs uitgereikt door de examencommissie van de Franse Gemeenschap.) <DFG 2006-06-02/60, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
De inhoudsdelen waarvan de kandidaten vermeld in vorig lid niet vrijgesteld zijn, zijn specifiek voor de vorming van de leerkrachten van het hoger onderwijs. Ze zijn duidelijk geïdentificeerd in het vormingsprogramma voorgesteld door de verantwoordelijke voor de vorming.
----------
(1)<DFG 2022-07-20/17, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.6.§ 1. De praktische vorming, georganiseerd door en onder leiding van de verantwoordelijke voor de vorming, omvat drie inhoudsdelen : een deel besteed aan praktijkbegeleiding, een deel besteed aan de analyse van de praktijk en een deel besteed aan de beroepsontwikkeling.
§ 2. De begeleiding van de praktijk van de kandidaat voor het GPBHO gedurende een deel van zijn prestaties wordt uitgevoerd door een ploeg bestaande uit leerkrachten [2 van de instelling]2 organiseert) (waar) deze zijn ambt uitoefent, " begeleidingsploeg " genoemd. <DFG 2006-06-02/60, art. 6, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
[2 De instelling waar de kandidaat zijn ambt bekleedt]2 organiseert, is ertoe gehouden, [2 ...]2 de begeleiding van de praktijk bepaald in vorig lid uit te voeren voor de leden van haar personeel die ingeschreven zijn voor de vorming van het CAPAES.) <DFG 2006-06-02/60, art. 6, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
[2 Deze instelling]2 en de verantwoordelijke voor de vorming bepalen samen het ambt van de begeleidingsploeg en brengen daar de kandidaat voor het GPBHO op de hoogte van. <DFG 2006-06-02/60, art. 6, 3°, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
[2 Het begeleidingsteam bestaat uit onderwijzende personeelsleden van de instelling waar de kandidaat zijn ambt bekleedt, die door de bevoegde overheid van deze instelling zijn erkend. Deze laatste kan in het begeleidingsteam personeelsleden van een andere instelling opnemen in het kader van een samenwerkingsakkoord als bedoeld in artikel 81, lid 2, van het voornoemde decreet van 7 november 2013.]2
[1 De inrichting die het hoger onderwijs voor sociale promotie inricht waar de kandidaat voor het CAPAES zijn ambt uitoefent, kent uren toe voor pedagogische en technische expertise aan het personeelslid dat voor de begeleiding van de praktijk van de kandidaat voor het CAPAES zorgt gedurende een deel van zijn prestaties. Er worden maximum acht uur toegekend per kandidaat voor het CAPAES en per academiejaar.]1
§ 3. Het deel besteed aan de analyse van de praktijk heeft tot doel pedagogische vaardigheden gedurende de uitoefening van het beroep te doen verwerven.
§ 4. Het deel besteed aan de beroepsontwikkeling heeft tot doel te beantwoorden aan de specificiteit van verschillende gebieden van het hoger onderwijs.
§ 5. (Ter aanvulling [2 op de valorisatie van studiepunten bepaald in artikel 117 van het decreet van 7 november 2013 en op de valorisatie van kennis of bekwaamheden bepaald in artikel 67, vierde en vijfde lid, en artikel 119 van hetzelfde decreet]2, alsook ter aanvulling van de bepalingen bedoeld bij artikel 8 van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, wordt de omvang van de praktische opleiding beperkt tot 20 uur voor de kandidaten voor het CPAES die houder zijn van een van de volgende pedagogische bekwaamheidsbewijzen :
het diploma leraar voorschools onderwijs, het diploma leraar lager onderwijs, de aggregatie lager secundair onderwijs, de aggregatie hoger secundair onderwijs, de aggregatie hoger onderwijs, het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid, het getuigschrift middelbaar technisch normaal onderwijs, het diploma van pedagogische bekwaamheid, alsook het diploma van de derde graad van leraar muziekonderwijs uitgereikt door de examencommissie van de Franse Gemeenschap.) <DFG 2006-06-02/60, art. 6, 5°, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
De inhoudsdelen waarvan de kandidaten vermeld in vorig lid niet vrijgesteld zijn, zijn specifiek voor de vorming va de leerkrachten van het hoger onderwijs. Ze zijn duidelijk geïdentificeerd in het vormingsprogramma voorgesteld door d verantwoordelijke voor de vorming.
----------
(1)<DFG 2009-04-30/91, art. 41, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DFG 2022-07-20/17, art. 11, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.7. De vorming van het GPBHO wordt geëvalueerd door de verantwoordelijke voor de vorming.
Vóór de evaluatie van de praktische vorming, wint de verantwoordelijke voor de vorming het advies van de leden van de begeleidingsploeg in.
Ze bepalen samen het ogenblik waarop de evaluatie van de praktische vorming plaatsvindt.
De evaluatie van de vorming van het GPBHO wordt bekrachtigd door een attest van welslagen waarvoor geen graad wordt toegekend.
Art.8.§ 1. Er wordt een netoverschrijdende externe commissie opgericht, Commissie GPBHO genoemd.
De Commissie GPBHO is belast met het onderzoeken van het beroepsdossier dat ingediend wordt door de kandidaten die een attest van slagen voor de vorming hebben behaald, en met het toekennen van het GPBHO.
Het GPBHO wordt door de Regering gehomologeerd.
§ 2. [4 De CAPAES-commissie wordt voorgezeten door de ambtenaar-generaal belast met het hoger onderwijs of zijn vertegenwoordiger, een personeelslid van minstens rang 10, en is samengesteld uit twee kamers. De ene is bevoegd om de dossiers te onderzoeken van kandidaten die hun ambt uitoefenen in een hogeschool en de andere is bevoegd om de dossiers te onderzoeken van kandidaten die hun ambt uitoefenen in een instelling voor hoger onderwijs voor sociale promotie]4.
§ 3. [4 § 3. De kamer die bevoegd is om de dossiers van de kandidaten die een ambt uitoefenen in een hogeschool te onderzoeken, is als volgt samengesteld:
1° de Voorzitter bedoeld in paragraaf 2;
2° drie werkende vertegenwoordigers of hun plaatsvervangers, personeelsleden die vastbenoemd of in vast verband aangeworven zijn of houders van het CAPAES, voorgedragen door Wallonie-Bruxelles-Enseignement en de federaties van inrichtende machten van het hoger onderwijs in hogescholen. Voor het gesubsidieerd vrij onderwijs vertegenwoordigen het werkend lid en een plaatsvervanger het confessioneel vrij onderwijs. Een tweede plaatsvervanger die het niet-confessionele vrije onderwijs vertegenwoordigt, zetelt wanneer het dossier van een kandidaat die personeelslid is van een niet-confessionele vrije instelling, wordt onderzocht. Het werkend lid en de plaatsvervanger die het confessionele vrije onderwijs vertegenwoordigt, worden in dit geval geacht verhinderd te zijn;
3° drie werkende vertegenwoordigers of hun plaatsvervangers, voorgedragen door hun respectieve vakbondsorganisatie, onder personeelsleden die vastbenoemd of in vast verband aangeworven zijn of houders van het CAPAES;
4° een vertegenwoordiger van de instelling die verantwoordelijk is voor de opleiding van de kandidaat;
5° twee deskundigen per dossier, gekozen omwille van hun didactische ervaring in de specialiteit van de kandidaat, voorgedragen door ARES;
6° een secretaris of zijn plaatsvervanger, een lid van het personeel van de administratie.
De vakbondsorganisaties bedoeld in lid 1, 3°, zetelen in het Comité van Sector IX en het Provinciaal en Plaatselijk Comité voor Openbare Diensten Afdeling II (Onderafdeling Franse Gemeenschap), alsook in het Comité voor Onderhandeling en Overleg voor het statuut van het personeel van het gesubsidieerd vrij onderwijs.
De vertegenwoordiger van de instelling die verantwoordelijk is met de opleiding van de kandidaat, bedoeld in lid 1, 4°, wordt gekozen door de instelling en wordt niet aangewezen door de Regering.
De twee deskundigen bedoeld in paragraaf 1, 5°, worden door de commissie gekozen op basis van het voorgelegde werk; zij worden niet benoemd door de Regering.
De secretaris bedoeld in lid 1, 6°, heeft geen stemrecht]4.
[4 ...]4
§ 4. [4 De kamer die belast is met het onderzoek van de dossiers van de kandidaten die in een instelling voor hoger onderwijs voor sociale promotie hun ambt uitoefenen, is als volgt samengesteld:
1° de Voorzitter bedoeld in paragraaf 2;
2° drie werkende vertegenwoordigers of hun plaatsvervangers, personeelsleden die vastbenoemd of in vast verband aangeworven zijn of houders van het CAPAES, voorgedragen door Wallonie-Bruxelles-Enseignement en de federaties van de inrichtende machten voor sociale promotie. Voor gesubsidieerd vrij onderwijs staan het werkende lid en een plaatsvervanger voor confessioneel vrij onderwijs. Een tweede plaatsvervanger die het niet-confessionele vrije onderwijs vertegenwoordigt, zetelt bij het onderzoek van het dossier van een kandidaat die personeelslid is van een niet-confessionele vrije instelling. Het werkende lid en de plaatsvervanger die het confessionele vrije onderwijs vertegenwoordigt, worden in dit geval geacht verhinderd te zijn;
3° drie werkende vertegenwoordigers of hun plaatsvervangers, voorgedragen door hun respectieve vakbondsorganisatie, onder de personeelsleden personeelsleden die vastbenoemd of in vast verband aangeworven zijn of houders van het CAPAES;
4° een vertegenwoordiger van de instelling die verantwoordelijk is voor de opleiding van de kandidaat;
5° twee deskundigen per dossier, gekozen omwille van hun didactische ervaring in de specialiteit van de kandidaat, voorgedragen door ARES;
6° een secretaris of zijn plaatsvervanger, een lid van het personeel van de administratie.
De vakbondsorganisaties bedoeld in lid 1, 3°, zetelen in het Comité van Sector IX en het Provinciaal en Plaatselijk Comité voor Openbare Diensten Afdeling I (Onderafdeling Franse Gemeenschap), alsook in het Comité voor Onderhandeling en Overleg voor het statuut van het personeel van het gesubsidieerd vrij onderwijs.
De vertegenwoordiger van de instelling die belast is met de opleiding van de kandidaat, bedoeld in lid 1, 4°, wordt gekozen door de instelling en wordt niet aangewezen door de Regering.
De twee deskundigen bedoeld in lid 1, 5°, worden door de commissie gekozen op basis van het voorgelegde werk; zij worden niet benoemd door de Regering.
De secretaris bedoeld in paragraaf 1, 6°, heeft geen stemrecht]4.
§ 5. [4 De leden van de kamers van de Commissie bedoeld in artikel 8, § 3, eerste lid, 1°, 2°, 3° en 6°, en § 4, eerste lid, 1°, 2°, 3° en 6°, komen minstens eenmaal per jaar bijeen.
De Commissie stelt haar huishoudelijk reglement vast en legt dit ter goedkeuring voor aan de Regering]4.
§ 6. [4 De Regering benoemt de leden bedoeld in artikel 8, § 3, eerste lid, 1°, 2°, 3° en 6°, en § 4, eerste lid, 1°, 2°, 3° en 6°, van de kamers van de CAPAES-Commissie, voor een hernieuwbare termijn van vier jaar]4.
[4 §7. De in artikel 8, § § 3 en 4 bedoelde kamers beraadslagen geldig wanneer de voorzitter en de secretaris, alsmede minstens de helft van de leden respectief bedoeld in artikel 8, § 3, eerste lid, 1° tot 5°, § 4, eerste lid, 1° tot 5°, aanwezig zijn.
Een lid dat lid is van het bestuurs- en/of het onderwijzend personeel van de instelling waar de kandidaat van wie het dossier op de agenda staat, is aangeworven of opgeleid, mag niet deelnemen aan de beraadslaging over het dossier van de kandidaat. Het lid kan echter wel aan de beraadslaging deelnemen indien hij lesgeeft op een ander vakgebied dan de aanvrager en/of niet betrokken is geweest bij de academische loopbaan van de aanvrager.
Beslissingen worden genomen met gewone meerderheid van stemmen van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of zijn vertegenwoordiger doorslaggevend.]4
[4 § 8. Het mandaat van de leden van de CAPAES-commissie wordt niet bezoldigd, met uitzondering van de deskundigen bedoeld in § 3, eerste lid, 5°, en § 4, eerste lid, 5°, aan wie een toelage van 50 euro per dag van aanwezigheid in de CAPAES-commissie wordt toegekend.
De leden van de CAPAES-commissie hebben recht op de reglementaire vergoedingen voor reiskosten, overeenkomstig het Koninklijk Besluit van 18 januari 1965 houdende de algemene regeling van de reiskosten.]4
----------
(1)<DFG 2007-12-13/54, art. 88, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DFG 2007-12-13/54, art. 89, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(3)<DFG 2017-02-09/19, art. 52, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(4)<DFG 2022-07-20/17, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.8/1. [1 De kandidaten zenden hun beroepsdossier langs elektronische weg aan de secretaris van de commissie, overeenkomstig de door de administratie vastgestelde procedures.
Binnen 10 werkdagen na ontvangst van het dossier wordt aan de aanvrager een ontvangstbevestiging gestuurd of gegeven. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2022-07-20/17, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.8/2. [1 § 1. De CAPAES-commissie onderzoekt het beroepsdossier van de kandidaat binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van bevestiging van ontvangst van het dossier. Deze termijnen worden in de maanden juli en augustus opgeschort.
Na afloop van het onderzoek van het dossier van de kandidaat kan de commissie:
1° het CAPAES aan de kandidaat uitreiken;
2° de beslissing schorsen;
3° het CAPAES aan de kandidaat weigeren toe te kennen.
In het geval bedoeld in lid 2, 1°, wordt het CAPAES vervolgens ter goedkeuring voorgelegd aan de Regering of haar afgevaardigde.
§ 2. Wanneer de commissie beslist haar beslissing te schorsen, wordt de kandidaat verzocht een aanvullend dossier in te dienen waarin hij reageert op de opmerkingen van de commissie, en dit binnen een termijn van maximum 30 werkdagen te rekenen vanaf de datum van de kennisgeving per aangetekende brief van de beslissing tot schorsing van de commissie. Als de kandidaat na deze termijn dit aanvullende dossier niet indient, wordt hem per aangetekende brief meegedeeld dat het CAPAES niet wordt toegekend.
Dit aanvullende dossier wordt ingediend en ontvangen op dezelfde wijze als bepaald in artikel 8/1.
De commissie onderzoekt het aanvullende dossier van de aanvrager binnen drie maanden na de datum van bevestiging van ontvangst van het aanvullende dossier. Deze termijnen worden in de maanden juli en augustus opgeschort.
Na bestudering van het aanvullende dossier van de verzoeker kan de commissie:
1° het CAPAES toekennen aan de kandidaat, overeenkomstig § 1, tweede lid, 1° ;
2° het CAPAES weigeren aan de kandidaat toe te kennen.
§ 3. Een kandidaat aan wie de CAPAES-commissie de toekenning van het CAPAES heeft geweigerd, kan een nieuwe aanvraag indienen na een periode van één jaar te rekenen vanaf de datum van indiening van de vorige aanvraag.
§ 4. Elke kandidaat voor het CAPAES die zijn beroepsdossier aan de CAPAES-commissie voorlegt, kan door deze commissie worden gehoord, indien de kandidaat dit wenst. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2022-07-20/17, art. 14, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.9.[1 De]1 nieuwe houders van het GPBHO de eed van Socrates uit of ondertekenen die, luidens welke zij zich ertoe verbinden al hun krachten en al hun bekwaamheid ten dienste te stellen van het onderwijs voor alle studenten die hun worden toevertrouwd. Die verbintenis wordt op hun getuigschrift vermeld.
----------
(1)<DFG 2022-07-20/17, art. 15, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK 4. - De praktische organisatie van het GPBHO.
Art.10.(Niemand kan zich inschrijven voor de vorming van het GPBHO als hij geen houder is van een academisch bekwaamheidsbewijs dat, binnen een hogeschool, zijn aanwerving toelaat in een ambt van leermeester praktische vorming, meesterassistent of docent in een Hogeschool of professor algemene cursussen, technische cursussen of cursussen beroepspraktijk, technische cursussen of beroepspraktijk, cursussen psychologie - pedagogie - methodologie, bijzondere cursussen, filosofie in het hoger onderwijs voor sociale promotie en als hij niet een van deze ambten uitoefent.) <DFG 2006-07-20/66, art. 75, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
[1 De houder van een academisch bekwaamheidsbewijs dat zijn aanwerving toelaat in één van de ambten bedoeld in het eerste lid en die zijn ambten binnen een instelling voor hoger onderwijs van de Duitstalige gemeenschap uitoefent, kan zich inschrijven voor de vorming van het CAPAES.]1
De kandidaten voor het GPBHO worden toegelaten de vorming van het GPBHO te verdelen over meerdere academiejaren.
----------
(1)<DFG 2015-07-09/12, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-08-2015>
Art.11.[1 § 1. De in artikel 1 bedoelde onderwijsinstellingen zijn gemachtigd opleidingen voor het CAPAES te verzorgen.
Kandidaten voor het CAPAES mogen zelf de instelling kiezen die bevoegd is om de CAPAES-opleiding te organiseren waarvoor zij zich wensen in te schrijven.
Zij mogen zich echter niet inschrijven voor de CAPAES-opleiding die wordt georganiseerd door de instelling waar zij lesgeven.
§ 2 In afwijking van het derde lid van de vorige paragraaf kan een kandidaat, om uitzonderlijke en met redenen omklede motivatie, een afwijking verkrijgen die hem toestaat zich aan deze instelling in te schrijven. Het moet gaan om omstandigheden die de kandidaat verhinderen of ernstig belemmeren zich in te schrijven in een andere instelling dan die waar hij lesgeeft.
Het met redenen omklede verzoek van de kandidaat wordt per brief ingediend bij de voorzitter van de Commissie, die daarover beslist ]1.
----------
(1)<DFG 2022-07-20/17, art. 16, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.11/1.[1 Het bedrag van het inschrijvingsgeld voor de aan een universiteit georganiseerde CAPAES-opleiding wordt afgestemd op dat van de aggregatie voor het hoger secundair onderwijs als bedoeld in artikel 39, § 2, tweede lid, van de wet van 27 juli 1971 betreffende de financiering van en de controle op de universitaire instellingen.
§ 2. Het bedrag van het inschrijvingsgeld voor de CAPAES-opleiding die in een hogeschool wordt georganiseerd, wordt afgestemd op dat van de aggregatie voor het hoger secundair onderwijs bedoeld in artikel 12, § 2, alinea 2, 4°, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
§ 3. Het bedrag van het inschrijvingsgeld voor de CAPAES-opleiding die in het hoger onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd, is vastgesteld bij artikel 12, § 3, van bovengenoemde wet van 29 mei 1959.
§ 4. Een kandidaat voor het CAPAES die zijn opleiding over meerdere academiejaren spreidt, hoeft het inschrijvingsgeld voor de CAPAES-opleiding slechts eenmaal te betalen. Voor de kandidaat die is ingeschreven voor een CAPAES-opleiding in het onderwijs voor sociaal promotie, betreft deze vrijstelling het forfaitaire bedrag van het inschrijvingsgeld. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2022-07-20/17, art. 17, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.12.[1 Om onderwijs te verstrekken, kunnen de met de opleiding belaste instellingen onderling samenwerkingsovereenkomsten sluiten met inachtneming van de voornoemde decreten van 16 april 1991 en 7 november 2013 ]1
----------
(1)<DFG 2022-07-20/17, art. 18, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK 4bis. [1 Bepalingen betreffende de bescherming van persoonsgegevens ]1
----------
(1)
Art.12/1. [1 1. De CAPAES-commissie, vertegenwoordigd door haar voorzitter, en het ministerie van de Franse Gemeenschap zijn gezamenlijk verantwoordelijken voor de verwerking van persoonsgegevens in de zin van artikel 4, 7), van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene verordening gegevensbescherming).
§ 2. De verantwoordelijken voor de verwerking verwerken de in het volgende lid bedoelde gegevens om de uitvoering van de in artikel 8/2 genoemde opdracht mogelijk te maken: de uitreiking van het CAPAES.
1. De gegevens worden verwerkt met het oog op:
2. de identificering en opening van een dossier voor CAPAES-kandidaten;
3. de ontvankelijkheid en de volledigheid van de aanvragen te onderzoeken;
4. de aanwijzing van de leden van de kamers van de Commissie die de aanvragen zullen onderzoeken;
5. het onderzoek van de aanvragen en om daarover een beslissing te nemen;
6. goedkeuring van de getuigschriften in geval van succes;
7. het meedelen aan de kandidaten van hun resultaten;
8. de toezending van getuigschriften aan geslaagde kandidaten.
§ 3. De verwerkte gegevens zijn de persoonsgegevens van de CAPAES-kandidaat die noodzakelijk zijn voor de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, zoals de identificatiegegevens van de CAPAES-kandidaat, de contactgegevens en de gegevens in verband met het diploma van de CAPAES-kandidaat. Gegevens over de instelling waar de kandidaat lesgeeft en de instelling die verantwoordelijk is voor de opleiding van de kandidaat zijn eveneens noodzakelijk voor de toepassing van artikel 11, lid 1.
§ 4. Met het oog op het administratieve beheer van de CAPAES-commissie worden per categorie betrokkenen de volgende categorieën gegevens verwerkt: de met toepassing van artikel 8, paragraaf 3, aangewezen persoon (personen): identificatie- en contactgegevens.
§ 5. De in paragraaf 2 bedoelde categorieën gegevens worden op beveiligde wijze ingezameld, verwerkt, meegedeeld, overgedragen en opgeslagen door middel van IT-oplossingen die worden aangeboden door de verwerker van de voor de verwerking verantwoordelijke in de zin van artikel 4.8 van de Algemene verordening gegevensbescherming, namelijk ETNIC.
§ 6. De gegevens van de in § 3 bedoelde personen worden bewaard gedurende zes jaar te rekenen vanaf de datum van de ontvangstbevestiging van het dossier.
De proces-verbalen van de CAPAES-Commissie en de afschriften van de gearchiveerde getuigschriften worden gedurende 75 jaar bewaard, te rekenen vanaf de datum van ondertekening door de voorzitter en de secretaris. Indien de in lid 1 bedoelde gegevens zijn opgenomen in de pv's of afschriften van gearchiveerde akten, geldt ook voor deze gegevens de beperking van de geldigheidsduur tot 75 jaar]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2022-07-20/17, art. 20, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK 5. - Aanvullende en slotbepalingen.
Art.13. In het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden, wordt de volgende wijziging aangebracht :
In artikel 4, gewijzigd bij het decreet van 14 juli 1997, 2de streepje, worden de woorden " de vorming van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid voor het hoger onderwijs (GPBHO) in de hogescholen " ingevoegd tussen de woorden " o.m. " en de woorden " bijscholing ".
Art.14. In artikel 15 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, gewijzigd bij de decreten van 30 juni 1998 en 8 februari 2001, wordt een 9° toegevoegd, luidend als volgt : " 9° Groep I : de studies met betrekking tot de vorming van het GPBHO georganiseerd in een onderwijs van het lange type van de in artikel 12, 3°, van dit decreet bedoelde afdeling. "
Art.15. In artikel 16 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 31 mei 1997 en 8 februari 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1. in 1° wordt een punt i) toegevoegd, luidend als volgt : " i) Groep I : 0,5 punt ";
2. een punt 5° wordt toegevoegd, luidend als volgt :
" 5° De studenten die overeenstemmen met Groep I die in acht wordt genomen voor de financiering, zijn deze die geslaagd zijn voor de vorming van het GPBHO gedurende het academiejaar dat aan het betrokken begrotingsjaar voorafgaat. "
Art.16. In voornoemd decreet van 5 augustus 1995, wordt de volgende wijziging aangebracht :
In artikel 21bis, gewijzigd bij de decreten van 9 september 1996, 17 juli 1998 en 8 februari 2001, wordt een lid 4 toegevoegd, luidend als volgt : " In afwijking van lid 1, omvatten de studies voor het bekomen van een getuigschrift van geslaagde voor de vorming van het GPBHO georganiseerd in het economisch hoger onderwijs van het lange type, onderwijsactiviteiten waarvan het aantal uren vastgesteld is overeenkomstig het decreet van 17 juli 2002 tot bepaling van het Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor het Hoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in de hogescholen en van de voorwaarden voor het verkrijgen ervan. "
Art.17. In de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° In artikel 28, gewijzigd bij de decreten van 14 juli 1997 en 1 oktober 1998, wordt 5° aangevuld met de woorden " en de vorming van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid voor het hoger onderwijs ".
2° In lid 2 van hetzelfde artikel worden de woorden " hoger onderwijs noch de vorming van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid voor het hoger onderwijs " ingevoegd tussen de woorden " de aggregatie van het secundair onderwijs " en de woorden " bedoeld bij groep E ".
Art.18. Artikel 9, § 2, van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, gewijzigd bij de decreten van 12 december 2000 en 20 december 2001, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 2. Het personeelslid bedoeld in § 1, lid 1, met uitzondering van de meesterassistenten belast met het administratief en juridisch beheer en de meesterassistenten belast met het financieel en boekhoudkundig beheer, moet houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid voor het hoger onderwijs, bepaald bij het decreet van 17 juli 2002 ".
Art.19. In artikel 46 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 31 mei 1999 en 20 juli 2000, wordt het volgend lid ingevoegd tussen de leden 2 en 3 :
" In afwijking van artikel 9, § 2, worden de leermeesters praktische vorming, de meesterassistenten en de docenten in functie in een hogeschool als tijdelijken tussen 1 februari 1999 en 1 september 2002 geacht te voldoen aan de voorwaarden inzake de vereiste bekwaamheidsbewijzen om in vast verband benoemd of aangeworven te worden indien ze houder zijn van een van de volgende pedagogische bekwaamheidsbewijzen : diploma van onderwijzer(es) voorschools onderwijs, het diploma van onderwijzer(es) lager onderwijs, geaggregeerde lager secundair onderwijs, geaggregeerde hoger secundair onderwijs, geaggregeerde hoger onderwijs, getuigschrift van pedagogische bekwaamheid, getuigschrift van gemiddelde technische normale cursussen of diploma van pedagogische bekwaamheid. "
Afdeling 3. - Inwerkingtreding.
Art. 20. Dit decreet treedt in werking op 1 september 2002.