Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

9 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit genomen tot uitvoering van artikel 2, § 5, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum. (NOTA : Opgeheven bij KB 2002-07-11/45, art. 1; Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-02-1999 en tekstbijwerking tot 31-07-2002)



Inhoudstafel:

TITEL 1. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
TITEL 2. - De onderscheidene inschakelingsprogramma's.
HOOFDSTUK I. - De doorstromingsprogramma's.
Afdeling 1. - Toetredingsvoorwaarden.
Art. 3
Afdeling 2. - Gelijkgestelde periodes.
Art. 4
Afdeling 3. - Maandelijkse bedrage van het geactiveerd bestaansminimum.
Art. 5-6
Afdeling 4. - Duur van de tewerkstellin die recht geeft op het geactiveerd bestaansminimum.
Art. 7
HOOFDSTUK II. <KB 2002-01-16/38, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002> - De bevordering van de tewerkstelling van werkzoekende bestaansminimumgerechtigden
Afdeling 1. <KB 2002-01-16/38, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002> - Voorwaarden tot toekenning van een geactiveerd bestaansminimum.
Onderafdeling 1. <Ingevoegd bij KB 2002-01-16/38, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2002>- Aanwerving van werkzoekende bestaansminimumgerechtigden die minder dan 45 jaar oud zijn.
Art. 8-9
Afdeling 2. <KB 2002-01-16/38, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002> - Gelijkstellingen.
Onderafdeling 1. <Ingevoegd bij KB 2002-01-16/38, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2002> - Gelijkstellingen met bestaansminimumgerechtigd en met werkzoekend zijn.
Art. 10
Onderafdeling 2. <Ingevoegd bij KB 2002-01-16/38, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2002> - Periodes gelijkgesteld met een periode van werkzoekend zijn.
Art. 11
Afdeling 3. <KB 2002-01-16/38, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002> - Maandelijks bedrag van het geactiveerd bestaansminimum.
Art. 12
Afdeling 4. <KB 2002-01-16/38, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002> - Aanvullende bepalingen.
Art. 13-14
Afdeling 5. <KB 2002-01-16/38, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002> - Overgangsbepalingen.
Art. 15
(HOOFDSTUK III. - De sociale inschakelingsinitiatieven). <KB 2002-01-16/38, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Afdeling 1. - (Toetredingsvoorwaarden). <Ingevoegd bij KB 2000-07-14/31, art. 4; Inwerkingtreding : 01-09-2000>
Art. 15bis
Afdeling 2. - (Voorwaarden voor de toekenning en het behoud van een geactiveerd bestaansminimum). <Ingevoegd bij KB 2000-07-14/31, art. 4; Inwerkingtreding : 01-09-2000>
Art. 15ter
Afdeling 3. - (Maandelijkse bedragen van het geactiveerd bestaansminimum). <Ingevoegd bij KB 2000-07-14/31, art. 4; Inwerkingtreding : 01-09-2000>
Art. 15quater
(HOOFDSTUK IV. - De invoeginterim). <KB 2002-01-16/38, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Afdeling 1. - (Voorwaarden tot toekenning en behoud van een geactiveerd bestaansminimum). <Ingevoegd bij KB 2000-09-28/31, art. 1; Inwerkingtreding : 01-10-2000>
Art. 15quinquies
Afdeling 2. - (Maandelijks bedrag van het geactiveerd bestaansminimum). <Ingevoegd bij KB 2000-09-28/31, art. 1; Inwerkingtreding : 01-10-2000>
Art. 15sexies
Afdeling 3. - (Duur van de tewerkstelling die recht geeft op een geactiveerd bestaansminimum). <Ingevoegd bij KB 2000-09-28/31, art. 1; Inwerkingtreding : 01-10-2000>
Art. 15septies
TITEL 3. - Slotbepalingen.
Art. 16-18



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

TITEL 1. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Onderhavig besluit legt de voorwaarden vast waaronder gerechtigden op het bestaans-minimum kunnen deelnemen aan de onderscheidene inschakelingsprogramma's met het oog op hun integratie op de arbeidsmarkt. Het legt de toekenningsvoorwaarden en de maandelijkse bedragen vast van het bestaansminimum, specifiek voor elk inschakelingsprogramma, hierna het geactiveerd bestaansminimum genoemd.

Art.2. Voor de toekenning van het geactiveerd bestaansminimum moet de betrokkene, op het ogenblik van de aanwerving, alle voorwaarden voor de toegang tot het inschakelingsprogramma vervullen.
  Het geactiveerd bestaansminimum wordt toegekend aan elk van de echtgenoten die onder hetzelfde dak wonen wanneer zij de in het eerste lid bedoelde voorwaarden persoonlijk vervullen.
  De toekenning van het geactiveerd bestaansminimum is beperkt tot de maximumduur van de tewerkstelling bepaald in het betrokken inschakelingsprogramma.

TITEL 2. - De onderscheidene inschakelingsprogramma's.
HOOFDSTUK I. - De doorstromingsprogramma's.
Afdeling 1. - Toetredingsvoorwaarden.
Art.3. § 1. Gerechtigden op het bestaansminimum kunnen met ingang van 1 januari 1998 worden aangeworven in een doorstromingsprogramma erkend op basis van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's, indien de volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn :
  1° werkgever valt niet onder de toepassing van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector;
  2° het ogenblik van de aanwerving is de betrokkene ingeschreven als werkzoekende en gerechtigd op het bestaansminimum sedert ten minste twaalf maanden zonder onderbreking;
  3° betrokkene wordt aangeworven met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur van zes maanden, eenmaal verlengbaar met zes maanden, of met een arbeidsovereenkomst van twaalf maanden.
  § 2. Gerechtigden op het bestaansminimum kunnen met ingang van 1 juni 1998 worden aangeworven in een doorstromingsprogramma erkend op basis van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's, indien de volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn :
  1° werkgever valt niet onder de toepassing van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector;
  2° het ogenblik van de aanwerving is de betrokkene ingeschreven als werkzoekende en gerechtigd op het bestaansminimum sedert ten minste twaalf maanden zonder onderbreking;
  3° betrokkene wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die minstens voorziet in een halftijds uurrooster.
  § 3. Gerechtigden op het bestaansminimum kunnen met ingang van 1 juli 1998 worden aangeworven in een doorstromingsprogramma erkend op basis van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's, indien de volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn :
  1° het ogenblik van de aanwerving is de betrokkene ingeschreven als werkzoekende en gerechtigd op het bestaansminimum sedert ten minste twaalf maanden zonder onderbreking;
  2° betrokkene wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die minstens voorziet in een halftijds uurrooster.
  § 4. Gerechtigden op het bestaansminimum kunnen met ingang van 1 oktober 1998 worden aangeworven in een doorstromingsprogramma erkend op basis van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's, indien de volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn :
  1° het ogenblik van de aanwerving is de betrokkene ingeschreven als werkzoekende en gerechtigd op het bestaansminimum zonder onderbreking sedert tenminste twaalf maanden ofwel sedert ten minste negen maanden indien hij jonger is dan vijfentwintig jaar en niet beschikt over een diploma, getuigschrift of brevet van het hoger middelbaar onderwijs;
  2° betrokkene wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die minstens voorziet in een halftijds uurrooster.

Afdeling 2. - Gelijkgestelde periodes.
Art.4. <KB 2000-07-14/31, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2000> Voor de toepassing van artikel 3 worden de volgende periodes gelijkgesteld met een periode van gerechtigd zijn op het bestaansminimum :
  1° De periodes gedurende dewelke men in dienst is in een erkende arbeidspost;
  2° de periodes van tewerkstelling in het kader van een doorstromingsprogramma;
  3° de periodes gedurende dewelke financiële maatschappelijke hulp werd verleend omdat het bestaansminimum niet kon worden toegekend;
  4° de periodes van tewerkstelling in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  5° de periodes van hechtenis of gevangenzetting gedurende dewelke het recht op het bestaansminimum werd opgeschort;
  6° de andere periodes gedurende dewelke de betrokkene geen recht had op het bestaansminimum of op financiële maatschappelijke hulp zoals bedoeld in 3°, inzonderheid de periodes tijdens dewelke de betrokkene verbonden was door een arbeidsovereenkomst, met een samengevoegde duur van ten hoogste vier maanden.

Afdeling 3. - Maandelijkse bedrage van het geactiveerd bestaansminimum.
Art.5. § 1. Voor de indienstnemingen vanaf 1 januari 1998 bedraagt het geactiveerd bestaansminimum :
  1° 10 000 BEF per kalendermaand wanneer de betrokkene verbonden is door een arbeids-overeenkomst in het kader van een doorstromings-programma waarvan de uurregeling minstens halftijds is;
  2° 12 000 BEF per kalendermaand wanneer de betrokkene verbonden is door een arbeidsovereenkomst in het kader van een doorstromings-programma waarvan de uurregeling minstens drie vierden bedraagt van een voltijds uurrooster.
  De bedragen van het geactiveerd bestaansminimum, bedoeld in het vorig lid, worden verhoogd met 2 000 BEF indien de betrokkene vóór zijn aanwerving in een doorstromingsprogramma werkzaamheden in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen regelmatig heeft verricht.
  De bedragen van het geactiveerd bestaansminimum, bedoeld in de voorgaande leden, worden evenwel begrensd tot het nettoloon waarop de werknemer voor de betreffende kalendermaand recht heeft.
  § 2. Voor de indienstnemingen vanaf 1 juni 1998 bedraagt het geactiveerd bestaansminimum :
  1° 10 000 BEF per kalendermaand wanneer de betrokkene verbonden is door een arbeidsovereenkomst in het kader van een doorstromings-programma waarvan de uurregeling minstens halftijds is;
  2° 13 000 BEF per kalendermaand wanneer de betrokkene verbonden is door een arbeids-overeenkomst in het kader van een doorstromings-programma waarvan de uurregeling minstens vier vijfden bedraagt van een voltijds uurrooster.
  De bedragen van het geactiveerd bestaansminimum bedoeld in het vorig lid, worden verhoogd met 2 000 BEF indien de betrokkene, vóór zijn aanwerving in een doorstromingsprogramma, werkzaamheden in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen regelmatig heeft verricht.
  Voor de werknemers die, op het ogenblik van hun indienstneming, doorgaans woonachtig zijn in gemeenten met een werkloosheidsgraad die jaarlijks op 30 juni tenminste 20 % hoger is dan de gemiddelde werkloosheidsgraad van hun Gewest, bedraagt het geactiveerd bestaansminimum 17 500 BEF per kalendermaand indien de betrokkene tenminste halftijds tewerkgesteld is en 22 000 BEF per kalendermaand indien de betrokkene tewerkgesteld is in een uurregeling die minstens vier vijfden bedraagt van een voltijds uurrooster.
  Deze bedragen van het geactiveerd bestaansminimum worden vastgesteld de dag waarop de arbeidsovereenkomst begint te lopen en blijven geldig gedurende de hele tewerkstellingsperiode, onverminderd de in artikel 7, § 2, bedoelde maximale duur waarvoor de betrekking in aanmerking wordt genomen in het kader van de doorstromingsprogramma's.
  De lijst van de gemeenten met een werkloosheidsgraad die jaarlijks op 30 juni tenminste 20 % hoger is dan de gemiddelde werkloosheidsgraad van hun Gewest, wordt jaarlijks door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening vastgesteld. Zij geldt van 1 september tot 31 augustus van het volgende jaar en wordt jaarlijks in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt voor 31 augustus. De lijst van de betrokken gemeenten wordt voor het eerst opgemaakt op grond van de werkloosheidscijfers op 30 juni 1997.
  De verhoogde bedragen van het geactiveerd bestaansminimum, bedoeld in het tweede en derde lid, mogen niet gecumuleerd worden.
  De bedragen van het geactiveerd bestaansminimum, bedoeld in de voorgaande leden, worden evenwel begrensd tot het netto-loon waarop de werknemer voor de betreffende kalendermaand recht heeft.

Art.6. § 1. De werknemer die op 1 juni 1998 gerechtigd was op een geactiveerd bestaansminimum ten bedrage van 12 000 BEF, gebeurlijk verhoogd met 2 000 BEF op basis van voorheen verrichte werkzaamheden in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen, blijft tot op het einde van zijn contract gerechtigd op dit bedrag aan geactiveerd bestaansminimum.
  § 2. Met ingang van 1 juni 1998 bedraagt het geactiveerd bestaansminimum 12 000 BEF wanneer de uurregeling minstens drie vierden en minder dan vier vijfden bedraagt van een voltijds uurrooster, in zoverre de aanwerving van de werknemer gebeurd is vóór 1 januari 1999.

Afdeling 4. - Duur van de tewerkstellin die recht geeft op het geactiveerd bestaansminimum.
Art.7. § 1. Voor de werknemers, aangeworven vanaf 1 januari 1998, bedraagt de duur van hun tewerkstelling in het kader van een doorstromingsprogramma maximum twaalf maanden.
  Voor de werknemers die, vóór hun aanwerving in een doorstromingsprogramma, regelmatig werkzaamheden hebben verricht in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen, kan de tewerkstellingsperiode één maal verlengd worden met maximum twaalf maanden of twee maal telkens voor maximum zes maanden.
  § 2. Voor de werknemers, aangeworven vanaf 1 juni 1998, bedraagt de duur van hun tewerkstelling in het kader van een doorstromingsprogramma maximum vierentwintig maanden per beroepsloopbaan.
  Deze tewerkstellingsduur kan verhoogd worden tot maximum zesendertig maanden per beroepsloopbaan voor de werknemers die, vóór hun aanwerving in een doorstromingsprogramma, regelmatig werkzaamheden hebben verricht in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen of die doorgaans woonachtig zijn in gemeenten met een werkloosheidsgraad die jaarlijks op 30 juni en voor het eerst op 30 juni 1997, tenminste 20 % hoger is dan de gemiddelde werkloosheidsgraad van hun Gewest.
  De arbeidsovereenkomsten die lopen op het moment dat de gemeentelijke werkloosheidsgraad ophoudt de gemiddelde werkloosheidsgraad van het Gewest met ten minste 20 % te overschrijden, kunnen worden uitgevoerd tot ze vervallen.
  (Wanneer de bestaansminimumgerechtigde die in het verleden reeds was tewerkgesteld in het kader van een doorstromingsprogramma, opnieuw wordt aangeworven in het kader van een dergelijk programma, wordt, voor wat betreft de toepassing van deze paragraaf, steeds rekening gehouden met de maximumduur van vierentwintig of zesendertig kalendermaanden zoals deze werd vastgesteld bij de aanvang van de eerste tewerkstelling in het kader van een doorstromingsprogramma.) <KB 2000-07-14/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2000>

HOOFDSTUK II. - De bevordering van de tewerkstelling van werkzoekende bestaansminimumgerechtigden
Afdeling 1. - Voorwaarden tot toekenning van een geactiveerd bestaansminimum.
Onderafdeling 1. - Aanwerving van werkzoekende bestaansminimumgerechtigden die minder dan 45 jaar oud zijn.
Art.8. <KB 2002-01-16/38, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002> Gerechtigden op het bestaansminimum die minder dan 45 jaar oud zijn en die worden aangeworven door de werkgevers bedoeld in Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die ten minste voorziet in een halftijds uurrooster, hebben recht op een geactiveerd bestaansminimum gedurende de maand van indiensttreding en de vijfendertig daarop volgende maanden indien de volgende voorwaarden gelijktijdig zijn vervuld :
  1° de betrokkene is op het ogenblik van de indienstneming gerechtigd op het bestaansminimum;
  2° de betrokkene is op het ogenblik van de indienstneming een werkzoekende en als zodanig ingeschreven bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;
  3° de betrokkene is in de loop van de zesendertig kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming werkzoekende geweest gedurende tenminste zeshonderd vierentwintig dagen, gerekend in het zesdaagse stelsel.
  De bestaansminimumgerechtigde die jonger is dan 25 jaar, moet evenwel niet voldoen aan de voorwaarde bedoeld in het vorige lid, 3°.
  Onderafdeling 2. - Aanwerving van werkzoekende bestaansminimumgerechtigden die minstens 45 jaar oud zijn.

Art.9. § 1. Gerechtigden op het bestaansminimum die minstens 45 jaar oud zijn en die worden aangeworven door de werkgevers bedoeld in Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die ten minste voorziet in een halftijds uurrooster, hebben recht op een geactiveerd bestaansminimum gedurende de maand van indiensttreding en de elf daarop volgende maanden indien de volgende voorwaarden gelijktijdig zijn vervuld :
  1° de betrokkene is op het ogenblik van de indienstneming gerechtigd op het bestaansminimum;
  2° de betrokkene is op het ogenblik van de indienstneming een werkzoekende en als zodanig ingeschreven bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;
  3° de betrokkene is in de loop van de negen kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming werkzoekende geweest gedurende tenminste honderdzesenvijftig dagen, gerekend in het zesdaagse stelsel, of in de loop van de achttien kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming werkzoekende geweest gedurende tenminste driehonderdentwaalf dagen, gerekend in het zesdaagse stelsel.
  § 2. Gerechtigden op het bestaansminimum die minstens 45 jaar oud zijn en die worden aangeworven door de werkgevers bedoeld in Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die ten minste voorziet in een halftijds uurrooster, hebben recht op een geactiveerd bestaansminimum gedurende de maand van indiensttreding en de vijfendertig daarop volgende maanden indien de volgende voorwaarden gelijktijdig zijn vervuld :
  1° de betrokkene is op het ogenblik van de indienstneming gerechtigd op het bestaansminimum;
  2° de betrokkene is op het ogenblik van de indienstneming een werkzoekende en als zodanig ingeschreven bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;
  3° de betrokkene is in de loop van de zesendertig kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming werkzoekende geweest gedurende ten minste zeshonderd vierentwintig dagen, gerekend in het zesdaagse stelsel.

Afdeling 2. - Gelijkstellingen.
Onderafdeling 1. - Gelijkstellingen met bestaansminimumgerechtigd en met werkzoekend zijn.
Art.10. <KB 2002-01-16/38, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002> Voor de toepassing van de artikelen 8 en 9 worden de volgende werknemers beschouwd als bestaansminimumgerechtigde en als werkzoekende :
  1° de werknemer, tewerkgesteld met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  2° de werknemer, tewerkgesteld in een doorstromingsprogramma met een activering in toepassing van de artikelen 3 tot 7 van dit besluit;
  3° de werknemer, tewerkgesteld in een erkende arbeidspost met een activering in toepassing van artikel 15, tweede lid, van dit besluit;
  4° de werknemer, tewerkgesteld bij een werkgever bedoeld in het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen, met een activering in toepassing van de artikelen 15bis tot 15quater van dit besluit.
  Voor de toepassing van de artikelen 8 en 9 wordt de verderzetting van een tewerkstelling na afloop van een periode zoals voorzien in het vorige lid, 1°, 2° en 3°, met een indienstneming gelijkgesteld.

Onderafdeling 2. - Periodes gelijkgesteld met een periode van werkzoekend zijn.
Art.11. <KB 2002-01-16/38, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002> Voor de toepassing van de artikelen 8 en 9 worden de volgende periodes gelijkgesteld met een periode van werkzoekend zijn en als zodanig ingeschreven zijn bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling :
  1° de periodes van gerechtigde op het bestaansminimum of op financiële maatschappelijke hulp omdat het bestaansminimum niet kon worden toegekend;
  2° de periodes van tewerkstelling in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  3° de periodes van tewerkstelling in een doorstromingsprogramma erkend krachtens het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's;
  4° de periodes van tewerkstelling in een arbeidspost erkend krachtens het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen;
  5° de periodes van tewerkstelling bij een werkgever bedoeld in het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen behalve indien tijdens deze tewerkstelling de voordelen van dit besluit reeds toegekend werden;
  6° de periodes van tewerkstelling in het kader van de invoeginterim in toepassing van de artikelen 15quinquies tot 15 septies van dit besluit of in toepassing van de artikelen 15quinquies tot 15septies van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 57quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  7° de periodes van tewerkstelling in de projecten erkend en gesubsidieerd overeenkomstig artikel 7 van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen;
  8° de periodes van tewerkstelling in de projecten erkend en gesubsidieerd overeenkomstig artikel 7 van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen;
  9° de periodes van tewerkstelling in de tewerkstellingsprojecten erkend en gesubsidieerd overeenkomstig artikel 6 van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen;
  10° de periodes van deeltijds onderwijs in het kader van de deeltijdse leerplicht;
  11° de periode van alternerende tewerkstelling en opleiding bedoeld in het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd voor deze jongeren;
  12° de periode van een opleiding of een tewerkstelling in de projecten betreffende de partnershipovereenkomsten gesloten en gesubsidieerd krachtens het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 27 juni 1991 houdende machtiging voor de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling tot het sluiten van partnershipovereenkomsten teneinde de kansen van bepaalde werkzoekenden om werk te vinden of terug werk te vinden, te vergroten in het kader van gecoördineerde beschikkingen voor socio-professionele inschakeling, voor zover de werknemer geen getuigschrift of diploma heeft van het hoger middelbaar onderwijs;
  13° de periodes van ingeschreven zijn als mindervalide bij het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap of het " Agence wallonne pour l'Intégration des personnes handicapées " of de " Service bruxellois francophone des personnes handicapées " of de " Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behindering sowie für die besondere soziale Fürsorge ";
  14° de periodes van tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met toepassing van Hoofdstuk VIII van Titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit;
  15° de periodes van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid;
  16° de periodes, gelegen tijdens een periode van inschrijving als werkzoekende of tijdens een periode van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van wets- of reglementsbepalingen inzake verplichte verzekering tegen ziekte- of invaliditeit of inzake moederschapsverzekering;
  17° de periodes van hechtenis of gevangenzetting tijdens een periode van inschrijving als werkzoekende of gedurende dewelke het recht op een bestaansminimum werd opgeschort.

Afdeling 3. - Maandelijks bedrag van het geactiveerd bestaansminimum.
Art.12. <KB 2002-01-16/38, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002> Het geactiveerd bestaansminimum bedraagt ten hoogste 500 EUR per kalendermaand.
  Indien de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, wordt het geactiveerd bestaansminimum van maximum 500 EUR teruggebracht tot een bedrag in verhouding tot de contractueel wekelijks voorziene arbeidsduur in de deeltijdse betrekking.
  Het bedrag van het geactiveerd bestaansminimum wordt begrensd tot het nettoloon waarop de werknemer voor de betreffende maand recht heeft.

Afdeling 4. - Aanvullende bepalingen.
Art.13. <KB 2002-01-16/38, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002> In afwijking van de artikelen 8 en 9 komen de volgende werknemers niet in aanmerking voor de toekenning van een geactiveerd bestaansminimum :
  1° de werknemers die worden aangeworven vanaf het ogenblik dat zij zich in een statutaire toestand bevinden;
  2° de werknemers die worden aangeworven als leden van het academisch en wetenschappelijk personeel door de instellingen van universitair onderwijs of als leden van het onderwijzend personeel in de andere onderwijsinstellingen;
  3° de werknemers die worden aangeworven door :
  a) het Rijk, met daarinbegrepen de Rechterlijke Macht, de Raad van State, het leger en de federale politie;
  b) de Gemeenschappen en de Gewesten met uitzondering van de onderwijsinstellingen voor de werknemers die niet bedoeld worden onder 1° en 2°;
  c) de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;
  d) de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen die onder het toezicht vallen van de onder a, b en c voornoemde instellingen, met uitzondering van : de openbare kredietinstellingen; de autonome overheidsbedrijven; de openbare maatschappijen voor personenvervoer; de openbare instellingen voor het personeel dat zij als uitzendkrachten aanwerven om het ter beschikking te stellen van gebruikers met het oog op het uitvoeren van een tijdelijke arbeid, overeenkomstig de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers; de onderwijsinstellingen voor de werknemers die niet bedoeld worden onder 1° en 2;
  4° de werknemers die worden aangeworven in het kader van de invoeginterim in toepassing van de artikelen 15quinquies tot 15 septies van dit besluit.

Art.14. <KB 2002-01-16/38, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002> Wanneer een werkgever reeds van het voordeel van het geactiveerd bestaansminimum heeft genoten voor een werknemer in toepassing van de artikelen 8 en 9 en hij deze terug in dienst neemt binnen een periode van twaalf maanden na de beëindiging van de vorige arbeidsovereenkomst, worden voor de duur van de toekenning van het geactiveerd bestaansminimum deze twee tewerkstellingen als één tewerkstelling beschouwd. De periode gelegen tussen de arbeidsovereenkomsten verlengt de periode tijdens dewelke het voormelde voordeel wordt toegekend, niet.
  Het voordeel van het geactiveerd bestaansminimum, bedoeld in de artikelen 8 en 9, wordt niet toegekend voor een werknemer die door dezelfde werkgever terug in dienst genomen wordt binnen een periode van twaalf maanden na de beëindiging van de vorige arbeidsovereenkomst die gesloten was voor een onbepaalde duur, wanneer de werkgever voor deze werknemer en voor deze tewerkstelling genoten heeft van de voordelen van het koninklijk besluit van 27 december 1994 tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen.

Afdeling 5. - Overgangsbepalingen.
Art.15. <KB 2002-01-16/38, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002> De artikelen 8 tot 14 van dit besluit zijn van toepassing op indienstnemingen die plaatsvinden vanaf 1 januari 2002.
  De artikelen 8 tot 15 van dit besluit, zoals geldend vóór de datum van 1 januari 2002, blijven verder van toepassing op de werknemers die op 31 december 2001 genoten van het voordeel van deze bepalingen, gedurende de periode waarvoor het voordeel werd toegekend.

(HOOFDSTUK III. - De sociale inschakelingsinitiatieven).
Afdeling 1. - (Toetredingsvoorwaarden).
Art. 15bis. <Ingevoegd bij KB 2000-07-14/31, art. 4; Inwerkingtreding : 01-09-2000> Gerechtigden op het bestaansminimum kunnen worden aangeworven door een werkgever zoals bedoeld in artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen, indien de volgende voorwaarden gelijktijdig zijn vervuld :
  1° de betrokkene is op het ogenblik van de aanwerving gerechtigd op een volledig bestaansminimum;
  2° de betrokkene wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die minstens voorziet in een halftijds uurrooster.

Afdeling 2. - (Voorwaarden voor de toekenning en het behoud van een geactiveerd bestaansminimum).
Art. 15ter. <Ingevoegd bij KB 2000-07-14/31, art. 4; Inwerkingtreding : 01-09-2000> De werknemer die wordt aangeworven door een werkgever, bedoeld in artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen, heeft recht op een geactiveerd bestaansminimum gedurende de volledige duur van zijn tewerkstelling indien de volgende voorwaarden gelijktijdig zijn vervuld :
  1° de werkgever moet een attest verkrijgen dat bewijst dat hij wel degelijk onder het toepassingsgebied bedoeld bij artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen, valt. Dit attest wordt afgeleverd binnen een termijn van 45 dagen door de Directeur-generaal van de Administratie van de Werkgelegenheid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. Een afschrift van dit attest wordt overgemaakt door de werkgever aan de werknemer;
  2° de werknemer bezorgt bovenvermeld attest aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn met het oog op het verkrijgen van een geactiveerd bestaansminimum.

Afdeling 3. - (Maandelijkse bedragen van het geactiveerd bestaansminimum).
Art. 15quater. <Ingevoegd bij KB 2000-07-14/31, art. 4; Inwerkingtreding : 01-09-2000> Het geactiveerd bestaansminimum bedraagt :
  1° 17 500 BEF per kalendermaand waarin de betrokkene verbonden is door een arbeidsovereenkomst die minstens voorziet in een halftijds uurrooster;
  2° 22 000 BEF per kalendermaand waarin de betrokkene verbonden is door een arbeidsovereenkomst die voorziet in een uurrooster dat minstens vier vijfden bedraagt van een voltijds uurrooster.
  Het bedrag van het geactiveerd bestaansminimum bedoeld in het vorig lid, wordt evenwel begrensd tot het nettoloon waarop de werknemer voor de betreffende kalendermaand recht heeft.
  Het bedrag van het geactiveerd bestaansminimum wordt door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan de werkgever gestort.

(HOOFDSTUK IV. - De invoeginterim).
Afdeling 1. - (Voorwaarden tot toekenning en behoud van een geactiveerd bestaansminimum).
Art. 15quinquies. <Ingevoegd bij KB 2000-09-28/31, art. 1; Inwerkingtreding : 01-10-2000> De werknemer die in dienst wordt genomen door een uitzendbureau dat een overeenkomst heeft gesloten met de Minister tot wiens bevoegdheid de Maatschappelijke Integratie behoort heeft recht op een geactiveerd bestaansminimum indien de volgende voorwaarden vervuld zijn :
  1° de betrokkene is, op het ogenblik van de aanwerving, of is dit geweest binnen de veertig dagen voor zijn aanwerving :
  - ofwel gerechtigd op het bestaansminimum;
  - ofwel tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst bij toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  2° de betrokkene wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur die voorziet in een voltijds uurrooster.
  De in het eerste lid bedoelde overeenkomst heeft betrekking op verschillende verplichtingen die het uitzendbureau worden opgelegd en die namelijk verband houden met de opleiding van de werknemer en diens inschakeling op de arbeidsmarkt en met de aanwerving van een bepaald aantal werknemers uit de doelgroep bedoeld in artikel 15quinquies, eerste lid, 1°.
  Voormeld uitzendbureau waarborgt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn het recht op arbeid van de betrokkene tijdens een ononderbroken periode van vierentwintig maanden; de tewerkstelling van de betrokkene kan gebeuren :
  - ofwel rechtstreeks door het uitzendbureau met of zonder ter beschikkingstelling van een gebruiker;
  - ofwel bij een andere werkgever.
  Indien de tewerkstelling krachtens een arbeidsovereenkomst rechtstreeks plaatsheeft bij een andere werkgever dan het uitzendbureau en de arbeidsovereenkomst wordt onderbroken tijdens de periode waarvoor het uitzendbureau de werkzekerheid moet waarborgen, verbindt dit uitzendbureau zich ertoe de werknemer opnieuw met een arbeidsovereenkomst aan te werven en ten minste voor het saldo van de duur van het gewaarborgd recht op arbeid.

Afdeling 2. - (Maandelijks bedrag van het geactiveerd bestaansminimum).
Art. 15sexies. <Ingevoegd bij KB 2000-09-28/31, art. 1; Inwerkingtreding : 01-10-2000> Het bedrag van het geactiveerd bestaansminimum bedraagt 20 000 BEF per kalendermaand waarvoor de betrokkene verbonden is door een schriftelijke arbeidsovereenkomst die voorziet in een voltijds uurrooster, of door meerdere schriftelijke arbeidsovereenkomsten die met een voltijds uurrooster equivalent zijn.
  (Het bedrag van het geactiveerd bestaansminimum, bedoeld in het eerste lid, is evenwel begrensd tot het brutoloon waarop de werknemer voor de betreffende kalendermaand recht heeft, wanneer de betrokken maand niet volledig is.) <KB 2002-01-16/38, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Het bedrag van het geactiveerd bestaansminimum wordt door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan het uitzendbureau gestort.
  Het bedrag van het geactiveerd bestaansminimum, bedoeld in het eerste lid, mag niet worden toegekend voor de periodes waarvoor geen enkel loon verschuldigd is aan de werknemer.) <KB 2002-01-16/38, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Afdeling 3. - (Duur van de tewerkstelling die recht geeft op een geactiveerd bestaansminimum).
Art. 15septies. <Ingevoegd bij KB 2000-09-28/31, art. 1; Inwerkingtreding : 01-10-2000> Wanneer het uitzendbureau en de rechthebbende op het bestaansminimum voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 15quinquies, heeft laatstgenoemde recht op het bedrag van het geactiveerd bestaansminimum bedoeld in artikel 15sexies, voor een ononderbroken periode van vierentwintig maanden.

TITEL 3. - Slotbepalingen.
Art.16. (De werknemer kan voor eenzelfde periode slechts gerechtigd zijn op één van de bedragen van het geactiveerd bestaansminimum, bedoeld in dit besluit.) <KB 2002-01-16/38, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (Lid 2 opgeheven) <KB 2002-01-16/38, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.17. Onderhavig besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1998 met uitzondering van artikel 3, § 2, artikel 5, § 2, artikel 6, artikel 7, § 2, en artikel 16, die uitwerking hebben met ingang van 1 juni 1998; artikel 3, § 3, dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 1998 en artikel 3, § 4, dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 1998.

Art. 18. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 9 februari 1999.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET
  De Minister van Volksgezondheid,
  M. COLLA
  De Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie,
  J. PEETERS