Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

16 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 57quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1999022112 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Hoofdstukken II en III van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 57quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, bestaande uit de artikelen 8 tot 15, worden vervangen als volgt :
  " HOOFDSTUK II. - De bevordering van de tewerkstelling van werkzoekende gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp
  Afdeling 1. - Voorwaarden tot toekenning van een geactiveerde maatschappelijke hulp.
  Onderafdeling 1. - Aanwerving van werkzoekende gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp die minder dan 45 jaar oud zijn.
  Art. 8. Gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp die minder dan 45 jaar oud zijn en die worden aangeworven door de werkgevers bedoeld in Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die ten minste voorziet in een halftijds uurrooster, hebben recht op een geactiveerde maatschappelijke hulp gedurende de maand van indiensttreding en de vijfendertig daarop volgende maanden indien de volgende voorwaarden gelijktijdig zijn vervuld :
  1° de betrokkene is op het ogenblik van de indienstneming gerechtigd op financiële maatschappelijke hulp;
  2° de betrokkene is op het ogenblik van de indienstneming een werkzoekende en als zodanig ingeschreven bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;
  3° de betrokkene is in de loop van de zesendertig kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming werkzoekende geweest gedurende tenminste zeshonderd vierentwintig dagen, gerekend in het zesdaagse stelsel.
  De gerechtigde op financiële maatschappelijke hulp die jonger is dan 25 jaar, moet evenwel niet voldoen aan de voorwaarde bedoeld in het vorige lid, 3°.
  Onderafdeling 2. - Aanwerving van werkzoekende gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp die minstens 45 jaar oud zijn.
  Art. 9. § 1. Gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp die minstens 45 jaar oud zijn en die worden aangeworven door de werkgevers bedoeld in Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die ten minste voorziet in een halftijds uurrooster, hebben recht op een geactiveerde maatschappelijke hulp gedurende de maand van indiensttreding en de elf daarop volgende maanden indien de volgende voorwaarden gelijktijdig zijn vervuld :
  1° de betrokkene is op het ogenblik van de indienstneming gerechtigd op financiële maatschappelijke hulp;
  2° de betrokkene is op het ogenblik van de indienstneming een werkzoekende en als zodanig ingeschreven bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;
  3° de betrokkene is in de loop van de negen kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming werkzoekende geweest gedurende tenminste honderdzesenvijftig dagen, gerekend in het zesdaagse stelsel, of in de loop van de achttien kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming werkzoekende geweest gedurende tenminste driehonderdentwaalf dagen, gerekend in het zesdaagse stelsel.
  § 2. Gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp die minstens 45 jaar oud zijn en die worden aangeworven door de werkgevers bedoeld in Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die ten minste voorziet in een halftijds uurrooster, hebben recht op een geactiveerde maatschappelijke hulp gedurende de maand van indiensttreding en de vijfendertig daarop volgende maanden indien de volgende voorwaarden gelijktijdig zijn vervuld :
  1° de betrokkene is op het ogenblik van de indienstneming gerechtigd op financiële maatschappelijke hulp;
  2° de betrokkene is op het ogenblik van de indienstneming een werkzoekende en als zodanig ingeschreven bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;
  3° de betrokkene is in de loop van de zesendertig kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming werkzoekende geweest gedurende tenminste zeshonderd vierentwintig dagen, gerekend in het zesdaagse stelsel.
  Afdeling 2. - Gelijkstellingen.
  Onderafdeling 1. - Gelijkstellingen met gerechtigd zijn op financiële maatschappelijke hulp en met werkzoekend zijn.
  Art. 10. Voor de toepassing van de artikelen 8 en 9 worden de volgende werknemers beschouwd als gerechtigde op financiële maatschappelijke hulp en als werkzoekende :
  1° de werknemer, tewerkgesteld met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  2° de werknemer, tewerkgesteld in een doorstromingsprogramma met een activering in toepassing van de artikelen 3 tot 7 van dit besluit;
  3° de werknemer, tewerkgesteld in een erkende arbeidspost met een activering in toepassing van artikel 15, tweede lid, van dit besluit;
  4° de werknemer, tewerkgesteld bij een werkgever bedoeld in het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen, met een activering in toepassing van de artikelen 15bis tot 15quater van dit besluit.
  Voor de toepassing van de artikelen 8 en 9 wordt de verderzetting van een tewerkstelling na afloop van een periode zoals voorzien in het vorige lid, 1°, 2° en 3°, met een indienstneming gelijkgesteld.
  Onderafdeling 2. - Periodes gelijkgesteld met een periode van werkzoekend zijn.
  Art. 11. Voor de toepassing van de artikelen 8 en 9 worden de volgende periodes gelijkgesteld met een periode van werkzoekend zijn en als zodanig ingeschreven zijn bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling :
  1° de periodes van gerechtigde op financiële maatschappelijke hulp;
  2° de periodes van tewerkstelling in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  3° de periodes van tewerkstelling in een doorstromingsprogramma erkend krachtens het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's;
  4° de periodes van tewerkstelling in een arbeidspost erkend krachtens het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen;
  5° de periodes van tewerkstelling bij een werkgever bedoeld in het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen behalve indien tijdens deze tewerkstelling de voordelen van dit besluit reeds toegekend werden;
  6° de periodes van tewerkstelling in het kader van de invoeginterim in toepassing van de artikelen 15quinquies tot 15 septies van dit besluit;
  7° de periodes van tewerkstelling in de projecten erkend en gesubsidieerd overeenkomstig artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen;
  8° de periodes van tewerkstelling in de projecten erkend en gesubsidieerd overeenkomstig artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen;
  9° de periodes van tewerkstelling in de tewerkstellingsprojecten erkend en gesubsidieerd overeenkomstig artikel 6 van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen;
  10° de periodes van deeltijds onderwijs in het kader van de deeltijdse leerplicht;
  11° de periode van alternerende tewerkstelling en opleiding bedoeld in het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd voor deze jongeren;
  12° de periode van een opleiding of een tewerkstelling in de projecten betreffende de partnershipovereenkomsten gesloten en gesubsidieerd krachtens het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 27 juni 1991 houdende machtiging voor de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling tot het sluiten van partnershipovereenkomsten teneinde de kansen van bepaalde werkzoekenden om werk te vinden of terug werk te vinden, te vergroten in het kader van gecoördineerde beschikkingen voor socio-professionele inschakeling, voor zover de werknemer geen getuigschrift of diploma heeft van het hoger middelbaar onderwijs;
  13° de periodes van ingeschreven zijn als minder-valide bij het Vlaams Fonds voor sociale integratie van personen met een handicap of het " Agence wallonne pour l'Intégration des personnes handicapées " of de " Service bruxellois francophone des personnes handicapées " of de " Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behindering sowie für die besondere soziale Fürsorge ";
  14° de periodes van tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met toepassing van Hoofdstuk VIII van Titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit;
  15° de periodes van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid;
  16° de periodes, gelegen tijdens een periode van inschrijving als werkzoekende of tijdens een periode van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van wets- of reglementsbepalingen inzake verplichte verzekering tegen ziekte- of invaliditeit of inzake moederschapsverzekering;
  17° de periodes van hechtenis of gevangenzetting tijdens een periode van inschrijving als werkzoekende of gedurende dewelke het recht op financiële maatschappelijke hulp werd opgeschort.
  Afdeling 3. - Maandelijks bedrag van de geactiveerde maatschappelijke hulp.
  Art. 12. De geactiveerde maatschappelijke hulp bedraagt ten hoogste 500 EUR per kalendermaand.
  Indien de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, wordt de geactiveerde maatschappelijke hulp van maximum 500 EUR teruggebracht tot een bedrag in verhouding tot de contractueel wekelijks voorziene arbeidsduur in de deeltijdse betrekking.
  Het bedrag van de geactiveerde maatschappelijke hulp wordt begrensd tot het nettoloon waarop de werknemer voor de betreffende maand recht heeft.
  Afdeling 4. - Aanvullende bepalingen.
  Art. 13. In afwijking van de artikelen 8 en 9 komen de volgende werknemers niet in aanmerking voor de toekenning van een geactiveerde maatschappelijke hulp :
  1° de werknemers die worden aangeworven vanaf het ogenblik dat zij zich in een statutaire toestand bevinden;
  2° de werknemers die worden aangeworven als leden van het academisch en wetenschappelijk personeel door de instellingen van universitair onderwijs of als leden van het onderwijzend personeel in de andere onderwijsinstellingen;
  3° de werknemers die worden aangeworven door:
  a) het Rijk, met daarinbegrepen de Rechterlijke Macht, de Raad van State, het leger en de federale politie;
  b) de Gemeenschappen en de Gewesten met uitzondering van de onderwijsinstellingen voor de werknemers die niet bedoeld worden onder 1° en 2°;
  c) de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;
  d) de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen die onder het toezicht vallen van de onder a, b en c voornoemde instellingen, met uitzondering van : de openbare krediet-instellingen; de autonome overheidsbedrijven; de openbare maatschappijen voor personenvervoer; de openbare instellingen voor het personeel dat zij als uitzendkrachten aanwerven om het ter beschikking te stellen van gebruikers met het oog op het uitvoeren van een tijdelijke arbeid, overeenkomstig de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers; de onderwijsinstellingen voor de werknemers die niet bedoeld worden onder 1° en 2°;
  1° de werknemers die worden aangeworven in het kader van de invoeginterim in toepassing van de artikelen 15quinquies tot 15 septies van dit besluit.
  Art. 14. Wanneer een werkgever reeds van het voordeel van de geactiveerde maatschappelijke hulp heeft genoten voor een werknemer in toepassing van de artikelen 8 en 9 en hij deze terug in dienst neemt binnen een periode van twaalf maanden na de beëindiging van de vorige arbeidsovereenkomst, wordt voor de duur van de toekenning van de geactiveerde maatschappelijke hulp deze twee tewerkstellingen als één tewerkstelling beschouwd. De periode gelegen tussen de arbeidsovereenkomsten verlengt de periode tijdens dewelke het voormelde voordeel wordt toegekend, niet.
  Het voordeel van de geactiveerde maatschappelijke hulp, bedoeld in de artikelen 8 en 9, wordt niet toegekend voor een werknemer die door dezelfde werkgever terug in dienst genomen wordt binnen een periode van twaalf maanden na de beëindiging van de vorige arbeidsovereenkomst die gesloten was voor een onbepaalde duur, wanneer de werkgever voor deze werknemer en voor deze tewerkstelling genoten heeft van de voordelen van het koninklijk besluit van 27 december 1994 tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen.
  Afdeling 5. - Overgangsbepalingen.
  Art. 15. De artikelen 8 tot 14 van dit besluit zijn van toepassing op indienstnemingen die plaatsvinden vanaf 1 januari 2002.
  De artikelen 8 tot 15 van dit besluit, zoals geldend vóór de datum van 1 januari 2002, blijven verder van toepassing op de werknemers die op 31 december 2001 genoten van het voordeel van deze bepalingen, gedurende de periode waarvoor het voordeel werd toegekend. ".

Art.2. Het opschrift van hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Hoofdstuk III. De sociale inschakelingsinitiatieven ".

Art.3. Het opschrift van hoofdstuk V van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Hoofdstuk IV. De invoeginterim ".

Art.4. Artikel 15sexies, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Het bedrag van de geactiveerde maatschappelijke hulp, bedoeld in het eerste lid, is evenwel begrensd tot het brutoloon waarop de werknemer voor de betreffende kalendermaand recht heeft, wanneer de betrokken maand niet volledig is. ".

Art.5. Artikel 15sexies van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid :
  " Het bedrag van de geactiveerde maatschappelijke hulp, bedoeld in het eerste lid, mag niet worden toegekend voor de periodes waarvoor geen enkel loon verschuldigd is aan de werknemer. ".

Art.6. Artikel 16, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " De werknemer kan voor eenzelfde periode slechts gerechtigd zijn op één van de bedragen van de geactiveerde maatschappelijke hulp, bedoeld in dit besluit. ".

Art.7. In artikel 16 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 september 2000, opgeheven.

Art.8. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

Art. 9. Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Maatschappelijke Integratie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 16 januari 2002.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Werkgelegenheid,
  Mevr. L. ONKELINX
  De Minister van Maatschappelijke Integratie,
  J. VANDE LANOTTE.