Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 JUNI 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-08-2000 en tekstbijwerking tot 03-01-2001)



Inhoudstafel:


Art. 1-6, 31bis, 31ter, 31quater, 31quinquies, 31sexies, 31septies, 31octies, 7-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1998014160 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel één van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende het opzetten en de exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken, worden een 8°, 9°, 10° en 11° toegevoegd, luidende :
  " 8° vaste lokale radioverbindingen: de transmissiesystemen en, in voorkomend geval, schakelapparatuur en andere hulpmiddelen die het mogelijk maken signalen tussen een welbepaald vast radiostation en eindgebruikers over te brengen via radiogolven;
  9° basisstation: site waar één of meer vaste radiostations zijn geïnstalleerd die door middel van een systeem van vaste lokale radioverbindingen een of meer eindgebruikers met een openbaar telecommunicatienet verbinden;
  10° maximale capaciteit van een basisstation: het maximale numeriek debiet, uitgedrukt in megabit per seconde, dat het basisstation op gelijk welk ogenblik kan verwerken, hierin niet begrepen de capaciteit die door het systeem zelf wordt gebruikt voor de interne signalisatie van het netwerk;
  11° maximale totale capaciteit van het gedeelte van het netwerk dat werkt met vaste lokale radioverbindingen: som van de maximale capaciteiten van elk basisstation dat door de operator wordt geëxploiteerd hierna "maximale totale capaciteit" genoemd. ".

Art.2. Op het einde van artikel 3 van hetzelfde besluit wordt de volgende zin toegevoegd : "De voorwaarden gesteld in het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op de aanvrager die zijn openbaar telecommunicatienet uitsluitend exploiteert door vaste lokale radioverbindingen. ".

Art.3. <W 2001-01-02/30, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2001>

Art.4. In hoofdstuk II, afdeling 8, van hetzelfde besluit wordt een artikel 13bis ingevoegd, luidende :
  " Art. 13bis. § 1. Per basisstation dat de operator in werking stelt in zijn openbaar telecommunicatienetwerk is een recht verschuldigd per MHz duplex, gebaseerd op de toegewezen frequentiecapaciteit in elk basisstation en berekend als volgt :
  1° voor de frequentieband bedoeld in artikel 31bis, 1° : 19.500 frank per MHz duplex;
  2° voor de frequentieband bedoeld in artikel 31bis, 2° : 13.400 frank per MHz duplex;
  3° voor de frequentieband bedoeld in artikel 31bis, 3° : 8.700 frank per MHz duplex;
  § 2. De eerste betaling geschiedt binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de ingebruikname van het basisstation. Voor het eerste jaar wordt het bedrag berekend naar rato van het aantal resterende maanden van het jaar vanaf de ingebruikname van het basisstation. De maand waarin het basisstation in gebruik wordt genomen, wordt meegerekend als een volledige maand.
  De verdere betalingen dienen volledig en ondeelbaar te geschieden voor 31 januari.
  § 3. Rechten die niet zijn betaald op de vastgestelde vervaldatum, geven, van rechtswege en zonder ingebrekestelling, aanleiding tot een rente tegen het wettelijke tarief. Die rente wordt berekend naar rato van het aantal kalenderdagen achterstand.

Art.5. Artikel 27, § 3, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een 9°, luidende :
  " 9° de frequentiebanden voor vaste lokale radioverbindingen. ".

Art.6. Een hoofdstuk IIIbis, dat de artikelen 31bis tot 31octies invoert, wordt in hetzelfde koninklijk besluit ingevoegd, luidende :
  "Hoofdstuk IIIbis. - Radio-electrische aspecten voor de openbare telecommunicatienetten met vaste lokale radioverbindingen

Art. 31bis. Voor het opzetten van vaste lokale radioverbindingen in zijn openbaar telecommunicatienet kan een operator om capaciteit verzoeken in de volgende frequentiebanden :
  1° 3.450 - 3.500 MHz gekoppeld aan 3.550 - 3.600 MHz - duplexafstand 100 MHz;
  2° 10,15 - 10,30 GHz gekoppeld aan 10,50- 10,65 GHz - duplexafstand 350 MHz;
  3° 24,5 - 25,5 GHz gekoppeld aan 25,5 - 26,5 GHz - duplexafstand 1.008 MHz.

Art. 31ter. In de frequentieband vermeld in artikel 31bis, 1°, kan een operator capaciteit aanvragen tussen 7 en 25 MHz duplex.
  In de frequentieband vermeld in artikel 31bis, 2°, kan een operator een capaciteit aanvragen van 14, 28, 42 of 56 MHz duplex.
  In de frequentieband vermeld in artikel 31bis, 3°, kan een operator een capaciteit aanvragen van 14, 28, 42 of 56 MHz duplex.

Art. 31quater. Een operator kan een capaciteit vragen in elk van de in artikel 31bis vermelde frequentiebanden.

Art. 31quinquies. § 1. Iedere operator die een capaciteit wil krijgen in een of meer frequentiebanden vermeld in artikel 31bis kan daartoe bij het instituut een aanvraag indienen, via aangetekende zending, uiterlijk de laatste dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin in het Belgisch Staatsblad de mededeling is bekendgemaakt waarmee het instituut de termijn voor het indienen van aanvragen voor geopend verklaart.
  § 2. Indien op het einde van de termijn die vastgesteld werd in §1 de beschikbare frequentiecapaciteit niet kan voldoen aan alle aanvragen die op een geldige wijze zijn ingediend, stelt het instituut een rangschikking op van de aanvragen, in dalende volgorde, gebaseerd op maximale totale capaciteit die wordt geïntegreerd in het gedeelte van het netwerk dat werkt met vaste lokale radioverbindingen tijdens elk van de drie jaren volgend op de toekenning van de vergunning.
  De weging voor elk van deze drie jaren in het voorgaande lid is de volgende :
  - eerste jaar : 60;
  - tweede jaar : 30;
  - derde jaar : 10.
  Het instituut behandelt vervolgens de aanvragen in volgorde van de rangschikking die is opgesteld overeenkomstig het eerste lid. indien twee verschillende aanvragen eenzelfde maximale totale capaciteit, wordt voorrang gegeven aan de aanvraag waarvoor het geplande aantal basisstations voor de drie jaren die volgen op de toekenning van de vergunning het hoogst is.
  Indien de aanvraag van een operator de overblijvende capaciteit in één van de frequentiebanden overschrijdt, deelt het instituut, via aangetekende zending en binnen een termijn van dertig dagen, aan de operator mee welke capaciteit hem nog kan worden toegestaan. De operator brengt het instituut, binnen dertig dagen, via aangetekende zending, op de hoogte van zijn beslissing om de overblijvende capaciteit in de frequentieband te aanvaarden of om zijn aanvraag voor die frequentieband of voor het geheel in te trekken. Indien het instituut op het einde van die termijn geen antwoord ontvangen heeft, wordt de aanvraag als in zijn geheel ingetrokken beschouwd.
  § 3. Indien op het einde van de in § 1 vastgestelde termijn, niet alle frequenties zijn toegekend, gaat het Instituut over tot de toekenning van de resterende frequenties, waarbij de procedure van dit artikel wordt gevolgd.
  In dat geval wordt de mededeling waarvan sprake in § 1, waarmee het instituut de termijn voor de indiening van aanvragen open verklaart, in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt binnen veertien dagen na de ontvangst op het instituut van de eerste aanvraag die door een operator is ingediend.

Art. 31sexies. Bij uitputting van de beschikbare capaciteit in de in artikel 31bis vermelde frequentiebanden, kan het instituut bijkomende capaciteit vrijmaken in één of meer andere frequentiebanden. De capaciteiten in de nieuwe beschikbare frequentiebanden worden toegewezen volgens de regels beschreven in artikel 31quinquies.

Art. 31septies. Het radionetwerk moet worden geïnstalleerd in de frequentiebanden die in de individuele vergunning zijn vermeld. Voor de toekenning van de frequenties is het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen van toepassing, uitgezonderd de artikelen 6 en 9. Indien aan de aanvrager frequenties worden toegekend op basis van dit besluit, coördineert het instituut de frequentietoekenning met de procedure van individuele vergunning, vastgelegd in hoofdstuk III. In dat geval kan de termijn, bedoeld in artikel 28, worden verlengd met maximaal drie maanden.
  Alle voorwaarden gebonden aan de toekenning en intrekking van de individuele vergunningen zijn eveneens van toepassing op de exploitatie van de frequenties.
  Het toegewezen spectrum dat per basisstation aan de operator is toegekend wordt in een bijlage bij de individuele vergunning vastgelegd.
  De toekenning van een frequentie die aan een basisstation van een operator is toegewezen, verstrijkt automatisch wanneer dat station niet in werking is gesteld binnen een termijn van een jaar vanaf de geplande inwerkingtreding van dat basisstation.
  De operator deelt aan het instituut, op diens verzoek, het volledige frequentieplan van zijn netwerk mee.
  De operator deelt, tijdens de drie jaar die volgen op de toekenning van de capaciteit, aan het instituut elke maand de volledige lijst mee van in de werking zijnde basisstations, en nadien driemaandelijks.

Art. 31octies. Het gebruik van de radioapparatuur die bij een eindgebruiker wordt geïnstalleerd voor het realiseren van de vaste lokale radioverbinding met een basisstation van het openbaar telecommunicatienet van de operator, wordt vrijgesteld van de vergunning bedoeld in artikel 3, § 1, van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving. ".

Art.7. In de bijlage bij hetzelfde besluit wordt een onderdeel 9 ingevoegd, luidende :
  " 9. Frequentiebanden voor vaste lokale radioverbindingen.
  9.1. Gevraagde capaciteiten.
  9.1.1. In de band 3.450 - 3.500 MHz gekoppeld aan 3.550 - 3.600 MHz.
  9.1.2. In de band 10,15 - 10,30 GHz gekoppeld aan 10,50 - 10,65 GHz.
  9.1.3. In de band 24,5 - 25,5 GHz gekoppeld aan 25,5 - 26,5 GHz.
  9.2. Volledige planning van de installatie van de basisstations, gemeente per gemeente, voor elk van de drie jaren die op de toekenning van de vergunning volgen.
  9.3. Frequentieplan met per basisstation onder meer : de gemeente, de maximale capaciteit van het basisstation, de gebruikte frequentiecapaciteiten in het basisstation, de antennehoogte, het maximumzendvermogen, de spreiding van de antennes en de oriëntatie van de sectoren.
  9.4. Technische karakteristieken van het gebruikte radiomateriaal in het basisstation.
  9.5. Technische karakteristieken van het gebruikte radiomateriaal geïnstalleerd bij een eindgebruiker. ".

Art.8. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 9. Onze Minister bevoegd voor telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 27 juni 2000.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Telecommunicatie,
  R. DAEMS.