Details





Titel:

16 SEPTEMBER 1997. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de controle op de inschrijvingen van leerlingen in het secundair onderwijs [of in het stelsel van leren en werken]. <BVR2008-10-24/64, art. 23, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2008> (NOTA : De bijlage van deze tekst (nooit gepubliceerd) wordt opgeheven bij BVR2007-07-06/44, art. 6; Inwerkingtreding : 01-09-2007) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-10-1997 en tekstbijwerking tot 28-08-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - De inschrijvingen.
Afdeling 1. - Plicht van de ouders van leerplichtigen.
Art. 3-4
Afdeling 2. - Controle op de inschrijvingen.
Art. 5-10
Afdeling 3. [1 - Controle op het werkplekleren.]1
Art. 10bis
HOOFDSTUK III. - Sancties.
Art. 11-14
HOOFDSTUK IIIbis. <Ingevoegd bij BVR 2003-03-21/47, art. 1; Inwerkingtreding : 01-09-1999 voor wat het voltijds gewoon secundair onderwijs betreft; Inwerkingtreding : 01-09-2000 voor wat het buitengewoon secundair onderwijs betreft; Inwerkingtreding : 01-09-2002 voor de andere onderwijssoorten>
Art. 14bis, 14ter, 14quater, 14quinquies, 14sexies, 14septies, 14octies, 14octies1
HOOFDSTUK IIIter. Voorwaarden voor het organiseren van huisonderwijs. <ingevoegd bij BVR 2003-05-09/45, art. 4; Inwerkingtreding : 01-08-2003>
Art. 14novies, 14decies, 14undecies, 14undecies/1, 14undecies/2, 14duodecies, 14terdecies, 14quaterdecies
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 15-16



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten : de bevoegde ambtenaren van het Agentschap voor Onderwijsdiensten van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming;]1
  [4 1° bis. Codex: de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;]4
  2° directie : de directeur of zijn afgevaardigde; [2 Voor de deeltijdse vorming moet onder directie evenwel de directeur of zijn afgevaardigde van het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs waar de betrokken jongere is ingeschreven, worden verstaan.]2
  3° huisonderwijs : het onderwijs dat verstrekt wordt aan leerplichtigen van wie de ouders beslist hebben om zelf dit onderwijs te organiseren en te bekostigen;
  4° identificatienummer : identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen;
  5° [2 instelling : school voor gewoon of buitengewoon secundair onderwijs, centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, centrum voor deeltijdse vorming of centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;]2
  6° leerling : de leerplichtigen en de niet-leerplichtigen die regelmatig leerlingen zijn;
  7° leerplicht : periode binnen dewelke men verplicht is onderwijs te volgen, zoals vastgelegd in artikel 1 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht;
  8° leerplichtige : jongere onderworpen aan de leerplicht;
  9° ouders : de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen dan wel in rechte of in feite de minderjarige onder hun bewaring hebben;
  10° schoolbestuur : de inrichtende macht zoals bedoeld in artikel 24, § 4 van de Grondwet, dit is de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor één of meer scholen. [2 Voor de centra, vermeld in punt 5°, wordt onder schoolbestuur het centrumbestuur zoals gedefinieerd in artikel 3, 5°, van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap, verstaan.]2
  [3 ...]3.
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
  (2)<BVR 2008-10-24/64, art. 24, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (3)<BVR 2013-09-13/13, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (4)<BVR 2014-05-23/27, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 11-10-2014>

Art.2.[1 Dit besluit is van toepassing op het gewoon en buitengewoon voltijds secundair onderwijs, het deeltijds beroepssecundair onderwijs, de deeltijdse vorming en de leertijd.]1
  ----------
  (1)<BVR 2008-10-24/64, art. 25, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

HOOFDSTUK II. - De inschrijvingen.
Afdeling 1. - Plicht van de ouders van leerplichtigen.
Art.3.<BVR 2003-05-09/45, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2003>> Uiterlijk vijftien kalenderdagen vóór de aanvang van elk schooljaar herinnert het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 [3 ...]3 via de [3 sociale]3 media alle ouders aan de leerplicht.
  De ouders worden hierbij gewezen op :
  1° het bestaan van de leerplicht voor hun kinderen en hun verantwoordelijkheid terzake;
  2° hun vrijheid om voor hun kinderen te kiezen voor huisonderwijs of onderwijs in een [2 instelling]2 ;
  3° de formaliteiten die bij een keuze voor huisonderwijs vervuld moeten worden, onder meer de mededeling aan het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 zoals bedoeld in artikel 10ter,;
  4° hun vrijheid om, bij de keuze van onderwijs in een [2 instelling]2 , zelf een [2 instellingkeuze]2 te maken;
  5° hun verplichting om, bij de keuze voor onderwijs in een [2 instelling]2 , ervoor te zorgen dat hun leerplichtige kinderen als leerling van een [2 instelling]2 zijn ingeschreven en die [2 instelling]2 regelmatig bezoeken; [2 Als de instelling waarin wordt ingeschreven een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen is, dan komt daarbij ook hun verplichting ervoor te zorgen dat hun leerplichtige kinderen aan de voorwaarde van werkplekleren voldoen;]2
  6° de wijze waarop zij vrijstelling van leerplicht kunnen verkrijgen voor hun gehandicapte kinderen.
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
  (2)<BVR 2008-10-24/64, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (3)<BVR 2018-07-20/06, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 01-08-2018>

Art.4. (Opgeheven) <BVR 2003-05-09/45, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2003>

Afdeling 2. - Controle op de inschrijvingen.
Art.5.Elke [2 directie [3 ...]3]2 vraagt bij de eerste inschrijving van elke leerling het identificatienummer. Als de ouders of de meerderjarige leerling dat identificatienummer niet wensen of niet kunnen geven, vraagt de [2 directie [3 ...]3]2 het identificatienummer aan het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1.
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
  (2)<BVR 2008-10-24/64, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (3)<BVR 2018-09-14/10, art. 11, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.6.[1 Elke directie [3 ...]3 bezorgt voor het betrokken schooljaar aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten uiterlijk de dertiende schooldag een lijst met de identificatiegegevens van de leerlingen die uiterlijk de derde schooldag werden ingeschreven.
   Onder identificatiegegevens van de leerling worden verstaan : voornamen, achternaam, geboortedatum, adres, geslacht, identificatienummer (indien mogelijk).]1
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
  (2)<BVR 2008-10-24/64, art. 28, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (3)<BVR 2018-09-14/10, art. 12, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.7.Door de vergelijking van alle ingestuurde lijsten met de namen en identificatienummer met uittreksels uit het Rijksregister gaat het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 voor het einde van de eerste trimester na welke leerplichtigen niet in een instelling zijn ingeschreven en welke leerlingen in meerdere instellingen zijn ingeschreven.
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art.8.Voor de leerlingen die in meerdere instellingen zijn ingeschreven onderzoekt het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 aan de hand van de aanwezigheidsregisters van de betrokken instellingen en aan de hand van de reglementering inzake [2 veranderingen van instelling]2 , welke inschrijving rechtsgeldig is.
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
  (2)<BVR 2008-10-24/64, art. 29, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.9.
  § 1. Het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 verzoekt bij aangetekende brief aan de ouders wier leerplichtig kind niet in een instelling is ingeschreven, om uitleg omtrent het niet-ingeschreven zijn, en herinnert hen aan hun verplichtingen terzake.
  § 2. Als de ouders binnen acht kalenderdagen na het aangetekend schrijven geen antwoord hebben gegeven, maakt het departement daaromtrent een verslag op en stuurt het aan de procureur des konings.
  § 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, mag het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 opdragen om, alvorens toepassing te maken van het eerste lid, op een andere wijze met de ouders in contact te komen.
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art.10.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, bepaalt op welke wijze de gegevens voor de toepassing van dit besluit tussen de directies en het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 worden meegedeeld.
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Afdeling 3. [1 - Controle op het werkplekleren.]1   ----------   (1)
Art. 10bis.[1 Vanaf het schooljaar 2009-2010 bezorgt elke directie [2 ...]2 voor het schooljaar in kwestie aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten, overeenkomstig de door dit Agentschap vastgelegde modaliteiten, alle vereiste gegevens die de controle op het werkplekleren mogelijk maken teneinde na te gaan welke jongeren niet voldoen aan de voorwaarde van werkplekleren.
   Met betrekking tot jongeren die niet voldoen aan de voorwaarde van werkplekleren, gelden dezelfde procedurele bepalingen als die, vermeld in artikel 9 en 10, met dien verstande dat rekening wordt gehouden met de gevallen waarin de component werkplekleren tijdelijk niet wordt ingevuld als vermeld in artikel 6, § 3, van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2008-10-24/64, art. 30, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (2)<BVR 2018-09-14/10, art. 13, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

HOOFDSTUK III. - Sancties.
Art.11.[1 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de instellingen die niet gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap en zijn voor de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen alleen van toepassing op de duale structuuronderdelen of aanloopstructuuronderdelen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/10, art. 14, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.12.§ 1. Als een directie de verplichting voorzien in artikel 6 [2 en artikel 10bis]2 niet naleeft, stuurt het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 een aanmaning naar het betrokken schoolbestuur.
  § 2. Als de vereiste gegevens binnen tien kalenderdagen na de aanmaning niet aan het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 bezorgd zijn, wordt het betrokken schoolbestuur bij aangetekend schrijven in gebreke gesteld.
  De ingebrekestelling verwijst naar de mogelijke sancties en bepaalt binnen welke termijn het schoolbestuur de nalatigheid ongedaan dient te maken met toevoeging van een rechtvaardiging voor de nalatigheid.
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
  (2)<BVR 2008-10-24/64, art. 32, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.13.Van de schoolbesturen die tien kalenderdagen na het versturen van het aangetekend schrijven nog steeds in gebreke zijn, legt het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 het dossier met een voorstel van sanctie voor aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art.14.§ 1. Overeenkomstig artikel 3, § 1, vierde alinea van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, en overeenkomstig [1 artikel 106 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs]1, neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs een beslissing omtrent de voorgestelde sanctie, na het betrokken schoolbestuur gehoord te hebben. Het betrokken schoolbestuur wordt daartoe bij aangetekend schrijven opgeroepen.
  § 2. De beslissing omtrent een sanctie wordt binnen een termijn van vijftien kalenderdagen na het verhoor, of na het versturen van de oproeping ingeval het betrokken schoolbestuur niet verschenen is, bij aangetekend schrijven meegedeeld aan het betrokken schoolbestuur.
  Na het verstrijken van bedoelde termijn kan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, geen sanctie meer opleggen.
  ----------
  (1)<BVR 2010-12-17/39, art. 359, 34), 010; Inwerkingtreding : 04-07-2011>

HOOFDSTUK IIIbis.
Art. 14bis.[1 De bepalingen van dit hoofdstuk hebben betrekking op de redenen van afwezigheid van leerlingen in instellingen, die als geldig worden beschouwd zoals vermeld in artikel 3, § 3, van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht. Door de vaststelling van die redenen wordt, binnen het raam van de definiëring van het begrip regelmatige leerling, voldaan aan de voorwaarden " behoudens in geval van gewettigde afwezigheid " zoals bepaald [2 artikel 252 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs ]2, voor wat het voltijds gewoon secundair onderwijs betreft, respectievelijk artikel 58, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap, voor wat het deeltijds beroepssecundair onderwijs, de deeltijdse vorming en de leertijd betreft.
   De bepalingen van dit hoofdstuk inzake wettiging van problematische afwezigheden hebben eveneens betrekking op problematische afwezigheden bij de component werkplekleren zoals bepaald in artikel 59, tweede lid, van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap.
   De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de secundaire afdelingen van de ziekenhuisscholen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2008-10-24/64, art. 33, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (2)<BVR 2010-12-17/39, art. 359, 34), 010; Inwerkingtreding : 04-07-2011>

Art. 14ter.<Ingevoegd bij BVR 2003-03-21/47, art. 1; Inwerkingtreding : 01-09-1999 voor wat het voltijds gewoon secundair onderwijs betreft; Inwerkingtreding : 01-09-2000 voor wat het buitengewoon secundair onderwijs betreft; Inwerkingtreding : 01-09-2002 voor de andere onderwijssoorten> (Wettiging van rechtswege van afwezigheden op basis van voorgelegde bewijsstukken) : <BVR 2005-07-22/46, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
  1° De afwezigheid om een van onderstaande redenen wordt als gewettigd beschouwd, op voorwaarde van voorlegging van, naargelang van het geval, hetzij een verklaring van de ouders of de meerderjarige leerling, hetzij een document met officieel karakter tot staving van de afwezigheid :
  a) het bijwonen van een begrafenis- of huwelijksplechtigheid van een bloed- of aanverwant of van een persoon die onder hetzelfde dak woont;
  b) [8 ...]8;
  c) de oproeping of dagvaarding voor een rechtbank;
  d) de onbereikbaarheid of ontoegankelijkheid van de instelling door overmacht;
  e) het onderworpen zijn aan de naleving van bijzondere maatregelen, opgelegd in het kader van de jeugdbescherming of de bijzondere jeugdzorg;
  f) het beleven van de feestdagen die inherent zijn aan de door de Grondwet erkende levensbeschouwelijke overtuiging van de leerling;
  g) het afleggen van proeven voor de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap voor het voltijds secundair onderwijs;
  h) het deelnemen in het gewoon secundair onderwijs aan activiteiten met toepassing van het decreet van 30 maart 1999 houdende de leerlingenraden in het secundair onderwijs;
  2° (...) <BVR 2005-07-22/46, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
  3° De afwezigheid wegens ziekte wordt als gewettigd beschouwd, op voorwaarde van de voorlegging van :
  a) hetzij een attest, uitgereikt door een arts, voorzover het om één van volgende gevallen gaat :
  1) een afwezigheid van meer dan drie opeenvolgende kalenderdagen;
  2) een afwezigheid nadat de leerling in datzelfde schooljaar reeds viermaal afwezig is geweest op grond van het in b) gestelde;
  3) een afwezigheid tijdens examenperiodes;
  [3 4) een afwezigheid tijdens evaluatiemomenten buiten examenperiodes, indien de instelling bepaalt dat voor dergelijke afwezigheid een attest, uitgereikt door een arts, is vereist;]3
  [3 5) [4 ...]4 ]3
  b) hetzij een verklaring van de ouders of van de meerderjarige leerling tot staving van alle afwezigheden wegens ziekte waarvan de periode of de duur niet onder a) valt;
  4° De afwezigheid in het voltijds gewoon secundair onderwijs toegestaan op basis van [5 het globale topsportconvenant dat van kracht is]5 tussen de Vlaamse regering, de representatieve verenigingen van inrichtende machten van het onderwijs, [7 Sport Vlaanderen]7, het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité en de Bond voor Lichamelijke Opvoeding werd gesloten, en die als volgt is bepaald :
  a) maximum honderddertig halve lesdagen per schooljaar voor leerlingen met topsportstatuut A, ingeschreven in een topsportstudierichting;
  b) maximum veertig halve lesdagen per schooljaar voor leerlingen met topsportstatuut B en leerlingen met topsportstatuut A, niet ingeschreven in een topsportstudierichting;
  c) maximum negentig halve lesdagen per schooljaar voor leerlingen met topsportstatuut A, ingeschreven in de eerste graad in een topsportschool;
  d) [7 maximum honderddertig halve lesdagen per schooljaar voor leerlingen van de tweede of derde graad met een individueel flexibel leertraject als bedoeld in artikel 136/5 van de Codex Secundair Onderwijs;]7
  [7 e) maximum negentig halve lesdagen per schooljaar voor leerlingen van de eerste graad met een individueel flexibel leertraject als bedoeld in artikel 136/5 van de Codex Secundair Onderwijs.]7
  [2 De afwezigheid in een structuuronderdeel van het studiegebied ballet van het voltijds gewoon secundair onderwijs om deel te nemen aan balletoptreden, buitenlandse stages, concours of, doch uitsluitend voor het tweede leerjaar van de derde graad, audities af te leggen, op voorwaarde van voorlegging van een verklaring van de organisator tot staving van de afwezigheid. De afwezigheid per leerling is bepaald op maximum veertig halve lesdagen per schooljaar.]2
  5° [1 [4 De afwezigheid ingevolge maatregelen bij schending van leefregels.]4 ]1
  6° (...) <BVR 2005-07-22/46, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
  7° (...) <BVR 2005-07-22/46, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
  [6 Afwezigheden tijdens de werkplekcomponent van duale structuuronderdelen of de aanloopcomponent van aanloopstructuuronderdelen, als hier gebruik gemaakt wordt van een begeleide leerervaring in een onderneming, moeten in overeenstemming zijn met het arbeidsreglement.]6
  ----------
  (1)<BVR 2008-10-24/64, art. 34, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (2)<BVR 2010-09-10/31, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
  (3)<BVR 2013-09-13/13, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (4)<BVR 2015-04-24/19, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (5)<BVR 2016-08-30/27, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (6)<BVR 2018-09-14/10, art. 15, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (7)<BVR 2019-07-19/20, art. 8, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (8)<BVR 2024-06-21/34, art. 8, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Art. 14quater.<Ingevoegd bij BVR 2003-03-21/47, art. 1; Inwerkingtreding : 01-09-1999 voor wat het voltijds gewoon secundair onderwijs betreft; Inwerkingtreding : 01-09-2000 voor wat het buitengewoon secundair onderwijs betreft; Inwerkingtreding : 01-09-2002 voor de andere onderwijssoorten>
  [2 Problematische afwezigheden zijn :
   a) alle afwezigheden bij het leren die niet onder toepassing vallen van de artikelen 14ter, 14quinquies en 14septies ;
   b) alle afwezigheden bij het werkplekleren die niet onder toepassing vallen van hetzij artikel 6, § 3, van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap, hetzij het arbeidsreglement of, bij ontstentenis daarvan, de door de organisator van het werkplekleren vastgelegde regeling.]2
   Wettiging van problematische afwezigheden.
  [4 Vanaf vijf al dan niet gespreide halve lesdagen per schooljaar die als problematische afwezigheid zijn geregistreerd, signaleert de instelling bovendien de problematische afwezigheden aan het centrum voor leerlingenbegeleiding en werkt ermee samen rond begeleiding van de jongere in kwestie. Van die begeleiding houdt de school een dossier bij, dat een onderdeel mag zijn van het leerlingendossier.]4
  [3 Vanaf vijf al dan niet gespreide halve lesdagen per schooljaar die als problematische afwezigheid zijn geregistreerd]3, moet bovendien aan volgende voorwaarden worden voldaan :
  a) de instelling moet de problematische afwezigheden aan het centrum voor leerlingenbegeleiding signaleren;
  b) overeenkomstig artikel 5 van het besluit van de Vlaamse regering van 28 augustus 2000 tot vaststelling van de operationele doelstellingen voor de begeleiding van jongeren met leerplichtproblemen in de centra voor leerlingenbegeleiding moet de school samenwerken met het centrum voor leerlingenbegeleiding inzake de begeleiding van de desbetreffende jongere;
  c) van de in b) vermelde begeleiding moet de school een dossier bijhouden. Dit mag een onderdeel zijn van het leerlingendossier.
  Van zodra de duur van de als problematisch geregistreerde afwezigheid dertig al dan niet gespreide halve lesdagen per schooljaar [2 ...]2 overschrijdt, brengt de instelling het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 hiervan op de hoogte. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, bepaalt de modaliteiten van deze mededeling.
  [3 ...]3
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
  (2)<BVR 2008-10-24/64, art. 35, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (3)<BVR 2016-08-30/27, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (4)<BVR 2019-07-19/20, art. 9, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. 14quinquies.<Ingevoegd bij BVR 2003-03-21/47, art. 1; Inwerkingtreding : 01-09-1999 voor wat het voltijds gewoon secundair onderwijs betreft; Inwerkingtreding : 01-09-2000 voor wat het buitengewoon secundair onderwijs betreft; Inwerkingtreding : 01-09-2002 voor de andere onderwijssoorten> Wettiging van afwezigheden ingevolge laattijdige inschrijvingen :
  1° De afwezigheid in het voltijds secundair onderwijs tussen 1 september en uiterlijk 15 november wegens het volgen van lessen in het deeltijds beroepssecundair onderwijs [1 , in de leertijd of in een deeltijdse vorming]1 wordt als gewettigd beschouwd;
  2° [2 ...]2;
  3° (...) <BVR 2005-07-22/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
  4° (...) <BVR 2005-07-22/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
  5° (...) <BVR 2005-07-22/46, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
  ----------
  (1)<BVR 2008-10-24/64, art. 36, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (2)<BVR 2009-10-09/08, art. 18, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art. 14sexies. (Opgeheven) <BVR 2005-07-22/46, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2005>

Art. 14septies.<BVR 2005-07-22/46, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2005> Afwezigheden die niet onder toepassing vallen van de artikelen [1 14ter en 14quinquies en voor zover niet bij decreet of uitvoeringsreglementering geregeld]1 , kunnen worden gewettigd door de directeur van de instelling (of zijn afgevaardigde) of door de klassenraad, naargelang van het geval, die daartoe door de inrichtende macht bevoegd werd verklaard. Onder desbetreffende afwezigheden worden verstaan :
  1° afwezigheden die verband houden met het gedurende een bepaalde periode van het schooljaar niet ingeschreven zijn in een instelling. [2 In afwijking van deze bepaling zijn desbetreffende afwezigheden gedurende een bepaalde periode van het schooljaar evenwel van rechtswege gewettigd als ze er het rechtstreekse gevolg van zijn [8 dat het door de leerling gekozen 7de leerjaar]8 of hoger beroepsonderwijs [9 ...]9 niet over een volledig schooljaar is gespreid;]2;
  2° afwezigheden die verband houden met het gedurende een bepaalde periode van het schooljaar niet volgen van het lessenprogramma;
  3° afwezigheden die verband houden met het niet volgen van bepaalde onderdelen van het lessenprogramma, op voorwaarde dat de betrokken leerling bedoelde onderdelen eerder heeft gevolgd én reeds houder is van een eindstudiebewijs van het secundair onderwijs;
  4° afwezigheden in de opleidingsvorm 4 van het buitengewoon secundair onderwijs die verband houden met een spreiding van het lessenprogramma over twee schooljaren.
  [3 5° de volgende afwezigheden tijdens de lesuren van een leerling die revalidatie behoeft verstrekt door schoolexterne hulpverleners binnen of buiten het schoolgebouw :
   a) gedurende maximaal 150 minuten per week, verplaatsing inbegrepen, na een periode van ziekte, niet behorend tot punt b of c, of ongeval. In uitzonderlijke omstandigheden kan de maximumduur van 150 minuten overschreden worden, na gunstig advies van de arts van het centrum voor leerlingenbegeleiding, in overleg met de begeleidende klassenraad en de ouders. Het advies moet motiveren waarom de behandeling tijdens de lesuren noodzakelijk blijft en moet aantonen dat door die afwezigheid het leerproces van de leerling niet ernstig wordt benadeeld.
   De school beschikt over een dossier dat ten minste de volgende elementen bevat :
   1) een verklaring van de ouders waarom de revalidatie tijdens de lesuren moet plaatsvinden;
   2) een medisch attest waaruit de noodzakelijkheid, de frequentie en de duur van de revalidatie blijkt;
   3) [7 ...]7;
   4) een toestemming van de directeur voor een periode die de duur van de behandeling, vermeld in het medisch attest, niet kan overschrijden.
   b) [6 in het gewoon onderwijs gedurende maximaal 150 minuten per week, verplaatsing inbegrepen, voor leerlingen met een specifieke onderwijsgerelateerde behoefte waarvoor een handelingsgericht advies is gegeven als vermeld in artikel 2, 11°, g), van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding]6. [4 Voor leerlingen met een verslag kan de afwezigheid maximaal 250 minuten per week bedragen, verplaatsing inbegrepen]4.
   De school beschikt over een dossier dat ten minste de volgende elementen bevat :
   1) een verklaring van de ouders waarom de revalidatie tijdens de lesuren moet plaatsvinden;
   2) een advies, geformuleerd door het centrum voor leerlingenbegeleiding in overleg met de begeleidende klassenraad en de ouders. Dat advies moet motiveren waarom de problematiek van de leerling van die aard is dat het wettelijk voorziene zorgbeleid van een school daarop geen antwoord kan geven en dat de revalidatietussenkomsten niet beschouwd kunnen worden als schoolgebonden aanbod. Onder schoolgebonden aanbod wordt verstaan : het reguliere pedagogisch-didactische aanbod voor alle leerlingen, de aanvullende zorgmaatregelen op niveau van de school of scholengemeenschap, en de schoolexterne dienstverlening door personeel of diensten, gefinancierd of gesubsidieerd door het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming;
   3) een samenwerkingsovereenkomst tussen de school en de revalidatieverstrekker over de manier waarop de revalidatie het onderwijsaanbod voor de leerling in kwestie zal aanvullen en de manier waarop de informatie-uitwisseling zal verlopen. De revalidatieverstrekker bezorgt op het einde van elk schooljaar een evaluatieverslag aan de directie van de school en van het centrum voor leerlingenbegeleiding, met inachtneming van de privacywetgeving waaraan hij onderworpen is.
  4) een toestemming van de directeur, die jaarlijks vernieuwd en gemotiveerd moet worden, rekening houdend met het evaluatieverslag waarvan sprake in punt 3).
   c) in het buitengewoon onderwijs gedurende maximaal 250 minuten per week, verplaatsing inbegrepen.
   De school beschikt over een dossier dat ten minste de volgende elementen bevat :
   1) een verklaring van de ouders waarom de revalidatie tijdens de lesuren moet plaatsvinden;
   2) [4 een inschrijvingsverslag of een verslag als vermeld in artikel 294 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010]4;
   3) [7 ...]7.
   4) een samenwerkingsovereenkomst tussen de school en de revalidatieverstrekker over de manier waarop de revalidatie het onderwijsaanbod voor de leerling in kwestie zal aanvullen en de manier waarop de informatie-uitwisseling zal verlopen. De revalidatieverstrekker bezorgt op het einde van elk schooljaar een evaluatieverslag aan de directie van de school en van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding, met inachtneming van de privacywetgeving waaraan hij onderworpen is;
   5) een toestemming van de directeur, die jaarlijks vernieuwd en gemotiveerd moet worden, rekening houdend met het evaluatieverslag waarvan sprake in punt 4).]3
  [5 De bepalingen van dit artikel zijn voor de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote enkel van toepassing op de duale structuuronderdelen of aanloopstructuuronderdelen.]5
  ----------
  (1)<BVR 2008-10-24/64, art. 37, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (2)<BVR 2009-10-09/08, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (3)<BVR 2010-09-10/31, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
  (4)<BVR 2018-07-20/10, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (5)<BVR 2018-09-14/10, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (6)<BVR 2019-07-19/20, art. 10, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (7)<BVR 2023-03-24/15, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
  (8)<BVR 2023-09-22/14, art. 11, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
  (9)<BVR 2024-06-21/34, art. 9, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Art. 14octies.<Ingevoegd bij BVR 2003-03-21/47, art. 1; Inwerkingtreding : 01-09-1999 voor wat het voltijds gewoon secundair onderwijs betreft; Inwerkingtreding : 01-09-2000 voor wat het buitengewoon secundair onderwijs betreft; Inwerkingtreding : 01-09-2002 voor de andere onderwijssoorten> Alle wettigingen (en overeenkomstige bewijsstukken, die de noodzaak of opportuniteit aantonen,) alsook het dossier zoals bedoeld in artikel 14quater, c), moeten op de instelling ter inzage zijn voor de verificateurs. <BVR 2005-07-22/46, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
  [2 De bepalingen van dit artikel zijn voor de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote enkel van toepassing op de duale structuuronderdelen of aanloopstructuuronderdelen.]2
  ----------
  (1)<BVR 2008-10-24/64, art. 38, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (2)<BVR 2018-09-14/10, art. 17, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. 14octies1.
  <Opgeheven bij BVR 2019-07-19/20, art. 11, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

HOOFDSTUK IIIter. Voorwaarden voor het organiseren van huisonderwijs.
Art. 14novies. <ingevoegd bij BVR 2003-05-09/45, art. 4; Inwerkingtreding : 01-08-2003> De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de leerplichtigen en hun ouders die voor huisonderwijs kiezen.

Art. 14decies.[1 Bij stopzetting van het huisonderwijs tijdens het schooljaar brengen de ouders de bevoegde dienst daarvan op de hoogte.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-23/27, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 11-10-2014>

Art. 14undecies.<ingevoegd bij BVR 2003-05-09/45, art. 4; Inwerkingtreding : 01-08-2003> De leerplichtige voldoet niet aan de leerplicht wanneer aan [1 de bepalingen, vermeld in artikel 110/28 tot en met 110/32 van de codex, of artikel 14decies van dit besluit]1 niet is voldaan. In dat geval wordt dezelfde procedure gevolgd zoals bepaald in artikel 9 van dit besluit en is artikel 5 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht van toepassing.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-23/27, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 11-10-2014>

Art. 14undecies/1. [1 De controle door de onderwijsinspectie, vermeld in artikel 110/31, § 1, van de codex wordt uitgevoerd na afspraak tussen de onderwijsinspectie en de ouders, waarna ook schriftelijke afspraken volgen over de organisatie en het verloop van de controle.
   Ouders die voor huisonderwijs kiezen verbinden zich ertoe alle documenten te overhandigen die de uitvoering van de voormelde controle mogelijk moeten maken.
   De voormelde controle kan uitgevoerd worden hetzij op de plaats waar het onderwijs wordt verstrekt, hetzij op een plaats die de onderwijsinspectie aanwijst en waarmee de ouders zich akkoord verklaren.
   De voormelde controle wordt uitgevoerd door minstens twee onderwijsinspecteurs, die de mogelijkheid moeten krijgen om de betrokken leerplichtige inzake het huisonderwijs te observeren en te spreken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-05-23/27, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 11-10-2014>

Art. 14undecies/2. [1 De onderwijsinspectie hanteert tijdens het controlebezoek de volgende criteria om te controleren of het verstrekte huisonderwijs beantwoordt aan de doelstellingen, vermeld in artikel 110/28 van de codex:
   1° de onderwijsdoelen van het huisonderwijs;
   2° de afstemming van het verstrekte huisonderwijs op de leerbehoefte van de leerling;
   3° de planning van het huisonderwijs;
   4° de wijze waarop het huisonderwijs structuur krijgt;
   5° de beschikbaarheid van leermiddelen;
   6° de tijd die besteed wordt aan het huisonderwijs;
   7° het voorzien van een evaluatie van de onderwijsdoelen.
   Aan de hand van de criteria, vermeld in het eerste lid, beoordeelt de onderwijsinspectie meer specifiek:
   1° of voor de leerplichtigen die conform artikel 110/30 van de codex verplicht zijn een getuigschrift of diploma te behalen bij de examencommissie, via het huisonderwijs gewerkt wordt aan een voldoende evenwichtig aanbod van de basisvorming;
   2° of het huisonderwijs heeft geleid tot meer kennis en vaardigheden;
   3° of de vakken van de basisvorming van het examenprogramma, die voldoende gericht zijn op de daarin na te streven ontwikkelingsdoelen of te bereiken eindtermen, aan bod komen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-05-23/27, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 11-10-2014>

Art. 14duodecies. [1 Een aanvraag tot het hervatten van huisonderwijs, vermeld in artikel 1, § 6, zesde lid, van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, wordt door de personen die het ouderlijke gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige leerling onder hun bewaring hebben ingediend bij de onderwijsinspectie met een aangetekende brief met ontvangstbevestiging.
   De schriftelijke aanvraag, vermeld in het eerste lid, omvat :
   1° de volledige identificatie van de betrokken leerplichtigen;
   2° de gegevens van de school waar de betrokken leerplichtigen momenteel ingeschreven zijn;
   3° de gegevens over de plaats waar het huisonderwijs zal worden verstrekt;
   4° de gegevens over de personen die het huisonderwijs zullen verstrekken;
   5° de motieven om het huisonderwijs te hervatten;
   6° een omstandige beschrijving van de wijze waarop het huisonderwijs gerealiseerd zal worden, met inbegrip van een beschrijving van de wijze waarop de tekortkomingen, vastgesteld door de onderwijsinspectie die geleid hebben tot haar beslissing dat de leerling zich in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde school moet inschrijven, zijn of worden weggewerkt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2011-09-09/12, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 20-10-2011>

Art. 14terdecies. [1 § 1. De onderwijsinspectie onderzoekt of er voldoende garanties aanwezig zijn dat het huisonderwijs beantwoordt aan de doelstellingen, vermeld in artikel 1, § 6, derde lid, van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, en beslist over de mogelijkheid om het huisonderwijs te hervatten.
   § 2. Het onderzoek, vermeld in paragraaf 1, wordt uitgevoerd op basis van de schriftelijke aanvraag, vermeld in artikel 14duodecies.
   § 3. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, wordt gemotiveerd en binnen veertien kalenderdagen na de ontvangst van de schriftelijke aanvraag met een aangetekende brief aan de personen die het ouderlijke gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige leerling onder hun bewaring hebben betekend. De poststempel geldt als datum van de betekening.
   In afwijking van het eerste lid wordt de termijn waarin de inspectie een beslissing moet nemen, geschorst tijdens en voor de duur van de kerst-, paas- en zomervakantie.
   § 4. Een gebrek aan een beslissing binnen de in paragraaf 3 vermelde termijn, wordt geacht een toestemming voor de hervatting van huisonderwijs te zijn.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2011-09-09/12, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 20-10-2011>

Art. 14quaterdecies. [1 Met behoud van de toepassing van artikel 14decies, kan de hervatting van het huisonderwijs ingaan vanaf een van de volgende tijdstippen :
   1° de betekening van de toestemming van de inspectie, vermeld in artikel 14terdecies, § 3;
   2° hetzij de vijfde kalenderdag na het verstrijken van de termijn, vermeld in artikel 14terdecies, § 3.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2011-09-09/12, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 20-10-2011>

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.15. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1997.

Art. 16. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.