23 MAART 1976. - Koninklijk besluit houdende inrichting en werking van de overleg- en verbeteringscommissies van het secundair onderwijs. (NOTA 1 : Opgeheven voor het Nederlandstalig secundair onderwijs, met uitzondering van artikel 11, bij KB 1987-08-11/38, art. 13; Inwerkingtreding : 17-09-1987) (NOTA 2 : Opgeheven voor de Franse Gemeenschap bij DFG 1994-10-27/35, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 15-11-1994) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1990 en tekstbijwerking tot 10-12-1994)
HOOFDSTUK I. - Samenstelling.
Art. 1-7
HOOFDSTUK II. - Werking.
Art. 8-12
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 13-14
HOOFDSTUK I. - Samenstelling.
Artikel 1. (Zie NOTA onder TITEL) De overleg- en verbeteringscommissies, opgericht bij het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur en bij het Ministerie van Nationale Opvoeding en Franse Cultuur door artikel 10, § 1, van de wet van 19 juli 1971, betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs, zijn ieder samengesteld uit vierentwintig werkende en vierentwintig plaatsvervangende leden, die verdeeld worden volgens de volgende groepen :
1. Vier vertegenwoordigers van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur :
Groep 1 : twee ambtenaren met tenminste de rang van adjunct-adviseur;
Groep 2 : twee inspecteurs van het secundair onderwijs;
2. Vijf vertegenwoordigers van het rijksonderwijs :
Groep 3 : vertegenwoordigers van het bestuurs- en onderwijzend personeel;
Groep 4 : vertegenwoordigers van de psycho-medico-sociale centra;
3. Vijf vertegenwoordigers van het provinciaal en gemeentelijk onderwijs :
Groep 5 : vertegenwoordigers van de inrichtende machten;
Groep 6 : vertegenwoordigers van het bestuurs- en onderwijzend personeel;
Groep 7 : vertegenwoordigers van de psycho-medico-sociale centra;
4. Tien vertegenwoordigers van het vrij onderwijs :
Groep 8 : vertegenwoordigers van de inrichtende machten;
Groep 9 : vertegenwoordigers van het bestuurs- en onderwijzend personeel;
Groep 10 : vertegenwoordigers van de psycho-medico-sociale centra.
Art.2. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. Ieder van de groepen 3 tot 10 moet vertegenwoordigd worden door tenminste één persoon onder de werkende leden en onder de plaatsvervangende leden.
§ 2. De groepen 3, 6 en 9 moeten ieder, zowel onder de werkende leden als onder de plaatsvervangende leden, tenminste een lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel omvatten, dat belast is met de opdracht bepaald in artikel 10 van de voornoemde wet van 19 juli 1971.
Art.3. (Zie NOTA onder TITEL) Zowel wat betreft de werkende leden als de plaatsvervangende leden, wordt ieder van de twee commissies derwijze samengesteld dat :
a) een evenwicht bestaat tussen de vertegenwoordigers van het niet-confessioneel of neutraal onderwijs enerzijds en de vertegenwoordigers van het confessioneel onderwijs anderzijds;
b) een globaal evenwicht bestaat tussen de twee grote ideologische strekkingen.
Art.4. (Zie NOTA onder TITEL) De directeur-generaal van het secundair onderwijs neemt het voorzitterschap waar van de overleg- en verbeteringscommissie.
Art.5. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. Elke commissie stelt een bureau samen, dat belast is met de voorbereiding van het werk.
§ 2. Het bureau bestaat uit :
- de voorzitter of zijn afgevaardigde;
- een vertegenwoordiger van de groepen 1 en 2, van de groepen 3 en 4, van de groepen 5, 6 en 7, van de groepen 8, 9 en 10;
- personeelsleden bedoeld in artikel 2, § 2, die werkende leden van de commissie zijn.
Art.6. (Zie NOTA onder TITEL) De werkende leden en de plaatsvervangende leden worden door de Minister benoemd voor een hernieuwbaar mandaat van vier jaar.
De kandidaturen voor elk van de mandaten van werkend lid en van plaatsvervangend lid worden voorgedragen op een dubbele lijst.
Art.7. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. Een werkend lid of een plaatsvervangend lid dat ontslag neemt of de hoedanigheid verliest op grond waarvan het werd benoemd, houdt van rechtswege op deel uit te maken van de commissie.
§ 2. Ieder lid, dat benoemd wordt ter vervanging van een ander lid, voleindigt het mandaat van zijn voorganger.
HOOFDSTUK II. - Werking.
Art.8. (Zie NOTA onder TITEL) De voorzitter roept de commissie samen hetzij op verzoek van de Minister, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van tenminste één derde van de leden. Deze uitnodiging moet tenminste vijf werkdagen voor de vergadering toegezonden worden.
Art.9. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. Elk werkend lid dat verhinderd is een vergadering bij te wonen, verwittigt de voorzitter hiervan en nodigt een plaatsvervangend lid uit dat zijn hoedanigheid heeft om te zetelen. Deze woont de vergadering bij met beslissende stem.
§ 2. De commissie brengt zijn adviezen uit bij stemmen eenvoudige meerderheid van stemmen. In geval van staking van stemmen worden de beide adviezen als gelijkwaardig aan de Minister voorgelegd. Minderheidsnota's kunnen bij deze adviezen worden gevoegd.
§ 3. De voorzitter is niet stemgerechtigd.
§ 4. De commissie kan slechts geldig advies uitbrengen indien tenminste tweederde van de stemgerechtigde leden aanwezig zijn en op voorwaarde dat het evenwicht, voorzien in artikel 3, bestaat.
Indien het vereist quorum niet is bereikt, kan na een nieuwe uitnodiging van de leden, een geldig advies worden uitgebracht over de punten die voorkomen op de dagorde van de vorige vergadering, welk het aantal aanwezige leden ook zij, doch eveneens voorzover het bedoeld evenwicht bestaat.
Het in voorgaande paragraaf bedoeld evenwicht kan worden bereikt door de boventallige leden van de meerderheidsgroep bij loting uit te schakelen.
Art.10. (Zie NOTA onder TITEL) Het secretariaat van iedere commissie wordt waargenomen door de personeelsleden, bedoeld in artikel 2, § 2, die de hoedanigheid van plaatsvervangende leden hebben.
Art.11. (Zie NOTA onder TITEL) Voor aangelegenheden die betrekking hebben op het geheel van het land, kunnen de overleg- en verbeteringscommissie van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Franse Cultuur en deze van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur samen vergaderen.
In dit geval worden de commissies samengeroepen door de twee voorzitters.
Het voorzitterschap wordt afwisselend waargenomen door de voorzitter van de franstalige commissie en de voorzitter van de nederlandstalige commissie.
Art.12. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De functies van lid van de overleg- en verbeteringscommissies worden niet vergoed.
§ 2. De leden van elke commissie hebben recht op reis- en verblijfkosten, overeenkomstig de voorwaarden bepaald voor het personeel van de Rijksbesturen. Zij worden gelijkgesteld met de ambtenaren van rang 10 tot 14.
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.13. (Zie NOTA onder TITEL) Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 14. (Zie NOTA onder TITEL) Onze Ministers van Nationale Opvoeding zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.