13 NOVEMBER 1991. - Koninklijk besluit tot bepaling van de regels die gelden bij de beoordeling van de fysieke hoedanigheden van sommige kandidaten en leerlingen van de krijgsmacht. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-08-1994 en tekstbijwerking tot 02-05-2019)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - De beoordeling op medisch gebied. (opgeheven) <KB 2006-05-23/32, art. 9; Inwerkingtreding : 01-06-2006>
Art. 3
HOOFDSTUK III. - De beoordeling inzake de fysieke conditie.
Afdeling 1. - Beoordeling bij de werving. (opgeheven) <KB 2003-09-11/34, art. 73; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 4-8
Afdeling 2. - Beoordeling tijdens de vorming.
Art. 9, 9bis, 10, 10bis, 10ter
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 11-21
Bijlage.
Art. N
1994007218 1994007219 1998007181 2002007075 2003007270 2006007167 2007007001 2010007240 2013007327 2016007049 2019011910 2021042246
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.<KB 2006-05-23/32, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2006> Voor de toepassing van dit besluit dient verstaan te worden onder :
1° " kandidaat " : een in het tweede lid bedoelde militair;
2° " fysieke hoedanigheden " : de hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie;
3° [2 "de wet" : de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de krijgsmacht.]2
[2 Dit besluit is toepasselijk op de kandidaat-militairen van het actief kader en op de kandidaat-reservemilitairen.]2
----------
(1)<KB 2010-08-26/06, art. 31, 010; Inwerkingtreding : 13-09-2010>
(2)<KB 2013-12-26/03, art. 53, 011; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
Art.2. (opgeheven) <KB 2006-05-23/32, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2006>
HOOFDSTUK II. - De beoordeling op medisch gebied. (opgeheven)
Art.3. (opgeheven) <KB 2006-05-23/32, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2006>
HOOFDSTUK III. - De beoordeling inzake de fysieke conditie.
Afdeling 1. - Beoordeling bij de werving. (opgeheven)
Art.4. (opgeheven) <KB 2003-09-11/34, art. 73, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.5. (opgeheven) <KB 2003-09-11/34, art. 73, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.6. (opgeheven) <KB 2003-09-11/34, art. 73, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.7. (opgeheven) <KB 2003-09-11/34, art. 73, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.8. (opgeheven) <KB 2003-09-11/34, art. 73, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Afdeling 2. - Beoordeling tijdens de vorming.
Art.9.<KB 2006-05-23/32, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2006> § 1. De basisproeven van fysieke conditie worden bepaald in een reglement uitgevaardigd door de Minister van [3 Defensie]3 en omvatten :
1° een zwemproef;
2° een aërobe proef;
3° twee anaërobe proeven.
§ 2. De kandidaten bedoeld in artikel [2 3, 13°, b), en 87,eerste lid]2, van de wet moeten de in § 1 bedoelde proeven eenmaal tijdens de vormingscyclus afleggen.
De [2 ...]2 kandidaat-hulpofficier moeten de in § 1 bedoelde proeven elk vormingsjaar afleggen.
[1 De kandidaat-reservemilitair moet]1 de in § 1 bedoelde proeven tijdens de gespecialiseerde professionele vorming afleggen.
§ 3. Er moet een termijn van minimum acht weken zijn tussen de eerste en de tweede poging waar de kandidaat over beschikt om te slagen in de basis- of de bijkomende proeven van fysieke conditie. Deze termijn moet coherent zijn met het individuele trainingsschema dat wordt opgelegd aan de kandidaat die mislukt in de eerste poging.
De termijn is evenwel vastgesteld op drie weken voor de in § 2, derde lid, bedoelde kandidaat.
----------
(1)<KB 2010-08-26/06, art. 32, 010; Inwerkingtreding : 13-09-2010>
(2)<KB 2013-12-26/03, art. 54, 011; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(3)<KB 2016-01-29/11, art. 39, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2016>
Art.9bis.[1 De kandidaten die de specifieke vormingscyclus van vliegveldbrandweerman volgen, leggen, naast de proeven bedoeld in artikel 9, de bijkomende proeven van fysieke conditie af die de "test onderhoud van de fysieke conditie voor de vliegveldbrandweerman" vormen.
De test omvat taken die de brandbestrijding simuleren, bepaald in een reglement uitgevaardigd door de Minister van [3 Defensie]3.
De kandidaten leggen de test af op de momenten bedoeld in artikel [2 99]2, § 2, van de wet en vóór het einde van de opleidingsperiode.
In afwijking van artikel 9, § 3, eerste lid, is de minimumtermijn tussen de twee pogingen vastgelegd op één maand.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-26/03, art. 55, 011; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(2)<KB 2013-12-26/03, art. 55, 011; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(3)<KB 2016-01-29/11, art. 39, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2016>
Art.10.<KB 2006-05-23/32, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2006> § 1. Om te slagen in de proeven van fysieke conditie moet de kandidaat wat betreft :
1° de basisproeven, ten minste de helft van de punten behalen voor :
a) elk van de proeven bedoeld in artikel 9, § 1, 1° en 2°;
b) het geheel van de proeven bedoeld in artikel 9, § 1, 3°;
2° de bijkomende proeven, ten minste de helft van de punten behalen voor het geheel van de bijkomende proeven en, in voorkomend geval, voor elk van de bijkomende proeven die in de specifieke vormingscyclus met het oog op de uitoefening van de toekomstige basisfunctie als uitsluitingsproef beschouwd wordt.
De beoordelingstabellen voor de basisproeven en, in voorkomend geval, de beoordelingstabellen voor de bijkomende proeven van fysieke conditie worden bepaald in een reglement uitgevaardigd door de Minister van [3 Defensie]3.
Indien de kandidaat slaagt bij de tweede poging, wordt hij geacht de vereiste hoedanigheden inzake fysieke conditie te bezitten, maar hij wordt gerangschikt in overeenstemming met de uitslag van zijn eerste poging.
§ 2. De deliberatie- of evaluatiecommissie, naargelang het geval, beoordeelt de fysieke conditie van de [2 kandidaat-beroepsmilitairen of aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur]2, die :
1° in de tweede poging, in voorkomend geval na uitstel, niet slaagt;
2° op het einde van het tweede vormingsjaar de basisproeven nog niet afgelegd heeft, wegens één of meerdere uitstellen, en bijkomend uitstel vraagt voor het afleggen van deze proeven;
3° uitstel voor het afleggen van de laatste proeven van fysieke conditie vraagt, dat aanleiding geeft tot verlenging van de vormingsperiode.
De commissie neemt, naargelang het geval, één van de beslissingen bedoeld in artikel [2 100]2, § 2, tweede lid, van de wet.
Een bijkomend uitstel kan door de commissie worden toegekend aan de kandidaat bedoeld in het eerste lid, 2°, die het vraagt om de basisproeven van fysieke conditie af te leggen.
De kandidaat bedoeld in artikel [2 100]2, § 2, tweede lid, 1°, van de wet behoudt het laatste cijfer dat hij inzake fysieke conditie tijdens de vorming heeft behaald. Is een dergelijk cijfer hem nog niet toegekend, omdat hij de proeven van fysieke conditie niet of slechts gedeeltelijk heeft afgelegd, dan wordt voor de rangschikking geen rekening gehouden met de beoordeling van de fysieke conditie. Was een dergelijk cijfer hem reeds toegekend en legde hij bij zijn laatste poging slechts een gedeelte van de proeven van fysieke conditie af, dan worden de bij deze laatste poging behaalde uitslagen in aanmerking genomen samen met de meest recente uitslagen van de proeven die bij de laatste poging niet werden afgelegd.
§ 3. Voor de [2 kandidaat-reservemilitairen en de kandidaat-hulpofficieren]2, beoordeelt, naargelang het geval, de deliberatie- of evaluatiecommissie, de fysieke conditie van de kandidaat die :
1° in de tweede poging niet slaagt;
2° de proeven geheel of gedeeltelijk niet heeft afgelegd wegens tijdelijke ongeschiktheid om medische redenen die voor het einde van het vormingsgedeelte, gedurende dewelke de proeven moeten worden afgelegd niet opgehouden heeft te bestaan.
(Voor [2 ...]2 [ -1 ...]1 de kandidaat-hulpofficier ATC [1 ...]1, beslist deze commissie dat de kandidaat, naargelang het geval :
1° de vereiste fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie bezit en, in voorkomend geval, de vorming mag voortzetten;
2° de vereiste fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie niet bezit en definitief mislukt is.
[1 Voor de beoordeling van de fysieke conditie van de kandidaat-hulpofficier piloot die zich in één van de gevallen, bedoeld in § 3, eerste lid, bevindt tijdens de militaire initiatiefase of de algemene en militaire vorming van officier of het academische deel van de professionele vorming voor het behalen van het brevet van piloot en van het hoger brevet van piloot, bedoeld in artikel 4, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 2 september 1978 betreffende het statuut van de hulpofficieren en kandidaat-hulpofficieren piloten, is de bevoegde commissie de deliberatiecommissie bedoeld in artikel 4, § 5, van het voornoemde koninklijk besluit van 2 september 1978.
Voor de beoordeling van de fysieke conditie van de kandidaat-hulpofficier piloot tijdens een ander gedeelte van de vormingscyclus dan deze bedoeld in het derde lid, is de bevoegde commissie de evaluatiecommissie bedoeld in artikel 26 van het koninklijk besluit van 13 mei 2004 betreffende het varend personeel van de krijgsmacht.]1) <KB 2006-12-21/72, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-06-2006>
----------
(1)<KB 2010-08-26/06, art. 33, 010; Inwerkingtreding : 13-09-2010>
(2)<KB 2013-12-26/03, art. 56, 011; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(3)<KB 2016-01-29/11, art. 39, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2016>
Art. 10bis.<ingevoegd bij KB 2006-12-21/72, art. 8; Inwerkingtreding : 01-01-2007> De [1 kandidaat-reservemilitairen en de kandidaat-hulpofficieren]1, kunnen een gemotiveerd beroep aantekenen bij de [1 beroepsinstantie]1 tegen een beslissing bedoeld in artikel 10, § 3, tweede of derde lid.
De [1 de beroepsinstantie]1 neemt één van de beslissingen bedoeld in § 3, tweede of derde lid. Indien de kandidaat geslaagd wordt verklaard, wordt hem een cijfer toegekend zoals bepaald in artikel 10, § 2, vierde lid.
De samenstelling en de procedure van [1 de beroepsinstantie zijn vastgelegd overeenkomstig de regels toepasselijk op de kandidaat-beroepsmilitairen]1.
----------
(1)<KB 2013-12-26/03, art. 57, 011; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
Art. 10ter. (oud art. 10bis) <Ingevoegd bij KB 2006-05-23/32, art. 12; Inwerkingtreding : 01-07-2007> Elke beoordeling wordt betekend aan de kandidaat. <KB 2006-12-21/72, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.11. (De onderstafchef operaties en training) bepaalt de regels voor de materiële organisatie van de proeven van fysieke conditie. <KB 2006-05-23/32, art. 13, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2006>
<NOTA : Dit artikel is - wat betreft de kandidaten-aanvullingsvrijwilligers - in werking getreden op 01-11-1991 : KB 1991-11-13/36, art. 10>
Art.12. <Wijzigingsbepaling van het opschrift van het KB 1971-11-05/32>
Art.13. <Wijzigingsbepaling van art. 1 van het KB 1971-11-05/32>
Art.14. <Wijzigingsbepaling van art. 1N1 (art. 1.1N1, 4.1N1 en 5.1N1) van het KB 1971-11-05/32>
Art.15. <Wijzigingsbepaling van art. 5 van het KB 1981-08-28/30>
Art.16. <Wijzigingsbepaling van art. 6 van het KB 1981-08-28/30>
Art.17. <Wijzigingsbepaling van art. 10 van het KB 1981-08-28/30>
Art.18. <Wijzigingsbepaling van art. 15 van het KB 1981-08-28/30>
Art.19. <Wijzigingsbepaling van de art. 5 tot en met 11 van het MB 1986-12-19/32>
Art.20. De Koning bepaalt voor elk van de door dit besluit beoogde categorieën van personeelsleden de dag waarop elk van de bepalingen van dit besluit in werking treedt. (NOTA : het KB 1999-06-09/56, art. 57, dat op 01-01-2000 in werking treedt, beschikt : " de volgende bepalingen van het koninklijk besluit van 13 november 1991 tot bepaling van de regels die gelden bij de beoordeling van de fysieke hoedanigheden van sommige kandidaten en leerlingen van de krijgsmacht worden in werking gesteld voor de kandidaten bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2° en 3°, van de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader tijdens hun vorming met het oog op de overgang of de sociale promotie :
1° artikel 9, § 1, en § 2, eerste lid;
2° artikel 10, § 1, § 2, eerste lid, en § 3.")
Art.21. Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlage.
Art. N. Bijlage. (opgeheven) <KB 2006-05-23/32, art. 14, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2006>