Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

2 AUGUSTUS 1990. - Koninklijk besluit houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit. (NOTA : voor de toepasselijkheid op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn in het Waalse Gewest, zie BWG1997-05-22/37) (NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest met ingang op een onbepaalde datum bij DVR2005-07-15/51, art. 303, 11°, 005 en 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013, vastgesteld op 01-01-2014 bij BVR2010-06-25/21, art. 204, 25°, behalve wat betreft artikel 85 tot en met 90 van het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit) (NOTE : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG2007-07-05/38, art. 90, 009 en 010; Inwerkingtreding : 01-01-2008) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-06-1994 en tekstbijwerking tot 25-06-2018)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Algemene bepalingen.
Art. 1, 1bis, 2-4
TITEL II. - De begroting.
HOOFDSTUK I. - Algemeenheden.
Art. 5-7
HOOFDSTUK II. - De begroting.
Art. 8-14
HOOFDSTUK III. - De begrotingswijzigingen.
Art. 15-16
Hoofdstuk IIIbis.(Vlaams Gewest) [1 Interne kredietaanpassing.]1
Art. 16bis
TITEL III. - Het patrimonium en het beheer.
HOOFDSTUK I. - Het patrimonium en de balans.
Art. 17-24
HOOFDSTUK II. - Leningen.
Art. 25-30
HOOFDSTUK III. - Thesaurie en beleggingen.
Art. 31-37
TITEL IV. - De boekhouding.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 38-44
HOOFDSTUK II. - De ontvangsten en de opbrengsten.
Afdeling 1. - De invorderingsrechten en de opbrengsten.
Art. 45-51
Afdeling 2. - De ontvangsten.
Art. 52-55
HOOFDSTUK III. - De uitgaven en de kosten.
Afdeling 1. - Voorafgaande bepaling.
Art. 55bis, 56
Afdeling 2. - De vastlegging en de aanrekening van de uitgaven en de kosten.
Art. 57
Art. 57 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 58-60
Art. 60 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 61-64
Afdeling 3. - Het opmaken van bevelschriften tot betaling.
Art. 65-67
Afdeling 4. - De betaling van de uitgaven.
Art. 68-71
HOOFDSTUK IV. - De jaarrekeningen.
Afdeling 1. - Afsluiting van de rekeningen.
Art. 72-73
Afdeling 2. - De vaststelling van de jaarrekeningen.
Art. 74-79
TITEL V. - De gemeenteontvanger en de eindrekening.
HOOFDSTUK I. - De gemeenteontvanger en de bijzondere ontvangers.
Art. 80-84
HOOFDSTUK II. - De eindrekening.
Art. 85-90
TITEL VI. - Diverse bepalingen.
Art. 91-92, 92bis, 93-94
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

TITEL I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) Voor de toepassing van dit reglement moet worden verstaan onder :
  1° " gewone dienst van de begroting " : alle ontvangsten en uitgaven die ten minste één maal per financieel dienstjaar voorkomen en die de gemeente regelmatige inkomsten en een regelmatige werking waarborgen, met inbegrip van de periodieke aflossing van de schuld;
  2° " buitengewone dienst van de begroting " : alle ontvangsten en uitgaven die rechtstreeks en op een duurzame wijze invloed hebben op de omvang, de waarde of de instandhouding van het patrimonium van de gemeente, uitgezonderd de normale onderhoudswerken; de term omvat eveneens de voor hetzelfde doel toegestane toelagen en leningen, die deelnemingen en beleggingen op meer dan één jaar, alsmede de vervroegde terugbetalingen van de schuld;
  3° " begrotingswijziging " : elke beslissing die door de gemeenteraad aangenomen wordt na de vaststelling van de begroting en leidt tot het onstaan, de schrapping of de wijziging van één of meer begrotingskredieten;
  4° " verplichte uitgave ", in tegenstelling tot " niet verplichte uitgave " : de uitgave waarvan de uitvoering voortvloeit uit verplichtingen en verbintenissen van alle aard, waarvoor een krediet op de begroting moet zijn ingeschreven;
  5° " functionele en economische code " : de numerieke identificatie, bestaande uit twee reeksen van ten minste drie cijfers, die de toewijzing en de aard bepaalt van het krediet waarop ze betrekking heeft; het geheel van de functionele en economische codes vormt de functionele en economische classificatie;
  6° " journaal " : boekhoudkundig register dat chronologisch en zonder compensatie alle boekhoudkundige bewerkingen vermeldt; het bestaat uit twee onderscheiden en onafhankelijke delen :
  - het journaal van de budgettaire verrichtingen;
  - het journaal van de algemene verrichtingen;
  7° " grootboek " : boekhoudkundig register dat per rekening de verrichtingen overneemt van het journaal; het omvat twee onderscheiden delen :
  - het grootboek van de budgettaire verrichtingen;
  - het grootboek van de algemene verrichtingen;
  8° " betalingsbevel " het geschreven bevel waarbij het college van burgemeester en schepenen opdracht geeft aan de gemeenteontvanger de vermelde som te betalen aan de aangeduide rechthebbende;
  9° " gemeenteontvanger " : de plaatselijke of de gewestelijke ontvanger;
  10° " ambtshalve opneming " : elke opneming die bij of krachtens de wet is voorgeschreven en die zonder de voorafgaande toestemming van de gemeente wordt gedaan in een rekening die de gemeente bij een financiële instelling heeft geopend;
  11° " kasvoorraad van de gemeente " : het geheel van de gelden en de waarden die beschikbaar zijn of op maximaal één jaar belegd zijn;
  12° " invorderingsrecht " : elk bedrag dat met zekerheid, door een welbepaalde derde, tijdens een bepaald dienstjaar aan de gemeente verschuldigd is;
  13° " vastgelegd recht " : het invorderingsrecht dat geboekt is;
  14° " wegennet " : het geheel van de openbare verkeerswegen, met inbegrip van de zate, de wegbedekking, de toebehoren, de canalisaties, de signalisatie, de kunstbouwwerken, de waterlopen en -bekkens.

  Artikel 1. (Vlaams Gewest)
  Voor de toepassing van dit reglement moet worden verstaan onder :
  1° " gewone dienst van de begroting " : alle ontvangsten en uitgaven die ten minste één maal per financieel dienstjaar voorkomen en die de gemeente regelmatige inkomsten en een regelmatige werking waarborgen, met inbegrip van de periodieke aflossing van de schuld;
  2° " buitengewone dienst van de begroting " : alle ontvangsten en uitgaven die rechtstreeks en op een duurzame wijze invloed hebben op de omvang, de waarde of de instandhouding van het patrimonium van de gemeente, uitgezonderd de normale onderhoudswerken; de term omvat eveneens de voor hetzelfde doel toegestane toelagen en leningen, die deelnemingen en beleggingen op meer dan één jaar, alsmede de vervroegde terugbetalingen van de schuld;
  3° " begrotingswijziging " : elke beslissing die door de gemeenteraad aangenomen wordt na de vaststelling van de begroting en leidt tot het onstaan, de schrapping of de wijziging van één of meer begrotingskredieten;
  4° " verplichte uitgave ", in tegenstelling tot " niet verplichte uitgave " : de uitgave waarvan de uitvoering voortvloeit uit verplichtingen en verbintenissen van alle aard, waarvoor een krediet op de begroting moet zijn ingeschreven;
  5° " functionele en economische code " : de numerieke identificatie, bestaande uit twee reeksen van ten minste drie cijfers, die de toewijzing en de aard bepaalt van het krediet waarop ze betrekking heeft; het geheel van de functionele en economische codes vormt de functionele en economische classificatie;
  6° " journaal " : boekhoudkundig register dat chronologisch en zonder compensatie alle boekhoudkundige bewerkingen vermeldt; het bestaat uit twee onderscheiden en onafhankelijke delen :
  - het journaal van de budgettaire verrichtingen;
  - het journaal van de algemene verrichtingen;
  7° " grootboek " : boekhoudkundig register dat per rekening de verrichtingen overneemt van het journaal; het omvat twee onderscheiden delen :
  - het grootboek van de budgettaire verrichtingen;
  - het grootboek van de algemene verrichtingen;
  8° (opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  9° " gemeenteontvanger " : de plaatselijke of de gewestelijke ontvanger;
  10° " ambtshalve opneming " : elke opneming die bij of krachtens de wet is voorgeschreven en die zonder de voorafgaande toestemming van de gemeente wordt gedaan in een rekening die de gemeente bij een financiële instelling heeft geopend;
  11° " kasvoorraad van de gemeente " : het geheel van de gelden en de waarden die beschikbaar zijn of op maximaal één jaar belegd zijn;
  12° " invorderingsrecht " : elk bedrag dat met zekerheid, door een welbepaalde derde, tijdens een bepaald dienstjaar aan de gemeente verschuldigd is;
  13° " vastgelegd recht " : het invorderingsrecht dat geboekt is;
  14° " wegennet " : het geheel van de openbare verkeerswegen, met inbegrip van de zate, de wegbedekking, de toebehoren, de canalisaties, de signalisatie, de kunstbouwwerken, de waterlopen en -bekkens.

Art.1bis. [1 Elke gemeente heeft de vrije keuze om haar boekhouding te houden hetzij op papier, hetzij elektronisch, hetzij door een combinatie van de twee. Dit geldt ook voor alle verplichtingen die eruit voortvloeien, zowel op het vlak van de verwerking van gegevens, van de overdracht van gegevens, van de bewaring van gegevens of van de voorlegging van gegevens.
   Ongeacht haar keuze zal de gemeente ervoor zorgen alle wettelijk of reglementair verplichte garanties betreffende al de elementen van haar boekhouding in te bouwen. Derhalve, wanneer een volledig of gedeeltelijk elektronische oplossing gebruikt wordt, moeten de authenticiteit van de oorsprong van de elektronische gegevens evenals de integriteit van hun inhoud gewaarborgd worden door het plaatsen van een elektronische handtekening, overeenkomstig de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen, de elektronisch aangetekende zending en certificatiediensten. Bovendien moet de leesbaarheid van de gegevens, in naleving van voormelde principes, gedurende de volledige bewaringstermijn verzekerd zijn.
   Wanneer de wet of de reglementering dit voorziet, moeten de technische middelen de weergave van de gegevens in een voorgeschreven vorm mogelijk maken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2014-04-03/40, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 31-05-2014>

Art.2. <Zie nota onder TITEL> Alle door de gemeentelijke overheden getroffen uitvoerbare beslissingen in verband met de financiën worden onmiddellijk door het college van burgemeester en schepenen aan de gemeenteontvanger doorgezonden; te dien einde worden zij eensluidend verklaard met het register van de beraadslagingen en met de beslissingen van de voogdijoverheid.

Art.3. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) Het college van burgemeester en schepenen bepaalt op welke manier de bewijzen van de inschrijvingen of bewaargevingen, alsmede alle andere akten waaruit de rechten van de gemeente blijken, bewaard worden.

  Art. 3. (Vlaams Gewest)
  (opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.4. <Zie nota onder TITEL> De rekeningen worden, nadat het schepencollege zijn instemming heeft betuigd, door de gemeenteontvanger op naam van de gemeente geopend. Ze worden door hem beheerd en de post wordt rechtstreeks aan hem geadresseerd.
  Op de verzoeken tot betaling wordt steeds het nummer van de rekening vermeld waarop het bedrag moet worden gestort.

TITEL II. - De begroting.
HOOFDSTUK I. - Algemeenheden.
Art.5. <Zie nota onder TITEL> De begroting omvat de precieze raming van alle ontvangsten en uitgaven die in de loop van het financieel dienstjaar kunnen worden gedaan, met uitzondering van de geldverrichtingen voor rekening van derden of die slechts de thesaurie treffen.
  De begroting vermeldt echter slechts het resultaat van de bijzondere begrotingen van de gemeentelijke inrichtingen en diensten van industriële of commerciële aard, die als gemeentebedrijven georganiseerd zijn overeenkomstig artikel 261, § 1, van de nieuwe gemeentewet.
  Binnen de begroting wordt een onderscheid gemaakt tussen de gewone en buitengewone dienst en, binnen elk van de diensten, tussen het eigenlijk financieel dienstjaar en de vorige dienstjaren.

Art.6. <Zie nota onder TITEL> De ontvangsten en uitgaven, alsook het resultaat ervan, worden onherroepelijk op een dienstjaar en op een dienst aangerekend.

Art.7. <Zie nota onder TITEL> Alle door de toezichthoudende overheid getroffen beslissingen i.v.m. de begroting worden door het college van burgemeester en schepenen aan de gemeenteraad medegedeeld.

HOOFDSTUK II. - De begroting.
Art.8. <Zie nota onder TITEL> Wanneer de fiscaliteit matig is, en de begrotingsmiddelen toereikend zijn, kan de gemeenteraad kredieten op zijn begroting uittrekken om die middelen te bestemmen :
  1° voor de renderende beleggingen op meer dan één jaar;
  2° voor de verwerving van publieke fondsen en effecten;
  3° voor de vervroegde terugbetaling van de duurste leningen;
  4° voor de vorming van :
  a) fondsen voor risico's en kosten die in de loop van verscheidene dienstjaren invloed zouden kunnen hebben op het patrimonium;
  b) gewone reserves geput uit gewone overschotten, of buitengewone reserves geput uit gewone of buitengewone overschotten;
  c) buitengewone ontvangsten op te nemen op de gewone dienst, tot dekking van buitengewone uitgaven van het dienstjaar.

Art.9. <Zie nota onder TITEL> Het geraamde overschot of tekort van de vorige dienstjaren, dat op de begroting wordt gebracht, is het resultaat van de begroting van het voorgaande dienstjaar, aangepast door de begrotingswijzigingen.
  Zodra de begrotingsrekening van dat voorgaand dienstjaar door de gemeenteraad afgesloten is, wordt het geraamde overschot of tekort dat op de begroting gebracht is, eventueel vervangen door dat welk het resultaat is van de aldus afgesloten rekening, en zulks door middel van een begrotingswijziging.
  Wanneer die wijziging van die aard is dat ze een tekort veroorzaakt of vergroot, neemt de gemeenteraad de passende maatregelen om het begrotingsevenwicht te herstellen.

Art.10. <Zie nota onder TITEL> De uitgavekredieten mogen slechts worden gebruikt voor het door de begroting vooropgestelde doel.
  Ze zijn beperkt, met uitzondering van de kredieten voor uitgaven welke ambtshalve worden opgenomen.
  Voor de verplichte uitgaven van de gewone dienst geldt de beperking waarvan sprake in het tweede lid voor het geheel van de kredieten die dezelfde functionele en economische code dragen, elk beperkt tot de eerste drie cijfers.

  Art. 10. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)
  <Zie nota onder TITEL> De uitgavekredieten mogen slechts worden gebruikt voor het door de begroting vooropgestelde doel.
  Ze zijn beperkt, met uitzondering van de kredieten voor uitgaven welke ambtshalve worden opgenomen.
  (Voor de uitgaven van de gewone dienst geldt de beperking waarvan sprake in het tweede lid voor het geheel van de kredieten ingeschreven op dezelfde functie en dezelfde economische groep.) <BESL 2005-10-20/44, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

Art.11. <Zie nota onder TITEL> De verplichte en de niet verplichte uitgaven worden in afzonderlijke artikels opgenomen.

Art.12.<Zie nota onder TITEL> (Federaal) Het college van burgemeester en schepenen maakt het begrotingsontwerp op na het advies te hebben ingewonnen van een commissie waarin tenmiste een daartoe aangeduid lid van het college, de gemeentesecretaris en de gemeenteontvanger zetelen.
  Het advies van de commissie bedoeld in alinea 1 slaat uitsluitend op de wettelijkheid en de te verwachten financiële weerslag.

Art. 12. (Vlaams Gewest)   [1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<BVR 2009-04-03/12, art. 8, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2009>

Art.13. <Zie nota onder TITEL> Zodra de begroting definitief vastgesteld is, is ze uitvoerbaar, onverminderd de controle op de wettigheid van ontvangsten en uitgaven.

Art.14. <Zie nota onder TITEL> § 1. Voor de definitieve vaststelling van de begroting, mogen, door middel van voorlopige kredieten, uitgaven worden verricht waarvoor een uitvoerbaar krediet uitgetrokken was op de begroting van het vorige dienstjaar.
  Wanneer de begroting nog niet aangenomen is, worden de voorlopige kredieten evenwel vastgesteld door de gemeenteraad, en, wanneer de wet, het decreet of de ordonnantie het voorschrijft, goedgekeurd door de toezichthoudende overheid.
  § 2. De voorlopige kredieten mogen, per verlopen of begonnen maand, niet meer bedragen dan één twaalfde :
  1° van het begrotingskrediet van het vorige dienstjaar, wanneer de begroting van het dienstjaar nog niet aangenomen is;
  2° van het begrotingskrediet van het lopende dienstjaar of, indien het kleiner is, van het begrotingskrediet van het vorige dienstjaar, wanneer de begroting van het dienstjaar reeds aangenomen is.
  Die beperking is niet van toepassing op de uitgaven voor het bezoldigen van het personeel, voor het betalen van verzekeringspremies en van belastingen.
  § 3. De voorlopige kredieten hebben alleen betrekking op verplichte uitgaven van de gewone dienst.

  Art. 14. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)
  <Zie nota onder TITEL> § 1. Voor de definitieve vaststelling van de begroting, mogen, door middel van voorlopige kredieten, uitgaven worden verricht waarvoor een uitvoerbaar krediet uitgetrokken was op de begroting van het vorige dienstjaar.
  Wanneer de begroting nog niet aangenomen is, worden de voorlopige kredieten evenwel vastgesteld door de gemeenteraad, en, wanneer de wet, het decreet of de ordonnantie het voorschrijft, goedgekeurd door de toezichthoudende overheid.
  § 2. De voorlopige kredieten mogen, per verlopen of begonnen maand, niet meer bedragen dan één twaalfde :
  1° van het begrotingskrediet van het vorige dienstjaar, wanneer de begroting van het dienstjaar nog niet aangenomen is;
  2° van het begrotingskrediet van het lopende dienstjaar of, indien het kleiner is, van het begrotingskrediet van het vorige dienstjaar, wanneer de begroting van het dienstjaar reeds aangenomen is.
  Die beperking is niet van toepassing op de uitgaven voor het bezoldigen van het personeel, voor het betalen van verzekeringspremies en van belastingen.
  § 3. De voorlopige kredieten hebben alleen betrekking op (...) uitgaven van de gewone dienst. <BESL 2005-10-20/44, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

HOOFDSTUK III. - De begrotingswijzigingen.
Art.15.<Zie nota onder TITEL> (Federaal) De begrotingswijzigingen zijn onderworpen aan dezelfde procedures als deze die toepasbaar zijn op de begroting.
  Zij worden voor elk krediet behoorlijk gerechtvaardigd.

Art. 15. (Vlaams Gewest)  [1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<BVR 2009-04-03/12, art. 8, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2009>

Art.16. <Zie nota onder TITEL> Op de begrotingswijzigingen moeten zonder verwijl worden uitgetrokken, de begrotingskredieten die nodig zijn om de uitgaven die verricht zijn krachtens artikel 249 van de nieuwe gemeentewet en de ambtshalve opgenomen uitgaven te dekken, alsmede de begrotingskredieten die betrekking hebben op niet-geraamde ontvangsten.

Hoofdstuk IIIbis.(Vlaams Gewest) [1 Interne kredietaanpassing.]1   ----------   (1)
Art. 16bis.(Vlaams Gewest)   [1 Een interne kredietaanpassing van de gewone dienst is een kredietaanpassing aan de uitgaven- of ontvangstenkredieten van de gewone dienst waarbij het totaal van deze uitgaven- of ontvangstenkredieten met dezelfde twee eerste cijfers van de functionele code als vermeld in artikel 1, 5°, niet wijzigt.   Een interne kredietaanpassing van de buitengewone dienst is een kredietaanpassing aan de uitgaven- of ontvangstenkredieten van de buitengewone dienst waarbij het totaal van deze uitgaven- of ontvangstenkredieten van de artikelen met dezelfde twee eerste cijfers van de functionele code als vermeld in artikel 1, 5°, niet wijzigt, en voor zover een van de volgende voorwaarden is vervuld :   1° de kredieten kunnen maar verschoven worden voor zover de gemeenteraad daartoe beslist heeft en in bevestigend geval binnen de perken aangegeven door de gemeenteraad;   2° enkel de kredieten die resteren nadat alle erop voorziene projecten volledig zijn aangerekend, kunnen verschoven worden naar een ander begrotingsartikel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2009-04-03/12, art. 9, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2009>

TITEL III. - Het patrimonium en het beheer.
HOOFDSTUK I. - Het patrimonium en de balans.
Art.17. <Zie nota onder TITEL> § 1. De algemene toestand van de gemeente op 31 december van elk dienstjaar wordt bepaald door de balans.
  § 2. Het actief van de balans, dat bestaat uit de bezittingen en de vorderingen als geheel, die zijn opgebracht door het gebruik van de waarden van het passief, omvat :
  1° de vaste activa, welke de goederen zijn die blijvend verworven zijn door de gemeente, namelijk :
  a) de oprichtingskosten;
  b) de immateriële vaste activa;
  c) de materiële vaste activa die het onroerend en het roerend patrimonium omvatten;
  d) de kredieten en toegekende leningen;
  e) de financiële vaste activa;
  2° de vlottende activa, die de bezittingen en de vorderingen van de gemeente zijn, namelijk :
  a) de voorraden;
  b) de vorderingen op ten hoogste één jaar;
  c) de verrichtingen voor rekening van derden;
  d) de geldbeleggingen op ten hoogste één jaar;
  e) de liquide middelen;
  f) de overlopende rekeningen.
  § 3. Het passief van de balans, dat de herkomst aangeeft van de middelen waarover de gemeente beschikt om haar doelstellingen te bereiken, omvat :
  1° het eigen vermogen dat bestaat uit de middelen die de gemeente heeft geïnvesteerd en waarvan zij eigenaar is, namelijk :
  a) het aanvangskapitaal;
  b) de gekapitaliseerde resultaten;
  c) de resultaten van de vorige dienstjaren;
  d) de reserves;
  e) de ontvangen investeringstoelagen;
  f) de voorzieningen voor risico's en kosten;
  2° het vreemd vermogen of de schuld, welke de middelen zijn die door derden ter beschikking van de gemeente worden gesteld, namelijk :
  a) de schulden op meer dan één jaar;
  b) de schulden op ten hoogste één jaar;
  c) de verrichtingen voor rekening van derden;
  d) de overlopende rekeningen.
  § 4. In de beginbalans bestaat het aanvangskapitaal uit het verschil tussen het actief en het totaal van de schulden, de reserves, het samengevoegde resultaat van de voorgaande dienstjaren, de ontvangen investeringstoelagen en de voorzieningen voor risico's en kosten.
  Het verschil tussen het actief en de schulden bepaalt het nettovermogen van de gemeenten. Dit wordt elk jaar aangepast aan de inbreng van het saldo van de resultatenrekening van het afgesloten dienstjaar.
  § 5. Alle balanswaarden worden aangegeven (in euro). <KB 2000-07-20/70, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.18. <Zie nota onder TITEL> De resultatenrekening omvat de vergelijkende boeking van en het verschil tussen de opbrengsten en de kosten van de gemeente tijdens een dienstjaar.
  De opbrengsten en de kosten zijn van drieërlei aard :
  1° De courante opbrengsten en kosten. Zij bestaan uit de vastgestelde rechten en de uitgaven aangerekend op de begrotingsposten van de gewone dienst.
  2° De opbrengsten en kosten die voortvloeien uit de normale schommelingen van de balanswaarden of de rechtzettingen van de opbrengsten en de kosten. Zij komen met name voort uit :
  a) de toevoegingen aan afschrijvingen en aan de voorzieningen voor risico's en kosten;
  b) de wijzigingen in de voorraad;
  c) de verrichtingen in verband met de boekhoudkundige rechtzetting van de aanrekening van periodieke terugbetalingen van leningen;
  d) de overboekingen tussen de budgettaire diensten;
  e) de inbreng van werk uitgevoerd in eigen beheer in de vaste activa.
  3° De uitzonderlijke opbrengsten en kosten en reserves :
  a) dergelijke opbrengsten komen met name voort uit :
  - de in artikel 21 bedoelde herwaarderingen van de waarde van de goederen van de vaste activa;
  - de meerwaarden gerealiseerd bij de overdracht van goederen uit de vaste activa;
  - de ontvangen uitzonderlijke schadevergoedingen voor de goederen van het patrimonium;
  - de onttrekkingen aan de reserves;
  - enige andere uitzonderlijke inbreng van de gewone of de buitengewone dienst;
  b) dergelijke kosten vinden met name hun oorsprong in :
  - de in artikel 21 bedoelde herwaarderingen van de waarde van de goederen van de vaste activa;
  - de uitzonderlijke meerwaarde geboekt op de openbare leningen die de gemeente heeft uitgegeven;
  - het oninbaar of oninvoerbaar verklaren van gemeentelijke heffingen, vorderingen, kredieten en toegekende leningen, zoals bedoeld in artikel 55;
  - de minderwaarden gerealiseerd bij de overdracht of bij verlies van goederen van de vaste activa;
  - de uitzonderlijke schadeloosstellingen van derden door de gemeente;
  - de toevoegingen aan de waardeverminderingen;
  - de toevoegingen aan het gewoon of buitengwoon reservefonds.
  In de resultatenrekening worden de volgende resultaten opgenomen :
  a) batig of nadeling bedrijfssaldo : het resultaat dat blijkt uit de algemene boekhouding en wordt bepaald door het vergelijken van in 1° en 2° bedoelde kosten en opbrengsten;
  b) uitzonderlijk batig of nadelig saldo : het resultaat dat blijkt uit de algemene boekhouding en wordt bepaald door het vergelijken van de in 3° bedoelde kosten en opbrengsten;
  c) batig of nadelig saldo van het dienstjaar : het bedrijfsresultaat vermeerderd met het uitzonderlijk resultaat.

Art.19.<Zie nota onder TITEL> Het gemeentebestuur houdt de gedetailleerde, volledige en gewaardeerde inventaris bij van al zijn goederen, bezittingen, rechten en vorderingen evenals van zijn investeringstoelagen en zijn schuld.
  De inventaris vermeldt bovendien de verplichtingen die voornoemde waarden bezwaren, evenals de avals en toegestane waarborgen.
  De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt de nomenclatuur van de inventaris, evenals de regels voor de waardebepaling.
  De gemeenteontvanger registreert in de balansrekening de waarden die in de inventaris opgenomen worden en hun wijzigingen.
  Te dien einde ontvangt hij van het college van burgemeester en schepenen een eensluidend verklaard afschrift van alle akten, documenten en stukken betreffende deze waarden.

  Art. 19. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)
  Het gemeentebestuur houdt de gedetailleerde, volledige en gewaardeerde inventaris bij van al zijn goederen, bezittingen, rechten en vorderingen evenals van zijn investeringstoelagen en zijn schuld.
  De inventaris vermeldt bovendien de verplichtingen die voornoemde waarden bezwaren, evenals de avals en toegestane waarborgen.
  De (Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Plaatselijke Besturen) bepaalt de nomenclatuur van de inventaris, evenals de regels voor de waardebepaling. <BESL 2005-10-20/44, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  De gemeenteontvanger registreert in de balansrekening de waarden die in de inventaris opgenomen worden en hun wijzigingen.
  Te dien einde ontvangt hij van het college van burgemeester en schepenen een eensluidend verklaard afschrift van alle akten, documenten en stukken betreffende deze waarden [1 , desgevallend per elektronische zending.]1
  ----------
  (1)<BESL 2014-04-03/40, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 31-05-2014>

Art.20. <Zie nota onder TITEL> In de boekhouding wordt een onderscheid gemaakt tussen de waarde van de grond en die van de onroerende goederendie zich daarop bevinden.

Art.21. <Zie nota onder TITEL> § 1. De goederen van het onroerend patrimonium worden jaarlijks geherwaardeerd, met uitzondering van het hout op stam.
  De herwaardering geschiedt volgens de aard van het goed rekening houdende met :
  - ofwel de index van de prijzen van de bouwsector;
  - ofwel de opbrengst, voor de gemeente, van de opcentiemen op de onroerende voorheffing.
  De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt welk van de twee criteria in elk geval moet worden toegepast.
  Alleen het terrein van het wegennet wordt jaarlijks geherwaardeerd.
  § 2. Indien er zich aanzienlijke en niet-incidentele marktschommelingen voordoen, kan de Koning een uitzondelijke herwaardering van de goederen van het onrend patrimonium opleggen, op voorwaarde dat men met geen van de in paragraaf 1 bedoelde criteria kan volstaan om die schommelingen in te calculeren.

  Art. 21. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)
  <Zie nota onder TITEL> § 1. De goederen van het onroerend patrimonium worden jaarlijks geherwaardeerd, met uitzondering van het hout op stam.
  De herwaardering geschiedt volgens de aard van het goed rekening houdende met :
  - ofwel de index van de prijzen van de bouwsector;
  - ofwel de opbrengst, voor de gemeente, van de opcentiemen op de onroerende voorheffing.
  De (Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Plaatselijke Besturen) bepaalt welk van de twee criteria in elk geval moet worden toegepast. <BESL 2005-10-20/44, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  Alleen het terrein van het wegennet wordt jaarlijks geherwaardeerd.
  § 2. Indien er zich aanzienlijke en niet-incidentele marktschommelingen voordoen, kan de (Brusselse Hoofdstedelijke Regering) een uitzondelijke herwaardering van de goederen van het onroerend patrimonium opleggen, op voorwaarde dat men met geen van de in paragraaf 1 bedoelde criteria kan volstaan om die schommelingen in te calculeren.<BESL 2005-10-20/44, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

Art.22. <Zie nota onder TITEL> De afschrijving is jaarlijks en lineair.
  De goederen worden afgeschreven overeenkomstig de bijlage van huidig besluit.
  De investeringstoelagen worden op dezelfde wijze verrekend als de afschrijvingen van het goed waarvoor de toelage werd verleend.

Art.23. <Zie nota onder TITEL> De gemeente kan voorzien in een beheer van voorraad overeenkomstig de regels vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken.

  Art. 23. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)
  <Zie nota onder TITEL> De gemeente kan voorzien in een beheer van voorraad overeenkomstig de regels vastgesteld door de (Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Plaatselijke Besturen). <BESL 2005-10-20/44, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

Art.24. <Zie nota onder TITEL> Wanneer kosten en opbrengsten betrekking hebben op een volgend dienstjaar, worden zij aangerekend op een overlopende rekening die geen invloed heeft op het resultaat van het dienstjaar.

HOOFDSTUK II. - Leningen.
Art.25. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) Op beslissing van de gemeenteraad kan de gemeente leningen aangaan om het bedrag van de buitengewone uitgaven te dekken.
  De termijn voor terugbetaling van de leningen mag niet langer lopen dan de termijn voor het afschrijven van de goederen waarvoor die leningen zijn aangegaan.
  In het leningenbestand worden de terugbetalingstranches en de verschuldigde intresten per jaar en per lening vermeld volgens de vigerende rentevoet.

  Art. 25. (Vlaams Gewest)
  (lid 1 opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  De termijn voor terugbetaling van de leningen mag niet langer lopen dan de termijn voor het afschrijven van de goederen waarvoor die leningen zijn aangegaan.
  In het leningenbestand worden de terugbetalingstranches en de verschuldigde intresten per jaar en per lening vermeld volgens de vigerende rentevoet.

Art.26. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) Op beslissing van de gemeenteraad kan de gemeente kredietopnemingen aangaan door verdiscontering van toelagen of andere in de begroting opgenomen ontvangsten.

  Art. 26. (Vlaams Gewest)
  (opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.27.(NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) De ongebruikte saldi van de leningen worden bij beslissing van de gemeenteraad bestemd voor :
  1° de vervroegde terugbetaling van de lening;
  2° of de betaling van buitengewone uitgaven die niet gedekt zijn door daartoe overeenkomstig artikel 25, eerste lid, aangewezen ontvangsten.
  Wanneer het saldo minder dan 1 percent van het aanvankelijk bedrag van de lening, en ten hoogste 30 000 frank bedraagt, levert het rechtstreeks de middelen voor de buitengewone dienst.

  Art. 27. (Vlaams Gewest)
   (opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

  Art. 27. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)
  De ongebruikte saldi van de leningen worden bij beslissing van de gemeenteraad bestemd voor :
  1° de vervroegde terugbetaling van de lening;
  2° of de betaling van buitengewone uitgaven die niet gedekt zijn door daartoe overeenkomstig artikel 25, eerste lid, aangewezen ontvangsten.
  Wanneer het saldo minder dan 1 percent van het aanvankelijk bedrag van de lening, en ten hoogste [1 750 euro]1 bedraagt, levert het rechtstreeks de middelen voor de buitengewone dienst.
  ----------
  (1)<BESL 2014-04-03/40, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 31-05-2014>

Art.28. <Zie nota onder TITEL> Voorafgaand aan het opmaken van de balans wordt de schuld op meer dan één jaar verminderd met de aflossingstranches die binnen het volgend jaar vervallen en worden geboekt op een rekening van de schuld op ten hoogste één jaar.

Art.29. <Zie nota onder TITEL> De leningen, die aanleiding hebben gegeven tot de uitgifte van effecten aan toonder, worden opgenomen in een afzonderlijk bestand waarin :
  a) tegenover het nummer van de uitgegeven effecten wordt vermeld :
  - de datum waarop elk effct terugbetaalbaar werd gesteld;
  - en, in voorkomend geval de datum waarop het effect werd ingekocht met het oog op de vervroegde terugbetaling;
  b) voor iedere vervaldag wordt opgenomen :
  - het aantal en de terugbetalingswaarde van de af te lossen effecten;
  - het aantal en de waarde van de te betalen coupons;
  - het aantal en de waarde van de ten laste van elk dienstjaar, tot aan de verjaring, terugbetaalde effecten en betaalde coupons;
  - het aantal en de waarde van de verjaarde effecten en coupons.

Art.30. <Zie nota onder TITEL> § 1. Behoudens tegenbeding, kunnen de gemeenten de in artikel 29 bedoelde effecten van hun eigen leningen inkopen, evenwel uitsluitend met het oog op de vervroegde aflossing.
  Het bedrag van de met dit doel in de gemeentebegroting in te schrijven kredieten wordt overgebracht naar een fonds tot terugbetaling van de openbare leningen.
  Het gedeelte van de gewone annuïteiten dat overeenstemt met de normale terugbetalingswaarde en met de intresten van de vervroegde terugbetaalde obligaties en effecten, wordt op de vervaldagen naar hetzelfde fonds overgedragen.
  De ingekochte effecten mogen niet opnieuw in omloop worden gebracht.
  § 2. Door het aanbrengen van een onuitwisbare stempel worden onmiddellijk vernietigd :
  1° de ingekochte effecten bij de inkoop;
  2° de terugbetaalde effecten bij de terugbetaling;
  3° de rentecoupons, ingedeeld naar de vervaldag, bij de uitbetaling.
  § 3. Ten minste eenmaal per jaar wordt van de vernietiging van de afgeloste obligaties en effecten alsook van de daarbij behorende rentecoupons een proces-verbaal opgemaakt dat door het college van burgemeester en schepenen wordt goedgekeurd en in het gemeentearchief wordt neergelegd. Afschrift van dit proces-verbaal wordt bij de jaarrekeningen gevoegd ter verantwoording van de gedane aflossingen en betalingen.

HOOFDSTUK III. - Thesaurie en beleggingen.
Art.31. <Zie nota onder TITEL> Het college van burgemeester en schepenen ziet erop toe dat de kasvoorraad van de gemeente voldoende kasmiddelen omvat om te allen tijde de verbintenissen van de gemeente te kunnen nakomen en haar uitgaven te kunnen betalen.
  Te dien einde waakt het er eveneens over dat de beslissingen aangaande het heffen van belastingen en de beslissingen omtrent leningen of kredietopeningen zonder verwijl worden genomen en uitgevoerd.

Art.32. <Zie nota onder TITEL> De beleggingen verricht met speciale fondsen afkomstig van giften en legaten met een bepaalde bestemming, alsmede de inkomsten uit die beleggingen, worden aangerekend op de begrotingsposten die op elk van deze fondsen betrekking hebben.
  Die beleggingen worden zowel in de inventaris als in de boekhouding apart beheerd.

Art.33.<Zie nota onder TITEL> De beleggingen mogen slechts verricht worden in effecten uitgegeven door openbare of privé-instellingen van Belgisch recht, of in deelnemingen bij genoemde instellingen.
  De voorwaarden waaraan de beleggingen bij privé-instellingen worden onderworpen, worden door Ons vastgesteld.
  De door de gemeente verworven effecten aan toonder, waarvoor een grootboek bestaat, worden omgezet in nominatieve inschrijvingen.
  (De niet-converteerbare effecten aan toonder worden in open bewaarneming gegeven of wel bij de Deposito- en consignatiekas, of wel bij een kredietinstelling of een beleggingsonderneming die een vergunning in een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap heeft verkregen.) <KB 1996-08-20/50, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-12-1996>

  Art. 33. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)
  De beleggingen mogen slechts verricht worden in effecten uitgegeven door openbare of privé-instellingen van Belgisch recht, of in deelnemingen bij genoemde instellingen.
  De voorwaarden waaraan de beleggingen bij privé-instellingen worden onderworpen, worden door [1 de regering]1 vastgesteld.
  De door de gemeente verworven effecten aan toonder, waarvoor een grootboek bestaat, worden omgezet in nominatieve inschrijvingen.
  (De niet-converteerbare effecten aan toonder worden in open bewaarneming gegeven of wel bij de Deposito- en consignatiekas, of wel bij een kredietinstelling of een beleggingsonderneming die een vergunning in een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap heeft verkregen.) <KB 1996-08-20/50, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-12-1996>
  ----------
  (1)<BESL 2014-04-03/40, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 31-05-2014>

Art.34. <Zie nota onder TITEL> De netto-waarde van de materiële vaste activa moet, ingeval van realisatie, zo spoedig mogelijk opnieuw worden wedersamengesteld.
  De waarden en effecten van de gemeenten kunnen te gelde worden gemaakt om te vermijden dat leningen moeten worden aangegaan waarvan de lasten de inkomsten uit die waarden en effecten zouden overtreffen.

Art.35. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) De gemeenteontvanger is verantwoordelijk voor de kasvoorraad, met uitzondering van die van de gemeentebedrijven.
  De gelden van de kasvoorraad worden afzonderlijk beheerd in de boekhouding waarin alle verrichtingen worden vermeld.

  Art. 35. (Vlaams Gewest)
  (opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.36. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) § 1. De gemeenteontvanger bewaart in kas slechts het geld dat nodig is om op de nabije vervaldagen de contante betalingen te verrichten.
  § 2. De overige beschikbare kasmiddelen worden gestort op de lopende rekeningen geopend bij het Bestuur der Postcheques of bij de openbare kredietinstellingen, of worden bij die instellingen op minder dan één jaar belegd.
  Indien de gemeente er echter voordeel bij heeft, mag het geld dat bij andere instellingen, dan die bedoeld in het eerste lid, is geleend, daar in deposito blijven op voorwaarde dat het de gemeente voldoende waarborgen biedt in door het college van burgemeester en schepenen aangenomen verhandelbare waarden.
  § 3. Na raadpleging van de gemeenteontvanger regelt het college van burgemeester en schepenen het beheer van de kasvoorraad.

  Art. 36. (Vlaams Gewest)
  § 1. (opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  § 2. De overige beschikbare kasmiddelen worden gestort op de lopende rekeningen geopend bij het Bestuur der Postcheques of bij de openbare kredietinstellingen, of worden bij die instellingen op minder dan één jaar belegd.
  Indien de gemeente er echter voordeel bij heeft, mag het geld dat bij andere instellingen, dan die bedoeld in het eerste lid, is geleend, daar in deposito blijven op voorwaarde dat het de gemeente voldoende waarborgen biedt in door het college van burgemeester en schepenen aangenomen verhandelbare waarden.
  § 3. (opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.37. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) De gemeeteontvanger is aansprakelijk voor het intrestverlies dat zou voortspruiten uit het feit :
  1° dat door zijn schuld gemeentebelastingen en -inkomsten niet tijdig werden ingevorderd;
  2° dat gemeentegelden in kas werden gehouden of op niet renderende rekeningen bleven staan boven de door het college vastgestelde normen;
  3° dat op de lopende rekeningen van de gemeente een negatief saldo is blijven staan wanneer de beschikbare kasmiddelen meer bedragen dan die nodig voor betalingen op nabije vervaldagen.

  Art. 37. (Vlaams Gewest)
  De gemeeteontvanger is aansprakelijk voor het intrestverlies dat zou voortspruiten uit het feit :
  1° dat door zijn schuld gemeentebelastingen en -inkomsten niet tijdig werden ingevorderd;
  2° (opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  3° dat op de lopende rekeningen van de gemeente een negatief saldo is blijven staan wanneer de beschikbare kasmiddelen meer bedragen dan die nodig voor betalingen op nabije vervaldagen.

TITEL IV. - De boekhouding.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art.38. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) Het college van burgemeester en schepenen en de gemeenteontvanger, onder het gezag van dit college, zijn belast met het houden van de gemeenteboekhouding.
  Het college van burgemeester en schepenen stelt de gemeenteontvanger de middelen ter beschikking die noodzakelijk zijn om zijn bevoegdheden uit te oefenen.

  Art. 38. (VLAAMS GEWEST)
  (opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.39.<Zie nota onder TITEL> § 1. Alle door de wet of dit reglement vereiste boeken en bescheiden worden op papier opgemaakt in de voorgeschreven vorm, telkens wanneer ze aanleiding geven tot afsluiting, mededeling, controle, nazicht of archievering.
  Elke boeking wordt gestaafd door bewijsstukken.
  § 2. Op de bewijsstukken worden vermeld :
  1° een volgnummer dat overeenstemt met de boeking ervan;
  2° het dienstjaar;
  3° het begrotingsartikel;
  4° een controlemerk van het invorderingsrecht of van de vastlegging.
  De door derden afgegeven stukken die betrekking hebben op diensten of leveringen ten bate van de gemeente worden bovendien voor ontvangst geviseerd.
  § 3. De boekingen worden dag na dag bijgehouden, van 1 januari tot 31 december.
  Bij elke afsluiting worden de journalen doorlopend genummerd en geparafeerd door de burgemeester of, indien het een gewestelijk ontvanger betreft, door de gouverneur.
  Elke inschrijving draagt een volgnummer. Er wordt geen blanco of interlinie gelaten en er mogen geen doorhalingen, overheenschrijvingen of randaanmerkingen aangebracht worden. Elke correctie wordt aangegeven met een kenteken dat ter wille van de duidelijkheid aan het begin van de regel wordt geplaatst. Elke negatief bedrag wordt voorafgegaan door een kenteken.
  § 4. De verhogingen van de actiefrekeningen en de kostenrekeningen worden op het debet geboekt, en de verminderingen op het credit.
  De verhogingen van de passiefrekeningen en de opbrengstenrekeningen worden op het credit geboekt, en de verminderingen op het debet.
  De linkerzijde van de boeken vermeld de actiefrekeningen en de kostenrekeningen, alsook de debetwaarden. De rechterzijde van de boeken vermeldt de passiefrekeningen en de opbrengstenrekeningen, alsmede de creditwaarden.
  Het debiteren van rekeningen heeft het crediteren van andere rekeningen tot gevolg.
  § 5. Bij de hoofdboeken kunnen hulpboeken worden geopend wanneer de omvang van de verrichtingen dat vereist. Die hulpboeken, die niet genummerd noch geparafeerd behoeven te worden, worden bijgehouden volgens dezelfde regels als de hoofdboeken.
  § 6. Op het einde van elke bladzijde en van elke maand wordt het totaal van alle boeken gemaakt. De boeken worden tenminste eens per maand afgesloten. In voorkomend geval worden de totalen overgedragen naar de volgende bladzijde of naar het volgende boek.
  Bij elke afsluiting maakt de gemeenteontvanger een staat op waaruit de overeenstemming van de boekingen met de kasmiddelen blijkt.
  § 7. Zodra de boeken aan het einde van het dienstjaar afgesloten zijn, wordt hiervan een afschrift overhandigd aan het college van burgemeester en schepenen.
  De boeken en bewijsstuken worden door de gemeenteontvanger bewaard tot de definitieve vaststelling van de rekening.
  Ze worden gedurende dertig jaar in de gemeente bewaard. De jaarrekeningen worden voor onbeperkte duur bewaard.

  Art. 39. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)
  § 1. [1 Alle door de wet of dit reglement vereiste boeken of bescheiden worden, telkens wanneer ze aanleiding geven tot afsluiting, mededeling, controle, nazicht of archivering, opgemaakt in de voorgeschreven vorm, hetzij op papier, hetzij op een elektronische drager.
   Elke boeking wordt gestaafd door bewijsstukken.]1
  § 2. Op de bewijsstukken worden vermeld :
  1° een volgnummer dat overeenstemt met de boeking ervan;
  2° het dienstjaar;
  3° het begrotingsartikel;
  4° een controlemerk van het invorderingsrecht of van de vastlegging.
  De door derden afgegeven stukken die betrekking hebben op diensten of leveringen ten bate van de gemeente worden bovendien voor ontvangst geviseerd.
  (§ 2bis. De elektronische bankuittreksels worden als bewijsstukken toegelaten indien een elektronisch gekwalificeerd certificaat beschikbaar is. In dat geval worden de merktekens bepaald in § 2 van dit artikel overbodig.) <BESL 2008-09-04/37, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 03-10-2008 en een tweede maal gepubliceerd bij BESL 2008-09-04/53, zie B.St. 09-02-2009, p. 8659, met een verschil in de ondertekening bij de titel van Dhr. Ch. PICQUE>
  § 3. De boekingen worden dag na dag bijgehouden, van 1 januari tot 31 december.
  Bij elke afsluiting worden de journalen doorlopend genummerd en geparafeerd door de burgemeester of, indien het een gewestelijk ontvanger betreft, door de gouverneur.
  Elke inschrijving draagt een volgnummer. Er wordt geen blanco of interlinie gelaten en er mogen geen doorhalingen, overheenschrijvingen of randaanmerkingen aangebracht worden. Elke correctie wordt aangegeven met een kenteken dat ter wille van de duidelijkheid aan het begin van de regel wordt geplaatst. Elke negatief bedrag wordt voorafgegaan door een kenteken.
  § 4. De verhogingen van de actiefrekeningen en de kostenrekeningen worden op het debet geboekt, en de verminderingen op het credit.
  De verhogingen van de passiefrekeningen en de opbrengstenrekeningen worden op het credit geboekt, en de verminderingen op het debet.
  De linkerzijde van de boeken vermeld de actiefrekeningen en de kostenrekeningen, alsook de debetwaarden. De rechterzijde van de boeken vermeldt de passiefrekeningen en de opbrengstenrekeningen, alsmede de creditwaarden.
  Het debiteren van rekeningen heeft het crediteren van andere rekeningen tot gevolg.
  § 5. Bij de hoofdboeken kunnen hulpboeken worden geopend wanneer de omvang van de verrichtingen dat vereist. Die hulpboeken, die niet genummerd noch geparafeerd behoeven te worden, worden bijgehouden volgens dezelfde regels als de hoofdboeken.
  § 6. Op het einde van elke bladzijde en van elke maand wordt het totaal van alle boeken gemaakt. De boeken worden tenminste eens per maand afgesloten. In voorkomend geval worden de totalen overgedragen naar de volgende bladzijde of naar het volgende boek.
  Bij elke afsluiting maakt de gemeenteontvanger een staat op waaruit de overeenstemming van de boekingen met de kasmiddelen blijkt.
  § 7. Zodra de boeken aan het einde van het dienstjaar afgesloten zijn, wordt hiervan een afschrift overhandigd aan het college van burgemeester en schepenen.
  De boeken en bewijsstuken worden door de gemeenteontvanger bewaard tot de definitieve vaststelling van de rekening.
  Ze worden gedurende dertig jaar in de gemeente bewaard. De jaarrekeningen worden voor onbeperkte duur bewaard.
  ----------
  (1)<BESL 2014-04-03/40, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 31-05-2014>

Art.40. <Zie nota onder TITEL> De budgettaire boekhouding vermeldt en verantwoordt :
  1° (bij de ontvangsten : de invorderingsrechten, de onverhaalbare posten en de oninvorderbare ontvangsten); <KB 1994-05-24/33, art. 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  2° (bij de uitgaven : de vastleggingen en de aanrekeningen). <KB 1994-05-24/33, art. 1, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  Ze wordt gevoerd volgens de (methode van enkelvoudig boekhouden) door middel van het journaal en het grootboek van de budgettaire boekhouding. Ze geeft na afloop van elk dienstjaar de begrotingsrekening. <KB 1994-05-24/33, art. 1, 3°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>

Art.41. <Zie nota onder TITEL> De algemene boekhouding registreert de veranderingen in de balanswaarden, de kosten en de opbrengsten.
  Ze wordt gevoerd volgens de dubbele methode, door middel van het journaal en het grootboek van de algemene verrichtingen. Zij geeft na afloop van elk dienstjaar de balans en de resultatenrekening.

Art.42. <Zie nota onder TITEL> Aan de algemene rekeningen van de balans worden individuele rekeningen betreffende de gemeentelijke bezittingen, schulden en vorderingen toegevoegd.
  Zij worden gelijktijdig met de balansrekeningen bijgehouden.

Art.43. <Zie nota onder TITEL> Alle bewerkingen van de algemene en de budgettaire boekhouding worden geregistreerd tijdens het dienstjaar waarin zij zich voordoen.
  De op een ander dienstjaar aan te rekenen budgettaire verrichtingen worden aangeduid door de vermelding van dat dienstjaar.

Art.44. <Zie nota onder TITEL> De functionele en economische classificatie en die van de algemene en individuele rekeningen worden door de minister van Binnenlandse Zaken vastgesteld.
  Hij stelt eveneens de minimale rekeningenstelsels die op de classificatie en die rekeningen gebaseerd zijn, alsook de boekhoudkundige documenten die moeten worden bijgehouden, vast.

  Art. 44. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)
  <Zie nota onder TITEL> De functionele en economische classificatie en die van de algemene en individuele rekeningen worden door de (Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Plaatselijke Besturen) vastgesteld. <BESL 2005-10-20/44, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  Hij stelt eveneens de minimale rekeningenstelsels die op de classificatie en die rekeningen gebaseerd zijn, alsook de boekhoudkundige documenten die moeten worden bijgehouden, vast.

HOOFDSTUK II. - De ontvangsten en de opbrengsten.
Afdeling 1. - De invorderingsrechten en de opbrengsten.
Art.45. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) § 1. Alleen het college van burgemeester en schepenen stelt het invorderingsrecht vast.
  § 2. Wanneer het recht niet door de wet of door een bewijskrachtig document wordt aangetoond, maakt het college van burgemeester en schepenen een invorderingsstaat op die het samen met alle bewijsstukken van het recht en van de vaststelling ervan aan de gemeenteontvanger bezorgt.
  Op de invorderingsstaat wordt de naam en het adres van de schuldenaar, de aard en het bedrag van de vordering, alsook het dienstjaar en het begrotingsartikel vermeld.
  Er kan een collectieve invorderingsstaat worden opgemaakt wanneer de boekhoudkundige verantwoording en aanrekening voor verscheidene vorderingen gemeenschappelijk zijn.
  § 3. Op de bewijsstukken worden het dienstjaar en het begrotingsartikel, waarop de ontvangsten worden aangerekend vermeld.

  Art. 45. (Vlaams Gewest)
  § 1. (opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  § 2. Wanneer het recht niet door de wet of door een bewijskrachtig document wordt aangetoond, maakt het college van burgemeester en schepenen een invorderingsstaat op die het samen met alle bewijsstukken van het recht en van de vaststelling ervan aan de gemeenteontvanger bezorgt.
  Op de invorderingsstaat wordt de naam en het adres van de schuldenaar, de aard en het bedrag van de vordering, alsook het dienstjaar en het begrotingsartikel vermeld.
  Er kan een collectieve invorderingsstaat worden opgemaakt wanneer de boekhoudkundige verantwoording en aanrekening voor verscheidene vorderingen gemeenschappelijk zijn.
  § 3. Op de bewijsstukken worden het dienstjaar en het begrotingsartikel, waarop de ontvangsten worden aangerekend vermeld.

Art.46. <Zie nota onder TITEL> § 1. Elk invorderingsrecht wordt onmiddellijk geboekt.
  § 2. In de volgende gevallen wordt het invorderingsrecht vastgesteld :
  1° zodra de gemeenteontvanger de uitvoerbare belastingkohieren ontvangt;
  2° wanneer andere personeelsleden van de gemeente de bedragen die contant geïnd zijn voor rekening van de gemeente, aan (de gemeenteontvanger) storten; <KB 1994-05-24/33, art. 2, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  3° (op het ogenblik dat de gemeenteraad de voorwaarden aanvaardt die de kredietinstelling voor het leningscontract heeft gesteld); <KB 1994-05-24/33, art. 2, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  4° zodra de voorschotten op de nettowinsten van de gemeentebedrijven worden gestort en, voor het saldo toegekend aan de gemeente, zodra (de bedrijfsrekeningen door de gemeenteraad goedgekeurd zijn); <KB 1994-05-24/33, art. 2, 3°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  5° (bij de kennisgeving van de dividenden en winstaandelen en van het aandeel van de gemeente in het Gemeentefonds); <KB 1994-05-24/33, art. 2, 4°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  6° (op de vervaldag van de intresten); <KB 1994-05-24/33, art. 2, 5°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  (7° bij het afsluiten van de jaarrekening voor de inkomsten van de gemeente geïnd door de bemiddeling van de ontvangers der directe belastingen, voor de bedragen die ten bate van het af te sluiten dienstjaar aan de gemeente toegekend en nog te innen zijn, met uitsluiting dus van de rechten waarvan de invordering nog hangende is.) <KB 1994-05-24/33, art. 2, 6°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  § 3. Bij de ontvangst waarvan het invorderingsrecht of de verantwoording niet voorafgaandelijk vastgesteld zijn, legt de gemeenteontvanger aan het college van burgemeester en schepenen een invorderingsstaat in tweevoud voor. Hiervan bezorgt het college hem een voor akkoord ondertekend exemplaar terug.

Art.47. <Zie nota onder TITEL> De algemene rekeningen worden tegelijkertijd met de vaststelling van de rechten in de budgettaire boekhouding bijgehouden.

Art.48. <Zie nota onder TITEL> De leveringen, werkzaamheden of diensten die de gemeente voor rekening van derden heeft verricht, geven aanleiding tot het opmaken van facturen, schuldvorderingen of invorderingsstaten in tweevoud. Op de facturen en de schuldvorderingen worden alle inlichtingen vermeldt die op elke invorderingsstaat moeten staan.
  Er is echter geen factuur of schuldvordering vereist voor rechten die ter plaatse en contant betaalbaar zijn tegen kwijting of enig ander bewijsstuk.

Art.49. <Zie nota onder TITEL> De rechten kunnen voorlopig worden vastgesteld in de budgettaire boekhouding alhoewel ze nog geen invorderingsrechten uitmaken.
  Deze worden door invorderingsrechten vervangen op het ogenblik van de vaststelling.
  De voorlopige invorderingsrechten worden in elk geval geschrapt bij de afsluiting van het dienstjaar.

Art.50. <Zie nota onder TITEL> Het grootboek van de budgettaire boekhouding vermeldt (voor) elk begrotingsartikel van de ontvangsten : <KB 1994-05-24/33, art. 3, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  1° (de omschrijving en het bedrag van het begrotingskrediet); <KB 1994-05-24/33, art. 3, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  2° (de datum en het nummer van het basisdocument dat het bewijs levert van het invorderingsrecht, de onverhaalbare post of de oninvorderbare ontvangst en, in voorkomend geval, het nummer van de individuele rekening;) <KB 1994-05-24/33, art. 3, 3°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  3° het bedrag van de invorderingsrechten, onverhaalbare posten en oninvorderbare ontvangsten die dag na dag genummerd zijn, waarbij ze worden onderscheiden van de voorlopig vastgestelde rechten;
  4° het verschil tussen het begrotingskrediet en het totaal van de invorderingsrechten verminderd met de oninvorderbare ontvangsten en de onverhaalbare posten;
  5° (...) <KB 1994-05-24/33, art. 3, 4°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>

Art.51. <Zie nota onder TITEL> De gemeenteontvanger houdt de individuele rekeningen bij van de schuldenaren die benevens hun identiteit, volgende inlichtingen bevatten :
  1° de datum, het bedrag en het nummer van het vastgesteld recht;
  2° de datum, het bedrag en de refertes van de inningen;
  3° onwaarden en de oninvorderbare rechten.
  De rechten vastgesteld bij middel van kohieren of collectieve invorderingstaten mogen ingeschreven worden in een globale rekening per belasting of retributie en per dienstjaar.

Afdeling 2. - De ontvangsten.
Art.52. <Zie nota onder TITEL> Zodra de gemeenteontvanger in het bezit is van de documenten die de rechten van de gemeente vaststellen, controleert hij de regelmatigheid van deze documenten en van hun bewijsstukken evenals hun aanrekening in de budgettaire en algemene boekhouding.

Art.53. <Zie nota onder TITEL> De gemeenteontvanger geeft geregeld aan het college van burgemeester en schepenen schriftelijk kennis van de tegen schuldenaars ingestelde vervolgingen (inzake belastingen). <KB 1994-05-24/33, art. 4, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  Als een schuldenaar niet betaald binnen de toegestane termijnen en als er geen titel tot dadelijke uitwinning is, brengt de gemeenteontvanger het college van burgemeester en schepenen daarvan schriftelijk op de hoogte met het oog op de eventuele toepassing van artikel 270 van de nieuwe gemeentewet.
  (Bij beslissing van het college van burgemeester en schepenen, genomen op basis van een verslag van de gemeenteontvanger, worden de vorderingen van de gemeente, waarvan de invorderbaarheid twijfelachtig is, in de algemene beoekhouding overgeboekt naar een rekening " dubieuze debiteuren ".) <KB 1994-05-24/33, art. 4, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>

Art.54. <Zie nota onder TITEL> § 1. De gemeenteontvanger boekt de geïnde invorderingsrechten.
  Hij boekt tevens de onrechtmatig geïnde bedragen.
  § 2. Wanneer de bedragen in gereed geld worden betaald, geeft de gemeenteontvanger een kwijting of enig ander bewijs van betaling.

Art.55. <Zie nota onder TITEL> § 1. De gemeenteontvanger boekt als onverhaalbare post de ontheffingen en verminderingen die behoorlijk zijn toegestaan door het college van burgemeester en schepenen, dat hem kennis geeft van de toestemmingen.
  § 2. De gemeenteontvanger boekt als oninvorderbare ontvangsten :
  1° de bedragen te betalen door schuldenaren wier insolventie bewezen is door onverschillig welke bewijsstukken;
  2° de vastgestelde rechten die wegens materiële vergissingen vervallen.
  De belastingen, geheven ten laste van insolvente belastingplichtigen, mogen eerst als oninvorderbare ontvangsten worden geboekt op de datum waarop het kohier verjaart.

HOOFDSTUK III. - De uitgaven en de kosten.
Afdeling 1. - Voorafgaande bepaling.
Art. 55bis. (Vlaams Gewest)   [1 In een gemeente waarvan het inwonersaantal 20 000 inwoners of minder bedraagt, kunnen de verrichtingen waarvan het bedrag niet hoger is dan 7.500 euro, belasting over de toegevoegde waarde niet inbegrepen, door de gemeenteraad uitgesloten worden van de visumverplichting.   In een gemeente waarvan het inwonersaantal meer dan 20 000 inwoners maar niet meer dan 35 000 inwoners bedraagt, kunnen de verrichtingen waarvan het bedrag niet hoger is dan 25.000 euro, belasting over de toegevoegde waarde niet inbegrepen, door de gemeenteraad uitgesloten worden van de visumverplichting.   In een gemeente waarvan het inwonersaantal meer dan 35 000 inwoners bedraagt, kunnen de verrichtingen waarvan het bedrag niet hoger is dan 67.000 euro, belasting over de toegevoegde waarde niet inbegrepen, door de gemeenteraad uitgesloten worden van de visumverplichting.   In afwijking van het eerste tot en met het derde lid, kunnen de aanstellingen waarvan de duur niet meer bedraagt dan één jaar, door de gemeenteraad uitgesloten worden van de visumverplichting. Contracten van onbepaalde duur worden voor de toepassing van deze bepaling gelijkgesteld met een aanstelling van meer dan één jaar. Bij opeenvolgende contracten voor dezelfde functie moet de totale duur worden aangenomen voor de toepassing van deze bepaling.   In afwijking van het eerste tot en met het derde lid kunnen investeringssubsidies door de gemeenteraad niet worden uitgesloten van de visumverplichting.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2009-04-03/12, art. 10, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2009>

Art.56. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) Behoudens de bij de wet of onderhavig reglement bepaalde uitzondering, kan geen uitgave aangezuiverd worden dan na de definitieve vastlegging, de aanrekening op een begrotingsrekening, de registratie in de algemene rekeningen betreffnde de inkomende facturen, de aanrekening op de algemene en individuele rekeningen, de betaalbaarstelling door het college van burgemeester en schepenen en het opmaken van een bevelschrift tot betaling overeenkomstig artikel 250 van de nieuwe gemeentewet.

  Art. 56. (Vlaams Gewest)
  Behoudens de bij de wet of onderhavig reglement bepaalde uitzondering, kan geen uitgave aangezuiverd worden dan na de definitieve vastlegging, de aanrekening op een begrotingsrekening, de registratie in de algemene rekeningen betreffende de inkomende facturen, de aanrekening op de algemene en individuele rekeningen (...). <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Afdeling 2. - De vastlegging en de aanrekening van de uitgaven en de kosten.
Art.57. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) Alleen het college van burgemeester en schepenen is bevoegd om tot vastleggingen over te gaan.
  De vastlegging is het gevolg van een verplichting voortvloeiend uit de wet, een overeenkomst of een eenzijdige beslissing van de gemeenteoverheid.
  Door de vastlegging wordt het volledige of het gedeeltelijke begrotingskrediet uitsluitend voor een welbepaalde bestemming voorbehouden.
  Een vastlegging omvat :
  1° de naam van de schuldeiser of rechthebbende;
  2° het vermoedelijk bedrag;
  3° het dienstjaar en het budgettair artikel.

  Art. 57. (Vlaams Gewest)
  (lid 1 opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  De vastlegging is het gevolg van een verplichting voortvloeiend uit de wet, een overeenkomst of een eenzijdige beslissing van de gemeenteoverheid.
  Door de vastlegging wordt het volledige of het gedeeltelijke begrotingskrediet uitsluitend voor een welbepaalde bestemming voorbehouden.
  Een vastlegging omvat :
  1° de naam van de schuldeiser of rechthebbende;
  2° het vermoedelijk bedrag;
  3° het dienstjaar en het budgettair artikel.

Art.57_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    [1 § 1. Het college van burgemeester en schepenen gaat over tot de vastleggingen.   In afwijking van het eerste lid gaat de gemeentesecretaris of de bij naam aangewezen ambtenaar over tot de vastleggingen in de volgende gevallen :   1° voor de opdrachten van beperkte waarde bedoeld in artikel 92 van de wet inzake overheidsopdrachten van 17 juni 2016, wanneer de gemeenteraad gebruikgemaakt heeft van de delegering waarin artikel 234, § 4 of 5, van de nieuwe gemeentewet voorziet en binnen de grenzen van de verstrekte delegering;   2° voor opdrachten tegen prijslijst van het type bestelopdrachten of voorraadopdrachten, wanneer de gemeenteraad gebruikgemaakt heeft van de delegering waarin artikel 236, § 4, van de nieuwe gemeentewet voorziet en binnen de grenzen van de verstrekte delegering;   In afwijking van het eerste lid gaan de burgemeester (of zijn/haar vervanger) en de gemeentesecretaris (of zijn/haar vervanger) over tot de noodzakelijke vastleggingen in toepassing van artikel 236, § 5, van de nieuwe gemeentewet.   § 2. De vastlegging is het gevolg van een verplichting voortvloeiend uit de wet, een overeenkomst of een eenzijdige beslissing van de gemeenteoverheid of, in voorkomend geval, van een of meerdere personen aangewezen in § 1.   § 3. Door de vastlegging wordt het volledige of het gedeeltelijke begrotingskrediet aan een welbepaalde bestemming voorbehouden, met uitsluiting van alle andere.   De vastlegging vermeldt :   1° de naam van de schuldeiser of rechthebbende;   2° het vermoedelijke bedrag;   3° het begrotingsjaar en begrotingsartikel.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-06-14/07, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 25-06-2018>


Art.58. <Zie nota onder TITEL> De ambtshalve opnemingen en de afnemingen bedoeld in artikel 71 worden aangerekend op het dienstjaar waarin ze worden gedaan.

Art.59. <Zie nota onder TITEL> Een uitgave kan voorlopig vastgesteld worden indien het college van burgemeester en schepenen besluit een begrotingskrediet geheel of gedeeltelijk te bestemmen voor de uitvoering van een voorzienbare verbintenis van de gemeente.
  Deze vastlegging wordt opgenomen in de begrotingsartikelen; ze wordt geheel of gedeeltelijk vervangen door een definitieve vastlegging en, vervalt in elk geval bij de afsluiting van he dienstjaar.

  Art. 59. (Vlaams Gewest)
  (opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.60. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) Wanneer de betalingen door een factuur kunnen gestaafd worden, plaatst de betrokken dienst elke bestelling door middel van een bestelbon die voor de verzending door het college van burgemeester en schepenen geviseerd wordt.
  De factuur, die de schuldeiser, in tweevoud aan het college van burgemeester en schepenen richt, dient vergezeld te zijn van de bestelbon.

  Art. 60. (Vlaams Gewest)
  Wanneer de betalingen door een factuur kunnen gestaafd worden, plaatst de betrokken dienst elke bestelling door middel van een bestelbon (...). <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  De factuur, die de schuldeiser, in tweevoud aan het college van burgemeester en schepenen richt, dient vergezeld te zijn van de bestelbon.

Art.60_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    [1 § 1. Elke bestelling moet geplaatst worden met een bestelbon die vooraleer hij wordt opgestuurd geviseerd wordt door het college van burgemeester en schepenen.   De bestelbonnen kunnen voor dit visum aan het college voorgelegd worden op basis van een overzichtslijst die voor elke bestelbon minstens het volgende vermeldt :   1° het nummer van de bestelbon;   2° het nummer van de vastlegging op de begroting;   3° de informatie waarin het tweede lid van paragraaf 3 van artikel 57 voorziet.   § 2. In afwijking van § 1 beschikt/beschikken de persoon/personen aangewezen in het tweede en derde lid van § 1 van artikel 57, in de gevallen bedoeld in het tweede en derde lid van § 1 van artikel 57, over de mogelijkheid de bestelbon uit te schrijven en te zenden, binnen de grenzen van de raming voor de opdracht en de beschikbare begrotingskredieten. De gemeenten zijn verbonden door de bestelbonnen die in die omstandigheden zijn uitgeschreven. Het college van burgemeester en schepenen wordt ervan op de hoogte gebracht tijdens zijn eerstvolgende vergadering.   De bestelbonnen kunnen ter informatie voorgelegd worden aan het college of de raad, naargelang het geval, op basis van een overzichtslijst die voor elke bestelbon minimaal de informatie vermeldt die terug te vinden is in § 1, tweede lid, alsook de identificatie van de auteur(s) van de vastlegging op de begroting.   § 3. De schuldeiser van de gemeente verstrekt een factuur, samen met de bestelbon, en richt die aan het college van burgemeester en schepenen of aan de dienst die daartoe wordt aangewezen op de bestelbon.   De schuldeiser mag gebruikmaken van de elektronische factuur in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2014/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake elektronische facturering bij overheidsopdrachten als de wet dit oplegt of als de aanbestedende overheid het toestaat, en volgens de nadere regels die ze daartoe vastlegt.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-06-14/07, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 25-06-2018>


Art.61.<Zie nota onder TITEL> De vastleggingen van die uitgaven worden in het grootboek van de budgettaire boekhouding ingeschreven zodra ze worden gedaan overeenkomstig artikel 57.
  De ambtshalve opnemingen en de afnemingen bedoeld in artikel 71 worden ingeschreven op de datum van ontvangst van de rekeninguittreksels die er betrekking op hebben.
  De dotaties aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn bedoeld in artikel 255, 16°, van de nieuwe gemeentewet, worden ingeschreven op de datum van de kenniseving van de definitieve vaststelling van de gemeentebegroting.

  Art. 61. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)
  De vastleggingen van die uitgaven worden in het grootboek van de budgettaire boekhouding ingeschreven zodra ze worden gedaan overeenkomstig artikel 57.
  De ambtshalve opnemingen en de afnemingen bedoeld in artikel 71 worden ingeschreven op de datum van ontvangst van de rekeninguittreksels die er betrekking op hebben.
  De dotaties aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn bedoeld in artikel 255, 16°, van de nieuwe gemeentewet, worden ingeschreven op de datum van de kenniseving van de definitieve vaststelling van de gemeentebegroting.

Art.62. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) Het budgettair grootboek vermeldt voor (elk begrotingsartikel) van de uitgaven : <KB 1994-05-24/33, art. 62, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  1° (de omschrijving en het bedrag van het begrotingskrediet); <KB 1994-05-24/33, art. 5, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  2° de datum en het nummer van het basisdocument en, (in voorkomend geval), het nummer van de individuele rekening; <KB 1994-05-24/33, art. 5, 3°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  3° het bedrag van de dag na dag genummerde vastleggingen, op elk begrotingskrediet (waarbij) een onderscheid wordt gemaakt tussen de voorlopige vastleggingen en de definitieve vastleggingen; <KB 1994-05-24/33, art. 5, 4°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  4° het aangerekend bedrag op elke vastlegging;
  5° het saldo van het begrotingskrediet;
  6° (...) <KB 1994-05-24/33, art. 5, 5°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>

  Art. 62. (Vlaams Gewest)
  Het budgettair grootboek vermeldt voor (elk begrotingsartikel) van de uitgaven : <KB 1994-05-24/33, art. 62, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  1° (de omschrijving en het bedrag van het begrotingskrediet); <KB 1994-05-24/33, art. 5, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  2° de datum en het nummer van het basisdocument en, (in voorkomend geval), het nummer van de individuele rekening; <KB 1994-05-24/33, art. 5, 3°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>
  3° het bedrag van de dag na dag genummerde vastleggingen, op elk begrotingskrediet (...) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  4° het aangerekend bedrag op elke vastlegging;
  5° het saldo van het begrotingskrediet;
  6° (...) <KB 1994-05-24/33, art. 5, 5°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>

Art.63. <Zie nota onder TITEL> Het college van burgemeester en schepenen boekt onmiddellijk de facturen of de documenten die deze vervangen tijdelijk in de desbetreffende algemen rekeningen. Die boeking geschiedt zodanig dat de vervaldatum altijd gemakkelijk kan worden nagekeken.
  De facturen worden voor ontvangst getekend door het personeelslid dat met de controle op de leveringen of de gepresteerde diensten belast is.

Art.64. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) De facturen en andere uitgavedocumenten worden aan de gemeenteontvanger overgemaakt samen met alle stukken tot staving van de regelmatigheid van de uitgaven die hiermee gepaard gaan.
  Na onderzoek van deze documenten, gaat de gemeenteontvanger over tot de aanrekening op de budgettaire en algemene rekeningen, of zendt hij ze aan het college terug indien hij niet akkoord gaat.
  Door de aanrekening in de algemene rekeningen worden de kosten en de balanswijzigingen, die daaraan verbonden zijn, geregistreerd en de inschrijving bedoeld bij artikel 63 tegengeboekt.
  Door de aanrekening wordt het werkelijk verschuldigd bedrag, ingevolge de vastlegging, op de begrotingsrekeningen geboekt en indien nodig de vastlegging aangepast.

  Art. 64. (Vlaams Gewest)
  (lid 1 opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (lid 2 opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  Door de aanrekening in de algemene rekeningen worden de kosten en de balanswijzigingen, die daaraan verbonden zijn, geregistreerd en de inschrijving bedoeld bij artikel 63 tegengeboekt.
  Door de aanrekening wordt het werkelijk verschuldigd bedrag, ingevolge de vastlegging, op de begrotingsrekeningen geboekt en indien nodig de vastlegging aangepast.

Afdeling 3. - Het opmaken van bevelschriften tot betaling.
Art.65. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) § 1. Op de bevelschriften tot betaling worden vermeld :
  1° de datum van uitgifte;
  2° het lopende dienstjaar;
  3° het begrotingsartikel;
  4° het oorspronkelijk dienstjaar;
  5° de aard van de uitgave;
  6° het nummer van de vastlegging;
  7° de rechthebbenden;
  8° het te betalen bedrag.
  In voorkomend geval kan op het bevelschrift tot betaling ook de wijze van betaling worden vermeld.
  De bevelschriften die in gereed geld of bij postassignatie moeten worden betaald aan instellingen zonder rechtspersoonlijkheid maken melding van de naam, de voornaam en de hoedanigheid van twee personen belast met het innen van het geld.
  Bij collectieve bevelschriften tot betaling wordt tot staving ook een staat met een opsomming van de uitgaven gevoegd.
  § 2. Alle verantwoordingsstukken worden bij het bevelschrift tot betaling gevoegd en blijven erbij.
  De verantwoordingsstukken betreffende verscheidene opeenvolgende bevelschriften worden bij het eerste gevoegd.
  § 3. Wijzigingen van de vermeldingen op een bevelschrift tot betaling moeten worden ondertekend door de personen bedoeld in artikel 250 van de nieuwe gemeentewet.

  Art. 65. (Vlaams Gewest)
  (opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.66. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) Er behoeft geen bevelschrift tot betaling te worden opgemaakt :
  - bij betaling van een ontvangst, gedaan ten voordele van een derde;
  - bij terugbetaling aan een derde van een bedrag dat hij ten onrechte heeft betaald;
  - wanneer voor de uitgave een amtshalve opneming of een afneming bedoeld in artikel 71 wordt gedaan.

  Art. 66. (Vlaams Gewest)
  (opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.67. <Zie nota onder TITEL> De gemeenteontvanger registreert in de boekhouding de betalingen in uitvoering.

Afdeling 4. - De betaling van de uitgaven.
Art.68. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) De gemeenteontvanger stuurt elk niet regelmatig bevelschrift aan het college van burgemeester en schepenen terug, met vermelding van de redenen waarop de weigering tot betalen steunt.

  Art. 68. (Vlaams Gewest)
  (opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.69. <Zie nota onder TITEL> § 1. Het nummer van de financiële rekening van de schuldeisers van de gemeente moet vermeld worden op de contracten, facturen, schuldvorderingen en andere documenten betreffende de voor leveringen, werken of om het even welke prestaties, uit te keren bedragen.
  § 2. Iedere schuldeiser kan vragen dat het bedrag van zijn schuldvordering gestort wordt op een financiële rekening waarvan hij geen titularis is. Deze aanvraag kan door een brief geschieden of door de vermelding op de factuur of de schuldvordering van de te crediteren rekening gevolgd door de naam van de titularis. Deze gegevens worden op het betalingsbevel overgenomen.
  Bestaat er twijfel omtrent de authenticiteit van de handtekening op de documenten waardoor de schuldeiser vraagt het hem verschuldigde bedrag op een rekening te storten waarvan hij geen titularis is, dan kan de wettiging van die handtekening worden gevergd.

Art.70. <Zie nota onder TITEL> § 1. De bevelschriften betreffende de betaling van interest of de aflossing van leningsbewijzen aan toonder worden, bij elke vervaldag, opgesteld ten voordele van de financiële instelling die met deze opdracht belast is.
  Het bedrag ervan wordt gestort op een door deze instelling, op naam van de gemeente geopende rekening. Aan de gemeente wordt periodiek verantwoording over de op die rekening verrichte betalingen gedaan.
  In geval van verjaring worden de onbenutte geldsommen aan de gemeente terugbetaald.
  § 2. Indien de gemeente zelf die dienst verzekert, worden de sommen die moeten dienen voor de betaling van intrest en de aflossing van leningsbewijzen aan toonder, op elke vervaldag bij een bevelschrift tot betaling overgebracht naar het fonds tot delging van de schuld.
  Het fonds wordt gedebiteerd met het bedrag van de betaalde coupons en van de afgeloste effecten op het ogenblik van de betaling ervan.

Art.71.<Zie nota onder TITEL> (Federaal) De kosten voor het beheer van de financiële rekeningen worden rechtstreeks van de rekening van de gemeente afgenomen.

Art. 71. (Vlaams Gewest)   [1 § 1. De personen, vermeld in artikel 163, § 3, van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, zijn de kredietinstellingen en de financiële instellingen die erkend zijn overeenkomstig de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.   De opeisbare schulden die aangegaan zijn door de gemeente bij die personen kunnen in mindering gebracht worden op de rekeningen van de gemeente.   § 2. De opeisbare schulden voortkomende uit verbintenissen uit leasingovereenkomsten zijn opeisbare schulden als vermeld in artikel 163, § 3, van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005.   De opeisbare schulden die aldus aangegaan zijn door de gemeente kunnen, als dat zo overeengekomen werd tussen het bestuur en de leasinggever, in mindering gebracht worden op de rekeningen van de gemeente.   § 3. De aan de Vlaamse overheid verschuldigde bijdrage door de gemeente voor het salaris, de kantoor-, de vormings- en de reiskosten van de gewestelijk ontvanger en de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten verschuldigde sommen zijn opeisbare schulden, vermeld in artikel 163, § 3, van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005.]1
  ----------
  (1)<BVR 2009-04-03/12, art. 11, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2009>

HOOFDSTUK IV. - De jaarrekeningen.
Afdeling 1. - Afsluiting van de rekeningen.
Art.72. <Zie nota onder TITEL> Voor de jaarlijkse afsluiting van de rekeningen worden de wedden van het onderwijzend personeel van de gemeente die als tegenwaarde van de gewone toelagen rechtstreeks aan de belanghebbenden worden betaald, gelijktijdig als uitgave en als ontvangst geboekt.

Art.73. <Zie nota onder TITEL> Tussen 1 december van het af te sluiten begrotingsjaar en 15 februari van het volgend jaar, worden de volgende verrichtingen gedaan :
  1° de opgave van de beschikbare begrotingskredieten wordt aan de beherende beambten of diensten bezorgd;
  2° dezen overhandigen aan de gemeenteontvanger de stukken betreffende de niet afgehandelde aanrekeningen, waarvan de inschrijving in de begrotingsartikelen zo vlug mogelijk moet worden verricht;
  3° de gemeenteontvanger stelt daarna de lijst van de lopende vastleggingen op en laat die door de beheerders aanvullen, die er de af te sluiten vastleggingen op vermelden;
  4° de aanzuivering van de begrotingsartikelen geschiedt door het optellen van de afgesloten vastleggingen en door elke niet-afgesloten vastlegging apart te vermelden;
  5° er wordt een eerste voorlopige opgave met de toestand van de begrotingskredieten, de vastleggingen en de aanrekeningen opgemaakt en toegezonden aan de beheerders die er de nog te verrichten vastleggingen en aanrekeningen op aantekenen;
  6° op grond van die voorlopige opgave boekt de gemeenteontvanger definitief en afzonderlijk :
  a) de afgesloten vastleggingen;
  b) de af te trekken vastleggingen;
  c) het totaal van de vastleggingen;
  d) de niet-afgesloten vastgelegde kredieten die naar het volgende dienstjaar moeten worden overgedragen;
  e) de ongebruikte kredieten;
  7° het college van burgemeester en schepenen stelt onverwijld, per vastlegging en per begrotingsartikel de lijst op van de over te dragen kredieten en vastleggingen;
  8° de in ten 7° bedoelde overdrachten worden ingeschreven in de begrotingsartikelen van het volgende dienstjaar.

Afdeling 2. - De vaststelling van de jaarrekeningen.
Art.74. <Zie nota onder TITEL> Na de afsluiting van de grootboeken en nadat het college van burgemeester en schepenen de lijst van de naar het volgende dienstjaar overgedragen begrotingskredieten en vastleggingen opgesteld heeft, maakt de gemeenteontvanger de begrotingsrekening op.

Art.75. <Zie nota onder TITEL> § 1. De begrotingsrekening recapituleert elk begrotingsartikel van het grootboek van de begrotingsverrichtingen en maakt het totaal van de begrotingsartikelen in de volgorde van de functionele en economische indeling van de begroting.
  Ze vermeldt :
  1° het begrotingsresultaat, dat is het verschil tussen enerzijds de vastgestelde rechten, verminderd met de onverhaalbare posten en de oninvorderbare ontvangsten, en anderzijds de vastleggingen;
  2° het boekhoudkundig resultaat, dat is het verschil tussen enerzijds de vastgestelde rechten, verminderd met de onverhaalbare posten en oninvorderbare ontvangsten, en anderzijds de aangerekende uitgaven.
  Het boekhoudkundig resultaat vormt het saldo dat naar het volgende dienstjaar moet worden overgedragen. In dat resultaat zijn de gecumuleerde boekhoudkundige resultaten van de voorgaande dienstjaren begrepen.
  § 2. Bij de begrotingsrekening worden gevoegd :
  1° de lijst per artikel van de naar het volgende dienstjaar over te dragen begrotingskredieten en vastleggingen;
  2° (de lijst per individuele rekening en per dienstjaar van de nog te innen vastgestelde invorderingsrechten, waarbij de dubieuze debiteuren afzonderlijk worden vermeld.) <KB 1994-05-24/33, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8>

Art.76. <Zie nota onder TITEL> Het opmaken van de balans wordt voorafgegaan door de herwaardering bedoeld in artikel 21, § 1, de afschrijvingen bedoeld in artikel 22 en het opmaken van de inventaris op 31 december.

Art.77. <Zie nota onder TITEL> De resultatenrekening en de balans worden opgemaakt op basis van de saldi van de definitieve balans van de algemene rekeningen.

Art.78. <Zie nota onder TITEL> De door de gemeenteontvanger ondertekende jaarrekeningen, worden samen met de rekeningen van de agenten bedoeld in artikel 138 van de nieuwe gemeentewet, vóór 1 maart van het volgende dienstjaar aan het college van burgemeester en schepenen toegezonden.
  Na verificatie bevestigt het college dat alle handelingen waarvoor het bevoegd is, correct zijn opgenomen in de rekeningen.

Art.79. <Zie nota onder TITEL> De definitief vastgestelde rekeningen worden voor kennisgeving aan de gemeenteontvanger bezorgd.
  De schrifturen van de boeken worden in voorkomend geval aangepast aan de vastgestelde rekeningen.
  De stukken betreffende de aangenomen uitgaven worden geperforeerd of voorzien van een onuitwisbaar merkteken door de overheid belast met de definitieve vaststelling.

TITEL V. - De gemeenteontvanger en de eindrekening.
HOOFDSTUK I. - De gemeenteontvanger en de bijzondere ontvangers.
Art.80. <Zie nota onder TITEL> De gemeenteontvanger overhandigt aan het einde van elke maand aan het college van burgemeester en schepenen het in artikel 39, paragraaf 6, tweede lid, bedoelde stuk waaruit de overeenstemming tussen de boekingen blijkt.

Art.81. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) Het nazicht van de kasmiddelen geschiedt zonder voorafgaande waarschuwing.
  De met het nazicht belaste overheid kan toegang eisen tot de kantoren van de gemeenteontvanger, zelfs wanneer ze in diens privéwoning ingericht zijn. Ze kan zich zonder afbruek te doen aan haar verantwoordelijkheid laten vergezellen door een deskundige en door iemand die de verrichtingen in verband met het nazicht moet bijhouden.
  Bij dat nazicht moet de gemeenteontvanger alle boeken, bescheiden en waarden overleggen en alle inlichtingen verstrekken omtrent zijn beheer en het vermogen van de gemeente.

  Art. 81. (Vlaams Gewest)
  (opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.82. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) Ten einde de juistheid van de rekeningen te behouden in geval van tekort, diefstal of verlies, zal een vordering ten belope van hetzelfde bedrag worden geboekt in de algemene boekhouding.
  Zodra de definitieve beslissing hieromtrent genotificeerd is, zal de gemeenteontvanger in voorkomend geval het bedrag waarvoor hij ontlasting bekwam, in uitgave brengen.

  Art. 82. (Vlaams Gewest)
  (opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.83. <Zie nota onder TITEL> De gemeenteontvanger is verantwoordelijk voor de hem toevertrouwde akten, titels en documenten.
  Hij moet :
  1° het college van burgemeester en schepenen ten minste zes maanden van tevoren in kennis stellen van het aflopen van de contracten;
  2° verhinderen dat de rechten van de gemeente verjaren en waken over het behouden van de domeinen, voorrechten en hypotheken;
  3° de inschrijving op het kantoor der hypotheken vorderen voor alle daarvoor in aanmerking komende titels;
  4° het college van burgemeester en schepenen verwittigen van diefstal of verlies van de akten, titels en bescheiden die hem toevertrouwd zijn.
  De gemeenteontvanger mag zich niet van de de hem toevertrouwde boeken en bescheiden ontdoen noch er, zonder toestemming van het college van burgemeester en schepenen afschrift of uittreksel van geven, behoudens wat de belastingkohieren betreft.

Art.84. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) De overeenkomstig artikel 138 van de nieuwe gemeentewet aangestelde bijzondere ontvangers zijn mutatis mutandis onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 80 tot 83 en 85 tot 88.

  Art. 84. (Vlaams Gewest)
  (opgeheven) <BVR 2006-11-24/31, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

HOOFDSTUK II. - De eindrekening.
Art.85. <Zie nota onder TITEL> § 1. De ontslagnemende gemeenteontvanger blijft zijn dienst waarnemen tot aan de ambtsaanvaarding van zijn opvolger.
  Op dat ogenblik maakt hij, in drievoud, een inventaris op van de registers, de documenten, de boeken, het meubilair, het materieel en andere voorwerpen die ter beschikking van de gemeenteontvanger zijn gesteld. Het derde exemplaar berust in het archief van de gemeente of in dat van het provinciaal gouvernement wanneeer het een gewestelijk ontvanger betreft.
  § 2. Bij overlijden, afzetting of schorsing van de plaatselijke ontvanger, of wanneer hij zich in de onmogelijkheid bevindt om de eindrekening op te maken, worden alle vereiste bewarende maatregelen getroffen en wordt de voormelde inventaris, opgemaakt door bemiddeling van het college van burgemeester en schepenen.
  Zodra de vervanger aangewezen is wordt hem die inventaris ter hand gesteld.

Art.86. <Zie nota onder TITEL> § 1. Na de inventaris wordt de eindrekening opgemaakt, ondertekend en gewaarmerkt door de uittredende gemeenteontvanger, en onder voorbehoud aanvaard door de nieuwe gemeenteontvanger.
  § 2. Wanneer de uittredende plaatselijke ontvanger de einderekening te laat afgeeft of weigert af te geven aan de opvolger, maant het college van burgemeester en schepenen hem aan zijn verplichtingen na te komen.
  De aanmaning geschiedt bij gerechtsdeurwaardersexploot dat de uitvoeringstermijn vaststelt.
  Is de aanmaning bij het verstrijken van die termijn zonder gevolg gebleven, dan maakt het college van burgemeester en schepenen de eindrekening op volgens de gegevens die in zijn bezit zijn.
  De aanmanings- en expertisekosten zijn in de eindrekening ten laste van de uittredende ontvanger aangerekend.
  Een exemplaar van de rekening wordt de uittredende gemeenteontvanger ter hand gesteld met verzoek zijn opmerkingen te formuleren binnen dertig dagen.
  § 3. Bij overlijden of afzetting van de plaatselijke ontvanger, of wanneer de uittredende plaatselijke ontvanger zich in de onmogelijkheid bevindt om de eindrekening op te maken, maakt het college van burgemeester en schepenen die rekening op.
  Een exemplaar van de rekening wordt de uittredende ontvanger of aan zijn rechtverkrijgende ter hand gesteld, met verzoek hun opmerkingen te formuleren binnen dertig dagen.
  § 4. De eindrekening wordt, in voorkomend geval samen met de opmerkingen van de uittredende plaatselijke ontvanger of zijn rechtverkrijgenden, voorgelegd aan de gemeenteraad, die ze voorlopig afsluit.

Art.87. <Zie nota onder TITEL> De artikelen 85, § 2 en 86, §§ 2 tot 4, zijn van toepassing op de gewestelijke ontvanger, onder voorbehoud dat de bevoedheden door deze bepalingen toevertrouwd aan het college van burgemeester en schepenen of aan de gemeenteraad worden uitgeoefend door de provinciegouverneur.

Art.88. <Zie nota onder TITEL> De eindrekening omvat :
  1° de uitkomst van de laatst definitief vastgestelde jaarrekeningen;
  2° de daaropvolgende niet definitief vastgestelde jaarrekeningen;
  3° de verrichtingen die nog niet in de jaarrekening zijn opgenomen.
  Ze vermeldt dat de fondsen, waarden, effecten en boekhoudingsstukken overhandigd werden aan de aantredende gemeenteontvanger en dat hij de verbintenis aangaat in de volgende jaarrekeningen de verrichtingen, aangehaald in alinea 1, 3°, te verantwoorden, onder voorbehoud van alle rechten in geval van vergissing, verzuim, valsheid in geschriften of onnodige herhalingen.
  Indien een kastekort wordt vastgesteld wordt een vordering ten belope van het bedrag van het tekort geboekt in de algemene boekhouding ten laste van de uittredende gemeenteontvanger.
  Een afschrift van de eindrekening wordt, na de vaststelling ervan, overhandigd aan :
  1° de uittredende gemeenteontvanger of aan zijn rechtverkrijgenden;
  2° de nieuwe gemeenteontvanger;
  3° het college van burgemeester en schepenen.

Art.89. <Zie nota onder TITEL> Zodra de eindrekening definitief werd vastgesteld wordt de boekhouding, zo daar aanleiding toe bestaat, ermede in overeenstemming gebracht.

Art.90. <Zie nota onder TITEL> Het deficit ten bezware der gewestelijke ontvangers wordt door het bij koninklijk besluit van 16 maart 1935 ingestelde waarborgfonds voor het beheer van de gewestelijke gemeenteontvangers, aan de gemeente terugbetaald en door de Administratie van de belasting op de toegevoegde waarde, de registratie en domeinen ten laste van de gewestelijke ontvangers in debet teruggevorderd.

TITEL VI. - Diverse bepalingen.
Art.91. <Zie nota onder TITEL> De jaarrekeningen en de eindrekeningen kunnen niet meer gewijzigd worden nadat zij defintief vastgesteld zijn.
  Bij vergissing, verzuim, valsheid in geschriften of onnodige herhalingen kunnen de gemeenteontvanger of de gemeenteraad evenwel binnen de dertig jaren die volgen op hun definitieve vaststelling, de herziening van deze rekeningen aanvragen bij de overheid die bevoegd is om ze definitief vast te stellen.
  De aanvraag bepaalt nauwkeurig de feiten die de herziening rechtvaardigen.

Art.92. <Zie nota onder TITEL> Op de datum van de inwerkingtreding van dit reglement :
  1° wordt het kasgeldfonds overgeboekt naar het gewone reservefonds;
  2° maakt de gemeente een inventaris en een beginbalans op.

Art. 92bis. <Ingevoegd bij KB 29-10-1990, art. 1>. <Zie nota onder TITEL> Op de datum van inwerkingtreding van dit besluit worden ten aanzien van elke gemeente, wat haar betreft, opgeheven :
  1° het besluit van 19 vendémiaire jaar XII " relatif aux poursuites à exercer par les receveurs des communes et ceux des hôpitaux pour la recette et perception de ces établissements ", in zoverre het betrekking heeft op de gemeenteontvangers;
  2° het koninklijk besluit van 3 mei 1819 " relatif à la présentation et à l'apurement des comptes des receveurs muncipaux ";
  3° het koninklijk besluit van 16 juli 1828 " contenant des dispositions au sujet des poursuites à l'occasion du recouvrement des taxes municipales ";
  4° het besluit van de Regent van 10 februari 1945 houdende algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit, gewijzigd bij het besluit van de Regent van 28 februari 1947, bij het koninklijk besluit van 16 november 1953, bij de wet van 5 juli 1963 en bij het koninklijk besluit van 15 december 1987.

Art.93. <Zie nota onder TITEL> Dit besluit treedt op 1 januari 1995 in werking, onverminderd de voorschriften van artikel 12, § 2, 1° en 2°, van de wet van 27 mei 1989 houdende wijziging van de nieuwe gemeentewet.
  Voor de bij artikel 12, § 3, van dezelfde wet, bedoelde gemeenten echter treedt dit besluit in werking op de in uitvoering van deze bepaling vastgestelde datum.

Art.94. <Zie nota onder TITEL> Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N. <KB 1994-05-24/33, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995. Zie ook KB 1994-05-24/33, art. 8> <Zie nota onder TITEL> Afschrijvingsduur van de goederen volgens hun aard. <Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 23/06/1994, p. 17082-17084>