5 MAART 1985. - Decreet houdende regeling van de erkenning en subsidiëring van voorzieningen voor bejaarden.
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Subsidiëring van investeringsverrichtingen.
Afdeling I. - Woningen voor bejaarden.
Art. 3
Afdeling II. - Dienstencentra.
Art. 4
(Afdeling III. - Serviceflats en woningcomplexen met dienstverlening, rusthuizen en dagverzorgingscentra). <DVR 1991-02-20/31, art. 4; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
Art. 5, 5bis
Afdeling IV. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 6-8
HOOFDSTUK III. - Voorafgaande vergunningen.
Art. 9
HOOFDSTUK IV. - Erkenning en subsidiëring van de werking van dienstencentra.
Art. 10-12
(Hoofdstuk V. - Erkenning en subsidiëring van de werking van serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening, rusthuizen en dagverzorgingscentra). <DVR 1991-02-20/31, art. 8; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
Art. 13-14, 14bis, 15, 15bis, 16
HOOFDSTUK VI. - Verweermiddelen.
Art. 17
HOOFDSTUK VII. - Toezicht.
Art. 18
HOOFDSTUK VIII. - Strafbepalingen.
Art. 19
HOOFDSTUK IX. - Slot- en overgangsbepalingen.
Art. 20-24
1985024628 1985024630 1985024632 1985024633 1989029229 1991035667 1994035731
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Artikel 1. Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 59bis van de Grondwet.
Art.2. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
1° (lokaal of provinciaal bestuur) : een provincie, een gemeente, een vereniging van gemeenten, een agglomeratie, een federatie van gemeenten, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een intercommunaal openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een vereniging bedoeld bij artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Voor de toepassing van dit decreet worden gelijkgesteld met een (lokaal of provinciaal bestuur) : (de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij) en de door (haar) erkende vennootschappen; <DVR 1991-02-20/31, art. 2 en 3, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
2° bejaarden : personen van 60 jaar of ouder;
3° woning voor bejaarden : een huis, een deel van een huis of een appartement, dat door een (lokaal of provinciaal bestuur) speciaal gebouwd of ingericht is als individuele woongelegenheid voor bejaarden; <DVR 1991-02-20/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
4° dienstencentrum : een centrum dat er inzonderheid voor zorgt dat diensten van materiële, hygiënische en sociale aard worden verleend aan bejaarden van een wijk, teneinde hen te helpen zo lang mogelijk hun zelfstandigheid en hun geïntegreerdheid in de gemeenschap te behouden;
5° serviceflatgebouw en woningcomplex met dienstverlening : één of meer gebouwen die, onder welke benaming ook, functioneel een geheel vormen, bestaande uit individuele woongelegenheden waar bejaarden zelfstandig wonen en uit gemeenschappelijke voorzieningen voor dienstverlening waarop zij facultatief een beroep kunnen doen;
6° rusthuis : één of meer gebouwen die functioneel een inrichting voor collectief verblijf vormen waar, onder welke benaming ook, aan bejaarden die er op duurzame wijze verblijven, huisvesting wordt gegeven alsmede geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke gezins- en huishoudelijke verzorging;
(7° dagverzorgingscentrum : een gebouw of een gedeelte van een gebouw, onder welke benaming ook, waar aan bejaarden zonder overnachting, dagverzorging wordt gegeven alsmede geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke gezins- en huishoudelijke verzorging); <DVR 1991-02-20/31, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
(8°) de Executieve : de Vlaamse Executieve; <DVR 1991-02-20/31, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
(9°) de Hoge raad : de Vlaamse Hoge raad voor de derde leeftijd. <DVR 1991-02-20/31, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
HOOFDSTUK II. - Subsidiëring van investeringsverrichtingen.
Afdeling I. - Woningen voor bejaarden.
Art.3. § 1. Ten laste van het Vlaams Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medisch-sociale instellingen kunnen binnen de perken van de goedgekeurde begrotingskredieten, subsidies worden toegekend aan (lokale of provinciale besturen) voor het bouwen en verbouwen van woningen voor bejaarden. Het bedrag van de subsidie is vastgesteld op 60 ten honderd van de kostprijs van de werken, leveringen en diensten die door de Executieve werden goedgekeurd. <DVR 1991-02-20/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
Voor subsidiëring kan eveneens in aanmerking komen, de aankoop, door (lokale of provinciale besturen), van gebouwen bestemd om als woning voor bejaarden te worden ingericht. Het bedrag van deze subsidie is vastgesteld op 60 ten honderd van de aankoopprijs van het gebouw, vermeerderd met de kosten van de aanpassingswerken. <DVR 1991-02-20/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
Behalve indien het de aankoop van een nieuwbouw betreft door een (lokaal of provinciaal bestuur), gebouwd door een erkende huisvestingsmaatschappij in samenwerking met het (lokaal of provinciaal bestuur), is het maximumbedrag dat als basis dient voor de subsidiëring van de aankoop en de aanpassingswerken gelijk aan 75 ten honderd van de maximumkostprijs die door de Executieve wordt vastgesteld voor de subsidiëring van de bouw van woningen voor bejaarden. <DVR 1991-02-20/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
§ 2. Om voor subsidiëring in aanmerking te komen moeten de woningen voor bejaarden aan de volgende voorwaarden voldoen
1° passen in het kader van het programma dat door de Executieve wordt bepaald, na advies van de Hoge raad;
2° zodanig zijn ingeplant dat de bewoners in de lokale gemeenschap geïntegreerd blijven;
3° beantwoorden aan de voorwaarden die door de Executieve worden vastgesteld, na advies van de Hoge raad.
De aanvrager van de subsidie moet zich ertoe verbinden de criteria en de voorwaarden volgens welke de woningen voor bejaarden zullen worden toegewezen, aan de Executieve ter goedkeuring voor te leggen.
Afdeling II. - Dienstencentra.
Art.4. § 1. Ten laste van het Vlaams Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medisch-sociale instellingen kunnen binnen de perken van de goedgekeurde begrotingskredieten subsidies worden toegekend aan (lokale of provinciale besturen) aan verenigingen zonder winstoogmerk en aan instellingen van openbaar nut in de zin van de wet van 27 juni 1921, voor het bouwen, verbouwen en inrichten van dienstencentra. Het bedrag van de subsidie is vastgesteld op 60 ten honderd van de kostprijs van de werken, leveringen en diensten die, rekening gehouden met de geplande activiteiten en met de potentiële gebruikers van het dienstencentrum, door de Executieve werden goedgekeurd. <DVR 1991-02-20/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
Voor subsidiëring kan eveneens in aanmerking komen, de aankoop, door voormelde (lokale of provinciale besturen), verenigingen zonder winstoogmerk en instellingen van openbaar nut, van gebouwen bestemd om als dienstencentrum te worden ingericht. Het bedrag van deze subsidie is vastgesteld op 60 ten honderd van de aankoopprijs van het gebouw, vermeerderd met de kostprijs van de aanpassingswerken. <DVR 1991-02-20/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
Behalve indien het de aankoop van een nieuwbouw betreft door een (lokaal of provinciaal bestuur), gebouwd door een erkende huisvestingsmaatschappij in samenverking met het (lokaal of provinciaal bestuur), is het maximumbedrag dat als basis dient voor de subsidiëring van de aankoop en de aanpassingswerken gelijk aan 75 ten honderd van de maximumkostprijs die door de Executieve wordt vastgesteld voor een gebouw met eenzelfde oppervlakte. <DVR 1991-02-20/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
§ 2. Om voor subsidiëring in aanmerking te komen moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan :
1° de inplanting van het dienstencentrum moet passen in het kader van het programma dat door de Executieve wordt vastgesteld, na advies van de Hoge raad;
2° de inrichters moeten er zich toe verbinden het gebouw te bestemmen als dienstencentrum overeenkomstig de erkenningsvoorwaarden van dit decreet;
3° beantwoorden aan de voorwaarden die door de Executieve worden vastgelegd, na advies van de Hoge raad.
(Afdeling III. - Serviceflats en woningcomplexen met dienstverlening, rusthuizen en dagverzorgingscentra).
Art.5. § 1. Ten laste van het Vlaams Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medisch-sociale instellingen kunnen binnen de perken van de goedgekeurde begrotingskredieten subsidies worden toegekend aan (lokale of provinciale besturen), aan verenigingen zonder winstoogmerk en aan instellingen van openbaar nut in de zin van de wet van 27 juni 1921, verbouwen, het herconditioneren en het inrichten van serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening (rusthuizen en dagverzorgingscentra). <DVR 1991-02-20/31, art. 2 en 5, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
Het bedrag van de subsidie is als volgt vastgesteld :
1° voor de serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening, (de rusthuizen en de dagverzorgingscentra): 60 ten honderd van de kostprijs van de werken, leveringen en diensten die door de Executieve werden goedgekeurd; <DVR 1991-02-20/31, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
(2° voor de rusthuizen die reeds voor 1 januari 1976 een bestemming als rusthuis hadden : 90 ten honderd van de kostprijs van de werken, leveringen en diensten die onontbeerlijk zijn om de inrichting in overeenstemming te brengen met de veiligheidsnormen betreffende de rusthuizen voor bejaarden, op voorwaarde dat voor 31 december 1992, met betrekking tot het in overeenstemming brengen van de inrichting met de voornoemde veiligheidsnormen, een volgens de door de Executieve vastgestelde regels opgemaakt ontwerp ter goedkeuring aan de Administratie voor Gezin en Maatschappelijk Welzijn wordt voorgelegd. De Executieve stelt de regels vast volgens welke de genoemde werken als onontbeerlijk worden beschouwd.); <DVR 1991-02-20/31, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
Voor subsidiëring kan eveneens in aanmerking komen, de aankoop, door voormelde (lokale of provinciale besturen), verenigingen zonder winstoogmerk en instellingen van openbaar nut, van gebouwen bestemd als serviceflatgebouw en woningcomplex met dienstverlening, (als rusthuis of als dagverzorgingscentrum) te worden ingericht. <DVR 1991-02-20/31, art. 2 en 5, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
Het bedrag van deze subsidie is vastgesteld op 60 ten honderd van de aankoopprijs van het gebouw, vermeerderd met de kostprijs van de aanpassingswerken.
Behalve indien het de aankoop van een nieuwbouw betreft door een (lokaal of provinciaal bestuur), gebouwd door een erkende huisvestingsmaatschappij in samenwerking met het (lokaal of provinciaal bestuur), is het maximumbedrag dat als basis dient voor de subsidiëring van de aankoop en de aanpassingswerken gelijk aan 75 ten honderd van de maximumkostprijs die door de Executieve wordt vastgesteld voor een gebouw met eenzelfde opnamecapaciteit. <DVR 1991-02-20/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
§ 2. Om voor subsidiëring in aanmerking te komen moet de in § 1 bedoelde inrichting aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° passen in het kader van het programma dat door de Executieve wordt vastgesteld, na advies van de Hoge raad;
2° ingeplant zijn in of bij een bewoonde wijk;
3° ten minste 10 individuele woongelegenheden omvatten wanneer het een serviceflatgebouw en een woningcomplex met dienstverlening betreft en 40 bejaarden kunnen herbergen wanneer het een rusthuis betreft; dit laatste aantal wordt tot 30 teruggebracht wanneer het rusthuis in combinatie met een serviceflatgebouw en een woningcomplex met dienstverlening wordt opgericht, (met dien verstande dat de totale capaciteit voor wat serviceflats betreft niet meer dan 90 en voor wat rusthuizen betreft niet meer dan 180 wooneenheden mag bedragen. Deze maxima zijn evenwel niet van toepassing voor initiatieven waarvoor op datum van inwerkingtreding van deze bepaling, reeds een voorafgaande vergunning werd afgeleverd of die in de programmatie zijn opgenomen); <DVR 1991-02-20/31, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
4° beantwoorden aan de voorwaarden die door de Executieve worden vastgelegd, na advies van de Hoge raad;
5° de aanvragers moeten een verklaring overleggen waarbij zij zich ertoe verbinden aan alle erkenningsvoorwaarden te zullen voldoen.
(6° wat de dagverzorgingscentra betreft : geïntegreerd zijn in een rusthuis of gelegen zijn in de onmiddellijke nabijheid ervan); <DVR 1991-02-20/31, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
(7° de Executieve kan van de in 6° bepaalde voorwaarden afwijken ten aanzien van andere krachtens dit decreet erkende voorzieningen.). <DVR 1991-02-20/31, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
(§ 3. (Binnen de perken van de goedgekeurde begrotingskredieten kunnen door de Vlaamse Executieve, ten laste van het Vlaams Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medisch-sociale instellingen, volgens de regels en ten belope van de bedragen door de Vlaamse Executieve te bepalen, aan (lokale of provinciale besturen), verenigingen zonder winstoogmerk en instellingen van openbaar nut, in de zin van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en de instellingen voor openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, subsidies worden verleend als tussenkomst in de kosten van huur, huurkoop, leasing of lening voor het aankopen, bouwen, inrichten en ingebruiknemen van serviceflatgebouwen, woningcomplexen met dienstverlening en rusthuizen). <DVR 1990-12-21/33, art. 110, 002; Inwerkingtreding : 08-01-1991> <DVR 1991-02-20/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
Deze toelagen kunnen niet gecumuleerd worden met de toelagen verleend krachtens artikel 5, § 1.
Om voor de subsidie bedoeld in het eerste lid in aanmerking te komen dient de inrichting aan de voorwaarden te voldoen bepaald in § 2.) <DVR 20-12-1989, art. 21>
Art. 5bis. <ingevoegd bij DVR 1991-02-20/31, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991> De Vlaamse Executieve, kan volgens de modaliteiten bepaald in artikel 5, § 1 en § 2, 1°, 2°, 4° en 5° andere vormen van huisvesting, verzorging en dienstverlening aan bejaarden, georganiseerd door een krachtens dit decreet erkende inrichting subsidiëren.
Afdeling IV. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art.6. De Executieve bepaalt tot welk maximumbedrag de kostprijs van werken, leveringen en diensten voor subsidiëring in aanmerking komt. Dat maximumbedrag omvat de belasting op de toegevoegde waarde en de algemene kosten.
Bij het bepalen van dat maximumbedrag wordt rekening gehouden met de schommelingen van de lonen van de werknemers en de daaraan verbonden sociale lasten, alsmede met de schommelingen van de prijzen van de materialen en die van de van toepassing zijnde belastingen en taksen.
Art.7. De bestemming van de gebouwen vermeld onder artikelen 3, 4 en 5 waarvoor een subsidie wordt verleend, mag niet worden gewijzigd zonder het voorafgaand akkoord van de Executieve, op straffe van terugbetaling van de als subsidie ontvangen sommen.
Art.8. De Executieve bepaalt de criteria en de nadere regelen volgens welke de subsidies worden verleend en teruggevorderd, na advies van de Hoge raad.
HOOFDSTUK III. - Voorafgaande vergunningen.
Art.9. Het bouwen van een serviceflatgebouw en woningcomplex met dienstverlening, (van een rusthuis of een dagverzorgingscentrum), het als dusdanig inrichten of in gebruik nemen van een bestaand gebouw en het wijzigen van de capaciteit, zijn onderworpen aan de voorafgaande vergunning van de Executieve volgens de regels die zij bepaalt, na advies van de Hoge raad. <DVR 1991-02-20/31, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
De vergunning kan niet worden verleend wanneer het initiatief niet past in het kader van het programma dat door de Executieve is vastgesteld, na advies van de Hoge raad.
(Aanpassing van dit programma kan door de Executieve, volgens de, na advies van de Hoge Raad, door haar bepaalde regels worden toegestaan op basis van subregionale en plaatselijke behoeften aan bejaardenvoorzieningen.) <DVR 1991-02-20/31, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
HOOFDSTUK IV. - Erkenning en subsidiëring van de werking van dienstencentra.
Art.10. § 1. Om als dienstencentrum erkend te worden en te blijven moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan.
Het centrum moet :
1° opgericht zijn door een ondergeschikt bestuur, door een vereniging zonder winstoogmerk of door een instelling van openbaar nut in de zin van de wet van 27 juni 1921;
2° passen in het kader van het programma bedoeld in artikel 4, § 2, 1°;
3° centraal gelegen zijn in de te bedienen wijk en ten minste 32 uur per week openstaan als opvang- en ontmoetingscentrum voor bejaarden, met een passende spreiding over alle werkdagen;
4° de ideologische, filosofische en godsdienstige overtuiging eerbiedigen van de personen die een beroep doen op het centrum;
5° de volgende dienstverlening in het bereik brengen van de bejaarden, door op de medewerking van bestaande instellingen of diensten een beroep te doen, of door ernaar te verwijzen, oof door ze zelf te organiseren indien er in het kader van de bestaande reglementering geen voorzieningen zijn erkend om plaatselijk deze dienstverlening te verstrekken :
- gezins- en huishoudelijke verzorging;
- lichaamsverzorging;
- informatie en sociale dienstverlening;
- materiële hulp.
§ 2. De aanvrager moet:
1° een centrumraad oprichten waarin vertegenwoordigers zitting hebben :
- van de gebruikers;
- van lokale afdelingen of groepen van erkende organisaties voor sociaal-cultureel vormingswerk voor volwassenen in verenigingsverband, die zich inzonderheid richten tot bejaarden;
- van verenigingen en voorzieningen die zich plaatselijk met bejaarden inlaten.
De samenstelling en de bevoegdheid van deze raad worden door de Executieve bepaald;
2° een afzonderlijke boekhouding aanleggen volgens de regels door de Executieve te bepalen.
Art.11. Aan de erkende dienstencentra kan, binnen de perken van de goedgekeurde begrotingskredieten, een werkingstoelage worden verleend waarvan het bedrag en de criteria volgens welke zij worden toegekend, door de Executieve worden vastgesteld.
Art.12. De erkenning wordt verleend, geweigerd, geschorst of ingetrokken door de Executieve, volgens de regels die zij bepaalt, na advies van de Hoge raad.
(Hoofdstuk V. - Erkenning en subsidiëring van de werking van serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening, rusthuizen en dagverzorgingscentra).
Art.13. § 1. Ieder in artikel 2 omschreven serviceflatgebouw en woningcomplex met dienstverlening, (rusthuis of dagverzorgingscentrum) is onderworpen aan de erkenning door de Executieve. <DVR 1991-02-20/31, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
§ 2. Deze erkenning geldt slechts voor de inrichting waarvoor ze is toegekend en voor een periode van minimum 2 en van maximum 10 jaar. Ze kan worden vernieuwd.
Ze wordt verleend, geweigerd, geschorst of ingetrokken door de Executieve onder de voorwaarden en in de vormen die zij bepaalt, na advies van de Hoge raad.
§ 3. De erkenning moet worden vermeld op alle akten, facturen, brieven, bestelbiljetten en andere soortgelijke stukken uitgaande van de inrichting.
(§ 4. De Vlaamse Executieve kan andere vormen van huisvesting, verzorging en dienstverlening aan bejaarden, georganiseerd door een krachtens dit decreet erkende inrichting, erkennen voor zover is voldaan aan de op basis van artikel 14 vastgestelde normen). <DVR 1991-02-20/31, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
Art.14. (§ 1.) Geen serviceflatgebouw en woningcomplex met dienstverlening, (rusthuis of dagverzorgingscentrum) mag worden geëxploiteerd dan met inachtneming van de op advies van de Hoge raad door de Executieve vastgestelde normen. <DVR 1991-02-20/31, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
Deze normen hebben onder meer betrekking op :
1° (het opname- en ontslagbeleid); <DVR 1991-02-20/31, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
2° het onthaal van de bejaarden;
3° de vrijheid van de in de inrichting verblijvende personen en de eerbiediging van hun ideologische, filosofische of godsdienstige overtuiging;
4° de voeding, de hygiëne en de te verstrekken zorg;
5° het gebouw;
6° (de specifieke veiligheidsaspecten voor bejaardenvoorzieningen) <DVR 13-04-1988, art. 2>
7° het aantal en de kwalificatie van de personen werkzaam in de inrichting;
8° de inspraak van de bejaarden;
9° het onderzoek en het behandelen van de klachten van de bewoners;
10° het reglement van orde;
11° de boekhouding.
(12° voor de rusthuizen : de samenstelling en het maximaal bedrag van de aan de bejaarde aangerekende dagprijs.) <DVR 1991-02-20/31, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
(§ 2. De exploitatie dient te gebeuren door één enkele natuurlijke of rechtspersoon. Deze is zowel verantwoordelijk voor de inividuele opnames of verhuring als voor de organisatie van de zorg- en dienstverlening.) <DVR 1991-02-20/31, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>.
Art. 14bis. <ingevoegd bij DVR 1991-02-20/31, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991> Aan de erkende dagverzorgingscentra kan, binnen de perken van de goedgekeurde begrotingskredieten, een forfaitaire werkingstoelage worden verleend waarvan het bedrag en criteria volgens welke zij worden toegekend, door de Executieve wordt vastgelegd.
Art.15. De serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlenging, (de rusthuizen en de dagverzorgingscentra) waarvoor voor de eerste maal een aanvraag tot erkenning wordt ingediend, kunnen voorlopig erkend worden. <DVR 1991-02-20/31, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
De voorlopige erkenning geldt voor een periode van één jaar die aanvangt op de dag van de ontvangst van de aanvraag. Op gemotiveerd verzoek van de aanvrager kan de voorlopige erkenning worden verlengd met een eenmalige periode van één jaar.
De Executieve bepaalt, na het advies van de Hoge raad te hebben ingewonnen, de voorwaarden waarvan moet worden voldaan en de wijze waarop de voorlopige erkenning zal worden toegekend.
Art. 15bis. <ingevoegd bij DVR 1991-02-20/31, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991> In afwijking van de artikels 13, 14 en 15 van het decreet kunnen serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening en rusthuizen, die het bewijs inzake het naleven van de geldende bepalingen betreffende de veiligheidsmaatregelen die toepasselijk zijn voor dergelijke gebouwen niet kunnen voorleggen, worden erkend, of in voorkomend geval voorlopig erkend, mits aan volgende voorwaarden is voldaan :
1° voldoen aan alle op basis van artikel 14 en 15 van het decreet uitgevaardigde voorwaarden en normen, uitgezonderd de veiligheidsaspecten;
2° het kunnen voorleggen van een attest van de bevoegde burgemeester, na advies van de territoriaal bevoegde brandweerdienst, waarin alle maatregelen dienen te worden opgesomd die enerzijds onmiddellijk dienen te worden genomen, teneinde tijdelijk de veiligheid van de verblijfhouders te waarborgen en anderzijds de maatregelen die dienen uitgevoegd teneinde deze gebouwen conform te maken aan de geldende veiligheidsnormen;
3° ofwel dat de werken betreffende de veiligheidsnormen werden aangevat en op normale wijze worden voortgezet;
ofwel een volgens de door de Executieve vastgestelde regels opgemaakt ontwerp met betrekking tot het in overeenstemming brengen van dergelijk gebouw met de geldende veiligheidsnormen ter goedkeuring aan de Administratie voor Gezin en Maatschappelijk Welzijn hebben voorgelegd;
ofwel een met alternatieve veiligheidsmaatregelen gemotiveerde aanvraag om afwijking zoals bepaald in de terzake geldende bepalingen hebben ingediend;
4° gedurende deze periode van erkenning of, in voorkomend geval van voorlopige erkenning, uitgebaat blijven door dezelfde natuurlijke of rechtspersoon.
Deze erkenning of, in voorkomend geval voorlopige erkenning, kan slechts voor opeenvolgende periodes die gezamenlijk een maximale duur van 3 jaar niet mogen overschrijden.
Art.16. De Executieve kan, bij een gemotiveerde beslissing, de sluiting bevelen van ieder in artikel 2 omschreven serviceflatgebouw en woningcomplex met dienstverlening (rusthuis of dagverzorgingscentrum) wanneer die niet beantwoordt aan de bij dit decreet of krachtens die decreet bepaalde voorwaarden. <DVR 1991-02-20/31, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
De procedure inzake sluiting wordt door de Executieve bepaald, na advies van de Hoge raad.
HOOFDSTUK VI. - Verweermiddelen.
Art.17. De Executieve bepaalt de wijze waarop de aavrager een verweerschrift kan indienen tegen het voornemen van de Executieve tot weigering van de voorafgaande vergunning zoals bedoeld in artikel 9, tot weigering, schorsing of intrekking van de erkenning zoals bedoeld in artikelen 12, 13 en 15, en tot sluiting zoals bedoeld in artikel 16.
HOOFDSTUK VII. - Toezicht.
Art.18. § 1. De door de Executieve aangewezen ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap oefenen toezicht uit op de toepassing van de bepalingen van dit decreet en van de krachtens dit decreet genomen besluiten; dit toezicht brengt het recht mede de inrichting te bezoeken en ter plaatse zelf kennis te nemen van alle stukken en bescheiden die noodzakelijk zijn in de uitoefening van hun ambt.
§ 2. Zij stellen de overtredingen vast in processen-verbaal die bewijskracht hebben tot het tegenbewijs. Afschrift wordt de overtreders toegezonden uiterlijk binnen zeven vrije dagen na vaststelling van de overtreding.
HOOFDSTUK VIII. - Strafbepalingen.
Art.19. § 1. Onverminderd de toepassing van de in het Strafwetboek gestelde straffen, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van 26 frank tot 2 000 frank of met één van die straffen alleen :
1° hij die met overtreding van artikel 9 een serviceflatgebouw, een woningcomplex met dienstverlening, (een rusthuis of een dagverzorgingscentrum) bouwt, in een bestaand gebouw inricht, in gebruik neemt of de opnamecapaciteit ervan wijzigt zonder de voorafgaande vergunning te hebben bekomen; <DVR 1991-02-20/31, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
2° hij die met overtreding van artikelen 13 of 15 een serviceflatgebouw, een woningcomplex met dienstverlening, (een rusthuis of een dagverzorgingscentrum) exploiteert zonder erkenning te hebben bekomen; <DVR 1991-02-20/31, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 16-03-1991>
3° hij die met overtreding van artikel 16 een inrichting exploiteert waaromtrent een sluitingsmaatregel is genomen.
Bij herhaling binnen twee jaar vanaf het tijdstip waarop een vonnis waarbij een veroordeling wegens een van de bij dit artikel bedoelde misdrijven uitgesproken is, in kracht van gewijsde is gegaan, kunnen de straffen worden verdubbeld.
§ 2. De natuurlijke personen of de rechtspersonen die met overtreding van de bepalingen van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan een inrichting exploiteren, zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de geldboeten en gerechtskosten waartoe hun aangestelden of lasthebbers worden veroordeeld.
§ 3. Alle bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn op de in dit decreet bepaalde misdrijven toepasselijk.
De hoven en de rechtbanken kunnen bovendien de dader van het misdrijf verbieden een inrichting te exploiteren, zowel persoonlijk als door een tussenpersoon, gedurende een door hen te bepalen periode. Het verbod treedt in werking acht vrije dagen na het betekenen van de veroordeling.
Overtreding van dit verbod wordt met gevangenisstraf van één maand tot zes maanden gestraft.
HOOFDSTUK IX. - Slot- en overgangsbepalingen.
Art.20. Opgeheven worden wat de Vlaamse Gemeenschap betreft :
1° de wet van 12 juli 1966 op de rustoorden voor bejaarden, gewijzigd door de wet van 10 mei 1967;
2° de wet van 22 maart 1971 tot subsidiëring van de bouw van rustoorden voor bejaarden, gewijzigd door de wet van 15 juli 1976;
3° artikel 4, 2°, a, van het besluit van de Regent van 2 juli 1949 betreffende de staatstussenkomst inzake toelagen voor het uitvoeren van werken door de provincies, gemeenten, verenigingen van gemeenten, commissies van openbare onderstand, kerkfabrieken en verenigingen van polders of van wateringen, in zoverre die bepaling "oude-mannenhuizen" en "woningen voor bejaardengezinnen" betreft;
4° het koninklijk besluit van 15 april 1977 betreffende de dienstencentra;
5° het koninklijk besluit van 18 april 1977 voor het toekennen van toelagen, in het Vlaamse Gewest, voor de oprichting van dienstencentra.
Art.21. De Executieve kan afwijken van het in artikel 9, tweede lid, bedoelde programma, wanneer de aanvrager van de voorafgaande vergunning het bewijs levert dat het bouwen van een serviceflatgebouw, van een woningcomplex met dienstverlening of van een rusthuis, het als dusdanig inrichten of in gebruik nemen van een bestaand gebouw, een aanvang hebben genomen voor 1 januari 1985 of, voor die datum, het voorwerp zijn geweest van een bouwvergunning of van een principieel akkoord vanwege de bevoegde Minister.
De voorafgaande vergunning bedoeld in artikel 9, eerste lid, is niet vereist wanneer de werken voor 1 januari 1985 het voorwerp zijn geweest van ten minste een door de bevoegde Minister goedgekeurd voorontwerp.
Art.22. (Opgeheven) <DVR 13-04-1988, art. 3>
Art.23. In afwachting van de inwerkingtreding van het decreet van 1 juni 1983 houdende oprichting van het Vlaams Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medisch-sociale instellingen, neemt het Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medisch-sociale inrichtingen, opgericht bij de wet van 6 juli 1973, de in dit decreet aan het voornoemd Vlaams Fonds toegewezen functies waar.
Art. 24. De Vlaamse Executieve bepaalt de datum van inwerkingtreding van dit decreet.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.