Details





Titel:

12 JULI 1973. - Wet op het natuurbehoud - Waals Gewest (NOTA : deze versie van de Wet op het natuurbehoud, zoals geldig voor het Waalse Gewest, werd gecreërd ter gelegenheid van de wijziging ervan bij DWG2001-06-28/38, gepubliceerd op 05-07-2001. Voor de vroegere versies, zie archief van de federale vorm W1973-07-12/30.) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-01-2002 en tekstbijwerking tot 21-12-2021)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen.
Art. 1, 1bis
HOOFDSTUK II. - [1 Bescherming van dier- en plantensoorten]1
Afdeling 1. - [1 Bescherming van diersoorten]1
Onderafdeling 1. - [1 Bescherming van vogels]1
Art. 2
Onderafdeling 2. - [1 Bescherming van andere groepen van diersoorten]1
Art. 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies
Afdeling 2. - [1 Bescherming van plantensoorten]1
Art. 3, 3bis
Afdeling 3. - [1 Toezicht op de populaties van dier- en plantensoorten]1
Art. 4
Afdeling 4. - [1 Afwijkingen van de maatregelen m.b.t. de bescherming van dier- en plantensoorten]1
Art. 5, 5bis
Afdeling 5. - [1 Introductie van niet-inheemse soorten en herintroductie van inheemse soorten]1
Art. 5ter
HOOFDSTUK III. Bescherming van de natuurlijke milieus.
Art. 6, 6bis, 6ter
Eerste Afdeling. Natuurreservaten.
Art. 7-19
Afdeling 2. Bosreservaten.
Art. 20-24
Afdeling 3. [1 - Natura 2000-gebieden]1
Art. 25, 25bis, 25ter, 25quater, 26-28, 28bis, 29-31
Afdeling 4. <Ingevoegd bij DWG 2001-06-28/38, art. 1; Inwerkingtreding : 15-07-2001> Kennis van het natuurpatrimonium.
Art. 31bis
HOOFDSTUK IV. De Hoge Raad voor natuurbehoud.
Art. 32-35
HOOFDSTUK V. Bescherming van de bossen en van de landelijke ruimte.
Art. 36-39
HOOFDSTUK VI. Algemene maatregelen.
Art. 40-43
HOOFDSTUK VII. Strafbepalingen.
Art. 44, 44bis, 45, 45bis, 46-47
HOOFDSTUK VIII. Slot- en opheffingsbepalingen.
Art. 48-50
HOOFDSTUK IX. Bepalingen eigen aan het Waalse Gewest. <DWG 1984-04-11/32, art. 1>
Art. 51
Afdeling I. [1 - Beleidsgroep Landelijke Aangelegenheden, afdeling "Natuur"]1
Art. 52-55
Afdeling II. Bijzondere bepalingen. <DWG 1984-04-11/32, art. 1>
Art. 56-58, 58bis, 58ter, 58quater, 58quinquies, 58sexies
Afdeling IIbis. [1 - Fonds voor de bescherming van biodiversiteit]1
Art. , 58octies, 58nonies, 58decies, 58undecies, 58duodecies, 58terdecies
Afdeling III. Straf- en gerechtelijke bepalingen. <DWG 1984-04-11/32, art. 1>
Art. 59-63
Afdeling IV. Aanvullende bepalingen. <DWG 1984-04-11/32, art. 1>
Art. 64-67
BIJLAGEN.
Art. N1-N11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. _ Algemene bepalingen.
Artikel 1.
  Deze wet beoogt het behoud van de eigen aard, de verscheidenheid en het ongeschonden karakter van het natuurlijke milieu door middel van maatregelen tot bescherming van de flora en de fauna, hun gemeenschappen en groeiplaatsen, evenals van de grond, de ondergrond, het water en de lucht.
  Deze wet beoogt niet de landbouw- of bosbouwexploitatie te regelen.

Art. 1bis.[1 In de zin van deze wet dient te worden verstaan onder :
   1° instandhouding : een geheel van maatregelen die nodig zijn voor het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding als bedoeld in punten 6° en 10°;
   2° natuurlijke habitats : de land- of waterzones die dankzij hun geografische en abiotische kenmerken en natuurlijke kolonisatiemogelijkheden de aanwezigheid of de voortplanting van populaties van soorten wilde fauna of flora mogelijk maken. De habitats worden "natuurlijk" genoemd, of ze al dan niet door mensenhand tot stand zijn gekomen;
   3° typen natuurlijke habitats van communautair belang : typen natuurlijke habitats die, op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Gemeenschappen :
   a. hetzij gevaar lopen in hun natuurlijke verspreidingsgebied te verdwijnen;
   b. hetzij een beperkt natuurlijk verspreidingsgebied hebben ten gevolge van hun achteruitgang of wegens hun intrinsiek beperkte areaal;
   c. hetzij opmerkelijke voorbeelden zijn van één of meer van de volgende vijf biogeografische regio's : Alpien gebied, Atlantische zone, continentale zone, Macaronesië en Middellandse-Zeegebied.
   Deze typen habitats zijn opgenomen in bijlage VIII;
   4° prioritaire typen natuurlijke habitats : de typen natuurlijke habitats die in bijlage VIII met een sterretje (*) zijn gemerkt;
   5° staat van instandhouding van een natuurlijke habitat : de som van de invloeden die op de betrokken natuurlijke habitat en de daar voorkomende populaties van typische soorten inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de natuurlijke verspreiding, de structuur en de functies van die habitat of die van invloed kunnen zijn op het voortbestaan op lange termijn van de betrokken populaties van typische soorten op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Gemeenschappen [2 waar het verdrag van toepassing is op het grondgebied van het Waalse Gewest of op het natuurlijke verspreidingsgebied van die habitat]2;
   6° gunstige staat van instandhouding van een natuurlijke habitat : die staat wordt bereikt wanneer tegelijk :
   a. het natuurlijke verspreidingsgebied van de habitat en de oppervlakte van die habitat binnen dat gebied stabiel zijn of toenemen;
   b. de voor behoud op lange termijn nodige specifieke structuur en functies bestaan en in de afzienbare toekomst vermoedelijk zullen blijven bestaan;
   c. de staat van instandhouding van de voor die habitat typische soorten gunstig is als bedoeld in punt 10°;
   7° soorten van communautair belang : soorten die op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Gemeenschappen :
   a. hetzij bedreigd zijn, uitgezonderd de soorten waarvan het natuurlijke verspreidingsgebied slechts een marginaal gedeelte van dat grondgebied beslaat en die in het west-palearctische gebied niet bedreigd of kwetsbaar zijn;
   b. hetzij kwetsbaar zijn, dat wil zeggen waarvan het waarschijnlijk wordt geacht dat zij in de naaste toekomst bij voortbestaan van de bedreigende factoren zullen overgaan naar de categorie van bedreigde soorten;
   c. hetzij zeldzaam zijn, dat wil zeggen waarvan de populaties van kleine omvang zijn en die, hoewel zij momenteel noch bedreigd noch kwetsbaar zijn, in die situatie dreigen te komen. Deze soorten leven in geografische gebieden die van beperkte omvang zijn, of zijn over een grotere oppervlakte versnipperd;
   d. hetzij endemisch zijn en bijzondere aandacht vereisen wegens het specifieke karakter van hun habitat en/of de potentiële gevolgen van hun exploitatie voor hun staat van instandhouding.
   Deze soorten zijn opgenomen in één of meer van volgende bijlagen : bijlage II, punt a., bijlage IV, bijlage VI, punt a., bijlage IX;
   8° prioritaire soorten : soorten die in bijlagen I, IX en XI met een sterretje (*) gemerkt zijn;
   9° staat van instandhouding van een soort : het effect van de som van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de verspreiding en de grootte van de populaties van die soort op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Gemeenschappen [3 waarop het verdrag van toepassing is, hetzij op het grondgebied van het Waalse Gewest, hetzij op het natuurlijke verspreidingsgebied van die habitat]3;
   10° gunstige staat van instandhouding van een soort : staat bereikt wanneer tegelijk :
   a. uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven;
   b. het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden;
   c. er een voldoende grote natuurlijke habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden, waarbij bedoelde habitat in een gunstige staat van instandhouding behouden dan wel hersteld wordt;
   11° specimen : elk van oorsprong wild dier of elke van oorsprong wilde plant, levend of dood, van de in de bijlagen I, II, III, IV, VI en VII genoemde soorten, elk deel van een dier of plant van deze soorten of elk daaruit verkregen product, alsmede alle andere goederen, voor zover uit een begeleidend document, de verpakking, een merk of etiket, of uit andere omstandigheden blijkt dat het gaat om delen van dieren of planten van deze soorten of daaruit verkregen producten;
   12° gebied : een geografisch bepaalde zone, waarvan de oppervlakte duidelijk is afgebakend;
   13° gebied van communautair belang : een gebied dat opgenomen is op de lijst van de gebieden van communautair belang en dat er in de biogeografische regio of regio's waartoe het behoort, significant toe bijdraagt een type natuurlijke habitat van bijlage VIII of een populatie van een soort van bijlage IX in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen en ook significant kan bijdragen tot de samenhang van het Natura 2000-netwerk, en/of significant bijdraagt tot de instandhouding van de biologische diversiteit in de betrokken biogeografische regio of regio's.
   Wat betreft de diersoorten met een groot territorium, komen de gebieden van communautair belang overeen met de plaatsen, binnen het natuurlijke verspreidingsgebied van die soorten, die de fysische en biologische elementen vertonen welke voor hun leven en voortplanting essentieel zijn;
   14° lijst van de gebieden van communautair belang : lijst vastgesteld door de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 4, § 2, derde lid, van de richtlijn 92/43/EEG;
   15° speciale beschermingszone : een door de Lidstaten van de Europese Gemeenschappen bij een wettelijk, bestuursrechtelijk en/of op een overeenkomst berustend besluit aangewezen gebied van communautair belang waarin de instandhoudingsmaatregelen worden toegepast die nodig zijn om de natuurlijke habitats en/of de populaties van de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen. In het Waalse Gewest stemmen de speciale beschermingszones overeen met de Natura 2000-gebieden, die uitgekozen zijn als gebied van communautair belang en waarvoor de actieve beheersregeling wordt ingesteld;
   16° speciaal beschermd gebied : gebied, aangewezen door de Lidstaten van de Europese Gemeenschappen, dat bijdraagt tot de instandhouding van de vogelsoorten opgenomen in bijlage I bij de richtlijn [6 2009/147/EG]6, alsook van de niet in bijlage I bij voornoemde richtlijn genoemde en geregeld voorkomende trekvogels en waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsbehoeften ten aanzien van hun broed -, rui- en overwinteringsgebieden en rustplaatsen in hun trekzones;
   17° Natura 2000-netwerk : coherent Europees netwerk samengesteld uit het geheel van de speciale beschermingszones en de speciaal beschermde gebieden aangewezen door de Lidstaten van de Europese Gemeenschappen;
   18° Natura 2000-gebied : gebied aangewezen door het Waalse Gewest overeenkomstig artikel 26, § 1 en § 2, op basis van de criteria voorzien bij artikel 25, § 1, eerste lid, of de criteria voorzien bij artikel 25, § 2, eerste lid, en dat in aanmerking komt voor de bij of krachtens afdeling 3 van hoofdstuk III geregelde instandhoudingsregeling;
  [5 18°bis. gebied dat in aanmerking komt voor het net Natura 2000 : gebied dat door de Waalse Regering krachtens artikel 25, § 1, is uitgekozen en voorgedragen aan de Europese Commissie, of dat door de Waalse Regering is uitgekozen om krachtens artikel 25, § 2, aangewezen te worden, en dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een bekendmaking in het Belgisch Staatsblad voor 31 maart 2011 maar nog niet is aangewezen krachtens die bepalingen;]5
   19° preventieve regeling voor een Natura 2000-gebied : geheel van de maatregelen, ingesteld bij of krachtens de artikelen 28 en 29, om de beschadiging van de natuurlijke habitats, een belangrijke verstoring van de soorten waarvoor het gebied werd aangewezen of alle andere belangrijke schade aan het gebied te voorkomen;
  [5 19°bis primaire beschermingsstelsel : geheel van maatregelen tot voorkoming van de beschadiging van de natuurlijke habitats, van aanzienlijke verstoringen van de soorten waarvoor het gebied werd uitgekozen of van elke andere belangrijke beschadiging van het gebied, toepasselijk op de gebieden die krachtens artikel 28bis in aanmerking komen voor het net Natura 2000;]5
   20° actieve beheersregeling voor een Natura 2000-gebied : geheel van de maatregelen om de typen natuurlijke habitats en de soorten waarvoor het gebied werd aangewezen, in een gunstige staat van instandhouding te houden of te herstellen;
   21° instandhoudingsregeling voor een Natura 2000-gebied : samenvoeging van de preventieve regeling en van de actieve beheersregeling voor het gebied;
  [5 21°bis. instandhoudingsdoelstellingen : concrete ecologische doelstellingen bepaald op de schaal van het grondgebied van het Waalse Gewest en van de Natura 2000-gebieden, voor elk type natuurlijk habitat en voor elk type soort waarvoor de gebieden aangewezen moeten worden, met het oog op de instandhouding ervan of, desgevallend, het herstel ervan in een staat van gunstige instandhouding;]5
   22° betrokken gemeente : gemeente waarvan het grondgebied geheel of gedeeltelijk overeenstemt met een Natura 2000-gebied;
   23° instandhoudingscommissie : commissie ingericht krachtens artikel 30;
   24° betrokken instandhoudingscommissie : instandhoudingscommissie waaronder een Natura 2000-gebied ressorteert;
   25° betrokken eigenaar : elke houder van een eigendomsrecht betreffende een onroerend goed gelegen in een Natura 2000-gebied;
   26° betrokken gebruiker : elke houder van een vruchtgebruiks-, erfpacht-, oppervlakte-, gebruiks-, wonings- of concessierecht, van een huurovereenkomst met vaste dagtekening of van een pacht betreffende een onroerend goed gelegen in een Natura 2000-gebied;
   27° plan : beslissing waarbij de bestemming van bepaalde gedeelten van het Waalse grondgebied en de desbetreffende gebruikswijze worden vastgesteld d.m.v. bepalingen met regelgevende geldigheid, met inbegrip van :
  [7 a) de gewestplannen en de normen van de gewestelijke handleidingen voor stedenbouw opgesteld krachtens het Wetboek van Ruimtelijke ontwikkeling; ]7
   c. de classificatie van steenbergen krachtens het decreet van 9 mei 1985 betreffende de ontsluiting van de steenbergen;
   d. de programmering van de werken uitgevoerd door de wateringen krachtens de organische wet van 5 juli 1956;
   e. de planning bedoeld in de wetgeving betreffende de ruilverkaveling van landeigendommen;
   28° vergunning : individuele machtiging toegekend overeenkomstig de wetgeving toepasselijk in het Waalse Gewest voor een activiteit, een exploitatie, een bouw- of een kunstwerk, met inbegrip van :
   a. de vergunningen toegekend overeenkomstig titel I van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming, goedgekeurd bij het Regentsbesluit van 11 februari 1946;
   b. de vergunningen toegekend krachtens [8 de bepalingen van titel V van deel II van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt]8;
   c. de vergunningen om steenbergen te ontsluiten, afgegeven krachtens het decreet van 9 mei 1985 betreffende de ontsluiting van de steenbergen;
   d. de vergunningen toegekend krachtens het decreet van 7 oktober 1985 inzake de bescherming van het oppervlaktewater tegen vervuiling;
   e. de onderzoeksvergunningen en de mijnconcessies voorzien bij het decreet van 7 juli 1988 op de mijnen;
   f. de winningsvergunningen afgegeven krachtens het decreet van 27 oktober 1988 op de groeven;
   g. de vergunningen toegekend krachtens het decreet van 30 april 1990 over de bescherming en de exploitatie van het grondwater en het tot drinkwater verwerkbaar water;
   h. de vergunningen toegekend krachtens het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;
   i. de vergunningen toegekend krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;
   j. [7 de stedenbouwkundige vergunningen en de bebouwingsvergunningen toegekend krachtens het Wetboek van Ruimtelijke ontwikkeling;]7
   29° richtlijn 92/43/EEG : richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna;
   30° [5 Richtlijn 2009/147/EG : Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand;]5
   31° Verdrag van Bern : verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa, aangenomen op 19 september 1979 te Bern.]1
  [4 32° beheerseenheid : al dan niet ononderbroken omtrek gelegen binnen een Natura 2000-site die globaal homogene instandhoudingsmaatregelen vereist en die afgebakend is naar gelang van ecologische, technische en/of sociaal-economische criteria.]4
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2001-12-06/56, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2007-11-22/44, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
  (3)<DWG 2007-11-22/44, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2007>
  (4)<DWG 2008-05-22/39, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2008>
  (5)<DWG 2010-12-22/30, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>
  (6)<DWG 2010-12-22/30, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>
  (7)<DWG 2016-07-20/46, art. 63, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
  (8)<DWG 2018-10-04/13, art. 1, 028; Inwerkingtreding : 15-12-2018>

HOOFDSTUK II. - [1 Bescherming van dier- en plantensoorten]1   ----------   (1)
Afdeling 1. - [1 Bescherming van diersoorten]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. - [1 Bescherming van vogels]1   ----------   (1)
Art.2. [1 § 1. Onder voorbehoud van paragraaf 3, worden alle gewone of mutante, levende, dode of opgezette vogels volledig beschermd, die toebehoren aan één van de op het Europese grondgebied natuurlijk in het wild levende vogelsoorten, met name die bedoeld in bijlage I, met inbegrip van de ondersoorten, rassen of variëteiten, ongeacht hun geografische oorsprong, alsook de vogels gekruist met een individu van die vogelsoorten.
  § 2. Die bescherming houdt de volgende verbodsbepalingen in :
  1° een verbod om, ongeacht de gebruikte methode, de bedoelde vogels te strikken, te vangen of te doden;
  2° een verbod om deze vogels, met name gedurende de broedperiode en de periode waarin de jongen afhankelijk zijn, opzettelijk te storen, voor zover een dergelijke storing, gelet op de doelstellingen van deze onderafdeling, van wezenlijke invloed is;
  3° een verbod om opzettelijk hun nesten en eieren te vernielen, te beschadigen of te verstoren, om die weg te nemen of te rapen of om in de nesten te schieten;
  4° een verbod om vogels, hun eieren, hun broedsels of pluimen of enig deel van de vogel of enig gemakkelijk herkenbaar product dat uit deze vogel verkregen is of een product dat, volgens de verpakking of de reclame, specimens van één van de beschermde vogelsoorten bevat, in het bezit te hebben, af te staan, te koop aan te bieden, voor de koop te vragen, te verkopen, te kopen, te leveren, te vervoeren of door te voeren, voor het vervoer aan te bieden, met uitzondering van de verrichtingen die een invoer, een uitvoer of een doorvoer van niet-inheemse vogels uitmaken.
  § 3. De in § 2 bedoelde verbodsbepalingen zijn niet van toepassing op :
  1° het pluimvee dat bestaat uit landbouwhuisdieren, d.w.z. vogels die gewoonlijk gebruikt worden als gebruiksdier voor de productie van vlees, eieren, pluimen of huiden;
  2° de tamme duivenrassen;
  3° de mutanten en de hybriden die voortkomen uit de kruising van de soort Serinus canarius gekruist met een niet-beschermde vogelsoort;
  4° de vogelsoorten die bij artikel 1bis van de jachtwet van 28 februari 1882 niet als wild beschermd zijn.
  § 4. In afwijking van artikel 2, § 2, 4°, stelt de Regering de voorwaarden voor het houden van vogels vast met het oog op de bescherming van de vogelstand.]1
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>

Onderafdeling 2. - [1 Bescherming van andere groepen van diersoorten]1   ----------   (1)
Art. 2bis. [1 § 1. De volgende soorten zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden worden volledig beschermd :
  1° de soorten die strikt beschermd zijn krachtens bijlage IV, punt a., van richtlijn 92/43/EEG en van bijlage II van het Verdrag van Bern, waarvan de lijst in bijlage II, punt a, wordt opgenomen;
  2° de soorten die in Wallonië beschermd zijn, waarvan de lijst in bijlage II, punt b, wordt opgenomen.
  § 2. Die bescherming houdt het volgende verbod in :
  1° specimens van die soorten in de natuur te vangen en opzettelijk te doden;
  2° die soorten opzettelijk te verstoren, met namen tijdens de broedperiode, de periode waarin de jongen afhankelijk zijn, de overwinterings- en de trekperiode;
  3° eieren in de natuur opzettelijk te vernielen of te rapen of eieren van die soorten in het bezit te hebben;
  4° broed- of rustplaatsen of elke natuurlijke habitat waar die soorten leven in één van de stadia van hun biologische cyclus, aan te tasten of te vernielen;
  5° specimens die gewond, ziek of dood gevonden zouden worden, op te zetten, te verzamelen of te verkopen;
  6° de aan de natuur onttrokken specimens van die soorten in het bezit te hebben, te vervoeren, te ruilen, te verkopen of te kopen, te koop of in ruil aan te bieden, kosteloos af te staan, met inbegrip van opgezette dieren, uitgezonderd die welke wettelijk onttrokken werden vóór de datum van inwerkingtreding van deze bepaling alsook uitgezonderd de verrichtingen die een invoer, uitvoer of doorvoer van niet-inheemse diersoorten en van hun huiden uitmaken;
  7° specimens te vertonen in openbare plaatsen.
  De in punten 1°, 2°, 5°, 6° en 7°, van het vorige lid zijn van toepassing tijdens alle stadia in het leven van de in dit artikel bedoelde diersoorten, met inbegrip van eieren, nesten of gedeelten daarvan of van de specimens.]1
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>

Art. 2ter. [1 De in artikel 2bis, § 2, 1°, 2° en 3° bedoelde verbodsbepalingen zijn van toepassing op de soorten opgenomen in bijlage III, met uitzondering van het tijdelijk in het bezit hebben van amfibieën of van hun eieren tot pedagogische of wetenschappelijke doeleinden.
  Het in het bezit hebben, de verkoop, de ruil, de koop of het te koop aanbieden van soorten opgenomen in bijlage III zijn eveneens verboden, alsook de verstoring of vernietiging van de voortplantingsplaatsen van zoogdieren.]1
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>

Art. 2quater. [1 Elke persoon die verantwoordelijk is voor het toevallig vangen of doden van specimens van één van de soorten die strikt beschermd zijn krachtens artikel 2bis, is verplicht om daar aangifte van te doen bij de door de Regering aangewezen dienst van het gewestelijk bestuur.
  In voorkomend geval stelt de Regering de modaliteiten van de aangifte vast.]1
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>

Art. 2quinquies. [1 Wat betreft de vangst, het onttrekken of het doden van de in bijlage IV vermelde soorten wilde fauna en in de gevallen waarin, overeenkomstig afdeling 4, afwijkingen worden toegepast voor het onttrekken, het vangen of het doden van de in bijlagen II en III vermelde soorten, worden alle niet-selectieve middelen verboden die plaatselijk de verdwijning ten gevolge zouden kunnen hebben of de rust van de populaties van een soort ernstig zouden kunnen verstoren en in het bijzonder :
  1° het gebruik van de in bijlage V, punt a, vermelde vangst- en doodmiddelen;
  2° elk vangst- en doodmiddel vanaf de in bijlage V, punt b, vermelde vervoermiddelen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>

Art. 2sexies.[1 In afwijking van artikel 2 bis worden te allen tijde toegelaten :
  1° de verplaatsing op een korte afstand van soorten, nesten of eieren bedreigd door een dichtstbijzijnd levensgevaar op voorwaarde dat de plaats waar ze neergelegd worden gelijkaardige kenmerken vertoont als die waar ze gevonden zijn en er in de onmiddellijke omgeving van ligt;
  2° het vervoer van een gewonde of achtergelaten soort naar een revalidatiecentrum voor de in het wild levende diersoorten.]1
  [2 De Regering bepaalt de werkings- en de subsidiëringsregels van de revalidatiecentra voor de in het wild levende diersoorten. De kosten die in aanmerking komen voor de toegekende subsidies zijn de kosten voor de verzorging en het verblijf van de dieren en de investerings- en werkingskosten van de centra.]2
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2018-07-17/04, art. 182, 026; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

Afdeling 2. - [1 Bescherming van plantensoorten]1   ----------   (1)
Art.3. [1 § 1. De volgende plantensoorten worden in elk stadium van hun biologische cyclus volledig beschermd :
  1° de soorten die strikt beschermd zijn overeenkomstig bijlage IV, punt b., van richtlijn 92/43/EEG en van bijlage I van het Verdrag van Bern, waarvan de lijst in bijlage VI, punt a., is opgenomen;
  2° de soorten die in Wallonië bedreigd zijn, waarvan de lijst in bijlage VI, punt b, is opgenomen.
  § 2. Die bescherming houdt het volgende verbod in :
  1° specimens van die soorten in de natuur opzettelijk te plukken, te rapen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen;
  2° specimens van die soorten die aan de natuur onttrokken zijn, in het bezit te hebben, te vervoeren, te verkopen of te kopen, kosteloos af te staan, te koop of in ruil aan te bieden, met uitzondering van die welke wettelijk zijn onttrokken vóór de datum van inwerkingtreding van deze bepaling alsook met uitzondering van de verrichtingen die een invoer, uitvoer of doorvoer van niet-inheemse plantensoorten uitmaken;
  3° de natuurlijke habitats waarin de aanwezigheid van die soorten vastgesteld is, opzettelijk aan te tasten of te vernielen.
  § 3. De in § 2 bedoelde verbodsbepalingen zijn niet van toepassing op :
  1° de verrichtingen m.b.t. het beheer of het onderhoud van het gebied met het oog op het behoud van de daar voorkomende soorten en habitats in een gunstige staat van instandhouding;
  2° de verrichtingen m.b.t. het maaien, de begrazing, het oogsten of het bosbeheer voor zover die verrichtingen het behoud van de populaties van de betrokken soorten in een gunstige staat van instandhouding garanderen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>

Art. 3bis. [1 De bovengrondse delen van de specimens die behoren tot de plantensoorten opgenomen in bijlage VII mogen in kleine hoeveelheden worden geplukt, geraapt, afgesneden, gehouden, vervoerd of geruild.
  Het is echter verboden :
  1° specimens die behoren tot die soorten te verkopen, te koop aan te bieden of te kopen;
  2° specimens die behoren tot die soorten of natuurlijke habitats waarin ze voorkomen, opzettelijk te vernielen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>

Afdeling 3. - [1 Toezicht op de populaties van dier- en plantensoorten]1   ----------   (1)
Art.4.[1 § 1. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de verzameling en analyse van biologische gegevens betreffende de Waalse populaties van wilde dier- en plantensoorten en van de natuurlijke habitats bedoeld in voorliggende wet, teneinde toe te zien op hun staat van instandhouding.
  § 2. Op grond van de gegevens verzameld krachtens paragraaf 1 treft de Regering alle noodzakelijke maatregelen om het onttrekken en de exploitatie van de dier- en plantensoorten opgenomen in bijlagen IV en VII te beperken, teneinde hun behoud in een gunstige staat van instandhouding te garanderen.
  Die maatregelen bestaan o.a. uit :
  1° voorschriften betreffende de toegang tot bepaalde sites;
  2° een tijdelijk of plaatselijk verbod op het onttrekken van specimens aan de natuur en het exploiteren van bepaalde populaties;
  3° een regelgeving omtrent de onttrekkingsperioden en/of -wijzen;
  4° het bij de onttrekking toepassen van visserijregels die beantwoorden aan de eisen van instandhouding;
  5° instelling van een stelsel van onttrekkingsvergunningen of quota;
  6° voorschriften betreffende het kopen, het verkopen, het te koop aanbieden, het in bezit hebben en het vervoeren voor verkoop van specimens;
  7° het in gevangenschap fokken van diersoorten alsmede de kunstmatige vermeerdering van plantensoorten onder strikt gecontroleerde omstandigheden om de onttrekking van die soorten aan de natuur te verminderen;
  8° de beoordeling van het effect van de getroffen maatregelen.
  De maatregelen bedoeld in het vorige lid zijn onderworpen aan het toezicht voorzien bij § 1.
  § 3. Op grond van de gegevens verzameld krachtens artikel 2 quater controleert de door de Regering aangewezen gewestelijke bestuursdienst of het toevallige vangen en doden van beschermde diersoorten geen belangrijke negatieve invloed heeft op die soorten en stelt, indien nodig, instandhoudingsmaatregelen voor die bestemd zijn om de negatieve invloed van het toevallige vangen en doden te beperken.]1
  [2 § 4. Om zowel de verzameling van biologische gegevens als de bescherming van dier- en plantensoorten en van de beschermde natuurlijke habitats wanneer ze gelokaliseerd worden, mogelijk te maken, wordt de door de Regering aangewezen dienst van de administratie gemachtigd om contact op te nemen met de betrokken eigenaars of gebruikers om hen op de hoogte te brengen van een bezoek of om hun op eigen initiatief de nodige informatie te verstrekken over het toepasselijke beschermingsstelsel of op de maatregelen die voor de waargenomen soorten en habitats gunstig of ongunstig zijn. Daartoe kan de dienst het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, het rijksregister of de gegevens van het kadaster raadplegen, waarmee bedoelde eigenaars en gebruikers geïdentificeerd kunnen worden.]2
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2018-07-17/04, art. 183, 026; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

Afdeling 4. - [1 Afwijkingen van de maatregelen m.b.t. de bescherming van dier- en plantensoorten]1   ----------   (1)
Art.5.[1 § 1. De Regering mag afwijkingen van de maatregelen m.b.t. de bescherming van dier- en plantensoorten toekennen.
  Behoudens andersluidende beslissing van de Regering is de toegekende afwijking individueel, persoonlijk en onoverdraagbaar.
  § 2. Wat de soorten vogels betreft, mag de afwijking enkel toegekend worden op voorwaarde dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat en dat de afwijking de betrokken vogelbevolking niet in gevaar brengt. In dit geval mag enkel om één van de volgende redenen een afwijking toegekend worden :
  1° in het belang van de volksgezondheid en van de openbare veiligheid;
  2° in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer;
  3° ter voorkoming van ernstige schade aan de teelten, veehouderijen, bossen, visgronden en wateren;
  4° voor de bescherming van wilde dier- of plantensoorten;
  5° ten behoeve van onderzoek en onderwijs, repopulatie en herintroductie van deze soorten, alsmede voor de daartoe benodigde kweek;
  6° om het vangen, het houden of elke andere oordeelkundige exploitatie van een beperkt aantal vogels mogelijk te maken onder strikt gecontroleerde voorwaarden en op selectieve wijze.
  § 3. Wat betreft de wilde zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden, alsook de wilde plantensoorten, mag de afwijking enkel toegekend worden indien er geen andere bevredigende oplossing bestaat en voor zover die afwijking niet schadelijk is voor het behoud van de populaties van de betrokken soorten in een gunstige staat van instandhouding in hun natuurlijke verspreidingsgebied. In dat geval mag enkel om één van de volgende redenen een afwijking toegekend worden :
  1° in het belang van de bescherming van de wilde dier- en plantensoorten en van de instandhouding van de natuurlijke habitats;
  2° ter voorkoming van ernstige schade aan met name de teelten, veehouderijen, bossen, visgronden en wateren en andere vormen van eigendom;
  3° in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid of om andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten;
  4° ten behoeve van onderzoek en onderwijs, repopulatie en herintroductie van deze soorten, alsmede voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten;
  5° om het vangen of het houden van een beperkt en door de Regering vastgesteld aantal specimens van de soorten opgenomen in bijlage II, punt a, mogelijk te maken onder strikt gecontroleerde voorwaarden en op selectieve wijze.]1

  Art. 5. (Federaal)
  [2 [3 § 1.]3 Onverminderd de bepalingen van de wetgevingen op de jacht, op de diergeneeskundige politie en op de plantenbescherming en onverminderd de verplichtingen voortvloeiend uit internationale verdragen, kan de Koning maatregelen nemen om :
   1° de in-, uit- en doorvoer van uitheemse plantensoorten, evenals van uitheemse diersoorten en hun krengen te regelen, op te schorten of te verbieden;
   2° de in-, uit- en doorvoer van uitheemse plantensoorten, evenals van uitheemse diersoorten en hun krengen afhankelijk te maken van een voorafgaande homologatie, toelating, registratie of kennisgeving, alsook de voorwaarden te bepalen waaronder toelatingen of registraties kunnen worden verleend, opgeschort en ingetrokken;
   3° het vrijlaten van uitheemse diersoorten en het onderbrengen ervan in wildparken te regelen.]2
  [3 § 2. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de procedure en de voorwaarden om tijdelijk of definitief een toelating tot invoer, uitvoer of doorvoer toe te kennen, op te schorten of in te trekken voor invasieve uitheemse soorten die zorgwekkend zijn voor de Unie overeenkomstig artikel 8 van de Verordening (EU) 1143/2014 van het Europees parlement de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten.]3
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<W 2012-07-12/37, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 22-09-2012>
  (3)<W 2015-12-16/06, art. 23, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 5bis.[1 § 1. De afwijkingsaanvraag wordt ingediend bij de door de Regering aangewezen gewestelijke bestuursdienst.
  De vorm en de inhoud van de aanvraag worden door de Regering vastgesteld.
  De aanvraag vermeldt, met name :
  1° de identiteit van de aanvrager;
  2° de soorten en het aantal specimens waarvoor de afwijking wordt aangevraagd;
  3° de redenen waarom de afwijking wordt aangevraagd en de handeling die het voorwerp uitmaakt van de aanvraag;
  4° de data en plaatsen waarop de afwijking geldig is;
  5° de middelen, installaties en methoden gebruikt voor de toepassing van de afwijking.
  § 2. De afwijkingsvergunning vermeldt, met name :
  1° de ontvanger van de vergunning;
  2° de soort(en) waarop de afwijking betrekking heeft;
  3° de toegestane middelen, installaties of methoden voor het vangen of het doden;
  4° het aantal betrokken specimens en het grondgebied waarop de afwijking van toepassing is;
  5° de geldigheidsduur van de afwijking.
  § 3. De natuurlijke of rechtspersonen die onderzoek verrichten naar één of meerdere biologische groepen of bedoeld onderzoek opvolgen, mogen een jaarlijkse afwijking aanvragen betreffende de onderzochte soortgroep(en), welke toepasselijk is op het hele grondgebied van het Waalse Gewest.
  De afwijking is enkel geldig buiten de beschermde natuurlijke habitats en voor de kleine hoeveelheden die noodzakelijk zijn voor het onderzoek.
  De voorwaarden en de modaliteiten voor de inwilliging van de aanvraag worden door de Regering vastgesteld.
  Jaarlijks maakt de houder van een afwijking een verslag over de resultaten van het door hem verricht onderzoek over aan de door de Regering aangewezen gewestelijke bestuursdienst.]1

  Art. 5bis. (Federaal)
  [2 De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad een Federale Adviesraad oprichten die advies uitbrengt over elke vraag betreffende de in-, uit- en doorvoer van uitheemse plantensoorten, evenals van uitheemse diersoorten en hun krengen. ]2
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<W 2012-07-12/37, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 22-09-2012>

Afdeling 5. - [1 Introductie van niet-inheemse soorten en herintroductie van inheemse soorten]1   ----------   (1)
Art. 5ter.[1 [3 § 1. Onder voorbehoud van paragraaf 2 is het volgende verboden :
   1° de introductie in de natuur in de zin van het decreet van 2 mei 2019 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, of in wildparken van niet-inheemse stammen van inheemse dier- en plantensoorten, met uitzondering van de stammen van de soorten die in het bos- en landbouwbedrijf worden gebruikt;
   2° de herintroductie in de natuur van inheemse dier- en plantensoorten.
   § 2. De Regering bepaalt de voorwaarden en de modaliteiten voor het verlenen van een vergunning voor de introductie in de natuur van niet-inheemse stammen van inheemse soorten of voor de herintroductie van inheemse soorten.]3]1

  Art. 5ter. (Federaal)
  [2 § 1. De Staat kan sectorale overeenkomsten sluiten betreffende de in-, uit- en doorvoer van uitheemse invasieve planten- of diersoorten met ondernemingen die betrokken zijn bij de verspreiding van deze soorten, of met organisaties van dergelijke ondernemingen.
   De in het eerste lid bedoelde organisaties moeten aantonen dat zij :
   1° representatief zijn voor ondernemingen die tot eenzelfde sector behoren; en
   2° statutair de bevoegdheid hebben om een dergelijke overeenkomst te sluiten of door minstens drie vierden van hun leden gemandateerd zijn om met de Staat een sectorale overeenkomst te sluiten en hen hierdoor te verbinden zoals bepaald in § 4, 1°.
   § 2. Voor zover een onderneming of organisatie voldoet aan de in § 1 bepaalde voorwaarden en mits toestemming van de Staat, kan zij toetreden tot een bestaande sectorale overeenkomst.
   § 3. Een sectorale overeenkomst kan de vigerende wetgeving of reglementering noch vervangen, noch in minder strenge zin ervan afwijken.
   § 4. Sectorale overeenkomsten moeten voldoen aan de volgende minimumvoorwaarden :
   1° een sectorale overeenkomst is bindend voor de partijen vanaf de ondertekening ervan door alle betrokken partijen.
   Naargelang hetgeen bepaald is in de sectorale overeenkomst, is zij tevens bindend voor al de leden van de organisatie of voor een in het algemeen omschreven groep leden ervan.
   De ondernemingen die na het sluiten van de sectorale overeenkomst tot de organisatie toetreden en, in voorkomend geval, deel uitmaken van de in een sectorale overeenkomst in het algemeen omschreven groep leden ervan, worden van rechtswege verbonden.
   De leden van de door de sectorale overeenkomst verbonden organisatie kunnen zich niet aan de daaruit voortvloeiende verplichtingen onttrekken door uit de organisatie te treden;
   2° een sectorale overeenkomst wordt gesloten voor een bepaalde termijn die in geen geval langer mag zijn dan tien jaar. Elke langere termijn wordt van rechtswege herleid tot tien jaar.
   Een sectorale overeenkomst kan niet stilzwijgend verlengd worden. De Staat en een of meer aangesloten organisaties kunnen overeenkomen een sectorale overeenkomst ongewijzigd te verlengen;
   3° een sectorale overeenkomst kan worden beëindigd :
   a) door het verstrijken van de geldingsduur;
   b) door de opzegging ervan door één van de partijen; behoudens andersluidende bepaling in de overeenkomst bedraagt de opzeggingstermijn zes maanden;
   c) door een akkoord tussen partijen.
   § 5. De bepalingen van dit artikel zijn van openbare orde. Zij zijn van toepassing op de sectorale overeenkomsten die gesloten zullen worden na de inwerkingtreding van de wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud.
   § 6. Elke in uitvoering van deze wet gesloten sectorale overeenkomst, evenals elke wijziging aan, verlenging of opzegging van of toetreding tot een in uitvoering van deze wet gesloten sectorale overeenkomst, moet worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Dit is tevens het geval bij een voortijdige beëindiging van de sectorale overeenkomst door middel van een akkoord tussen partijen.]2
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<W 2012-07-12/37, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 22-09-2012>
  (3)<DWG 2019-05-02/87, art. 30, 030; Inwerkingtreding : 05-12-2022>

HOOFDSTUK III. _ Bescherming van de natuurlijke milieus.
Art.6.
  (NOTA : De alineas 1 en 2 houden op toepasselijk te zijn op de natuurparken opgericht overeenkomstig DWG 1985-07-16/36, art. 23, § 2)
  De gebieden die van belang zijn voor de bescherming van de flora, van de fauna, van de ecologische milieus en van de natuurlijke leefruimte kunnen, met het oog op hun vrijwaring, ofwel tot integrale of gerichte natuurreservaten, ofwel tot bosreservaten, ofwel tot natuurparken worden opgericht; natuurreservaten kunnen ofwel staatsreservaten ofwel erkende natuurreservaten zijn.
  Na raadpleging van de colleges van burgemeester en schepenen van de gemeenten op wiens grondgebied de voorgenomen reservaten en parken zijn gelegen, brengen de bevoegde bestendige deputaties van de provinciale raden, binnen de zestig dagen na ontvangst van het verzoek van de Minister van Landbouw, bij deze advies uit betreffende de oprichting van bij het eerste lid bedoelde reservaten en parken. Wanneer het college van burgemeester en schepenen of de bestendige deputatie van de provinciale raad hun advies niet laten kennen binnen de gestelde termijnen, wordt het advies geacht gunstig te zijn.
  Ten behoeve van het wetenschappelijk onderzoek, het onderwijs, of de volksopleiding kan de Koning in sommige natuurlijke milieus beschermende maatregelen nemen met het oog op de instandhouding van de plante- of diersoorten, hun gemeenschappen en groeiplaatsen.
  Met het oog op de verwezenlijking van de bij het eerste en derde lid gestelde objectieven kunnen onroerende goederen door onteigening ten algemenen nutte worden verkregen.
  [De juridische effecten van de oprichting in reservaat zijn tijdelijk toepasselijk op de gronden waarvoor de Executieve aan de eigenaar haar bedoeling er een natuurreservaat op te richten bekendgemaakt heeft, alsmede op de gronden waarvoor de eigenaar een aanvraag tot erkenning ingediend heeft.
  Deze effecten zijn toepasselijk gedurende een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de dag van de bekendmaking of van de aanvraag tot erkenning.
  Zij eindigen automatisch bij beslissing van de Executieve het voorziene staatsnatuurreservaat niet op te richten of de gevraagde erkenning te weigeren.] <BWG 1989-09-07/33, enig art., 005; Inwerkingtreding : 27-10-1989>

Art. 6bis.[1 § 1. Met het oog op de bescherming en de samenhang van het Natura 2000-netwerk, worden de gebieden van het Waalse Gewest die van belang zijn voor de biologische diversiteit van de Europese Gemeenschappen, tot Natura 2000-gebied bevorderd.
  De Natura 2000-gebieden worden aangewezen volgens de criteria en de procedure beschreven in afdeling 3. Ze komen in aanmerking voor de instandhoudingsregeling zoals bedoeld in of krachtens voornoemde afdeling.
   § 2. Onroerende goederen kunnen worden verworven bij onteigening wegens openbaar nut met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van afdeling 3.
   § 3. [2 Een natuur- of bosreservaat dat geheel of gedeeltelijk geselecteerd wordt als gebied dat in aanmerking komt voor het Natura 2000-netwerk of als Natura 2000-gebied aangewezen wordt, kan aanspraak maken op de primaire instandhoudingsregeling zoals bepaald bij of krachtens afdeling 3, wat betreft het gedeelte dat als Natura 2000-gebied is aangewezen.]2
   Een [2 geselecteerd als gebied dat in aanmerking komt voor het Natura 2000-netwerk of dat als Natura 2000-gebied is aangewezen]2 dat geheel of gedeeltelijk het statuut krijgt van natuur- of bosreservaat, komt steeds in aanmerking voor de instandhoudingsregeling zoals bedoeld bij of krachtens afdeling 3.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2001-12-06/56, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2010-12-22/30, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>

Art. 6ter.[1 In geval van onverenigbaarheid tussen de instandhoudingsregeling voor een Natura 2000-gebied [2 of de regeling inzake de primaire bescherming van een gebied dat in aanmerking komt voor het Natura 2000-netwerk]2 en andere regelingen voorzien bij of krachtens voorliggende wet, komt het betrokken gebied in aanmerking voor de regeling die het meest geschikt is voor zijn behoud of herstel in een gunstige staat van instandhouding.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2001-12-06/56, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2010-12-22/30, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>

Eerste Afdeling. _ Natuurreservaten.
Art.7.
  Het integraal natuurreservaat is een beschermd areaal dat wordt opgericht met het doel er de natuurlijke verschijnselen naar eigen wetten te laten evolueren.

Art.8.
  Het gericht natuurreservaat is een beschermd areaal waarvan een aangepast beheer de bestaande toestand tracht te behouden. Te dien einde kunnen maatregelen worden genomen om bepaalde plante- of diersoorten in stand te houden, te controleren of terug in te voeren, om bepaalde uitzichten van het plantendek te bestendigen of om ontaarde milieus te herstellen.

Art.9.
  Het staatsnatuurreservaat is een beschermd gebied dat op de voordracht van de Minister van Landbouw door de Koning wordt opgericht op gronden die de Staat in eigendom of in huur heeft of die hem daartoe ter beschikking worden gesteld.

Art.10.
  Het erkend natuurreservaat is een beschermd areaal dat door een natuurlijk- of rechtspersoon, de Staat uitgezonderd, wordt beheerd en door de Koning wordt erkend op verzoek van de eigenaar van de gronden en met de instemming van de bezetter.

Art.11.In de natuurreservaten is het verboden :
  _ de dieren te doden, te jagen of te vangen op om het even welke wijze, hun jongen, eieren, nesten of schuilplaatsen te storen of te vernietigen;
  _ bomen en struiken weg te nemen, te kappen, te ontwortelen of te verminken en het plantendek te vernietigen of te beschadigen;
  _ over te gaan tot opgravingen, boringen, grondwerken of exploitatie van materialen, om het even welk werk uit te voeren dat de aard van de grond, het uitzicht van het terrein, de bronnen en het hydrografisch net zou kunnen wijzigen, boven- of ondergrondse leidingen te leggen, gebouwen of schuilplaatsen op te trekken en reclameborden en aanplakbrieven aan te brengen;
  _ vuur te maken en vuilnis te storten.
  [2 - vluchten uit te voeren met een drone.]2
  [3 Deze verbodsbepalingen zijn niet van toepassing op het toezicht, het beheer of de uitroeiing van invasieve niet-inheemse soorten.]3
  [1 De Regering kan sommige van de in dit artikel bedoelde verbodsbepalingen opheffen overeenkomstig artikel 41 van de wet.]1
  De Koning neemt de maatregelen welke voor het verwezenlijken van de bij artikel 6 bepaalde doeleinden nodig zijn.
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2019-02-14/04, art. 1, 029; Inwerkingtreding : 15-03-2019>
  (3)<DWG 2019-05-02/87, art. 31, 030; Inwerkingtreding : 26-10-2019>

Art.12.
  De Minister van Landbouw vaardigt reglementen uit betreffende het verkeer in de natuurreservaten buiten de wegen die voor openbaar verkeer openstaan.

Art.13.
  De Minister van Landbouw vaardigt reglementen uit betreffende de bewaking van en de politie op de natuurreservaten.

Art.14.Voor elk staatsnatuurreservaat stelt de Minister van Landbouw een bijzonder beheerplan op en een voor dit beheer noodzakelijk wegenplan vast. [1 Het bijzondere beheersplan wordt tegelijkertijd met de oprichting van het reservaat aangenomen, overeenkomstig artikel 9.]1
  [2 Het bijzonder beheerplan wordt onderworpen aan de modaliteiten voor inspraak van het publiek inzake het leefmilieu waarin het Milieuwetboek voorziet.]2
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2007-05-31/46, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 08-03-2008>

Art.15.
  Voor elk staatsnatuurreservaat wijst de Minister van Landbouw de ingenieur van waters en bossen aan die met het beheer ervan is belast.

Art.16.Voor elk staatsnatuurreservaat of groep van staatsreservaten stelt de Minister van Landbouw een adviescommissie in die voorgezeten wordt door een lid van [2 de Beleidsgroep Landelijke Aangelegenheden, afdeling "Natuur" bedoeld in artikel 2/6, § § 1, 2 en 3 van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie]2, benoemd uit een dubbele kandidatenlijst door deze [2 Beleidsgroep Landelijke Aangelegenheden, afdeling "Natuur"]2 voorgelegd. [1 Deze commissie helpt het in artikel 15 bedoelde personeelslid van het gewestelijk bestuur en geeft haar advies over al de door laatstgenoemde uiteengezette problemen en over de vragen die zij nodig acht voor het beheer ervan.]1
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2017-02-16/37, art. 50, 025; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

Art.17.[1 Het in artikel 15 bedoelde personeelslid van het gewestelijke bestuur mag, om de in artikel 41, § 2, bedoelde redenen, noodmaatregelen treffen die afwijken van de bepalingen van afdeling 1 en 2 van dit hoofdstuk en van de maatregelen getroffen voor de uitvoering ervan. In dat geval brengt hij de betrokken adviescommissie onverwijld in kennis daarvan en brengt hij verslag uit aan de Regering. Wat hem betreft, brengt de voorzitter van bedoelde commissie verslag uit aan de [2 Beleidsgroep Landelijke Aangelegenheden]2.]1
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2017-02-16/37, art. 50, 025; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

Art.18.
  De Koning bepaalt de bewakings-, beschermings- en beheersvoorwaarden waaraan de natuurreservaten moeten voldoen om erkend te kunnen worden.
  De Koning stelt de toezichtsmaatregelen vast en wijst de ambtenaren aan die met het toezicht over de naleving van de bij het eerste lid gestelde voorwaarden zijn belast.
  De Koning trekt de erkenning in, wanneer de verantwoordelijke van het erkende natuurreservaat, spijts een aanmaning vanwege de op grond van lid 2 aangewezen ambtenaar, verzuimt zich te richten naar de bewakings- beschermings- en beheersvoorwaarden bedoeld bij lid 1.
  De erkenning van een natuurreservaat is geldig voor een periode van minstens tien jaar. Bij elke vervaldag kan zij voor een periode van tien jaar worden hernieuwd.

Art.19.De Koning stelt de vormen vast voor de aanvraag, de toekenning, de hernieuwing en de intrekking van de erkenning. [1 Een beheersplan, waarvan de inhoud wordt vastgesteld door de Regering, wordt gevoegd bij elke erkenningsaanvraag m.b.t. een natuurreservaat. Dit plan wordt geacht goedgekeurd te zijn bij het besluit houdende erkenning van het reservaat.]1
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>

Afdeling 2. _ Bosreservaten.
Art.20.
  Het bosreservaat is een bos of een deel hiervan dat overeenkomstig deze wet wordt beschermd met het doel kenmerkende of merkwaardige uitzichten van opstanden van inheemse houtsoorten in stand te houden en er de gaafheid van de bodem en van het milieu te vrijwaren.

Art.21.
  De Koning kan, op de voordracht van de Minister van Landbouw, van de bossen of delen hiervan, die aan de Staat toebehoren, bosreservaten maken. Hij kan eveneens, met toestemming van hun eigenaar, bossen of delen van bossen die niet aan de Staat toebehoren, tot bosreservaat maken.

Art.22.
  <Opgeheven bij DWG 2008-07-15/44, art. 121, 008; Inwerkingtreding : 14-09-2009>

Art.23.
  Met het oog op de bescherming bedoeld bij artikel 20, stelt de Koning het beheersreglement vast, dat op de bosreservaten van toepassing is.

Art.24.
  Met toestemming van de eigenaar en de bezetter kan de Minister van Landbouw reglementen uitvaardigen betreffende de bewaking van en de politie op de bosreservaten, opgericht op de eigendom van private personen.

Afdeling 3. [1 - Natura 2000-gebieden]1   ----------   (1)
Art.25.[1 § 1. Om het behoud of, in voorkomend geval, het herstel in een gunstige staat van instandhouding te garanderen van de typen natuurlijke habitats opgenomen in bijlage VIII en [3 ...]3 van de populaties van soorten opgenomen in bijlage IX [3 ...]3, en op grond van de criteria vastgesteld in bijlage X en van de relevante wetenschappelijke informatie, wordt door de Regering een lijst voorgelegd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen met de gebieden die in aanmerking zouden kunnen komen als gebied van communautair belang, overeenkomstig artikel 4, § 1, van richtlijn 92/43/EEG.
  [3 Die gebieden die aanmerking komen voor het Natura 2000-netwerk worden]3 aangewezen als "Natura 2000-gebied", overeenkomstig artikel 26, §§ 1 en 2. De Natura 2000-gebieden komen in aanmerking voor de preventieve regeling zodra ze aangewezen worden, ongeacht of ze al dan niet zijn verklaard tot gebied van communautair belang, en totdat hen die hoedanigheid in voorkomend geval wordt ontnomen als gevolg van de in §§ 4 en 5 bedoelde procedure.
   De Natura 2000-gebieden die verklaard zijn tot gebied van communautair belang komen zo spoedig mogelijk vanaf het vaststellen van de lijst van de gebieden van communautair belang en binnen een maximumtermijn van drie jaar in aanmerking voor de actieve beheersregeling. Die regeling wordt ingesteld in een voorrangsorde vastgesteld volgens het belang van de gebieden voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een type natuurlijke habitat van bijlage VIII of van de populaties van een soort van bijlage IX en voor de samenhang van het Natura 2000-netwerk en gelet op de voor dat gebied bestaande dreiging van achteruitgang en vernietiging.
   De Natura 2000-gebieden die niet verklaard zijn tot gebied van communautair belang maar die behouden zijn als Natura-2000 gebied na afloop van de in § 4 bedoelde procedure komen in aanmerking voor de actieve beheersregeling indien die regeling bijdraagt tot hun gunstige staat van instandhouding.
   De gebieden waarop de in artikel 5 van richtlijn 92/43/EEG bedoelde overlegprocedure betrekking heeft, komen in aanmerking voor de in artikel 28, eerste lid, bedoelde bescherming tijdens de overlegperiode. De gebieden die verklaard zijn tot gebied van communautair belang na afloop van bedoelde overlegperiode, worden zo spoedig mogelijke en binnen een maximumtermijn van één jaar aangewezen als "Natura 2000-gebied", overeenkomstig artikel 26, §§ 1 en 2. De gebieden worden aangewezen in een voorrangsorde vastgesteld volgens het belang van de gebieden voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een type natuurlijke habitat van bijlage VIII of van de populaties van een soort van bijlage IX en voor de samenhang van het Natura 2000-netwerk en gelet op de voor dat gebied bestaande dreiging van achteruitgang en vernietiging. Die gebieden komen in aanmerking voor de preventieve regeling vanaf hun aanwijzing. De actieve beheersregeling wordt voor die gebieden zo spoedig mogelijk ingesteld en binnen een maximumtermijn van twee jaar vanaf de aanwijzing.
   § 2. Overeenkomstig artikel 26, §§ 1 en 2, en binnen een maximumtermijn van één jaar vanaf de inwerkingtreding van deze bepaling wijst de Regering als Natura 2000-gebied deze gebieden aan die naar aantal en oppervlakte het meest geschikt zijn rekening houdend met de behoeften inzake de instandhouding van de op het grondgebied van het Waalse Gewest voorkomende vogels, opgenomen in bijlage IX, alsook met de behoeften inzake de bescherming van de in het Waalse Gewest geregeld voorkomende trekvogels, eveneens opgenomen in bijlage IX, voor wat betreft hun broed-, rui- en overwinteringsgebieden en de rustplaatsen in hun trekzone.
   De aldus aangewezen Natura 2000-gebieden komen in aanmerking voor de preventieve regeling vanaf hun aanwijzing. De actieve beheersregeling wordt zo spoedig mogelijk ingesteld voor die gebieden binnen een maximumtermijn van twee jaar vanaf hun aanwijzing.
   § 3. De Regering mag een aanmoedingingszone aanwijzen rond één of meerdere Natura 2000-gebieden met het oog op de bevordering van de actieve beheersregeling voor bedoelde gebieden.
   De aanmoedigingszone wordt aangewezen bij besluit van de Regering na advies van de betrokken instandhoudingscommissie. [2 Ze wordt onderworpen aan de modaliteiten voor inspraak van het publiek inzake het leefmilieu waarin het Milieuwetboek voorziet.]2
   Het besluit bepaalt de maatregelen die moeten worden getroffen om bij te dragen tot het behoud of herstel van de betrokken site(s) in een gunstige staat van instandhouding.
   § 4. Binnen zes maanden na vaststelling van de lijst van de gebieden van communautair belang, beslist de Regering, na advies van de betrokken instandhoudingscommissie(s), of de gebieden die niet verklaard zijn tot gebied van communautair belang al dan niet als Natura 2000-gebieden behouden blijven.
   Indien een site niet als Natura 2000-gebied wordt behouden, wordt die hoedanigheid geschrapt bij besluit van de Regering.
   [2 Het declasseringsbesluit wordt onderworpen aan de modaliteiten voor inspraak van het publiek inzake het leefmilieu waarin het Milieuwetboek voorziet.]2
   [2 lid 4 opgeheven]2
   § 5. Het gehele of gedeeltelijke hoedanigheidsverlies van een Natura 2000-gebied dat opgenomen is als gebied van communautair belang kan uitgesproken worden na afloop van de periodieke evaluatie die de Commissie van de Europese Gemeenschappen verricht over het Natura 2000-netwerk krachtens artikel 4 van richtlijn 92/43/EEG, en indien dat verantwoord wordt door de natuurlijke ontwikkeling van het gebied.
   Het hoedanigheidsverlies treedt in werking bij besluit van de Waalse Regering na advies van de betrokken instandhoudingscommissie.]1
   [2 Het declasseringsbesluit wordt onderworpen aan de modaliteiten voor inspraak van het publiek inzake het leefmilieu waarin het Milieuwetboek voorziet.]2
   [2 lid 4 opgeheven]2
   [2 § 6. ...]2
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2007-05-31/46, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
  (3)<DWG 2010-12-22/30, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>

Art. 25bis. [1 § 1. De Regering bepaalt op de schaal van het Waalse Gewest instandhoudingsdoelstellingen voor elk type natuurlijk habitat en voor elk soort waarvoor gebieden aangewezen worden.
   De instandhoudingsdoelstellingen worden bepaald op basis van de staat van instandhouding, op de schaal van het Waalse Gewest, van de types natuurlijke habitats en de soorten waarvoor gebieden aangewezen moeten worden en beogen de instandhouding of, desgevallend, het herstel in een gunstige staat van instandhouding van de types natuurlijke habitats en de soorten waarvoor gebieden aangewezen moeten worden.
   Die instandhoudingsdoelstellingen hebben een indicatieve waarde.
   § 2. Op basis van de instandhoudingsdoelstellingen bedoeld in § 1 bepaalt de Regering instandhoudingsdoelstellingen die toepasselijk zijn op de schaal van de Natura 2000-gebieden.
   Die instandhoudingsdoelstellingen hebben een reglementaire waarde. Ze worden geïnterpreteerd ten opzichte van de gegevens bedoeld in artikel 26, § 1, tweede lid, 2° en 3°.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-12-22/30, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>

Art. 25ter. [1 De Regering kan specifieke instandhoudingsdoelstellingen bepalen voor één of meer Natura 2000-gebieden. Die doelstellingen verduidelijken of vullen de in artikel 25bis, § 2, bedoelde instandhoudingsdoelstellingen aan.
   De specifieke instandhoudingsdoelstellingen betreffende het gebied worden bepaald op basis van de instandhoudingsdoelstellingen bedoeld in artikel 25bis, §§ 1 en 2, rekening houdend met de economische, sociale en culturele eisen, de plaatselijke bijzondere kenmerken van het gebied, alsook het biologische herstelvermogen ervan.
   De specifieke instandhoudingsdoelstellingen, alsook het biologische herstelvermogen, zijn opgenomen in het besluit tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-12-22/30, art. 6, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>

Art. 25quater. [1 Onverminderd artikel 4, brengt de Regering, op de schaal van het Waalse Gewest, een systeem tot stand voor de monitoring van de staat van instandhouding van elk type natuurlijk habitat en van elk type soort waarvoor gebieden aangewezen moeten worden.
   Het monitoringsysteem voorziet in een periodieke beoordeling van de staat van instandhouding van de natuurlijke habitats en van de soorten waarvoor gebieden aangewezen moeten worden.
   De staat van instandhouding wordt beoordeeld op grond van de criteria bedoeld in artikel 1bis, 6° en 10°.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-12-22/30, art. 7, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>

Art.26.[1 § 1. [5 De Natura 2000-gebieden worden aangewezen door de Regering.
   Het aanwijzingsbesluit vermeldt :
   1° de naam van het gebied;
   2° de typen natuurlijke habitats van communautair belang die in het gebied voorkomen en waarvoor het aangewezen wordt, alsook de oppervlakte en de staat van instandhouding ervan, zoals beoordeeld op de schaal van het gebied wanneer het geselecteerd wordt, met vermelding, in voorkomend geval, van de prioritaire natuurlijke habitats in het gebied en de beheerseenheden waar ze voorkomen;
   3° de in het gebied voorkomende soorten van communautair belang en waarvoor het gebied wordt aangewezen, alsook hun populatie en staat van instandhouding, zoals beoordeeld op de schaal van het gebied wanneer het geselecteerd wordt, met vermelding, in voorkomend geval, van de prioritaire soorten die in het gebied aanwezig zijn en de beheerseenheden waar ze voorkomen;
   4° de wetenschappelijke criteria op grond waarvan het gebied werd uitgekozen;
   5° de nauwkeurige geografische ligging van de omtrek van het gebied, overgebracht op één of verschillende kaarten met een schaal van minstens 1/10 000e en bekendgemaakt op 1/25 000e en, desgevallend, aangevuld met schriftelijke voorschriften tot nadere bepaling van die omtrek;
   6° de beheerseenheden, begrensd binnen het gebied opdat de instandhoudingsdoelstellingen gehaald kunnen worden, hun geografische ligging, desgevallend aangevuld met schriftelijke voorschriften tot nadere bepaling van hun omtrek, alsook de plaatsbepaling van de voornaamste typen natuurlijke habitats die in het gebied voorkomen, overgebracht op een kaart van minstens 1/10 000e en bekendgemaakt op 1/25 000e;
   7° de lijst van de nummers van de kadastrale percelen die binnen het gebied liggen, desgevallend met melding van het percentage van het perceel dat binnen het gebied ligt;
   8° desgevallend, ter uitvoering van artikel 25ter, de specifieke instandhoudingsdoelstellingen van het gebied;
   9° desgevallend, ter uitvoering van artikel 28, § 3, de bijzondere verbodsbepalingen die van toepassing zijn in of buiten het gebied alsook elke andere preventieve maatregel die moet worden getroffen in of buiten het gebied ter voorkoming van beschadiging van de natuurlijke habitats en van aanzienlijke verstoringen van de soorten waarvoor het gebied werd aangewezen;
   10° desgevallend, het biologische herstelvermogen, per type natuurlijk habitat en per type soort waarvoor het gebied is aangewezen;
   11° rekening houdend met de economische, sociale en culturele eisen, alsook met de plaatselijke bijzondere kenmerken, de middelen voorgesteld om de krachtens artikel 25ter door de Regering bepaalde instandhoudingsdoelstellingen te halen, met inbegrip van :
   a) het uitwerken van één of meer actieve beheersovereenkomsten krachtens artikel 27 of van elke andere vorm van overeenkomst gesloten door het Gewest met de eigenaars of betrokken gebruikers krachtens deze wet of een andere wetgeving;
   b) de hervorming van de beheersmaatregelen betreffende de gebieden waarvan het beheer rechtstreeks of onrechtstreeks door het Gewest waargenomen wordt;
   c) de erkenning van het gebied als natuurlijk of bosreservaat, overeenkomstig de afdelingen 1 en 2;
   d) de aanneming van bijzondere actieve beheersmaatregelen door de Regering;
  [6 e) alle of een deel van de acties bedoeld in een actieprogramma voor de rivieren met een geïntegreerde en sectorale aanpak;]6
   12° de betrokken gemeente;
   13° de betrokken instandhoudingscommissie.
   De voorschriften bedoeld onder 5° tot 9° gelden als regel. De schriftelijke voorschriften bedoeld onder 5° en 6° hebben voorrang op de grafische voorschriften bedoeld onder 5° en 6°.
   Na advies van de betrokken instandhoudingscommissie kan de Regering de onder 6°, 8°, 9° en 11° bedoelde voorschriften herzien rekening houdend met de staat van instandhouding van het gebied, de evolutie van het leefmilieu, de evolutie van de wetenschappelijke kennis of de beheerstechnieken. Het besluit tot herziening wordt onderworpen aan de bekendmakingsregels bedoeld in § 2 en, in voorkomend geval, aan de overlegprocedure bedoeld in § 4.]5
   § 2. [2 Het aanwijzingsbesluit wordt onderworpen aan de modaliteiten voor inspraak van het publiek inzake het leefmilieu waarin Boek I van het Milieuwetboek voorziet.]2
   § 3. [2 Binnen de maand van de bekendmaking van het aanwijzingsbesluit in het Belgisch Staatsblad krachtens de openbaarheid van de beslissingen waarin Boek I van het Milieuwetboek voorziet]2 wordt voor elk Natura 2000-gebied in een overleg tussen de betrokken eigenaren en gebruikers voorzien door de Regering.
   De overlegmodaliteiten worden vastgesteld door de Regering.
   De doelstelling van het overleg is de identificatie, onder de middelen voorgesteld door het aanwijzingsbesluit overeenkomstig [5 artikel 26, § 1, tweede lid, 11°]5, en met inachtneming van de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, en met lokale bijzonderheden, van gepaste middelen die in het gebied moeten worden ingezet om [5 de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied]5.
  [4 De Regering kan, desgevallend los van de overlegprocedure bedoeld in de vorige leden, elk type van overeenkomst sluiten met de natuurlijke of rechtspersonen die zij aanwijst ter bevordering van de tenuitvoerlegging van het stelsel van actief beheer van een site Natura 2000 of van elke andere maatregel die kan bijdragen tot de cohesie van het netwerk Natura 2000. De Regering kan de modaliteiten tot uitwerking en herziening van de overeenkomsten, de duur en de inhoud hiervan vastleggen, alsook de modaliteiten voor de controle en de bestraffing in geval van niet uitvoering, onverminderd de bepalingen van artikel 31.]4
   § 4. Bij gebrek aan overeenstemming over de middelen die in het gebied moeten worden ingezet om [5 de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied]5 te bereiken, of indien de maatregelen m.b.t. voornoemde regeling niet worden uitgevoerd door één of meerdere betrokken eigenaren of gebruikers, of indien een einde wordt gemaakt aan de actieve beheersovereenkomst overeenkomstig artikel 27, § 3, tweede lid, of in elke andere omstandigheid waarin de staat van gunstige instandhouding van het gebied in gevaar kan worden gebracht, neemt de Regering, na advies van de betrokken instandhoudingscommissie, de gepaste maatregelen om [5 de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied]5 te bereiken.
   De modaliteiten betreffende de vaststelling van de ontstentenis van een overeenkomst of de niet-uitvoering van actieve beheersmaatregelen worden door de Regering vastgesteld.]1
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2007-05-31/46, art. 39, 003; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
  (3)<DWG 2008-05-22/39, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2008>
  (4)<DWG 2009-04-30/12, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
  (5)<DWG 2010-12-22/30, art. 8, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>
  (6)<DWG 2018-10-04/13, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 15-12-2018>

Art.27.[1 § 1. Indien de actieve beheersovereenkomst werd gekozen als een gepast middel om de [3 de instandhoudingsdoelstellingen van de site]3 te bereiken, sluit de Regering, na advies van de betrokken instandhoudingscommissie, [2 een of meer actieve beheersovereenkomsten met de eigenaren en gebruikers die het wensen]2.
   Na advies van de "Conseil supérieur wallon de la Conservation de la Nature" (Waalse Hoge Raad voor het Natuurbehoud) worden de modaliteiten voor het opmaken van de actieve beheersovereenkomst alsook de inhoud daarvan vastgesteld door de Regering. [2 Ze kan verschillende typen actieve beheersovereenkomsten opmaken naar gelang van het type beheersmaatregelen die op het gebied moeten worden getroffen en rekening houdende met de economische, sociale en culturele eisen en van de plaatselijke bijzonderheden.]2
   De overeenkomst bepaalt met name :
   1° de plaatsen, perioden en aard van de werken die moeten worden verricht om [3 de instandhoudingsdoelstellingen]3 te bereiken;
   2° de verdeling van de werken tussen de betrokken eigenaren en gebruikers;
   3° een raming van de uitgaven die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werken.
   § 2. Het beheersplan of elke andere beheersmaatregel m.b.t. een natuur- of bosreservaat dat geheel of gedeeltelijk aangewezen werd als Natura 2000-gebied mogen als actieve beheersovereenkomst gelden indien en voor zover ze bijdragen tot de staat van gunstige instandhouding van het betrokken gebied.
   § 3. [2 Elke actieve beheersovereenkomst wordt geacht voor minimum negen jaar gesloten te zijn.
   Op haar vervaldag wordt de overeenkomst verlengd voor dezelfde duur en onder dezelfde voorwaarden behalve ten opzichte van de overeenkomstsluitende eigenaren en gebruikers die zich minstens zes maanden van tevoren tegen deze verlenging verzetten.]2
   § 4. Op initiatief van de Regering, van één derde van de leden van de betrokken instandhoudingscommissie of op met redenen omklede aanvraag van de eigenaar of van de gebruiker, mag elke actieve beheersovereenkomst herzien worden volgens de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis, van de beheerstechnieken en van de staat van instandhouding van het gebied.
   Elke aanvraag om herziening van de beheersovereenkomst behoeft het advies van de instandhoudingscommissie.]1
   [3 Die herziening wordt van ambstwege verricht als de instandhoudingsdoelstellingen herzien worden door de Regering ter uitvoering van artikel 26, § 1, lid 4.]3
   [2 lid 4 opgeheven]2
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2008-05-22/39, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2008>
  (3)<DWG 2010-12-22/30, art. 9, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>

Art.28.[2 § 1.]2 [1 In de Natura 2000-gebieden [2 en onverminderd de prerogatieven van de burgemeester krachtens artikel 135, § 2, van de Nieuwe Gemeentewet]2 is het verboden om de natuurlijke habitats te beschadigen alsook de soorten te verstoren waarvoor de gebieden zijn aangewezen voor zover die verstoringen belangrijke gevolgen kunnen hebben ten aanzien van de doelstellingen van voorliggende afdeling.]1
  [2 § 2. De algemene verbodsbepalingen die van toepassing zijn in of, in voorkomend geval, buiten de Natura 2000-gebieden alsook elke andere algemene preventieve maatregel die moet worden getroffen in of, in voorkomend geval, buiten de gebieden om de beschadiging te voorkomen van de natuurlijke habitats en de kenmerkende verstoringen die de soorten treffen waarvoor het gebied aangewezen is, worden door de Regering besloten.]2
  [2 § 3.]2 [3 De types beheerseenheden die afgebakend kunnen worden in een Natura 2000-gebied die, met het oog op het bereiken van de doelstellingen bedoeld in artikel 25, § 1, lid 1, en § 2, lid 1, in voorkomend geval als overdruk op andere types beheerseenheden mogelijk zijn, worden door de Regering vastgelegd en bepaald, evenals de bijzondere verbodsbepalingen en de andere bijzondere voorkomingsmaatregelen die van toepassing zijn op elk type beheerseenheid.
   Overeenkomstig artikel 26, § 1, lid 2, 9°, kan de Regering, in voorkomend geval, in het aanwijzingsbesluit specifieke verbodsbepalingen voorzien die van toepassing zijn in of buiten elke site, evenals enige andere specifieke voorkomingsmaatregel die te treffen zijn in of buiten de site om de achteruitgang te voorkomen van de natuurlijke habitats en de significante verstoringen van de soorten waarvoor de site is aangewezen. Die specifieke verbodsbepalingen en maatregelen dienen ter nadere bepaling of aanvulling van de algemene en bijzondere verbodsbepalingen en maatregelen.]3
  [2 § 4. Er kan slechts bij wijze van uitzondering worden afgeweken van [3 de bijzondere of specifieke verbodsbepalingen van toepassing krachtens de §§ 2 of 3]3 van toepassing zijn, op grond van een afwijking gegeven door de inspecteur-generaal van de Afdeling Natuur en Bossen.
   De territoriaal betrokken centrumdirecteur van de Afdeling Natuur en Bossen is bevoegd om een vergunning af te geven voor de uitvoering van een project of de uitoefening van een activiteit die door de Regering krachtens §§ 2 of 3 aan een vergunning is onderworpen.
   De Regering kan er eveneens in voorzien dat handelingen, werkzaamheden of activiteiten onderworpen worden aan een regeling van voorafgaande kennisgeving op voorwaarde dat de overheid die bevoegd is om de kennisgeving in ontvangst te nemen, de activiteit waarvan kennis wordt gegeven, aan voorwaarden of aan een machtiging bindt.
   De Regering bepaalt de procedure en de modaliteiten voor de toekenning van de afwijkingen en vergunningen alsmede de procedure en de modaliteiten voor de kennisgeving.
   § 5. De verzoeker kan bij de Minister bevoegd voor het Natuurbehoud een met redenen omkleed beroep indienen tegen de beslissing tot toekenning of de expliciete of impliciete beslissing tot weigering van een afwijking of van een vergunning krachtens dit artikel.
   De Regering bepaalt de procedure en de modaliteiten van het beroep.
   § 6. Onverminderd § 1 is het verbod of het onderwerpen aan een vergunning van handelingen, werkzaamheden, installaties en activiteiten krachtens §§ 2 of 3 niet van toepassing op :
   - de handelingen, werkzaamheden, installaties en activiteiten onderworpen aan een vergunning krachtens een andere vigerende wetgeving;
   - de handelingen, werkzaamheden, installaties en activiteiten die rechtstreeks gebonden zijn of die nodig zijn voor de uitvoering van het stelsel van actief beheer van het gebied voor zover ze de uitvoering van [3 de instandhoudingsdoelstellingen van de site]3 niet op het spel zetten.]2
  [3 § 7. Dit artikel is van toepassing onverminderd artikel 29, § 2.]3
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2008-05-22/39, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2008>
  (3)<DWG 2010-12-22/30, art. 10, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>

Art. 28bis. [1 Als primaire beschermingsregeling zijn de bepalingen van artikel 28, §§ 1, 2, 4, 5, 6 en 7, en artikel 29, § 2, van toepassing op de sites die kandidaat zijn voor het net Natura 2000, behoudens in de bebouwde percelen die geheel of gedeeltelijk in hun omtrek gelegen zijn.
   De Regering kan het toepassingsgebied en de inhoud van de algemene verbodsbepalingen en de algemene preventieve maatregelen bedoeld in lid 1 in het kader van de primaire beschermingsregeling wijzigen indien blijkt dat het onmogelijk of overdreven moeilijk is ze toe te passen zonder wijziging op de sites bedoeld in lid 1.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-12-22/30, art. 11, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>

Art.29.[1 § 1. In geval van onverenigbaarheid tussen de als regel geldende voorschriften van het besluit tot aanwijzing van een Natura 2000-gebied en de als regel geldende voorschriften van één of meerdere plannen die van kracht zijn bij bekendmaking van het besluit tot aanwijzing, wordt een overleg tussen de betrokken diensten van het gewestelijk bestuur voorzien door de Regering.
   In voorkomend geval worden de modaliteiten van het overleg geregeld door de Regering.
   De voorgestelde maatregelen, aangenomen na afloop van het overleg en bestemd om de natuurlijke kenmerken van het gebied te vrijwaren, worden voor advies overgemaakt aan de betrokken instandhoudingscommissie. Indien voornoemde commissie acht dat de voorgestelde maatregelen niet voldoende zijn om de natuurlijke kenmerken van het gebied te vrijwaren, wordt (worden) het (de) betrokken plan(nen) onderworpen aan de in paragraaf 2 bedoelde procedure.
   Het (de) betrokken plan(nen) wordt (worden) ook onderworpen aan de bij paragraaf 2 voorziene procedure indien de betrokken instandhoudingscommissie zich niet uitspreekt binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van de voorgestelde maatregelen of indien er geen maatregel wordt voorgesteld aan voornoemde commissie binnen zes maanden vanaf het begin van het overleg.
   § 2. Voor elk plan of project dat een vergunning behoeft en dat, [2 ten aanzien van de als regel geldende voorschriften en van de instandhoudingsdoelstellingen van de site,]2, niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een dergelijk gebied, wordt een beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, zoals bedoeld in de decreetgeving tot organisatie van de beoordeling van de gevolgen voor het leefmilieu in het Waalse Gewest, rekening houdende met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied en volgens de door de Regering vastgestelde modaliteiten.
   De modaliteiten voor de toepassing van voorliggende paragraaf worden vastgesteld door de Regering.
   De bevoegde instanties verlenen slechts hun instemming met dat plan of project nadat zij de zekerheid hebben verworven dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten.
   Indien een plan of project, ondanks negatieve conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij ontstentenis van alternatieve oplossingen, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moet worden gerealiseerd, neemt de bevoegde instantie alle nodige compenserende maatregelen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft en stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen op de hoogte van de aangenomen compenserende maatregelen.
   Wanneer het betrokken gebied een gebied met een prioritair type natuurlijke habitat en/of een prioritaire soort is, kunnen alleen argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of met voor het milieu wezenlijke gunstige effecten dan wel, na advies van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, andere dwingende redenen van groot openbaar belang worden aangevoerd.]1
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2010-12-22/30, art. 12, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>

Art.30.[1 § 1. Er zijn evenveel instandhoudingscommissies als directies van de buitendiensten van de Afdeling Natuur en Bossen van het Directoraat-Generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest.
   Elk Natura 2000-gebied ressorteert onder een commissie.
   § 2. Onverminderd de voorschriften van andere instellingen inzake het natuurbehoud in het Waalse Gewest, zijn de instandhoudingscommissies belast met het toezicht op de staat van instandhouding van de Natura 2000-gebieden, om hun behoud of herstel in een gunstige staat van instandhouding te vrijwaren, met inachtneming van de typen prioritaire natuurlijke habitats en van de prioritaire soorten en rekening houdende met de economische, sociale en culturele behoeften alsook met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, en met de regionale en lokale bijzonderheden.
   De commissies moeten hun opdracht uitvoeren volgens de modaliteiten vastgesteld bij artikelen 25, §§ 3, 4 en 5, 26, §§ 1 en 4, 27, § 4, en 29, §§ 1 en 2.
   De commissies zijn bovendien bevoegd om een advies uit te brengen over elke vraag betreffende de instandhouding van de Natura 2000-gebieden, op aanvraag van de Regering of op eigen initiatief.
   De adviezen vereist bij of krachtens voorliggende afdeling worden uitgebracht binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van de aanvraag. Indien de geraadpleegde commissie haar advies niet binnen die termijn meedeelt aan de Regering, en behalve in het geval bedoeld in artikel 29, § 1, vierde lid, neemt de Regering een beslissing ten aanzien van de doelstellingen van voorliggende afdeling.
   Elke commissie richt een jaarverslag over haar activiteiten aan de Regering.
   § 3. Naast de door de Regering aangewezen voorzitter bestaat elke instandhoudingscommissie uit :
   1° [2 vier personeelsleden van het gewestelijke bestuur, waaronder één dat deel uitmaakt van de voor het natuurbehoud bevoegde dienst, één dat deel uitmaakt van de voor ruimtelijke ordening bevoegde dienst, één dat deel uitmaakt van de voor landbouw bevoegde dienst en één dat deel uitmaakt van de voor water bevoegde dienst;]2
   2° een lid voorgedragen door de [4 Beleidsgroep Landelijke Aangelegenheden]4;
   3° een lid voorgedragen door de [5 "Union des Villes et Communes de Wallonie" (Unie van de Waalse steden en gemeenten)]5;
   4° twee vertegenwoordigers voorgedragen door verenigingen waarvan het maatschappelijk doel bestaat in het natuurbehoud;
   5° twee vertegenwoordigers voorgedragen door de verenigingen die de eigenaren en gebruikers van het (de) betrokken gebied(en);
   6° twee vertegenwoordigers voorgedragen door de beroepsorganisaties waarvan het maatschappelijk doel bestaat in de verdediging van landbouw-, jacht-, visteelt- of bosbouwactiviteiten verricht in het (de) betrokken gebied(en).
   De voorzitter alsook de in punten 4° tot 6° bedoelde leden worden door de Regering benoemd voor een termijn van vier jaar, na afloop van een door haar bepaalde procedure. Hun mandaat is hernieuwbaar.
  [3 Bij wijze van uitzondering, kan de Regering de duur van de aanstelling van de leden bedoeld in het tweede lid voor hoogstens één jaar verlengen.]3
   Voor elk gewoon lid is er een plaatsvervangend lid. Het vorige lid is toepasselijk op de plaatsvervangende leden.
  [2 De leden van het bestuur zijn niet stemgerechtigd.]2
   § 4. De Regering stelt het huishoudelijk reglement van de instandhoudingscommissies vast. Dit reglement bevat met name voorschriften betreffende :
   1° de bijeenroepingsmodaliteiten;
   2° de beraadslagingsmodaliteiten;
   3° de frequentie van de vergaderingen.]1
  [3 § 5. De Regering bepaalt de voorwaarden voor de terugbetaling van rondreis- en verblijfkosten van de leden van de Instandhoudingscommissies van de Natura 2000-locaties.]3
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2008-05-22/39, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2008>
  (3)<DWG 2014-03-27/08, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 20-04-2014>
  (4)<DWG 2017-02-16/37, art. 50, 025; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
  (5)<DWG 2017-02-16/37, art. 67, 025; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

Art.31.[1 De Regering bevordert de uitvoering van de actieve beheersregeling [2 en kan de aanneming bevorderen van elke maatregel die kan bijdragen tot de cohesie van het netwerk Natura 2000]2 d.m.v. :
   1° de toekenning, [2 ...]2 ten gunste van de rechts- en natuurlijke personen die zij aanwijst, van subsidies voor de uitvoering van een actieve beheersovereenkomst [2 of van elk ander type van overeenkomst of verbintenis]2, wanneer een dergelijke overeenkomst [2 , een dergelijke overeenkomst of verbintenis]2 wordt aangegaan, alsook de uitvoering van de in artikel 25, § 3, derde lid bedoelde maatregelen;
   2° de verhoging van de percentages van haar bijdrage in de uitgaven gedekt door de krachtens artikel 37 door haar toegekende subsidies, indien de betrokken gebieden gelegen zijn in een Natura 2000-gebied of in een aanmoedingingszone.
   De bij deze bepaling bedoelde subsidies mogen niet samengevoegd worden met andere subsidies die bestemd zijn om de actieve beheersregeling m.b.t. Natura 2000-gebieden te bevorderen, krachtens, namelijk, de decreet- of regelgeving betreffende de bossen of de landbouw [2 indien ze tot gevolg hebben dat ze in totaal meer dan één keer dezelfde verbintenis van haar begunstigde betalen. De Regering kan striktere cumulregels vastleggen]2.]1
  [2 De Regering kan ten gunste van de natuurlijke en rechtspersonen die zij aanwijst vergoedingen toekennen ter compensatie van het geheel of van een gedeelte van de inkomensverliezen te wijten aan de tenuitvoerlegging van het preventieve stelsel [3 en de primaire beschermingsregeling bedoeld in artikel 28bis]3.
   Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Regering het bedrag en de voorwaarden tot toekenning van de in de vorige leden bedoelde subsidies en vergoedingen bepalen; ze kan eveneens de betalingsmodaliteiten, de controle- en bestraffingsmodaliteiten in geval van niet naleving van de toekenningsvoorwaarden vastleggen, alsook, voor de begunstigden, een procedure van beroep tegen de beslissingen tot toekenning en/of weigering.]2
  [4 De Regering kan bepalen dat de betaling van de in de eerste en derde leden bedoelde vergoedingen door het betaalorgaan bedoeld in artikel D.3, 25°, van het Waalse Landbouwwetboek verricht wordt volgens de in dit Wetboek vermelde modaliteiten.]4
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2009-04-30/12, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
  (3)<DWG 2010-12-22/30, art. 13, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>
  (4)<DWG 2018-07-17/04, art. 184, 026; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

Afdeling 4. Kennis van het natuurpatrimonium.
Art. 31bis. <Ingevoegd bij DWG 2001-06-28/38, art. 1; Inwerkingtreding : 5-07-2001>
  Om redenen die betrekking hebben op het natuurbehoud mag de Executieve, onder de door hem vastgestelde voorwaarden, toelagen toekennen aan privaatrechtelijke personen met het oog op de bevordering van de kennis van de economische, sociale, educatieve, beschermings-, ecologische en wetenschappelijke functies van het natuurpatrimonium.

HOOFDSTUK IV. _ De Hoge Raad voor natuurbehoud.
Art.32. De Koning richt bij de Minister van Landbouw een hoge Raad voor natuurbehoud op.
  Deze bestaat uit twee kamers die bevoegd zijn respectievelijk voor het Vlaamse gewest en voor het Waalse gewest, bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet.
  De Raad is bevoegd voor de in artikel 33 van deze wet bedoelde aangelegenheden van gemeenschappelijk belang en voor het Brusselse gewest bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet.
  De Koning bepaalt de samenstelling van de Raad en zijn werking.
  De Koning benoemt de voorzitters en de leden van de twee kamers; het voorzitterschap van de hoge Raad voor natuurbehoud wordt om de beurt, telkens voor één jaar, door de voorzitter van ieder der kamers waargenomen.

Art.33.(NOTA : Dit artikel houdt op toepasselijk te zijn op de natuurparken opgericht overeenkomstig DWG 1985-07-16/36, art. 23, § 2)
  [1 De [2 Beleidsgroep Landelijke Aangelegenheden]2 heeft als opdracht advies te verstrekken over alle aangelegenheden die hem door de Regering worden voorgelegd in verband met het natuurbehoud en inzonderheid met de bescherming van de flora en de fauna, de oprichting, de instandhouding en het beheer van staatsnatuurreservaten, bosreservaten en Natura 2000-gebieden, de toekenning en de intrekking van de erkenning van reservaten en Natura 2000-gebieden, de oprichting en het beheer van natuurparken.]1
  [2 De Beleidsgroep Landelijke Aangelegenheden, afdeling "Natuur" dient]2 de Minister van Landbouw van advies over de voorstellen die hem door tenminste vijf van zijn leden worden voorgelegd betreffende bij het eerste lid bedoelde aangelegenheden.
  De Minister van Landbouw is verplicht het advies van [2 de Beleidsgroep Landelijke Aangelegenheden, afdeling "Natuur"]2 in te winnen betreffende de maatregelen bedoeld in de artikels 2, 3, 4, 5, 6, alinea's 2, 11, 12, 13, 14, 18, 21, 22, 23, 24, 36, 37, 38, 39 en 41 wanneer deze maatregelen van gemeenschappelijk belang zijn of betrekking hebben op het Brusselse gewest.
  [1 De Regering is verplicht het advies van de "Conseil supérieur wallon de la conservation de la nature" in te winnen betreffende de maatregelen bedoeld in artikelen 5, § 1, 5ter, § 2, 6, tweede lid, 11, tweede lid, 12, 13, 14, 18, 21, 22, 23, 24, 36, 37, 38, 39 en 41, § 1.]1
  Heeft een beschermingsmaatregel evenwel betrekking op wild of roofwild, dan moet de Minister van Landbouw bovendien het advies van de [2 Beleidsgroep Landelijke Aangelegenheden, afdeling "Jacht"]2 inwinnen.
  Voor de maatregelen voorzien in de artikels 21, 22, 23, 24, 27, 28 en 36 moet de Minister van Landbouw het advies van de [2 Beleidsgroep Landelijke Aangelegenheden, afdeling "Bos en Houtfilière"]2 inwinnen.
  Voor de maatregelen voorzien in de artikels 27 en 28 moet de Minister van Landbouw het advies van de [2 Beleidsgroep Landelijke Aangelegenheden, afdeling "Landbouw, Agrovoeding en Voeding"]2 inwinnen.
  De plannen om natuurreservaten of natuurparken tot stand te brengen moeten aan de bevoegde Gewestelijk Economische Raad worden voorgelegd. Indien deze Raad zijn advies niet binnen 60 dagen na het verzoek van de Minister van Landbouw mededeelt, wordt het geacht gunstig te zijn.
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2017-02-16/37, art. 50, 025; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

Art.34.
  § 1. De hoge Raad stelt zijn reglement van orde vast onder de goedkeuring van de Minister van Landbouw.
  § 2. Voor het onderzoek van problemen die eigen zijn aan elk Staatsnatuurreservaat of groep van die reservaten kan de Hoge Raad zich laten bijstaan door de betrokken adviescommissie en haar vragen verslag uit te brengen over elke aangelegenheid die hij voorlegt.

Art.35.
  De hoge Raad voor natuurbehoud zal bij zijn opdracht worden bijgestaan door een Instituut voor natuurbehoud dat zal worden opgericht door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit.
  Dat Instituut zal moeten instaan voor de bevordering van de studie en het onderzoek van de aangelegenheden die betrekking hebben op het natuurbehoud en de bescherming van het leefmilieu.

HOOFDSTUK V. _ Bescherming van de bossen en van de landelijke ruimte.
Art.36.Om redenen van natuurbehoud en op gemotiveerd advies van de [2 Beleidsgroep Landelijke Aangelegenheden, afdeling "Natuur"]2, kan de Koning maatregelen treffen vergezeld van toelagen onder de voorwaarden die hij bepaalt met het oog op de bevordering in de publieke en private bossen van :
  - het herstel van vervallen bosbestanden;
  - de instandhouding van loofhoutbossen;
  - de herinplanting van loofhoutsoorten in naaldbossen;
  - de openstelling van de bossen voor het publiek.
  [1 - de aanneming van elke andere maatregel die voor de biodiversiteit in het bos gunstig zijn.]1
  ----------
  (1)<DWG 2008-05-22/39, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2008>
  (2)<DWG 2017-02-16/37, art. 50, 025; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

Art.37.Om redenen van natuurbehoud en op gemotiveerd advies van de [2 Beleidsgroep Landelijke Aangelegenheden, afdeling "Natuur"]2 kan de Koning maatregelen treffen vergezeld van toelagen, onder de voorwaarden die hij bepaalt, met het oog op de bevordering in de landelijke ruimte van onder meer :
  - de bebossing of herbebossing van marginale of door de landbouw verlaten grond;
  - het behoud of de restauratie van grasrijke valleien in de bosmassieven of op het platteland;
  - de bescherming van bossen of andere plantengroei in rotsachtige gebieden, op hellingen en taluds;
  - de bescherming van oeverbegroeiingen en turfgebieden;
  - de instandhouding en het beheer van erkende natuurreservaten;
  - de bescherming van de oevers der waterlopen gevoed door een rheocrene bron, vanaf die bron tot aan het punt van oorsprong van de waterloop;
  - het behoud en de aanplanting van hagen en bosjes;
  - de instandhouding en het beheer van bosreservaten die buiten het Staatsdomein opgericht zijn.
  [1 - de aanneming van elke andere maatregel die voor de biodiversiteit in landelijk gebied gunstig zijn.]1
  ----------
  (1)<DWG 2008-05-22/39, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 27-06-2008>
  (2)<DWG 2017-02-16/37, art. 50, 025; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

Art.38.
  De Koning kan het gebruik van giftstoffen of van andere produkten die een gevaar opleveren voor het leven in de natuur of voor de biologische gaafheid van de bodem en het water verbieden of regelen.

Art.39.
  <opgeheven bij DWG 1985-10-07/32, art. 70; Inwerkingtreding : 20-01-1986>

HOOFDSTUK VI. _ Algemene maatregelen.
Art.40.
  Het is verboden naaldbomen te planten of te herplanten of hun zaailingen te laten groeien op minder dan zes meter van de oevers der waterlopen.
  De bomen die geplant worden of die men heeft laten groeien met overtreding van het eerste lid van dit artikel, moeten binnen een jaar na de vaststelling van hun aanwezigheid bij procesverbaal worden gerooid.
  Onder waterlopen wordt verstaan de onbevaarbare waterlopen, zoals deze omschreven zijn bij de wet van 28 december 1967, alsook de bevaarbare waterwegen, die als dusdanig door de Regering gerangschikt zijn.

Art.41.[1 § 1. De Regering kan afwijkingen van de in afdeling 1 en 2 van hoofdstuk III bedoelde beschermingsmaatregelen m.b.t. natuur- en bosreservaten toestaan.
   Behoudens andersluidende beslissing van de Regering is de toegestane afwijking individueel, persoonlijk en niet overdraagbaar.
   Voor een natuur- of bosreservaat data geheel of gedeeltelijk aangewezen werd als Natura 2000-gebied, zijn alleen de afwijkingen toegestaan bij of krachtens afdeling 3 van hoofdstuk III van toepassing, voor het gedeelte aangewezen als Natura 2000-gebied.
   § 2. De afwijking mag alleen worden toegestaan indien geen andere gepaste oplossing bestaat en op voorwaarde dat de afwijking het behoud van de betrokken milieus in een gunstige staat van instandhouding geen schade toebrengt en om één van de volgende redenen :
   1° in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid;
   2° in het belang van de bescherming van de wilde fauna en flora en van de instandhouding van de natuurlijke habitats;
   3° ten behoeve van onderzoek en onderwijs;
   4° om redenen van gewestelijk of plaatselijk nut of om andere redenen van openbaar nut.
   § 3. De afwijkingsaanvraag wordt ingediend bij de door de Regering aangewezen dienst van het gewestelijk bestuur en vermeldt, met name :
   1° de identiteit van de aanvrager;
   2° het reservaat of het reservaatgedeelte waarvoor de afwijking wordt aangevraagd alsook de bij de aanvraag betrokken oppervlakte;
   3° de redenen van de afwijkingsaanvraag en de bij de aanvraag bedoelde handeling;
   4° de periode waarvoor de afwijking wordt aangevraagd;
   5° de middelen, installaties en methodes gebruikt voor de uitvoering van de afwijking gebruikte middelen, installaties of methoden.
   § 4. De afwijkingstoestemming vermeldt, met name :
   1° de ontvanger van de vergunning;
   2° het reservaat of reservaatgedeelte waarvoor de afwijking wordt toegestaan;
   3° de toegestane handelingen;
   4° de geldigheidsduur van de vergunning.]1
  ----------
  (1)<DWG 2001-12-06/56, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>

Art.42.
  <Opgeheven bij DWG 2001-12-06/56, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>

Art.43.
  Wanneer er binnen een op te richten natuur- of bosreservaat grondwater aanwezig is dat voor de openbare bevoorrading van drinkwater wordt gebruikt of kan worden gebruikt, wordt het reservaat enkel opgericht of worden in het reservaat enkel beschermingsmaatregelen genomen na raadpleging van de Minister van Volksgezondheid.

HOOFDSTUK VII. _ Strafbepalingen.
Art.44.§ 1. [2 Wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaren en met geldboete van 26 euro tot 50.000 euro, of met één van deze straffen alleen, hij die hetgeen volgt, overtreedt :
   1° de bepalingen betreffende de in-, uit- en doorvoer van uitheemse plantensoorten, evenals van uitheemse diersoorten en hun krengen, met inbegrip van de bepalingen betreffende de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, genomen in uitvoering van artikel 5, § 2;
   2° de bepalingen betreffende het opstellen van een nationale lijst, met inbegrip van de beperkingen die op deze soorten van toepassing zijn, van voor België zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, genomen in uitvoering van artikel 12 van Verordening (EU) 1143/2014 van het Europees parlement de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, in de mate dat ze gaan over een invoer, een uitvoer of een doorvoer;
   3° artikel 7.1, a) en d), artikel 8, artikel 9, artikel 10, artikel 15, artikel 31 en artikel 32 van Verordening (EU) 1143/2014 van het Europees parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, in die mate dat ze gaan over een invoer, een uitvoer of een doorvoer; of
   4° een beslissing van de Europese Commissie die slaat op de uitvoering van één van de onder punt 3° bedoelde bepalingen, in die mate dat ze gaat over een invoer, uitvoer of een doorvoer.]2
  § 2. Overtreding van de besluiten genomen ter uitvoering van de artikelen 27 en 28 wordt gestraft met de straffen gesteld bij de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw gewijzigd bij de wet van 22 december 1970.
  § 3. De bepalingen van hoofdstuk VII en artikel 85 van het Strafwetboek zijn op de in dit artikel bepaalde overtredingen van toepassing.
  ----------
  (1)<W 2014-05-15/65, art. 9, 019; Inwerkingtreding : 09-08-2014>
  (2)<W 2015-12-16/06, art. 24, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 44bis.[1 § 1. [2 Zijn het voorwerp van strafrechtelijke vervolging of van een administratieve boete, de overtredingen op de in artikel 44, § 1, eerste lid, 1° tot 4°, bedoelde bepalingen.]2
   § 2. De in artikel 47, eerste lid, bedoelde verbaliserende personen, sturen het proces-verbaal dat het misdrijf vaststelt naar de procureur des Konings, alsook een afschrift ervan naar de door de Koning aangewezen ambtenaar, houder van een licentiaat of van een master in de rechten.
   § 3. De procureur des Konings beslist of hij al dan niet strafrechtelijk vervolgt. Strafvervolging sluit administratieve geldboete uit, ook wanneer de vervolging tot vrijspraak heeft geleid.
   De procureur des Konings beschikt over een termijn van drie maanden, te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal, om van zijn beslissing kennis te geven aan de door de Koning aangewezen ambtenaar. Ingeval de procureur des Konings van strafvervolging afziet of verzuimt binnen de gestelde termijn van zijn beslissing kennis te geven, beslist de door de Koning aangewezen ambtenaar overeenkomstig de nadere regels en voorwaarden die Hij bepaalt, of wegens het misdrijf een administratieve geldboete moet worden voorgesteld, nadat de betrokkene de mogelijkheid geboden werd zijn verweermiddelen naar voor te brengen.
   De strafvordering vervalt wanneer de procureur des Konings verzaakt aan strafrechtelijke vervolging of nalaat zijn beslissing binnen de vaststelde termijn te betekenen.
   § 4. Het bedrag van de administratieve geldboete mag niet lager zijn dan de helft van het minimum van de geldboete bepaald door de overtreden wettelijke bepaling, noch hoger dan een twintigste van het maximum van deze boete.
   Deze bedragen worden vermeerderd met de op decimen vastgesteld voor de strafrechtelijke geldboeten.
   § 5. Bij samenloop van verschillende misdrijven worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd, zonder dat deze samen hoger mogen zijn dan het maximumbedrag bedoeld in artikel 44, § 1.
   § 6. De betaling van de administratieve geldboete doet de strafvordering vervallen.
   § 7. Blijft de betrokkene in gebreke om de administratieve geldboete bepaald in § 3, tweede lid, binnen de gestelde termijn te betalen, dan vordert de ambtenaar de betaling van de geldboete voor de bevoegde rechtbank.
   Bij niet-betaling van de administratieve boete binnen de in § 3 bepaalde termijnen, maakt de door de Koning aangewezen ambtenaar de zaak aanhangig bij de rechtbank die bevoegd is om zich uit te spreken over de op te leggen boete.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2012-07-12/37, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 22-09-2012>
  (2)<W 2015-12-16/06, art. 25, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.45.
  De voorwerpen die gediend hebben tot het plegen van de overtreding of die eruit voortkomen, kunnen in beslag worden genomen.
  De eetbare en bederfbare in beslag genomen voorwerpen worden onmiddellijk aan de dichtsbijgelegen weldadigheidsinrichting afgegeven.

Art. 45bis.[1 § 1. [2 Onverminderd de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van het Verdrag inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES), en van de bijlagen, opgemaakt te Washington op 3 maart 1973, alsmede van de wijziging van het Verdrag, aangenomen te Bonn op 22 juni 1979, zijn de in artikel 47 opgesomde ambtenaren bevoegd voor het opleggen van een administratieve inbeslagname op de specimen van uitheemse dier- of plantensoorten die het voorwerp uitmaken van een overtreding op de in artikel 44, § 1, eerste lid, 1° tot 4°, bedoelde bepalingen.]2
   § 2. De inbeslaggenomen specimens worden toevertrouwd aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Deze zendt ze, indien nodig, naar een bewaarcentrum of naar elke andere plaats die geschikt is.
   § 3. De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu is bevoegd voor het nemen van bestuurlijke maatregelen omtrent de inbeslaggenomen specimen. Deze maatregelen kunnen onder andere zijn :
   1° het geven van de volle eigendom aan de geschikte natuurlijke of rechtspersoon;
   2° een bevel tot slachten;
   3° een bevel tot vernietigen;
   4° de openbare verkoop;
   5° een combinatie van de in 1°, 2°, 3° en 4° bedoelde maatregelen.
   Deze bestuurlijke maatregelen worden schriftelijk opgelegd. De schriftelijke oplegging kan gebeuren door ofwel de kennisgeving van het besluit houdende de bestuurlijke maatregelen ofwel de kennisgeving van het proces-verbaal. De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu behoudt het recht om ten allen tijde de bestuurlijke maatregelen op te heffen.
   Deze bevoegdheid doet geen afbreuk aan de in artikel 44bis gestelde bevoegdheid.
   § 4. In geval van veroordeling spreekt de rechtbank de verbeurdverklaring uit van de specimens die niet werden vernietigd en legt zij de veroordeelde de onkosten te laste die zouden gemaakt zijn, evenals de kosten van expertises, van het vervoer naar bewaarcentra, van het slachten, van het vernietigen en van de bewaring tot aan de datum van het vonnis.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-05-15/65, art. 10, 019; Inwerkingtreding : 09-08-2014>
  (2)<W 2015-12-16/06, art. 26, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.46.
  De rechtbank beveelt het uitroeien van de in overtreding van de artikelen 40 en 48 gedane of in stand gehouden aanplantingen binnen de termijn die hij bepaalt en beslist dat in geval van niet uitvoering van het vonnis het uitroeien zal geschieden door de ingenieur van waters en bossen op de kosten van de betrokkene.

Art.47.<Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

  Art. 47. (Federaal)
  [2 Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, onderzoeken de leden van de federale en lokale politie, douaneagenten en de leden van het statutair of contractueel personeel van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu die daartoe door de Koning zijn aangewezen de overtredingen op de in artikel 44, § 1, eerste lid, 1° tot 4°, bedoelde bepalingen en stellen zij deze overtredingen vast.]2
   De door deze overheidspersonen opgemaakte processen-verbaal hebben bewijskracht tot het tegenbewijs is geleverd; een afschrift daarvan wordt binnen vijftien dagen na de vaststelling aan de overtreders betekend.
   In de uitoefening van hun opdracht mogen deze overheidspersonen fabrieken, magazijnen, bergplaatsen, burelen, boten, bedrijfsgebouwen, stallen, stapelhuizen, stations, wagons, voertuigen en de in open lucht gelegen bedrijven betreden.
   Zij mogen de plaatsen die tot woning dienen slechts bezoeken met verlof van de rechter in de politierechtbank en dan enkel van vijf uur 's morgens tot negen uur 's avonds. Dat verlof is eveneens vereist voor het bezoeken van de niet voor het publiek toegankelijke plaatsen vóór vijf uur 's morgens en na negen uur 's avonds.
  ----------
  (1)<W 2012-07-12/37, art. 7, 018; Inwerkingtreding : 22-09-2012>
  (2)<W 2015-12-16/06, art. 27, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

HOOFDSTUK VIII. _ Slot- en opheffingsbepalingen.
Art.48.
  Artikel 35ter van het Veldwetboek wordt opgeheven een jaar na het in werking treden van deze wet.
  De naaldbomen die geplant zijn in overtreding van het koninklijk besluit van 8 maart 1963 waarbij de waterlopen bepaald worden langs welke elke aanplanting van naaldbomen niet dan op een afstand van ten minste 6 meter van de oevers mag geschieden, en die nog geen 5 jaar oud zijn op het ogenblik van het in werking treden van deze wet, moeten binnen het jaar worden uitgeroeid.
  De natuurlijke zaailingen, die geen vijf jaar oud zijn op het ogenblik van het in werking treden van deze wet, moeten binnen dezelfde termijn worden verwijderd.

Art.49.
  Artikel 3, § 1, 3°, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968 wordt door de volgende bepaling vervangen : "....."

Art.50.
  <Opgeheven bij DWG 2001-12-06/56, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>

HOOFDSTUK IX. _ Bepalingen eigen aan het Waalse Gewest.
Art.51. <DWG 1984-04-11/32, art. 1>
  Artikel 33, vijfde, zesde, zevende en achtste lid, artikel 34, § 2 en de artikelen 35, 40, 45 en 46 zijn niet toepasselijk op het Waalse Gewest.

Afdeling I. [1 - Beleidsgroep Landelijke Aangelegenheden, afdeling "Natuur"]1   ----------   (1)
Art.52.[1 De beleidsgroep "Landelijke Aangelegenheden, afdeling "Natuur", bedoeld in artikel 2/6, § § 1, 2 en 3, van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie oefent in het Waalse Gewest de bevoegdheden uit die door de hoofdstukken II tot VI toegekend zijn aan de Hoge Raad voor natuurbehoud en aan de Waalse Kamer ervan, opgericht door artikel 32 [2 ...]2.]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-02-16/37, art. 50, 025; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
  (2)<DWG 2018-07-17/04, art. 185, 026; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

Art.53.
  <Opgeheven bij DWG 2017-02-16/37, art. 50, 025; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

Art.54.<DWG 1984-04-11/32, art. 1>
  Voor het onderzoek van problemen die eigen zijn aan elk staatsnatuurreservaat of aan een groep van die reservaten kan de [1 Beleidsgroep Landelijke Aangelegenheden, afdeling "Natuur"]1 zich laten bijstaan door de bevoegde Adviescommissie en haar vragen verslag uit te brengen over elk vraagstuk dat hij haar voorlegt.
  ----------
  (1)<DWG 2017-02-16/37, art. 50, 025; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

Art.55. <DWG 1984-04-11/32, art. 1>
  De Executieve kan een Waals Instituut voor Natuurbehoud oprichten dat zal moeten instaan voor de bevordering van de studie en het onderzoek van de aangelegenheden die betrekking hebben op het natuurbehoud alsmede op hun terugslag op het leefmilieu. Dit instituut zal rechtspersoonlijkheid hebben.

Afdeling II. _ Bijzondere bepalingen.
Art.56.<DWG 1984-04-11/32, art. 1>
  § 1. Het is verboden naaldbomen te planten of te herplanten, of hun zaailingen te laten groeien op minder dan zes meter van de oevers der waterlopen, met inbegrip van de bronnen.
  Deze paragraaf geldt niet voor de oevers van de kunstmatige afwateringswegen die niet als bevaarbare of onbevaarbare waterlopen zijn gerangschikt.
  § 2. Het is verboden naaldbomen op minder dan zes meter van de oevers van de gerangschikte waterlopen te behouden.
  Deze paragraaf geldt niet voor de oevers van de kunstmatige afwateringswegen die niet als bevaarbare of onbevaarbare waterlopen zijn gerangschikt.
  Deze bepaling is niet toepasselijk op aanplantingen die vóór 22 september 1968 zijn verricht.
  § 3. Het is verboden zaailingen van naaldbomen andere dan de taxus (taxus baccata) en de jeneverbessenstruik (juniperus communis) te planten of te laten groeien in de gebieden die in de ontwerpen van gewestplannen of in de gewestplannen als natuurgebied, natuurgebied van wetenschappelijk belang of natuurreservaat vermeld staan.
  De Executieve kan echter, na advies van de [1 Beleidsgroep Landelijke Aangelegenheden]1, de gebieden vaststellen waar deze paragraaf voorlopig niet toepasselijk is.
  ----------
  (1)<DWG 2017-02-16/37, art. 50, 025; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

Art.57. <DWG 1984-04-11/32, art. 1>
  De bomen die geplant worden of die men heeft laten groeien met overtreding van artikel 56, moeten binnen één jaar na de vaststelling van hun aanwezigheid bij proces-verbaal worden gerooid.

Art.58. <DWG 1984-04-11/32, art. 1>
  Het is verboden nieuwe draineergrachten te graven in de gebieden die in de ontwerpen van gewestplannen en in de gewestplannen als natuurgebieden, natuurgebieden van wetenschappelijk belang of natuurreservaten vermeld staan.
  De Executieve kan echter, in de gevallen die zij bepaalt, regelen vaststellen die afwijken van het eerste lid; zij moet de procedure tot verlening van afwijkingen door de overheid die zij aanwijst, vaststellen.

Art. 58bis.[1 Het is verboden een niet voor de scheepvaart bestemd voertuig te laten rijden of het verkeer ervan te organiseren :
   1° op de oevers, de dijken en in de zomerbedding van de waterlopen;
   2° in de wedden in het geval van een voertuig dat bestemd is voor bosbouw, hydraulische werken, hydromorfologische restauratie of constructie, gemotoriseerde sport- of vrijetijdsactiviteiten of andere activiteiten op een lijst gezet door de Regering, rekening houdend met de potentieel significante gevolgen die deze kunnen hebben voor de biologische of hydromorfologische kwaliteit van de waterlopen.
   De Regering kan van het in eerste lid bedoelde verbod afwijken onder de voorwaarden en volgens de procedure die zij vaststelt.]1
  ----------
  (1)<DWG 2018-10-04/13, art. 3, 028; Inwerkingtreding : 15-12-2018>

Art. 58ter.[1 De Regering kan de vaart met pleziervaartuigen alsmede het verkeer, het oversteken en de toegang van het publiek en van rij-, laad- of trekdieren tot de waterlopen verbieden, aan voorwaarden onderwerpen of aanmelden. Ze kan deze met name beperken tot bepaalde perioden van het jaar of afhankelijk stellen van het bestaan van een minimumwaterpeil in de door haar aangewezen waterlopen of delen van waterlopen
   De Regering kan afwijkingen van de in het eerste lid 1 bedoelde regeling toestaan. Ze stelt de procedure en de voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen vast, alsmede de procedure en de modaliteiten voor de kennisgevingen.
   De Regering kan, met instemming van de eigenaars van de plaatsen, de plaatsen aanwijzen waar de inscheping, ontscheping en het afmeren van pleziervaartuigen, alsmede het vertrek en de aankomst van duikers, plaatsvinden Zij stelt de procedure vast voor de aanwijzing van deze plaatsen. Ze kan tevens de regels vaststellen die van toepassing zijn op de voorwaarden voor de aanleg en het gebruik van deze plaatsen.
   Een duiker wordt gedefinieerd als elke persoon die is uitgerust met een duikuitrusting van welke soort dan ook en die zich niet in een zwemzone bevindt.]1
  ----------
  (1)<DWG 2021-11-24/09, art. 81, 031; Inwerkingtreding : 31-12-2021>

Art. 58quater. <Ingevoegd bij DWG 1994-04-21/41, art. 3; Inwerkingtreding : 07-06-1994>
  De artikelen 58bis en 58ter zijn niet van toepassing op de bevaarbare waterlopen, met uitzondering van de Amblève, de Eau d'Heure, de Lesse, de Ourthe, de Semois en de Haine.

Art. 58quinquies.<Ingevoegd bij DWG 1995-04-06/84, art. 1; Inwerkingtreding : 20-06-1995>
  [2 ...]2 [2 De gemeenteraden kunnen strengere reglementen of beschikkingen dan de hoger vermelde bepalingen inzake bescherming van planten- of diersoorten die geen wild zijn, voor het geheel of een deel van hun gemeentelijk grondgebied treffen]2.
  Zij maken ze over aan de [2 Minister bevoegd voor het Natuurbehoud]2. Die beschikt over een termijn van negentig dagen om een beslissing te nemen, na advies van de [1 Beleidsgroep Landelijke Aangelegenheden]1. Bij gebreke van beslissing worden de reglementen of beschikkingen beschouwd als te zijn goedgekeurd.
  Deze reglementen of beschikkingen worden bekendgemaakt overeenkomstig de Gemeentewet vooraleer in kracht te treden. [3 Overtredingen van deze reglementen en verordeningen worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig Deel VIII van het decreetgevend deel van Boek I van het Milieuwetboek.]3
  ----------
  (1)<DWG 2017-02-16/37, art. 50, 025; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
  (2)<DWG 2018-07-17/04, art. 186, 026; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
  (3)<DWG 2021-11-24/09, art. 82, 031; Inwerkingtreding : 31-12-2021>

Art. 58sexies.<Ingevoegd bij DWG 1998-01-22/40, art. 1; Inwerkingtreding : 08-03-1998>
  § 1. Elke natuurlijke of rechtspersoon die [1 ...]1 een landbouw-, tuinbouw-, bosbouw- of visteeltbedrijf in het Waalse Gewest uitbaat, kan een vergoedingsaanvraag indienen bij een administratieve commissie wanneer het vast staat dat zijn teelten, oogsten, dieren, bossen of wouden rechtstreeks beschadigd werden door beschermde diersoorten.
  Daartoe wordt jaarlijks een bedrag uitgetrokken op de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest. Dit bedrag wordt berekend met inachtneming van de in de loop van het vorige jaar toegekende vergoedingen.
  § 2. De administratieve commissies zijn territoriaal bevoegd voor het ambtsgebied van elk door de Regering afgebakend bosdistrict.
  Ze bestaan uit minstens drie leden, met name :
  1° de bosbouwkundig ingenieur belast met het bedoelde ambtsgebied;
  2° de landbouwkundig ingenieur van het bosdistrict waar de schade werd aangericht als ze betrekking heeft op teelten, oogsten of dieren;
  3° één of verscheidene deskundigen aangewezen door de bosbouwkundig ingenieur.
  § 3. De vergoedingsaanvraag moet uiterlijk de derde werkdag na de ontdekking van de schade bij aangetekende brief ingediend worden bij de bevoegde administratieve commissie.
  De aanvraag bevat o.a. :
  1° de personalia van de aanvrager;
  2° het bewijs van zijn beroepsbezigheid, i.e. land-, tuin- of bosbouwer of veeteelter;
  3° de vaststelling van de aangerichte schade.
  § 4. De Regering is bevoegd om :
  1° de regels te bepalen voor de indiening van de aanvragen en voor hun behandeling door de administratieve commissies bedoeld in § 1;
  2° de samenstelling van de administratieve commissies te bepalen en hun werkwijze te regelen;
  3° de in § 1 bedoelde beschermde diersoorten aan te wijzen die belangrijke schade kunnen aanrichten aan teelten, oogsten, bossen, wouden en veeteeltdieren, rekening houdende met de moeilijkheid om voldoende technische oplossingen te vinden om nieuwe schade te voorkomen;
  4° het minimum- en maximumbedrag van de vergoeding per slachtoffer vast te stellen;
  5° de administratieve commissies te machtigen om de aanvrager middelen voor te schrijven om nieuwe schade te voorkomen. Daartoe kan hem een vergoeding betaald worden. Bovendien zal de schade voortaan alleen vergoed worden als de voorgeschreven voorzorgsmaatregelen toegepast worden.
  § 5. Er wordt geen vergoeding toegestaan :
  1° als de aanvrager vijf jaar vóór de aanvraag definitief veroordeeld is voor een overtreding van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan, alsook van de regels die inzake jacht, visserij of bossen van toepassing zijn in het Waalse Gewest;
  2° voor het verzekerde schadegedeelte;
  3° als de schade geheel of gedeeltelijk te wijten is aan de aanvrager zelf;
  4° als het slachtoffer van de schade vraagt dat het Gewest de vergoeding betaalt op grond van de artikelen 1382 tot 1386bis van het Burgerlijk Wetboek.
  § 6. In het kader van de behandeling van de vergoedingsaanvraag zijn de administratieve commissies gemachtigd om :
  1° een onderzoek ter plaatse in te stellen en de door de aanvrager aangevoerde schade vast te stellen;
  2° van elke persoon of overheidsorgaan alle gegevens te eisen over de echtheid van de feiten, het bestaan en de omvang van de door de aanvrager aangevoerde schade;
  3° de nodige expertises laten uitvoeren en alle getuigen te horen.
  ----------
  (1)<DWG 2007-12-19/42, art. 71, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2008; zelfde wijziging bij DWG 2008-12-18/55, art. 74, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2009; zelfde wijziging bij DWG 2009-04-30/12, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 29-05-2009; zelfde wijziging bij DWG 2009-12-10/45, art. 76, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2010; zelfde wijziging bij DWG 2010-12-22/50, art. 67, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2011; zelfde wijziging bij DWG 2011-12-15/31, art. 64, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2012>; zelfde wijziging bij DWG 2012-12-19/18, art. 70, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2013; zelfde wijziging bij DWG 2013-12-11/12, art. 63, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2014, zelfde wijziging bij DWG 2014-12-11/17, art. 64, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2015; zelfde wijziging bij DWG 2015-12-17/55, art. 66, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2016; zelfde wijziging bij DWG 2016-12-21/02, art. 4, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2017; zelfde wijziging bij DWG 2018-07-17/04, art. 187, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling IIbis. [1 - Fonds voor de bescherming van biodiversiteit]1   ----------   (1)
Art.58septies. [1 Overeenkomstig artikel 4, § 1, lid 2, van het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de rapportage van de Waalse overheidsbestuurseenheden van de diensten van de Waalse Regering, wordt binnen de algemene uitgaven- en ontvangstenbegroting van het Gewest een "Fonds voor de bescherming van biodiversiteit" ingesteld, hierna "het fonds" genoemd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 189, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 58octies. [1 Het Fonds heeft als doel:
   1° de ontvangsten van financiële compensaties te innen die worden toegekend als aanvulling of vervanging van natuurlijke compensaties op het terrein als gevolg van projecten met negatieve gevolgen op de biodiversiteit;
   2° een compensatie inzake biodiversiteit op de milieus of soorten getroffen bij een project waarin deze compensaties worden betrokken, financieel te steunen;
   3° een project voor de verbetering of de restauratie van habitats en milieus die in een bepaald milieu voor de biodiversiteit gunstig zijn, op het grondgebied van het Waalse Gewest financieel te steunen;
   4° de onderzoeksprojecten betreffende de bovenvermelde punten 1°, 3° en 3° te financieren.
   De in het eerste lid bedoelde financiële compensaties inzake biodiversiteit worden door de Regering bepaald met inachtneming van:
   1° de impact op de fauna, flora en hun habitats;
   2° de betrokken soorten en habitats;
   3° het betrokken biogeografisch gebied;
   4° in voorkomend geval, de krachtens artikel 29, § 5, genomen maatregelen;
   5° alle criteria bepaald door de Regering.
   De middelen van het fonds worden bestemd voor de financiering of prefinanciering van de uitgaven betreffende de invoering van maatregelen bestemd om de negatieve impacten van de projecten op biodiversiteit te compenseren en rekening houdende met de soorten en habitats die negatief getroffen zijn door bedoelde projecten of door elk ander project waarvoor de Regering bepaalt dat het een impact heeft op de biodiversiteit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 190, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 58nonies. [1 Een Raad van het Fonds, hierna in deze afdeling "de Raad" genoemd, waarvan de werking door de Regering wordt bepaald, brengt adviezen uit over de wijze waarop het Fonds beheerd wordt.
   De Regering bepaalt de punten waarop de adviezen betrekking hebben en degenen aan wie ze worden overgemaakt.
   Een jaarverslag, met vermelding van de financieringsbronnen, de bestemming en de uitvoeringsmodaliteiten, wordt doorgezonden naar de Regering en naar het Parlement.
   De Regering bepaalt de informatie van de administratie die de Raad kan ontvangen om zijn opdracht voort te zetten, alsook de modaliteiten voor de overdracht ervan.
   De Regering kan de modaliteiten bepalen voor de bekendmaking van de adviezen en van het verslag van de Raad.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 191, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 58decies. [1 De Raad bestaat uit de volgende leden:
   1° één lid of verschillende leden van de administratie van een rang hoger dan of gelijk aan de rang A3 en bevoegd voor het natuurbehoud;
   2° één lid of verschillende leden van de dienst van de administratie die het natuurbehoud beheert;
   3° een vertegenwoordiger van de Inspectie van Financiën van het Waalse Gewest;
   4° één of meerdere vertegenwoordigers van de beleidsgroep "Landelijke aangelegenheden", Afdeling Natuur".
   De Raad wordt voorgezeten door een persoon van de categorie bedoeld in lid 1,1°.
   Na overleg met de beleidsgroep "Landelijke Aangelegenheden" wijst de Regering de in artikel 1, 4°, bedoelde leden aan, alsook, voor elk van hen, een plaatsvervanger die hun plaats kan innemen in geval van afwezigheid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 192, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 58undecies. [1 Het mandaat van deze leden en plaatsvervangers loopt 4 jaar.
   De mandaten zijn hernieuwbaar. Als een mandaat vóór de verstrijkdatum komt open te staan, wordt een nieuw lid of een nieuwe plaatsvervanger aangewezen om het mandaat van zijn voorganger te voleindigen.
   De Raad adviseert geldig wanneer minstens de helft van de leden aanwezig is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 193, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 58duodecies. [1 Aan het fonds worden toegekend, de leefmilieucompensaties per equivalent voortvloeiend uit een project dat een impact heeft op de biodiversiteit, die door een aanvrager betaald worden om te zorgen voor een niveau dat vergelijkbaar is met het behoud van de biodiversiteit. De compensaties in natura, enerzijds, en de in het eerste lid bedoelde leefmilieucompensaties per equivalent, anderzijds, worden door de Regering bepaald.
   De middelen van het fonds worden ingezet voor de financiering of prefinanciering van de uitgaven voor het beleid inzake bescherming, verbetering en restauratie van de natuur.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 194, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 58terdecies. [1 De uitgaven kunnen verband houden met vergoedingen, toelagen of prestaties, meer bepaald de personeels-, werkings-, investerings- of andere kosten verbonden met acties of opdrachten waartoe besloten is in het kader van het Fonds en die door wetenschappelijk personeel of derden zijn doorgevoerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 195, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling III. _ Straf- en gerechtelijke bepalingen.
Art.59.
  <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Art.60.
  <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Art.61.
  <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Art.62.
  <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Art.63. [1 Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van artikel Deel VIII van het decreetgevend deel van Boek I van het Milieuwetboek begaan door de overtreder van de bepalingen van de artikelen van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan.
   Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van Deel VIII van het decreetgevend deel van Boek I van het Milieuwetboek begaan door degene die :
   1° in gebreke blijft met de betaling van de compenserende maatregel die is genomen in uitvoering van artikel 58duodecies;
   2° een in het eerste lid bedoelde overtreding pleegt wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
   - de overtreding is begaan tegen een beschermde soort, ook al was de overtreder vooraf op de hoogte gesteld van de aanwezigheid van de soort en is het overtredende gedrag in strijd met de in de kennisgeving vervatte aanbevelingen;
   - de overtreding is uit winstbejag gepleegd tegen een beschermde soort ;
   - de overtreding in bende of in vereniging is begaan.
   Er wordt een overtreding van vierde categorie begaan door degene die een verordening of bevel uit hoofde van artikel 58quinquies, overtreedt.]1
  ----------
  (1)<DWG 2021-11-24/09, art. 83, 031; Inwerkingtreding : 01-07-2022>


Afdeling IV. _ Aanvullende bepalingen.
Art.64. <DWG 1984-04-11/32, art. 1>
  Met uitzondering van de artikelen 32 tot 34 moeten alle bepalingen van deze wet als volgt worden verstaan :
  1° wanneer een bepaling een beslissingsbevoegdheid aan een Minister of aan de koning toekent, wordt die bevoegdheid door de Executieve uitgeoefend;
  2° onder "koninklijk besluit" of "ministerieel besluit" moet worden verstaan een besluit van de Executieve of een akte van de persoon aan wie de Executieve delegatie verleent.

Art.65. <DWG 1984-04-11/32, art. 1>
  1° In de artikelen 9 en 21 worden de woorden "op de voordracht van de Minister van Landbouw" geschrapt.
  2° In de artikelen 15, 16 en 17 worden de woorden "de ingenieur van Waters en Bossen" vervangen door de woorden "de ambtenaar van het gewestelijke bestuur".
  3° In artikel 43 worden de woorden "de Minister van Volksgezondheid" vervangen door de woorden "de dienst van het daartoe door de Executieve aangewezen gewestelijke bestuur".

Art.66. <DWG 1984-04-11/32, art. 1>
  1° In de artikelen 9, 10, 21, 22 en 37 moet onder "Staat" het Waalse Gewest worden verstaan.
  2° Wat betreft de staatsnatuurreservaten en de staatsbosreservaten die nog niet aan het Gewest zijn overgedragen met toepassing van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 is het door deze wet bepaalde stelsel inzake staatsreservaten die aan het Gewest toebehoren eveneens toepasselijk op die reservaten vóór de overdracht ervan aan het Gewest.


Art.67. [1 De Regering is gemachtigd om de bijlagen I, IIa, IV, V, VIa, VII, VIII, IX en XI te wijzigen om ze aan te passen aan de wijzigingen ingevoerd in de dienovereenkomstige bijlagen 2009/147/EEG en 92/43/EEG en de Overeenkomst van Bern.
   De Regering is gemachtigd de bijlagen IIb, III, IV, VIb en VII te wijzigen indien dat verantwoord is ten opzichte van de evolutie van de staat van instandhouding van de soorten die in het Waalse Gewest aanwezig zijn.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-12-22/30, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>

BIJLAGEN.
Art. N1.[1 Bijlage I. Voorliggende bijlage bevat een lijst van Europese vogels die beschermd zijn overeenkomstig bijlage I van richtlijn [2 2009/147/EG]2.
   De Regering is ertoe gemachtigd om de bijlage te wijzigen als gevolg van de in artikel 15 van richtlijn [2 2009/147/EG]2 bedoelde aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang.]1
   (Bijlagen niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 22-01-2002, p. 2135-2176.)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2001-12-06/56, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2010-12-22/30, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>

Art. N2.[1 Bijlage II. Voorliggende bijlage bevat de volgende soorten zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden :
   a. de soorten die strikt beschermd zijn en die zijn opgenomen in bijlage IV, 4., van richtlijn 92/43/EEG en/of in bijlage II van het Verdrag van Bern. De Waalse soorten zijn met een sterretje (*) gemerkt.
   b. die in het Waalse Gewest bedreigd zijn.]1
   [2 lid opgeheven]2
   (Bijlagen niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 22-01-2002, p. 2135-2176.)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2001-12-06/56, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2010-12-22/30, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>
  (NOTA : bijlage gewijzigd bij :
  - DWG 2014-03-27/08, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 20-04-2014
  - DWG 2014-03-27/08, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 20-04-2014)

Art. N3.[1 Bijlage III. Voorliggende bijlage bevat de Waalse soorten zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden die gedeeltelijk beschermd zijn.]1 [2 ...]2
   (Bijlagen niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 22-01-2002, p. 2135-2176.)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2001-12-06/56, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2010-12-22/30, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>

Art. N4.[1 Bijlage IV. Voorliggende bijlage bevat de soorten zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden waarvoor maatregelen bestaan om hun onttrekking aan de natuur te beperken. Het gaat om soorten opgenomen in bijlage V bij richtlijn 92/43/EEG en/of in bijlage III bij het Verdrag van Bern ofwel om soorten die in het Waalse Gewest een statuut genieten waarbij hun onttrekking mag worden beperkt.]1
   [2 lid opgeheven]2
   (Bijlagen niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 22-01-2002, p. 2135-2176.)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2001-12-06/56, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2010-12-22/30, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>

Art. N5. [1 Bijlage V. Voorliggende bijlage bevat de verboden middelen voor het vangen of het doden opgenomen in bijlage VI van richtlijn 92/43/EEG :
   1. niet selectieve middelen voor het vangen of het doden;
   2. vervoermiddelen.
   De Regering is ertoe gemachtigd om de bijlage te wijzigen als gevolg van de in artikel 19 van richtlijn 92/43/EEG bedoelde aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang.]1
   (Bijlagen niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 22-01-2002, p. 2135-2176.)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2001-12-06/56, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>

Art. N6.[1 Bijlage VI. Voorliggende bijlage bevat de plantensoorten : a. die strikt beschermd zijn en die zijn opgenomen in bijlage IV, b., van richtlijn 92/43/EEG en/of in bijlage I van het Verdrag van Bern. De Waalse soorten zijn met een sterretje (*) gemerkt.
   b. die in het Waalse Gewest bedreigd zijn.
   De Regering is ertoe gemachtigd om punt a. van de bijlage te wijzigen als gevolg van de in artikel 19 van richtlijn 92/43/EEG bedoelde aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang alsook punt b. als gevolg van de staat van instandhouding van de Waalse soorten.]1
   (Bijlagen niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 22-01-2002, p. 2135-2176.)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2001-12-06/56, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (NOTA : bijlage gewijzigd bij :
  - DWG 2014-03-27/08, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 20-04-2014)

Art. N7.[1 Bijlage VII. Voorliggende bijlage bevat de plantensoorten die gedeeltelijk beschermd zijn (handelsverbod en verbod tot opzettelijke vernietiging) alsook de plantensoorten waarvoor maatregelen moeten worden getroffen om hun onttrekking aan de natuur te beperken krachtens bijlage V bij richtlijn 92/43/EEG en/of van bijlage III bij het Verdrag van Bern.]1
   [2 lid opgeheven]2
   (Bijlagen niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 22-01-2002, p. 2135-2176.)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2001-12-06/56, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2010-12-22/30, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>

Art. N8.[1 Bijlage VIII. Voorliggende bijlage bevat de natuurlijke habitats bedoeld in bijlage I bij richtlijn 92/43/EEG. De natuurlijke prioritaire habitats zijn met een sterretje (*) gemerkt.]1 [2 ...]2
   (Bijlagen niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 22-01-2002, p. 2135-2176.)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2001-12-06/56, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2010-12-22/30, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>
  (NOTA : bijlage gewijzigd bij :
  - DWG 2014-03-27/08, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 20-04-2014)

Art. N9.[1 Bijlage IX. Voorliggende bijlage bevat de soorten bedoeld in bijlage II bij richtlijn 92/43/EEG. De prioritaire soorten zijn met een sterretje (*) gemerkt.]1 [2 ...]2
   (Bijlagen niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 22-01-2002, p. 2135-2176.)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2001-12-06/56, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2010-12-22/30, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>
  (NOTA : bijlage gewijzigd bij :
  - DWG 2014-03-27/08, art. 6, 017; Inwerkingtreding : 20-04-2014)

Art. N10. [1 Bijlage X. Voorliggende bijlage bevat de selectiecriteria (stap 1) bedoeld in bijlage III bij richtlijn 92/43/EEG en betreffende de gebieden die in aanmerking zouden kunnen als gebied van communautair belang en aangewezen als speciale instandhoudingszone.]1
   (Bijlagen niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 22-01-2002, p. 2135-2176.)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2001-12-06/56, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>

Art. N11.[1 Bijlage XI. Voorliggende bijlage bevat de op het grondgebied van het Waalse Gewest voorkomende soorten bedoeld in bijlage I bij richtlijn [2 2009/147/EG]2, alsook de in het Waalse Gewest geregeld voorkomende treksoorten.]1 [2 ...]2
   (Bijlagen niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 22-01-2002, p. 2135-2176.)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2001-12-06/56, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 22-01-2002>
  (2)<DWG 2010-12-22/30, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 13-01-2011>
  (NOTA : bijlage gewijzigd bij :
  - DWG 2014-03-27/08, art. 7, 017; Inwerkingtreding : 20-04-2014)