21 AUGUSTUS 1970. - KONINKLIJK BESLUIT betreffende de toekenning van verlof en van een vergoeding van sociale promotie aan sommige categorieen van het door de Staat bezoldigd personeel (NOTA : opgeheven met gedeeltelijk toepassingsbereik door VARIA1995-04-05/55, art. M2, 005; Inwerkingtreding : 20-06-1995) (NOTA : opgeheven met gedeeltelijk toepassingsbereik door BVR1995-05-10/33, art. M, 006; Inwerkingtreding : 31-07-1995) (NOTA : opgeheven met gedeeltelijk toepassingsbereik door BVR1995-05-10/41, art. M, 007; Inwerkingtreding : 14-08-1995) (NOTA : opgeheven met gedeeltelijk toepassingsbereik door BESL1999-05-06/52, art. 406, 008; Inwerkingtreding : 01-07-1999) (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG2001-06-14/51, art. 18, 009; Inwerkingtreding : zie BWG2001-06-14/51, art. 20)) (NOTA : opgeheven met gedeeltelijk toepassingsbereik door BESL2002-09-26/43, art. 416, 011; Inwerkingtreding : 01-03-2001) (NOTA : opgeheven voor de Franse Gemeenschap bij BFG2004-03-17/40, art. 29, 012; Inwerkingtreding : 02-07-2004) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-04-1976 en tekstbijwerking tot 02-07-2004)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Het verlof van sociale promotie
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. De vergoeding van sociale promotie
Art. 5-12
Bijlage
Art. N
1991000593 1999002088 1999031214 2001003606 2001031324 2002031554 2004201542 2014009319 2014009320 2014009540 2017020609 2021033694 2021040338 2022034734
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op :
1° het rijkspersoneel en de stagiairs die onderworpen zijn aan het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel;
2° [1 ...]1
3° [1 ...]1
4° de andere personeelsleden die door de Staat worden bezoldigd en die, krachtens een door Ons getroffen voorziening, een zelfde jaarlijkse vakantieverlofregeling genieten als die bepaald bij hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de rijksbesturen.
----------
(1)<KB 1991-11-06/31, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1992>
HOOFDSTUK II. - Het verlof van sociale promotie
Art.2.[1 Voor zover het belang van de dienst hiertegen niet indruist, kan een verlof van sociale promotie verleend worden aan de personeelsleden bepaald bij artikel 1, [2 ...]2 ten einde hun intellectuele, morele en sociale vorming te vervolmaken. Deze cursussen moeten voldoen aan de vereisten bepaald bij artikel 3 van dit besluit.
Dit verlof, waarvan de duur tien werkdagen per jaar niet mag overschrijden, wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.]1
----------
(1)<KB 1976-04-15/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1976>
(2)<KB 1987-12-03/36, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 15-12-1987>
Art.3.[1 § 1. De cursussen, waarvan sprake in artikel 2, moeten georganiseerd worden overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 28 december 1973, gewijzigd door het koninklijk besluit van 21 april 1975 waarbij aan de werknemers die cursussen volgen ten einde hun intellectuele, morele en sociale vorming te vervolmaken een vergoeding voor sociale promotie wordt toegekend.
§ 2. Het programma van de cursussen moet worden vastgesteld en goedgekeurd overeenkomstig artikel 5 van voormeld koninklijk besluit van 28 december 1973.]1
----------
(1)<KB 1976-04-15/33, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1976>
Art.4. De persoon die instaat voor het verloop van de leergangen legt dagelijks aan de deelnemers een presentielijst ter ondertekening voor. Na de leergang wordt een fotocopie van deze lijst toegestuurd aan elke minister onder wie de deelnemers ressorteren.
HOOFDSTUK III. De vergoeding van sociale promotie
Art.5. § 1. Een vergoeding van sociale promotie wordt verleend aan de bij artikel 1 bedoelde personeelsleden die een studiegetuigschrift, een brevet of een diploma kunnen voorleggen waaruit blijkt dat zij een volledige onder § 2 vermelde cyclus van leergangen met goed gevolg hebben beëindigd.
§ 2. Worden in aanmerking genomen de leergangen bepaald bij artikel 1, §§ 2 en 3, van het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de voorwaarden van toekenning van een vergoeding voor sociale promotie aan de werknemers die met goed gevolg, in een inrichting van de Staat of in een gesubsidieerde of erkende inrichting, een volledige tot het avond- of zondagonderwijs behorende cyclus van leergangen hebben beëindigd, waardoor zij hun beroepskwalificatie kunnen verhogen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 april 1965, 25 april 1967, 5 februari 1968, 18 april 1969 en 9 juli 1969.
Art.6.Het bedrag van de vergoeding wordt vastgesteld op [1 19,84 EUR]1 per jaar van de normale cyclus, met een maximumbedrag van [1 99,16 EUR]1.
----------
(1)<KB 2001-12-11/48, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art.7. De vergoeding, waarvan sprake in artikel 6, mag niet worden gecumuleerd met een toelage die door de Staat wordt verleend op grond van andere beschikkingen en voor hetzelfde onderwijs.
In voorkomend geval komt het personeelslid in aanmerking voor de gunstigste regeling.
Art.8. Om de uitbetaling te bekomen van de vergoeding bedoeld bij artikel 6, richt de aanvrager, in de vorm van een aangifte van schuldvordering en in drievoudig exemplaar, een schriftelijke aanvraag tot de minister onder wie hij ressorteert, uiterlijk binnen honderdtachtig dagen na de dag waarop het getuigschrift, brevet of diploma hem is ter hand gesteld.
In het geval bedoeld bij artikel 1, § 3, laatste lid, van voormeld koninklijk besluit van 20 juli 1964, dient de aanvrager zijn aanvraag in te dienen uiterlijk binnen honderdtachtig dagen na de dag waarop het laatste eindstudiegetuigschrift, brevet of diploma hem is ter hand gesteld.
Deze aanvraag stemt overeen met het model dat voorkomt in bijlage.
Art.9. De bij artikel 8 bedoelde aanvraag moet vergezeld zijn van een voor eensluidend verklaard afschrift van het getuigschrift, het brevet of het diploma waaruit moet blijken dat het personeelslid met goed gevolg, in een inrichting van de Staat of in een gesubsidieerde of erkende inrichting, een volledige cyclus van leergangen heeft beëindigd bedoeld bij artikel 5, § 2.
Art.10. Voor de toepassing van dit besluit komen niet in aanmerking de eindstudiegetuigschriften, brevetten of diploma's die vóór het einde van het schooljaar 1969-1970 bekomen werden.
Art.11. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art.12. Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlage
Art. N. (Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 29-09-1970, p. 9742.)