6 NOVEMBER 1991. - Koninklijk besluit waarbij de tekst van sommige verordeningsbepalingen in overeenstemming wordt gebracht met het koninklijk besluit van 6 november 1991 tot opheffing van het besluit van de Regent van 30 april 1947 houdende vaststelling van het statuut van het tijdelijk personeel en van het besluit van de Regent van 10 april 1948 houdende statuut van het tijdelijk werkliedenpersoneel.
Art. 1-31
1964060111 1964060115 1964072213 1967091906 1967111305 1970082103 1974030702 1977021106 1981001780 1983021128
Artikel 1. Artikel 27, § 2 tweede lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 november 1982 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 maart 1985, wordt vervangen door het volgende lid :
"Behoudens in de door Ons bepaalde gevallen kan de geslaagde tot benoeming toegelaten worden voordat zijn lichamelijke geschiktheid is gecontroleerd. Als hij nadien aan deze vereiste niet voldoet wordt hij ambtshalve ontslagen. Ten laatste op de datum van dit ontslag van ambtswege wordt met de betrokkene een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur afgesloten. Deze duur is gelijk aan de minimumduur die in zijn geval wordt opgelegd om het voor deel van de werkloosheidsuitkeringen te kunnen genieten. Wanneer hij op de datum waarop deze overeenkomst begint te lopen arbeidsongeschikt is of wanneer hij dat wordt tijdens de uitvoering ervan, wordt hem in het eerste geval een wedde uitbetaald gedurende zes maanden en in het tweede geval een wedde uitbetaald gedurende zes maanden en in het tweede geval gedurende de periode nodig om de wachttijd te dekken voor de verplichte ziekte en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen".
Art.2. Artikel 28sexies, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 maart 1964 en 18 november 1982, wordt vervangen door het volgende lid :
"Ten laatste op de datum van de beslissing tot afdanking wordt met de betrokkene een arbeidsovereenkomst met een bepaalde duur van 3 maanden afgesloten die overeenstemt met de in het eerste lid bedoelde opzeggingstermijn".
Art.3. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de afwezigheden wegens persoonlijke aangelegenheid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 juni 1981, 16 november 1981 en 1 oktober 1987, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede lid, worden de woorden "van artikel 12" geschrapt;
2° het derde lid wordt opgeheven.
Art.4. Artikel 3, § 3, tweede lid, 1°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 oktober 1987, wordt vervangen door de volgende tekst :
"1° de verloven vermeld in artikel 11 van dit besluit".
Art.5. Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.6. In artikel 13ter van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 juli 1981, worden de woorden "het tijdelijk en" geschrapt.
Art.7. Artikel 36 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.8. Hoofdstuk VIIbis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 31 december 1984, wordt opgeheven.
Art.9. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve stand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen die, in vredestijd, militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen der uitvoering van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Artikel 1. Dit besluit is van toepassing :
1° op de rijksambtenaren die onder het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel vallen;
2° op de stagiairs, kandidaatsrijksambtenaren".
Art.10. Het opschrift van hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende opschrift :
"Hoofdstuk IV. - Bepalingen van toepassing op de ambtenaren bedoeld in artikel 1, 2°".
Art.11. Artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 22 juli 1964 tot uitvoering van de wetten betreffende het personeel in Afrika, wat de toelating tot betrekkingen bij de rijksbesturen betreft, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"De leden van het beroepspersoneel der kaders in Afrika bedoeld in artikel 2 van de op 21 mei 1964 gecoördineerde wetten betreffende het personeel in Afrika komen voor de bijzondere maatregelen van dit besluit in aanmerking wanneer zij kandidaat zijn voor een vaste betrekking van rijksambtenaar als bepaald in artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel."
Art.12. Artikel 11 van het koninklijk besluit van 19 september 1967 betreffende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van sommige ambtenaren in de rijksbesturen, die belast zijn met ambten in verband met bijstand en hygiëne, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 juli 1973, wordt opgeheven.
Art.13. Artikel 1, 3° en 4°, van het koninklijk besluit van 13 november 1967 strekkende tot rationele spreiding van het personeel over de verscheidene rijksbesturen wordt opgeheven.
Art.14. In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 mei 1984, worden de woorden "Het brengt evenwel geen wijziging in de duur waarvoor het personeelslid benoemd is tot lid van het tijdelijk personeel of tot lid van het tijdelijk werkliedenpersoneel" geschrapt.
Art.15. Artikel 18, eerste lid, 3°, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.16. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 21 augustus 1970 betreffende de toekenning van verlof en van een vergoeding van sociale promotie aan sommige categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel worden 2° en 3° opgeheven.
Art.17. In artikel 5 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregelingvan het personeel der ministeries worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 1° worden de woorden "of aan het statuut van het tijdelijk personeel" geschrapt;
2° in 2° worden de woorden "of aan het statuut van het tijdelijk werkliedenpersoneel" geschrapt;
3° 3ó wordt vervangen door de volgende bepaling :
"3° personeel onderworpen aan een ander statuut dan onder 1° en 2° vermeld".
Art.18. Artikel 33, § 1, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.19. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene ministeries gemene graden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 januari 1974, 17 januari 1978, 16 november 1979, 12 februari 1980, 4 juni 1982 en 14 december 1984, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het opschrift van rubriek 1° wordt vervangen door het volgende opschrift :
"1° Administratief personeel onderworpen aan het statuut van het rijkspersoneel";
2° het opschrift van rubriek 2° wordt vervangen door het volgende opschrift :
"2° Meesters-, vak- en dienstpersoneel onderworpen aan het statuut van het rijkspersoneel";
3° het opschrift van rubriek 3° wordt vervangen door het volgende opschrift :
"3° Personeel onderworpen aan een ander statuut dan onder 1° en 2° vermeld".
Art.20. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 november 1973, 4 januari 1974, 5 december 1978, 12 februari 1980, 16 augustus 1988, 13 december 1989, 21 maart 1990 en 7 augustus 1991, wordt het opschrift van rubriek 1° vervangen door het volgende opschrift :
"1° Administratief personeel onderworpen aan het statuut van het rijkspersoneel".
Art.21. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.22. In het koninklijk besluit van 7 maart 1974 betreffende de werving van personeelsleden in de besturen en andere diensten van de ministeries worden opgeheven :
1° de artikelen 7 en 9, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 mei 1980;
2° artikel 9bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 29 juni 1989;
3° de artikelen 16 en 17, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 mei 1980.
Art.23. In artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 11 februari 1977 houdende bijzondere administratieve en geldelijke bepalingen betreffende sommige personeelsleden in de rijksbesturen worden de woorden "de tijdelijke personeelsleden en de tijdelijke werklieden" geschrapt.
Art.24. In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 december 1978, 27 juli 1981, 4 november 1987, 16 augustus 1988, 13 december 1989, 21 maart 1990 en 7 augustus 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het opschrift van rubriek 1° wordt vervangen door het volgende opschrijft :
"1° Administratief personeel onderworpen aan het statuut van het rijkspersoneel";
2° het opschrift van rubriek 2° wordt vervangen door het volgende opschrift :
"2° Meesters-, vak- en dienstpersoneel onderworpen aan het statuut van het rijkspersoneel".
Art.25. In artikel 24, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden "en de tijdelijke personeelsleden alsmede de tijdelijke werklieden, zodra zij tien jaar anciënniteit tellen in de weddeschaal van hun graad" geschrapt.
Art.26. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 september 1981 tot vaststelling van de administratieve stand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen welke van de militaire dienst vrijgesteld zijn bij toepassing van artikel 16 van de dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Artikel 1. Dit besluit is toepasselijk op :
1° de rijksambtenaren onderworpen aan het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel;
2° de stagiairs kandidaat-rijksambtenaren".
Art.27. In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de woorden "bedoeld in artikel 1, 2°, 3° en 4°" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 1, 2ó".
Art.28. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen worden de woorden "vaste of in de tijdelijke" geschrapt.
Art.29. Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.30. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1992.
Art. 31. Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Motril, 6 november 1991.
BOUDEWIJN
Van Koningswege :
De Minister van Openbaar Ambt,
R. LANGENDRIES