17 SEPTEMBER 1969. - Koninklijk besluit betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het Rijkspersoneel. - (NOTA : Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wat het ministerie betreft, bij BESL2009-06-04/15, art. 113, 002; Inwerkingtreding : 20-07-2009) (NOTA : opgeheven, wat de federale overheid (openbaar ambt) betreft, bij KB2000-12-22/56, art. 23, 1°, Inwerkingtreding : 09-01-2001) (NOTA : opgeheven voor de instellingen van openbaar nut bij BESL2009-06-04/16, art. 110; Inwerkingtreding : 20-07-2009) (NOTA : Opgeheven voor de Franse Gemeenschap bij BFG2010-03-04/30, art.37, 1°, 003; Inwerkingtreding : 04-03-2010) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-07-2009 en tekstbijwerking tot 22-04-2010)
TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN.
HOOFDSTUK I. (OVERLEGCOMMISSIE EN ADVIESCOMMISSIE VASTSTELLING VAN DE PROGRAMMA'S) <KB 1995-03-30/45, art. 3, Inwerkingtreding : 05-05-1995>
Art. 1, 1bis, 2
HOOFDSTUK II. ORGANISATIE VAN DE VERGELIJKENDE WERVINGSEXAMENS, VAN DE VERGELIJKENDE EXAMENS VOOR OVERGANG NAAR HET HOGERE NIVEAU EN VAN DE EXAMENS VOOR VERHOGING IN GRAAD (OF VOOR VERHOGING IN WEDDESCHAAL) <KB 1994-09-14/39, art. 58, Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Art. 3-6
HOOFDSTUK III. EXAMENCOMMISSIES VAN DE VERGELIJKENDE WERVINGSEXAMENS, VAN DE VERGELIJKENDE EXAMENS VOOR OVERGANG NAAR HET HOGERE NIVEAU EN VAN DE EXAMENS VOOR VERHOGING IN GRAAD (OF VOOR VERHOGING IN WEDDESCHAAL) <KB 1994-09-14/39, art. 60, Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Art. 7-13, 13bis
TITEL II. VERGELIJKENDE WERVINGSEXAMENS.
Art. 14, 14bis, 14ter, 15-18, 18bis, 19-22
TITEL III. EXAMENS VOOR OVERGANG NAAR HET HOGER NIVEAU EN EXAMENS VOOR VERHOGING IN GRAAD (OF VOOR VERHOGING IN WEDDESCHAAL) <KB 1994-09-14/39, art. 66, Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Art. 23, 23bis, 24
HOOFDSTUK I. VERGELIJKENDE EXAMENS VOOR DE OVERGANG NAAR HET HOGER NIVEAU.
Art. 25-27, 27bis
HOOFDSTUK II. (EXAMENS VOOR VERHOGING IN WEDDESCHAAL). <KB 1994-09-14/39, art. 69, Inwerkingtreding : 01-01-1994> (NOTA : opgeheven voor de Franse gemeenschap bij BFG 2000-02-08/34, art. 4, Inwerkingtreding : 24-02-2000)
Art. 28, 28bis
TITEL IV. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.
Art. 29-33
1991000537 1993031293 1994000517 1994008193 1995000122 1995000212 1995000326 1995000327 1995000948 1995008032 1995009630 1995014198 1995014199 1995021111 1996009234 1996009235 1996009542 1996012252 1996015081 1996015086 1996029404 1997002070 1997007232 1997009666 1997009963 1997015071 1997015204 1997022284 1997022555 1997022831 1998007095 1998011125 1998012876 1998014164 1998022452 1999002014 1999002064 2000002123 2000009384 2000022451 2000029076 2001022305 2009031393 2009031394 2010029217
TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN.
HOOFDSTUK I. (OVERLEGCOMMISSIE EN ADVIESCOMMISSIE VASTSTELLING VAN DE PROGRAMMA'S)
Artikel 1. <KB 01-08-1975, art. 2, BS 17-09-1975> Er wordt onder het voorzitterschap van de Vaste Wervingssecretaris of diens gemachtigde een overlegcommissie voor de examens en vergelijkende examens ingesteld.
Die commissie is samengesteld als volgt :
a) de Vaste Wervingssecretaris en de twee adjunct-secretarissen;
b) een vertegenwoordiger van ieder der representatieve vakbonden. De representativiteit is deze bepaald bij artikel 7, § 1, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
Zij kan zich laten bijstaan door een vertegenwoordiger van (de Minister tot wiens bevoegdheid de ambtenaren behoren) en door een vertegenwoordiger van het betrokken ministerie. Zij kan eveneens een beroep doen op deskundigen. <W 22-07-1993, art. 35, BS 14-08-1993>
De Vaste Wervingssecretaris brengt de commissie op de hoogte van de wijze waarop de wervingen en de loopbaanexamens verlopen. Hij verstrekt haar bovendien de nadere inlichtingen die zij hem vraagt in verband hetzij met de wervingen, hetzij met de organisatie van de vergelijkende examens en de examens.
Ieder lid kan aan de commissie voorstellen doen betreffende de organisatie van de vergelijkende examens en de examens. Over die voorstellen heeft overleg plaats onder de leden van de commissie, die daarover een gemotiveerd advies uitbrengt.
Art. 1bis. <KB 1995-03-30/45, art. , Inwerkingtreding : 05-05-1995> Er wordt onder het voorzitterschap van de Vaste Wervingssecretaris een adviescommissie voor selectie en aanwerving opgericht.
De adviescommissie heeft tot taak :
1° adviezen uit te brengen omtrent :
a) de wetenschappelijke gegrondheid van selectiemethodes en -instrumenten;
b) de gedrags- en beroepscode die voor alle vormen van selectie en aanwerving in acht moet worden genomen;
2° voorstellen te doen die de gebruikte selectie- en aanwervingsprocedures eenvormig zullen maken of zullen verbeteren.
De adviescommissie is samengesteld als volgt :
1° de Vaste Wervingssecretaris;
2° de adjunct-Vaste Wervingssecretarissen;
3° acht hoogleraren, waarvan 4 Nederlands- en 4 Franstaligen, benoemd om hun bevoegdheid in het domein van de bedrijfs-, test- of organisatiepsychologie of in het domein van het publiek recht.
De leden worden door Ons benoemd op voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren. Hun mandaat duurt zes jaar en is hernieuwbaar.
De adviescommissie kan personen die in een bepaald domein bijzonder bevoegd zijn, uitnodigen om de vergaderingen bij te wonen.
De adviescommissie stelt haar huishoudelijk reglement op.
Art.2. <KB 01-08-1975, art. 3, BS 17-09-1978> Het programma van de vergelijkende wervingsexamens, van de vergelijkende examens voor overgang naar het hoger niveau en van de examens voor verhoging in graad (of voor verhoging in weddeschaal) wordt vastgesteld door (de Minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren), op advies van de Vaste Wervingssecretaris. Die programma's moeten het mogelijk maken, na te gaan of de opleiding van de gegadigden overeenkomt met het peil van de te verlenen graad, rekening houdend met het ambt dat de bekleders van die graad uitoefenen. Het peil van het examen of van het vergelijkend examen dat toegang verleent tot een bepaalde graad, wordt bepaald door de opleiding die blijkt uit de diploma's of getuigschriften, indien voor de werving in die graad zulke bewijsstukken worden geëist. <KB 1994-09-14/39, art. 57, Inwerkingtreding : 01-01-1994> <W 22-07-1993, art. 35, BS 14-08-1993>
Voor een zelfde graad kunnen het programma voor het vergelijkend wervingsexamen en dat van het vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau verschillend zijn.
HOOFDSTUK II. ORGANISATIE VAN DE VERGELIJKENDE WERVINGSEXAMENS, VAN DE VERGELIJKENDE EXAMENS VOOR OVERGANG NAAR HET HOGERE NIVEAU EN VAN DE EXAMENS VOOR VERHOGING IN GRAAD (OF VOOR VERHOGING IN WEDDESCHAAL)
Art.3. De vergelijkende wervingsexamens, de vergelijkende examens voor overgang naar het hogere niveau en de examens voor verhoging in graad (of voor verhoging in weddeschaal) worden door de Vaste Wervingssecretaris georganiseerd. <KB 14-09-1994, art. 59, BS 18-10-1994>
(...) <opgeheven bij KB 01-08-1975, art. 4, BS 17-09-1975>
Art.4. <KB 01-08-1975, art. 5, BS 17-09-1975> De Vaste Wervingssecretaris of de ambtenaar aan wie hij zijn bevoegdheid opdraagt :
1° wijst de leden van de examencommissie aan;
2° (bepaalt de termijn binnen welke inschrijvingen kunnen worden aanvaard;) <KB 1981-08-12/33, art. 1>
3° bepaalt datum en plaats van het vergelijkend examen of examen;
4° (stelt de lijst van de gegadigden vast en roept ze op bij een ter post bezorgde brief;) <KB 13-09-1983, art. 1, BS 06-10-1983>
5° maakt het proces-verbaal op dat de rangschikking van de geslaagden vaststelt.
Indien de Vaste Wervingssecretaris zijn bevoegdheid ter zake heeft gedelegeerd, is voor de aanwijzing van de leden van de examencommissie zijn akkoord vereist. In dat geval wordt het proces-verbaal door de Vaste Wervingssecretaris geviseerd voor verificatie van de regelmatigheid van het vergelijkend examen of het examen.
Art.5. De vaste wervingssecretaris stelt het reglement van orde vast betreffende de organisatie van de vergelijkende examens en examens, zorgt voor de bekendmaking en voor de toepassing ervan.
Art.6. (...) <KB 01-08-1975, art. 6, BS 17-09-1975>
HOOFDSTUK III. EXAMENCOMMISSIES VAN DE VERGELIJKENDE WERVINGSEXAMENS, VAN DE VERGELIJKENDE EXAMENS VOOR OVERGANG NAAR HET HOGERE NIVEAU EN VAN DE EXAMENS VOOR VERHOGING IN GRAAD (OF VOOR VERHOGING IN WEDDESCHAAL)
Art.7. Er zijn twee soorten van examencommissies : de commissies voor de vergelijkende wervingsexamens en examens voor overgang naar het hogere niveau, alsmede de commissies voor de examens voor verhoging in graad (of voor verhoging in weddeschaal). <KB 1994-09-14/39, art. 61, Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Art.8. Voor elk vergelijkend examen of examen zijn de examencommissies samengesteld uit :
1° een voorzitter, die de vaste wervingssecretaris of zijn gemachtigde is. Hij is stemgerechtigd;
2° ten minste vier bijzitters.
(De overheid die de leden van de examencommissie aanwijst kan) eventueel plaatsvervangende bijzitters aanwijzen die aan dezelfde voorwaarden voldoen als de bijzitters en die geroepen zijn deze te vervangen wanneer zij afwezig of verhinderd zijn. <KB 01-08-1975, art. 7, BS 17-09-1975>
Art.9. <KB 1990-06-13/34, art. 1, BS 17-07-1990> De bijzitters van de examencommissies voor vergelijkende wervingsexamens en voor vergelijkende examens voor overgang naar het hogere niveau zijn :
1° voor de graden van niveau 1 :
a) (twee ambtenaren bekleed met een graad van rang 10 die ten minste vier jaar graadanciënniteit hebben, die in actieve dienst zijn of die deze voorwaarde bij hun opruststelling vervulden of bekleed met de graad van selectieadviseur bij het Vast Wervingssecretariaat en die ten minste vier jaar graadanciënniteit hebben;) <KB 1995-04-10/B3, art. 45, Inwerkingtreding : 30-12-1995>
b) twee leden van het onderwijzend personeel van het universitair onderwijs of van het hoger onderwijs van het lange type die in actieve dienst zijn of op rust gesteld;
(1°bis voor de graden van niveau 2+ :
a) twee ambtenaren ten minste bekleed met een graad van rang 28 die in actieve dienst zijn of op rust gesteld;
b) twee leraars van het hoger onderwijs van het korte type, die in actieve dienst zijn of op rust gesteld;) <KB 1993-03-15/37, art. 5>
2° (voor de graden van niveau 2 :
a) twee ambtenaren bekleed met een graad van rang 22 die in actieve dienst zijn of op rust gesteld) <KB 1994-09-14/39, art. 62, 1°, Inwerkingtreding : 01-01-1994>
b) twee leraars van het hoger secundair onderwijs of van het hoger onderwijs van het korte type, die in actieve dienst zijn of op rust gesteld;
3° (voor de graden van niveau 3 of 4 :
a) twee ambtenaren bekleed met een graad van rang 20 die in actieve dienst zijn of op rust gesteld). <KB 1994-09-14/39, art. 62, 2°, Inwerkingtreding : 01-01-1994>
b) twee onderwijzers van het basisonderwijs of twee leraars van het lager secundair onderwijs of van het lager secundair technisch of beroepssecundair onderwijs, die in actieve dienst zijn of op rust gesteld.
Art. 9. (Franse Gemeenschap).
<KB 1990-06-13/34, art. 1, BS 17-07-1990> De bijzitters van de examencommissies voor vergelijkende wervingsexamens en voor vergelijkende examens voor overgang naar het hogere niveau zijn :
1 ° voor de graden van niveau 1 :
a) (twee ambtenaren bekleed met een graad van rang 10 die ten minste vier jaar graadanciënniteit hebben, die in actieve dienst zijn of die deze voorwaarde bij hun opruststelling vervulden of bekleed met de graad van selectieadviseur bij het Vast Wervingssecretariaat en die ten minste vier jaar graadanciënniteit hebben;) <KB 1995-04-10/B3, art. 45, Inwerkingtreding : 30-12-1995>
b) twee leden van het onderwijzend personeel van het universitair onderwijs of van het hoger onderwijs van het lange type die in actieve dienst zijn of op rust gesteld;
(1°bis voor de graden van niveau 2+ :
a) twee ambtenaren ten minste bekleed met een graad van rang 27 die in actieve dienst zijn of op rust gesteld;
b) twee leraars van het hoger onderwijs in het algemeen;) <BFG 2000-02-08/34, art. 2, 1°, Inwerkingtreding : 24-02-2000>
2° (voor de graden van niveau 2 :
a) twee ambtenaren bekleed met een graad (van rang 22) die in actieve dienst zijn of op rust gesteld) <KB 1994-09-14/39, art. 62, 1°, Inwerkingtreding : 01-01-1994> <BFG 2000-02-08/34, art. 2, 2°, Inwerkingtreding : 24-02-2000>
b) twee leraars van het hoger secundair onderwijs of van het hoger onderwijs van het korte type, die in actieve dienst zijn of op rust gesteld;
3° (voor de graden van niveau 3 of 4 :
a) twee ambtenaren bekleed met een graad van rang 20 die in actieve dienst zijn of op rust gesteld). <KB 1994-09-14/39, art. 62, 2°, Inwerkingtreding : 01-01-1994>
b) twee onderwijzers van het basisonderwijs of twee leraars van het lager secundair onderwijs of van het lager secundair technisch of beroepssecundair onderwijs, die in actieve dienst zijn of op rust gesteld.
Art.10. In de examencommissies voor examens voor verhoging in graad (of voor verhoging in weddeschaal) wordt de functie van bijzitter door (ambtenaren van niveau 1) uitgeoefend. <KB 01-08-1975, art. 9, BS 17-09-1975> <KB 1994-09-14/39, art. 63, Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Art.11. <KB 1990-06-13/34, art. 2> Wanneer de specifieke vereisten van sommige vergelijkende examens of examens een aanpassing van de examencommissie noodzakelijk maken, kan de overheid die de leden van de examencommissie aanwijst het aantal bijzitters verminderen of verhogen en één of meer leden vervangen door personen, die, wegens hun bevoegdheid of hun specialisatie, bijzonder geschikt zijn.
Art.12. <KB 1994-09-14/39, art. 64, Inwerkingtreding : 01-01-1994> De leden van het onderwijzend personeel die zitting hebben in de examencommissies moeten behoren of hebben behoord tot inrichtingen van de Staat of van één van de Gemeenschappen of tot onderwijsinrichtingen die door de Staat of één van de Gemeenschappen worden gesubsidieerd of erkend.
Art.13. <KB 1990-06-13/34, art. 3> De kandidaten kunnen kennis nemen van de samenstelling van de examencommissie op de zetel van het Vast Wervingssecretariaat en, in voorkomend geval, op de zetel van de overheid waaraan de Vaste Wervingssecretaris zijn bevoegdheid tot het organiseren van het examen heeft toevertrouwd.
Art. 13bis. <KB 1981-08-12/33, art. 1> § 1. Voor elk vergelijkend examen of examen kan de voorzitter van de examencommissie de leden ervan verdelen in afdelingen die met de diverse examenverrichtingen belast zijn, op grond van de bijzondere bevoegdheid van die leden. Elke afdeling bestaat uit ten minste twee leden van de examencommissie.
Wanneer bij een gedeelte van het vergelijkend examen of examen geëlimineerd wordt, worden de gegadigden definitief beoordeeld door de afdeling van de examencommissie aangewezen overeenkomstig het eerste lid.
De afdeling kan slechts geldig beraadslagen als de voorzitter en ten minste twee leden van de afdeling die het examengedeelte hebben afgenomen, aanwezig zijn.
§ 2. Wanneer een vergelijkend examen of examen of een gedeelte van een vergelijkend examen of examen schriftelijk georganiseerd wordt, kan de voorzitter van de examencommissie de examencommissie of de overeenkomstig § 1, eerste lid, aangewezen afdeling onderverdelen in groepen examinatoren.
Om gegadigden te schiften moet elke groep ten minste twee leden tellen.
Om de gelijkheid bij de beoordeling van de gegadigden te waarborgen, past de examencommissie of de afdeling indien daartoe aanleiding bestaat, de door elke groep toegekende beoordeling aan.
§ 3. Wanneer de examencommissie in voltallige vergadering samenkomt, beraadslagen de leden volgens de gewone regeling van de beraadslagende vergaderingen.
TITEL II. VERGELIJKENDE WERVINGSEXAMENS.
Art.14. <KB 01-08-1975, art. 12, BS 17-09-1975> De vergelijkende wervingsexamens, die georganiseerd worden met de bedoeling een vooraf bepaald aantal betrekkingen te verlenen of een vooraf bepaald aantal stagiairs toe te laten heten vergelijkende wervingsexamens met inzet.
De vergelijkende wervingsexamens, die georganiseerd worden met de bedoeling een wervingsreserve aan te leggen, heten vergelijkende wervingsexamens zonder inzet.
Art. 14. (Waals Gewest).
(...) <opgeheven bij BWG 1995-12-21/32, art. 15, 1°, Inwerkingtreding : 19-01-1996>
Art. 14bis. <KB 1981-08-12/33, art. 3> Wanneer in graden van eenzelfde rang of van verschillende rangen aangeworven wordt volgens programma's waarin, gedeeltelijk, dezelfde vakken voorkomen, kan de vaste wervingssecretaris een gezamenlijk vergelijkend wervingsexamen organiseren bestaande eensdeels uit de gemeenschappelijke examengedeelten of -vakken voor al die graden, en anderdeels uit de eigen examengedeelten of -vakken voor elk van de betrokken graden.
De gegadigden dienen in dat geval slechts éénmaal in te schrijven en vermelden bij hun inschrijving de graad of de graden waarnaar zij mededingen.
Wanneer het programma hetzelfde is voor verschillende graden, wordt voor het vergelijkend examen slechts één rangschikking opgemaakt. Wanneer het programma betreffende een bepaalde graad, buiten de gemeenschappelijke vakken, eigen vakken omvat, wordt voor die graad een afzonderlijke rangschikking opgemaakt.
De gegadigden die in verscheidene rangschikkingen zijn opgenomen, putten uit elke rangschikking aanspraken op benoeming.
Art. 14ter. <KB 1990-06-13/34, art. 4> § 1. Na het afsluiten van de inschrijvingen, kan de Vaste Wervingssecretaris, wanneer hij oordeelt dat het aantal ingeschreven kandidaten het rechtvaardigt, aan het programma van het vergelijkend examen een voorexamen toevoegen.
§ 2. Het bericht, voorgeschreven bij artikel 22 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, vermeldt de aard van het voorexamen, en in voorkomend geval de examenstof waarop het betrekking heeft.
§ 3. De examencommissie stelt op basis van de uitslagen van het voorexamen het aantal tot het vergelijkend examen toe te laten kandidaten vast en maakt vervolgens de lijst van de kandidaten op.
§ 4. Voor de rangschikking van de geslaagden voor het vergelijkend examen wordt geen rekening gehouden met de uitslag die zij op het voorexamen hebben behaald.
Art. 14ter. (Waals Gewest).
(...) <opgeheven bij BWG 1994-11-17/35, art. 136, Inwerkingtreding : 01-12-1994>
Art.15. § 1. (De Vaste Wervingssecretaris bepaalt in het bericht, voorgeschreven bij artikel 22 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, het aantal punten dat aan het volledig examen, aan ieder examengedeelte en desgevallend aan de onderverdelingen ervan wordt toegekend.
Hij stelt eveneens het minimum aantal punten vast dat voor het volledig examen, voor ieder examengedeelte of voor elk vak afzonderlijk of voor iedere vakkengroep wordt vereist.) <KB 18-01-1985, art. 1, BS 31-01-1985>
§ 2. (In afwijking van § 1, tweede lid, kan de Vaste Wervingssecretaris rekening houdend met de wervingsmogelijkheden gedurende de geldigheidstermijn van het vergelijkend examen, in het bericht bedoeld in § 1, eerste lid, het maximum aantal kandidaten bepalen dat :
- tot een volgend examengedeelte wordt toegelaten;
- als geslaagd voor het volledig examen kan aanvaard worden.
De aldus bepaalde quota wordt echter verminderd ten belope van het aantal kandidaten dat het minimum der punten vastgesteld in het voormelde bericht niet heeft behaald.
Tot een volgend examengedeelte worden toegelaten de kandidaten die in het vorige examengedeelte, binnen de perken van het vastgestelde maximum aantal kandidaten, het hoogste aantal punten hebben behaald.
Indien er voor de toekenning van de laatste plaats verscheidene kandidaten zijn met een gelijk aantal punten, wordt het maximum aantal kandidaten, dat overeenkomstig het eerste lid is vastgesteld, in hun voordeel verhoogd.) <KB 1989-12-18/34, art. 1er.>
§ 3. (...) wordt de eindrangschikking van het volledig examen opgemaakt volgens het totaal behaalde aantal punten. <KB 1995-03-17/30, art. 43, Inwerkingtreding : 29-03-1995>
De Vaste Wervingssecretaris stelt de lijst van de geslaagden vast met vermelding van hun rangschikking en maakt ze bekend in het Belgisch Staatsblad, tenzij de lijst aan alle deelnemers aan het vergelijkend examen wordt medegedeeld.
Art. 15. (Franse Gemeenschap).
§ 1. (De Vaste Wervingssecretaris bepaalt in het bericht, voorgeschreven bij artikel 22 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, het aantal punten dat aan het volledig examen, aan ieder examengedeelte en desgevallend aan de onderverdelingen ervan wordt toegekend.
Hij stelt eveneens het minimum aantal punten vast dat voor het volledig examen, voor ieder examengedeelte of voor elk vak afzonderlijk of voor iedere vakkengroep wordt vereist.) <KB 18-01-1985, art. 1, BS 31-01-1985>
§ 2. (In afwijking van § 1, tweede lid, kan de Vaste Wervingssecretaris rekening houdend met de wervingsmogelijkheden gedurende de geldigheidstermijn van het vergelijkend examen, in het bericht bedoeld in § 1, eerste lid, het maximum aantal kandidaten bepalen dat :
- tot een volgend examengedeelte wordt toegelaten;
- als geslaagd voor het volledig examen kan aanvaard worden.
De aldus bepaalde quota wordt echter verminderd ten belope van het aantal kandidaten dat het minimum der punten vastgesteld in het voormelde bericht niet heeft behaald.
Tot een volgend examengedeelte worden toegelaten de kandidaten die in het vorige examengedeelte, binnen de perken van het vastgestelde maximum aantal kandidaten, het hoogste aantal punten hebben behaald.
Indien er voor de toekenning van de laatste plaats verscheidene kandidaten zijn met een gelijk aantal punten, wordt het maximum aantal kandidaten, dat overeenkomstig het eerste lid is vastgesteld, in hun voordeel verhoogd.) <KB 1989-12-18/34, art. 1er.>
§ 3. (Het besluit houdende vaststelling van de programma's voor de vergelijkende examens met toepassing van artikel 2, kiest uit de examengedeelten die ermee overeenstemmen, het examengedeelte of de examengedeelten waarvan het cijfer in aanmerking wordt genomen voor het opmaken van de eindrangschikking van het vergelijkend examen. Die rangschikking vloeit voort uit de aldus behaalde punten.) <ACF 2000-02-08/34, art. 3, Inwerkingtreding : 24-02-2000>
De Vaste Wervingssecretaris stelt de lijst van de geslaagden vast met vermelding van hun rangschikking en maakt ze bekend in het Belgisch Staatsblad, tenzij de lijst aan alle deelnemers aan het vergelijkend examen wordt medegedeeld.
Art. 15. (Waals Gewest).
(...) <opgeheven bij BWG 1995-12-21/32, art. 15, 2°, Inwerkingtreding : 19-01-1996>
Art.16. <KB 01-08-1975, art. 5, BS 17-09-1975> Na het afsluiten van het proces-verbaal van het vergelijkend wervingsexamen vergewist de Vaste Wervingssecretaris zich ervan dat de geslaagden aan de gestelde eisen voldoen. Zij die voldoen worden door hem toegelaten verklaard.
Hij vraagt het geneeskundig onderzoek aan bij de sociaal-medische Rijksdienst.
(Wanneer de Vaste Wervingssecretaris vaststelt dat een nader onderzoek geboden is om uit te maken of een geslaagde (er een gedrag op na houdt dat beantwoordt aan het toe te kennen ambt), wordt deze voorlopig geweerd zolang dat onderzoek duurt. De kandidaat wordt daarover ingelicht.) <KB 23-03-1981, art. 1, BS 10-04-1981> <AR 1994-09-14/39, art. 65, Inwerkingtreding : 01-01-1994>
De geslaagden die het vereiste diploma of studiegetuigschrift nog niet bezitten kunnen zich, met het oog op een benoeming, op hun rangschikking onder de geslaagden eerst beroepen vanaf de dag waarop zij dat diploma of studiegetuigschrift aan de Vaste Wervingssecretaris hebben voorgelegd.
Art. 16. (Waals Gewest).
<KB 01-08-1975, art. 5, BS 17-09-1975>
(...) <lid 1 opgeheven bij BWG 1995-12-21/32, art. 15, 3°, Inwerkingtreding : 19-01-1996>
(...) <lid 2 opgeheven bij BWG 17-11-1994, art. 86, BS 06-12-1994>
(...) <lid 3 opgeheven bij BWG 17-11-1984, art. 85, MB 06-12-1994)
De geslaagden die het vereiste diploma of studiegetuigschrift nog niet bezitten kunnen zich, met het oog op een benoeming, op hun rangschikking onder de geslaagden eerst beroepen vanaf de dag waarop zij dat diploma of studiegetuigschrift aan de Vaste Wervingssecretaris hebben voorgelegd.
Art.17. (De geslaagden mogen hun voorkeur voor een bepaalde dienstaanwijzing te kennen geven. Met hun verlangen wordt in de mate van het mogelijke en volgens de orde van hun rangschikking rekening gehouden.
De geslaagden die hun voorkeur voor één of meer betrekking(en) uitdrukken, verbinden er zich toe de betrekking die hun wordt toegewezen te aanvaarden. Zij die na deze aanvaarding weigeren in dienst te treden, worden van de lijst bedoeld in artikel 15, § 3, laatste lid, geschrapt.) <KB 1991-11-21/33, art. 1er>
(De geslaagden die uitstel van indiensttreding vragen, verliezen tijdens het uitstel het voordeel van hun plaats in de rangschikking. Zij die meer dan tweemaal weigeren hun voorkeur voor één of meer betrekking(en) uit te drukken, worden van de in het voorgaande lid bedoelde lijst geschrapt.) <KB 1999-04-19/43, art. 1er, Inwerkingtreding : 08-05-1999>
Art. 17. (Waals Gewest).
(...) <opgeheven bij BWG 1995-12-21/32, art. 15, 4°, Inwerkingtreding : 19-01-1996>
Art.18. § 1. (Indien het een vergelijkend examen met inzet betreft, worden de geslaagden, tot zover de inzet reikt, beschouwd als batig gerangschikt.
De batig gerangschikte geslaagden die aan de gestelde eisen voldoen worden, na het afsluiten van het proces-verbaal van het vergelijkend examen, in de orde van hun rangschikking, tot de stage toegelaten in de graad waarnaar zij hebben medegedongen.
Onverminderd de artikelen 30, § 2, en 33, § 1, van voormeld koninklijk besluit van 2 oktober 1937, worden zij voor een vacante vaste betrekking van die graad aangewezen;
De batig gerangschikte geslaagden die voorlopig werden geweerd doch naderhand aan de gestelde eisen voldoen, worden tot de stage toegelaten in de graad waarvoor zij hebben medegedongen. Het derde lid is op hen toepasselijk. Zij die aan deze eisen niet voldoen worden uitgesloten.) <KB 18-01-1985, art. 2, BS 31-01-1985>
§ 2. (De niet batig gerangschikte geslaagden van een vergelijkend wervingsexamen met inzet alsook de geslaagden van een vergelijkend wervingsexamen zonder inzet, behouden het voordeel van hun goede uitslag gedurende (vier) jaar te rekenen van de datum van het proces-verbaal van het vergelijkend examen.) <KB 1981-08-12/33, art. 5> <KB 1989-12-18/34, art. 2, 1°>
Indien het gedurende dit tijdperk nodig is aan te werven in de graad waarnaar zij hebben medegedongen, dan worden zij bij voorrang tot de stage toegelaten, met inachtneming van (de in § 1 gestelde regelen) en onverminderd de artikelen 5 en 6 van de wet van 26 maart 1968 waarbij de aanwerving in openbare dienst wordt vergemakkelijkt van personen die bij de technische coöperatie met de ontwikkelingslanden diensten hebben gepresteerd. <KB 23-03-1981, art. 3, BS 10-04-1981>
Onder geslaagden van twee of meer vergelijkende wervingsexamens, wordt voorrang verleend aan de geslaagden van het vergelijkend examen waarvan het proces-verbaal op de vertst afgelegen datum is afgesloten.
§ 3. (Op voorstel van de Vaste Wervingssecretaris kan de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren, jaarlijks de geldigheidsduur van de wervingsreserves met één jaar verlengen.) <KB 1993-12-20/41, art. 1>
Art. 18. (Waals Gewest).
(...) <opgeheven bij BWG 1995-12-21/32, art. 15, 5°, Inwerkingtreding : 19-01-1996>
Art. 18bis. <KB 1991-07-31/53, art. 1> § 1. In afwijking van de artikelen 15 en 17 en mits dit zo in het examenreglement wordt bepaald, kan de Vaste Wervingssecretaris beslissen dat de geslaagde kandidaten worden gerangschikt volgens de door hen behaalde uitslag in het eerst georganiseerde gedeelte.
§ 2. Voor het tweede gedeelte worden de geslaagden voor het eerste gedeelte, in de volgorde van hun rangschikking, opgedeeld in groepen. In dit geval wordt het tweede gedeelte per groep afgenomen en behouden de geslaagden voor dit gedeelte de rangschikking die zij bekwamen voor het eerste gedeelte.
Alle geslaagden voor het eerste gedeelte worden voor het tweede gedeelte opgeroepen.
§ 3. Een derde gedeelte wordt georganiseerd wanneer de wervingsaanvraag voor sommige betrekkingen vergezeld is van een functie-analyse.
De betrekkingen met functie-analyse worden uitsluitend toegekend aan de kandidaten die door de examencommissie aanvaard worden, in de volgorde van de rangschikking bekomen in het eerste gedeelte. Zij die niet aanvaard worden, worden in de wervingsreserve behouden.
§ 4. Na elk examengedeelte wordt een proces-verbaal opgemaakt.
De termijn bedoeld in artikel 18, § 2, eerste lid, begint te lopen vanaf de datum waarop het proces-verbaal van het eerste gedeelte wordt afgesloten.
Art. 18bis. (Waals Gewest).
(...) <opgeheven bij BWG 1995-12-21/32, art. 15, 6°, Inwerkingtreding : 19-01-1996>
Art.19. (...) <opgeheven bij KB 1981-08-12/33, art. 13, 2°>
Art.20. (...) <opgeheven bij KB 1981-08-12/33, art. 13, 2°>
Art.21. (...) <opgeheven bij KB 1981-08-12/33, art. 13, 2°>
Art.22. (...) <opgeheven bij KB 1981-08-12/33, art. 13, 2°>
TITEL III. EXAMENS VOOR OVERGANG NAAR HET HOGER NIVEAU EN EXAMENS VOOR VERHOGING IN GRAAD (OF VOOR VERHOGING IN WEDDESCHAAL)
Art.23. § 1. (De examens worden op verzoek van iedere minister georganiseerd voor de graden die hij aanwijst.
De vergelijkende examens voor overgang naar de niveaus 1, 2+, 2 en 3 worden in de even jaren, de examens voor verhoging in graad in de oneven jaren georganiseerd.
In spoedgevallen kan de Vaste Wervingssecretaris, op gemotiveerd verzoek van de minister, van het tweede lid afwijken.) <KB 1995-03-30/45, art. 5, Inwerkingtreding : 05-05-1995>
§ 2. (De examens kunnen voor verscheidene ministeries of diensten, geheel of gedeeltelijk, gelijktijdig worden georganiseerd als het examenprogramma dit mogelijk maakt.
De vergelijkende overgangsexamens naar de graden van klerk, bestuursassistent en bestuurssecretaris worden voor het geheel van de ministeries georganiseerd. Voor deze examens wordt per graad één rangschikking opgemaakt.) <KB 1995-03-30/45, art. 5, Inwerkingtreding : 05-05-1995>
§ 3. (Indien een examen uit een algemeen en één of meer bijzondere gedeelten bestaat, worden de ambtenaren die geslaagd zijn voor het algemeen gedeelte, op hun verzoek van dit gedeelte vrijgesteld wanneer zij later opnieuw deelnemen aan één of meer examens van hetzelfde of van een lager niveau.
Dezelfde regel is van toepassing op de ambtenaren die in het bezit zijn van het brevet bedoeld in artikel 27, § 2, van dit besluit waaruit blijkt dat zij geslaagd zijn voor het gedeelte over de algemene vorming van niveau 1 en die later deelnemen aan een vergelijkend examen voor overgang naar niveau 2+.). <KB 1998-09-14/34, art. 1er, Inwerkingtreding : 25-02-1999>
§ 4. (...) <Opgeheven bij KB 1994-09-14/39, art. 67, Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Art. 23. (Franse Gemeenschap).
§ 1. (De examens worden op verzoek van iedere minister georganiseerd voor de graden die hij aanwijst.
(...) De vergelijkende examens voor overgang (naar het hoger niveau) worden in de even jaren, de examens voor verhoging in graad in de oneven jaren georganiseerd. <BFGF 1996-10-23/30, art. 1, Inwerkingtreding : 31-08-1996>
In spoedgevallen kan de Vaste Wervingssecretaris, op gemotiveerd verzoek van de minister, van het tweede lid afwijken.) <KB 1995-03-30/45, art. 5, Inwerkingtreding : 05-05-1995>
§ 2. (De examens kunnen voor verscheidene ministeries of diensten, geheel of gedeeltelijk, gelijktijdig worden georganiseerd als het examenprogramma dit mogelijk maakt.
De vergelijkende overgangsexamens naar de graden van klerk, bestuursassistent en bestuurssecretaris worden voor het geheel van de ministeries georganiseerd. Voor deze examens wordt per graad één rangschikking opgemaakt.) <KB 1995-03-30/45, art. 5, Inwerkingtreding : 05-05-1995>
§ 3. (Indien een examen uit een algemeen en één of meer bijzondere gedeelten bestaat, worden de ambtenaren die geslaagd zijn voor het algemeen gedeelte, op hun verzoek van dit gedeelte vrijgesteld wanneer zij later opnieuw deelnemen aan één of meer examens van hetzelfde of van een lager niveau.
Dezelfde regel is van toepassing op de ambtenaren die in het bezit zijn van het brevet bedoeld in artikel 27, § 2, van dit besluit waaruit blijkt dat zij geslaagd zijn voor het gedeelte over de algemene vorming van niveau 1 en die later deelnemen aan een vergelijkend examen voor overgang naar niveau 2+.). <KB 1998-09-14/34, art. 1er, Inwerkingtreding : 25-02-1999>
§ 4. (...) <opgeheven bij KB 1994-09-14/39, art. 67, Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Art. 23. (Waals Gewest).
(...) <opgeheven bij BWG 1995-12-21/32, art. 15, 7°, Inwerkingtreding : 19-01-1996>
Art. 23bis. (...) <opgeheven bij KB 16-10-1989, art. 2, BS 28-10-1989>
Art.24. <KB 01-08-1975, art. 19, MB 17-09-1975>
§ 1. (De ambtenaren die het minimum der punten hebben behaald, worden verklaard geslaagd te zijn.
§ 2. De geslaagden behouden onbeperkt het voordeel van hun uitslag. )<KB 16-10-1989, art. 3, BS 28-10-1989>
§ 3. (...) <opgeheven bij KB 1994-09-14/39, art. 72, 1°, Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Art. 24. (Waals Gewest).
(...) <opgeheven bij BWG 1995-12-21/32, art. 15, 8°, Inwerkingtreding : 19-01-1996>
HOOFDSTUK I. VERGELIJKENDE EXAMENS VOOR DE OVERGANG NAAR HET HOGER NIVEAU.
Art.25. <KB 01-08-1975, art. 19, BS 17-09-1975> (De geslaagden worden gerangschikt volgens de behaalde punten. Ingeval het examen is opgesplitst, worden zij gerangschikt volgens de voor het of de bijzondere gedeelten behaalde punten.) <KB 16-10-1989, art. 4, BS 28-10-1989>
Art. 25. (Waals Gewest).
(...) <opgeheven bij BWG 1995-12-21/32, art. 15, 9°, Inwerkingtreding : 19-01-1996>
Art.26. <KB 01-08-1975, art. 19, BS 17-09-1975> § 1. (De geslaagden worden in de volgorde van hun rangschikking bevorderd tot de graad waarnaar zij hebben medegedongen en worden voor een vacante betrekking van die graad aangewezen.
§ 2. Wanneer geslaagden van verschillende examens naar dezelfde bevordering dingen, worden zij gerangschikt volgens de datum van de processen-verbaal van afsluiting van de vergelijkende examens, te beginnen met de vertst afgelegen datum, en, voor elk vergelijkend examen, in de volgorde van hun rangschikking.) <KB 16-10-1989, art. 5, BS 28-10-1989>
§ 3.(...) <opgeheven bij KB 1994-09-14/39, art. 72, 2°, Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Art.27. <KB 1995-03-30/46, art. 3, Inwerkingtreding : 05-05-1995> § 1. De vergelijkende examens voor overgang naar niveau 1 bestaan uit een onderhoud uitgaande van een praktijkgeval dat verband houdt met de functie.
Om te slagen moeten de kandidaten ten minste 60 % der punten behalen. De geslaagden worden gerangschikt volgens de behaalde punten.
§ 2. Om tot de vergelijkende examens bedoeld in § 1 te worden toegelaten, moeten de kandidaten in het bezit zijn van vijf brevetten;
- een brevet waaruit blijkt dat zij geslaagd zijn voor het gedeelte over de algemene vorming met het oog op de deelname aan een vergelijkend examen voor overgang naar niveau 1. De kandidaat die in het bezit is van dit brevet mag deelnemen aan de gedeelten over bepaalde vakken;
- vier brevetten waaruit blijkt dat zij geslaagd zijn voor de gedeelten over de vakken vastgesteld door de Vaste Wervingssecretaris, na advies van de administratie waartoe de kandidaat behoort.
§ 3. De examengedeelten voor het behalen van de brevetten met het oog op deelneming aan de in § 1 bedoelde vergelijkende examens voor overgang naar niveau 1 worden om de twee jaar georganiseerd.
Om deel te nemen moeten de kandidaten, op de datum vastgesteld door de Vaste Wervingssecretaris, vastbenoemde ambtenaren van niveau 2+ of 2 zijn en, in dit laatste geval, geslaagd zijn voor het examen voor verhoging in weddeschaal vereist in de graad van rang 20 of geslaagd zijn, vóór 27 augustus 1991, voor één van de vakken van het bijzonder gedeelte van een vergelijkend examen voor overgang naar een graad van rang 10, afgesloten na 1 januari 1985.
Om te slagen moeten de kandidaten ten minste 60 % der punten behalen.
Het voordeel van het behalen van een brevet is definitief verkregen.
Art. 27. (Waals Gewest).
(...) <opgheven bij BWG 1995-12-21/32, art. 15, 11°, Inwerkingtreding : 19-01-1996>
Art. 27. (Franse Gemeenschap).
<BFG 1996-10-23/30, art. 2, Inwerkingtreding : 31-08-1996>
§ 1. De vergelijkende examens voor overgang naar niveau 1 bestaan in een onderhoud over een praktijkgeval dat verband houdt met het ambt.
Om ervoor te slagen, moeten de kandidaten ten minste 60 % van de punten behalen. De geslaagden worden gerangschikt volgens de behaalde punten.
§ 2. Om te mogen deelnemen aan de in § 1 bedoelde vergelijkende examens, moeten de kandidaten, onverminderd de door hun statuut bepaalde voorwaarden, in het bezit zijn van vijf brevetten :
- een brevet waaruit blijkt dat zij geslaagd zijn voor het gedeelte over de algemene vorming om deel te nemen aan een vergelijkend examen voor overgang naar niveau 1. Zijn ze in het bezit van dat brevet, dan mogen zij deelnemen aan de gedeelten over bepaalde vakken;
- vier brevetten waaruit blijkt dat zij geslaagd zijn voor de gedeelten over de vakken bepaald door het bestuur waaronder de ambtenaar ressorteert, na advies van de Vaste Wervingssecretaris.
§ 3. De examengedeelten voor het behalen van de brevetten die toelaten deel te nemen aan de vergelijkende examens voor overgang naar niveau 1, bedoeld in § 1, worden om de twee jaar georganiseerd.
Om ervoor te slagen, moeten de kandidaten ten minste 60 % van de punten behalen.
Het voordeel van het behalen van een brevet is definitief verkregen.
Art. 27bis. <KB 1991-09-20/38, art. 2> De door artikel 14bis van dit besluit gestelde regelen om de inwendige organisatie van en de nadere regels omtrent de vergelijkende wervingsexamens te bepalen, zijn eveneens van toepassing op de vergelijkende examens voor overgang naar het hogere niveau en op de examens voor verhoging in graad (of voor verhoging in weddeschaal.) <KB 1994-09-14/39, art. 68, Inwerkingtreding : 01-01-1994>
HOOFDSTUK II. (EXAMENS VOOR VERHOGING IN WEDDESCHAAL).
Art.28. <KB 1994-09-14/39, art. 70, Inwerkingtreding : 01-01-1994> Een examen voor verhoging in weddeschaal wordt ingesteld binnen elke graad van rang 20 voor het verkrijgen van de hoogste weddeschaal in die graad. Dit examen bestaat uit één proef.
Onder voorbehoud van artikel 35 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het rijkspersoneel, mogen aan het in het eerste lid beoogde examen deelnemen, alle ambtenaren van rang 20, die bekleed zijn met de graad waarvoor het examen is georganiseerd.
Art. 28. (Waals Gewest).
(...) <opgeheven bij BWG 1994-11-17/35, art. 136, Inwerkingtreding : 01-12-1994>
Art. 28. (Duitstalige Gemeenschap).
(...) <opgeheven bij BDG 1996-12-27/31, art. 88, 5, 01-02-1997>
Art. 28bis. <KB 1994-09-14/39, art. 71, Inwerkingtreding : 01-01-1994> De in artikel 28 beoogde examens voor verhoging in weddeschaal worden elk jaar georganiseerd.
Art. 28bis. (Waals Gewest).
(...) <opgeheven bij BWG 1994-11-17/35, art. 136, Inwerkingtreding : 01-12-1994>
TITEL IV. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.
Art.29. (...) <opgeheven bij KB 1994-09-14/39, art. 72, 3°, Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Art.30. (...) <opgeheven bij KB 1994-09-14/39, art. 72, 3°, Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Art.31. Het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de wervings- en loopbaanexamens van het rijkspersoneel wordt opgeheven.
Art.32. Dit besluit treedt op 1 januari 1970 in werking.
Art. 33. Onze ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 september 1969.
BOUDEWIJN
Van Koningswege :
De Minister van het Openbaar Ambt,
R. PETRE