24 JUNI 1952. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de middelen en toestellen die geoorloofd zijn bij de verdelging van wilde konijnen. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG 1995-07-13/33, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 26-09-1995> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-12-1992 en tekstbijwerking tot 16-09-1995)
Art. 1-8
Artikel 1. (Zie NOTA onder TITEL) De gebruiker mag, na daartoe machtiging te hebben ontvangen van de Minister van Landbouw of van de door hem gemachtigde ambtenaar, zich bedienen van strikken , veerknippen en konijnennetten voor de duur, op de plaatsen en onder de bijzondere voorwaarden bij de machtigingsakte vastgesteld, en mits zich naar het hieronder bepaalde te gedragen.
Art.2. (Zie NOTA onder TITEL) Van strikken en veerknippen mogen zich alleen bedienden de gebruiker, zijn beëdigde wachters en de andere beëdigde wachters die hij nuttig acht daarmede te belasten.
Art.3. (Zie NOTA onder TITEL) De strikken mogen slechts geplaatst worden voor de ingang der holen of op de paden van het wild. Op deze laatste moeten zij 4 centimeter van de grond gespannen worden en mag hun opening niet groter zijn dan 12 centimeter.
Art.4. (Zie NOTA onder TITEL) De konijnennetten mogen enkel geplaatst en weggenomen worden in tegenwoordigheid van een overheidsbeambte, zoals een rijkswachter, de veldwachter, de politiecommissaris of een aangestelde van het bosbeheer.
Art.5. (Zie NOTA onder TITEL) Behalve de konijnen moet alle gevangen wild onmiddellijk vrijgelaten worden.
Art.6. (Zie NOTA onder TITEL) Zodra de machtiging verstreken is, worden de strikken vernield en moeten de konijnennetten, uiterlijk 's anderendaags, worden afgegeven ten gemeentehuis, waar zij veilig en onder zegel worden bewaard.
Art.7. (Zie NOTA onder TITEL) Het koninklijk besluit van 4 November 1924 betreffende de verdelging van wilde konijnen wordt opgeheven.
Art. 8. (Zie NOTA onder TITEL) Onze Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.