22 MEI 1991. - Besluit van de Vlaamse Executieve tot vaststelling van de opening en de sluiting van de jacht voor het seizoen 1991-1992 in het Vlaamse Gewest.
Opening en sluiting van de jacht.
Art. 1
HOOFDSTUK I. - Het grofwild.
Art. 2-7
HOOFDSTUK II. - Het kleinwild.
Art. 8
HOOFDSTUK III. - Het waterwild.
Art. 9
Voorkomen van schade aangericht door wilde eenden en kieviten.
Art. 10
HOOFDSTUK IV. - Het overige wild.
Art. 11
Voorkomen van schade aangericht door houtduiven.
Art. 12
HOOFDSTUK V. - Bestrijding van wilde konijnen en overig wild.
Art. 13
HOOFDSTUK VI. - Bepalingen inzake handel en vervoer.
Art. 14
HOOFDSTUK VII. - Allerlei.
Art. 15
HOOFDSTUK VIII. - Algemene verbodsbepalingen.
Art. 16
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art. 17
Bijlage 1.
Art. N1
Bijlage 2.
Art. N2
Opening en sluiting van de jacht.
Artikel 1. Het jachtseizoen 1991-1992 loopt van 1 juli 1991 tot en met 30 juni 1992. De openings- en sluitingsdata van de jacht voor dit seizoen worden bepaald zoals hierna vermeld. Behoudens andersluidende aanduidingen gelden deze data voor geheel het Vlaamse Gewest en voor alle jachtwijzen.
HOOFDSTUK I. - Het grofwild.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan door " afschotplan " een op grond van kwalitatieve of kwantitatieve elementen jaarlijks vastgesteld aantal stuks wild dat de jager wenst te schieten in zijn jachtterrein.
Art.3. § 1. De openings- en sluitingsdata van de jacht op het edelhert worden als volgt vastgesteld :
- Edelhert : van 15 september tot en met 30 november;
- Hinde en kalveren (beide geslachten) van edelherten : van 15 oktober tot en met 31 december.
§ 2. De jacht op herten, hinden en jongen mag slechts worden uitgeoefend zo de houder van het jachtrecht zijn afschotplan, met de vermelding van het aantal in het jachtveld aanwezige dieren en het voorgenomen aantal te schieten dieren, bij gewone brief, heeft medegedeeld aan de woudmeester van het Bestuur Natuurbehoud en -ontwikkeling bevoegd voor de jacht in de provincie waarin het jachtterrein of het grootste gedeelte ervan gelegen is.
De houder van het jachtrecht zal eveneens vermelden hoeveel stuks werden geschoten gedurende de laatste drie jaar in het jachtterrein.
De woudmeester keurt het afschotplan goed namens de Gemeenschapsminister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrichting.
§ 3. In de periode of in de gebieden waarin de jacht op herten alleen bij bers- en/of loerjacht is toegestaan, is het gebruik van honden om het wild te bemachtigen of om het gemakkelijker te bemachtigen verboden.
Voor het nazoeken van het zweetspoor van een gekwetst hert is het gebruik van een speciaal daartoe afgerichte leihond toegelaten.
§ 4. In de periode dat het alleen toegelaten is het hert of de hinde te schieten en te vervoeren, is het vervoer tot aan de plaatsen van verbruik of van detailhandel slechts toegelaten, wanneer de geslachtskenmerken van het dier uiterlijk zichtbaar zijn.
§ 5. In de periode dat het alleen toegelaten is herten, hinden of jongen te schieten en te vervoeren, is het vervoer tot aan de plaatsen van verbruik of van kleinhandel slechts toegelaten mits voorlegging van een getuigschrift, geldig voor vijf dagen, opgesteld door een personeelslid van de dienst belast met de jacht, een rijkswachter of een veldwachter.
Het getuigschrift moet gelijkvormig zijn aan bijlage 1 bij dit besluit en moet vóór 31 januari 1992 door de gebruiker, op zijn kosten, overgezonden worden aan de woudmeester, bevoegd voor de jacht in het gebied.
Art.4. § 1. De openings- en sluitingsdata van de jacht op reewild worden als volgt vastgesteld :
Reebok : de bersjacht en de loerjacht in de bossen alleen, met daarin begrepen de moerassige delen en de open plekken, de lage weiden en de brandsingels, zijn toegelaten :
- van 1 juli tot en met 15 september 1991 op reebokken met minstens drie enden aan één stang.- van 15 mei tot en met 30 juni 1992, op reebokken met minder dan drie enden aan elke stang.
Reegeit en jongen (beide geslachten) : van 1 februari tot en met 15 maart 1992 alleen bij bersjacht en loerjacht.
De jacht op het reewild (bokken, geiten en jongen) mag slechts worden uitgeoefend zo de houder van het jachtrecht tenminste veertien dagen vóór de opening van de jacht zijn afschotplan, verdeeld over bokken, geiten en jongen, met de vermelding van het aantal in het jachtveld aanwezige dieren en het voorgenomen aantal te schieten dieren, bij gewone brief, heeft medegedeeld aan de woudmeester van het Bestuur Natuurbehoud en -ontwikkeling, bevoegd voor de jacht in de provincie waarin het jachtterrein of het grootste gedeelte ervan gelegen is. Bij de mededeling dient men gebruik te maken van een formulier dat gelijvormig is aan bijlage 2 bij dit besluit en dat kan worden bekomen bij de woudmeester van het Bestuur Natuurbehoud en -ontwikkeling van de provincie. Voor een geldige aanvraag moeten alle op dit formulier gevraagde gegevens en documenten worden verstrekt aan de bevoegde ambtenaar.
De houder van het jachtrecht zal eveneens vermelden hoeveel stuks werden geschoten gedurende de laatste drie jaar in het jachtterrein.
De woudmeester keurt het afschotplan goed namens de Gemeenschapsminister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrichting. Hij kan de goedkeuring afhankelijk stellen van het aanbrengen van door hem voorgestelde wijzigingen.
§ 2. In de perioden of in de gebieden waarin de jacht op reewild alleen bij bers- en/of loerjacht is toegestaan, is het gebruik van honden om het wild te bemachtigen of om het gemakkelijker te bemachtigen verboden.
Voor het nazoeken van het zweetspoor van gekwetst reewild is het gebruik van een speciaal daartoe afgerichte leihond toegelaten.
§ 3. In de periode dat het alleen toegelaten is de reebok te schieten en te vervoeren, is het vervoer tot aan de plaatsen van verbruik of van detailhandel slechts toegelaten, wanneer de geslachtskenmerken van het dier uiterlijk zichtbaar zijn.
§ 4. Gedurende de tijd dat het geoorloofd is reebokken te schieten evenals tijdens de vijf dagen die op de sluitingsdatum volgen, is het vervoer tot aan de plaatsen van verbruik of van kleinhandel slechts toegelaten zo het dier zijn gewei heeft behouden of mits voorlegging van een getuigschrift, geldig gedurende vijf dagen, uitgaande van één der in lid 1 van artikel 24 van de jachtwet van 28 februari 1882 vermelde overheidsbeambten.
In dit getuigschrift moet worden vastgesteld dat het vervoerde dier behoort tot een type waarvan het schieten toegestaan is op grond van artikel 1 van dit besluit.
Art.5. § 1. De jacht op het damhert is open van 15 september tot en met 30 november. De jacht op damhinde en kalveren (beide geslachten) is open van 1 november tot en met 31 december.
§ 2. In de periode dat het alleen toegelaten is het damhert of de damhinde te schieten en te vervoeren, is het vervoer tot aan de plaatsen van verbruik of van detailhandel slechts toegelaten, wanneer de geslachtskenmerken van het dier uiterlijk zichtbaar zijn.
Art.6. De jacht op de moeflonram, waarvan de slakken, gemeten langs de buitenzijde, minstens 65 cm bereiken, moeflonschaap, evenals vrouwelijke moeflonlammeren en jonge mannelijke dieren met slakken van maximum 15 cm is open van 1 oktober tot en met 15 januari.
Art.7. De jacht op het wild zwijn is open gans het jaar.
HOOFDSTUK II. - Het kleinwild.
Art.8. § 1. De openings- en sluitingsdata van de jacht op kleinwild worden als volgt vastgesteld :
1° Patrijs : van 15 september tot en met 30 november;
2° Haas : van 15 oktober tot en met 31 december;
3° Fazanthaan : van 15 oktober tot en met 31 januari;
4° Fazanthen : van 15 oktober tot en met 31 december;
§ 2. Op het tijdstip dat het alleen toegelaten is de fazanthaan te schieten en te vervoeren, mogen de fazanten slechts worden vervoerd, te koop aangeboden, verkocht en gekocht, indien minstens hun kop met de pluimen bedekt is of zij hun staartveren hebben behouden.
Het is verboden levende fazanten te vervoeren vanf 16 september 1991 tot en met 31 januari 1992, behoudens vergunning, afgegeven overeenkomstig artikel 12 van de jachtwet van 28 februari 1882, voor het vervoer van deze levende vogels naar erkende slachterijen, naar wildbedrijven, naar plaatsen buiten het Vlaamse Gewest of om deze in te voeren naar kwekerijen gelegen buiten een jachtterrein.
§ 3. Overeenkomstig artikel 9 van de jachtwet van 28 februari 1882 is de houder van het jachtrecht in een bos dat minstens twintig ha uit één stuk groot is, gemachtigd van 15 september tot 30 november 1991 kippende ruikooien, onder de vorm van doorzichtig gevlochten manden te gebruiken voor het terugvangen, in dit bos, van de voor het houden of voor de kweek bestemde fazanten, op voorwaarde dat hij aangepaste bijzondere inrichtingen bezit voor het verzorgen van de teruggevangen vogels.
De vangtuigen mogen niet op minder dan vijftig meter van de rand van de naburige beboste eigendommen geplaatst worden.
Het vangen van de fazanten onder andere dan de hierboven vermelde voorwaarden moet aangevraagd worden in een met reden gestaafde aanvraag, bij de woudmeester van het Bestuur Natuurbehoud en -ontwikkeling.
Een bijzondere vergunning kan worden verleend.
HOOFDSTUK III. - Het waterwild.
Art.9. § 1. De openings- en sluitingsdata van de jacht met vuurwapens op waterwild worden als volgt vastgesteld :
1° Wilde eend : van 15 augustus tot en met 31 januari.
De jacht op deze waterwildsoort, vóór de algemene opening en na de algemene sluiting van de jacht in open veld, is alleen toegestaan op waterlopen evenals op of onmiddellijk langsheen waterplassen en moerassen. Het schieten van niet vliegvlugge eenden is verboden.
2° Meerkoet : van 15 oktober tot en met 31 januari.
3° Smient : van 15 oktober tot en met 31 januari.
4° Wintertaling : van 15 oktober tot en met 31 januari.
5° Grauwe gans : van 1 november tot en met 31 januari.
Deze jacht is alleen toegelaten tijdens het gedeelte van de dag dat valt tussen zonsopgang en tien uur in de voormiddag, op het grondgebied van de gemeente Knokke-Heist.
De jacht op grauwe ganzen na de algemene sluiting van de jacht in het open veld, blijft geoorloofd op deze terreinen tot 31 januari.
§ 2. In afwijking van het bepaalde onder § 1 is de jacht op alle waterwild verboden :
- in de havengeul van Nieuwpoort en op de omliggende gronden en dit in het gebied tussen de Noordzee, de grens tussen de vroegere gemeenten Westende en Nieuwpoort tot aan de Koninklijke Baan te Nieuwpoort, de Koninklijke Baan tot aan de Lange Brug, de Albert I-laan en het Hendrikaplein te Nieuwpoort;
- op het gedeelte van het grondgebied van de gemeenten Lokeren en Waasmunster tussen :
* de Oude Zelestraat, vanaf de afrit van de autoweg E17 op het grondgebied van Lokeren tot aan de Zelestraat, de Zelestraat tot aan de Lepelstraat;
* de Lepelstraat, vanaf de Oude Zelebaan, de Brugstraat tot aan de Durme, de oude Bruglaan en de Rozenstraat tot aan de steenweg Antwerpen-Gent, de steenweg Antwerpen-Gent, vanaf de Rozenstraat tot aan het kruispunt Heiken;
* de Groenselstraat, vanaf de steenweg Antwerpen-Gent (kruispunt Heiken) de Sousbeekstraat tot aan de Neerstraat, vervolgens de Neerstraat tot aan de autoweg E17;
- in het gebied " De Maten " gelegen op het grondgebied van de gemeenten Diepenbeek en Genk, waarvan de grenzen werden vastgelegd bij het koninklijk besluit tot rangschikking van 21 augustus 1975;
- op het gedeelte van het grondgebied van de gemeente Zonhoven en Hasselt (Kuringen) gelegen tussen :
* ten noorden, de Witvenweg te Zonhoven, tot aan de spoorweg Hasselt-Mol;
* ten oosten, de spoorweg Hasselt-Mol, vanaf de kruising met Witvenstraat tot aan de Slangebeek te Zonhoven;
* ten zuiden, de Slangebeek te Zonhoven, vanaf de kruising met spoorweg Hasselt-Mol tot aan de hoogspanningslijn Kiewt-Houthalen te Hasselt (Kuringen);
* ten westen, de hoogspanningslijn Kiewit-Houthalen te Hasselt (Kuringen) vanaf de kruising met de Slangebeek tot aan de Semmenstraat, vervolgens de Semmenstraat tot aan de Borgerheidestraat en van de Borgerheidestraat te Hasselt (Kuringen) tot aan de Witvenweg te Zonhoven;
- op het gedeelte van het grondgebied van de stad Mechelen, gelegen tussen :
* ten oosten en ten noordoosten, de Dijle;
* ten zuiden, de Hoge Weg, vanaf de dijk van de Dijle tot aan de dijk van de Leuvense Vaart;
* ten westen, de Leuvense Vaart, vanaf de Hoge Weg tot aan de samenvloeiing met de Dijle.
§ 3. Bij zeer harde of langdurige vorst, kan de Gemeenschapsminister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrichting, het bureau van de Vlaamse Hoge Jachtraad gehoord, elke jacht op waterwild tijdelijk verbieden.
§ 4. Het schieten van ander waterwild of van andere water-, zee-, oever- of moerasvogels dan deze vermeld in § 1 is verboden.
§ 5. De jacht op waterwild is verboden :
- op of nabij moerassen, vijvers en waterlopen waarvan de oppervlakte en bijhorende rietkragen langsheen de oevers voor meer dan de helft met ijs zijn bedekt;
- op minder dan tweehonderd meter van een voederplaats waarop granen zijn gestrooid.
Voorkomen van schade aangericht door wilde eenden en kieviten.
Art.10. § 1. Om belangrijke schade aan gewassen te voorkomen en waar geen andere bevredigende oplossing bestaat, mogen wilde eenden onder volgende strikt bepaalde voorwaarden worden bejaagd met het geweer, door de houder van het jachtrecht en zijn genodigden op de hierna vermelde plaatsen en tijden : van 10 juli tot en met 14 september van één uur vóór zonsondergang tot en met één uur na zonsondergang, op en rond percelen met graangewassen waar de vogels schade aanrichten en waarvoor de eigenaar van die teelten vooraf een schriftelijk verzoek tot bejaging heeft gericht tot de houder van het jachtrecht.
Zo de bejaging plaatsvindt, verwittigt de houder van het jachtrecht, bij gewone brief, de woudmeester van het Bestuur Natuurbehoud en -ontwikkeling van de provincie, met vermelding van de dagen waarop de bejaging zal plaatsvinden, opdat het bestuur het nodige toezicht zou kunnen uitoefenen, en, zo nodig na een gemotiveerd advies, de Gemeenschapsminister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrichting kan voorstellen deze jacht te verbieden.
§ 2. In het belang van de veiligheid van het luchtverkeer en waar geen andere bevredigende oplossing bestaat, mogen kieviten van 1 juli tot en met 30 juni worden bejaagd onder toezicht van de beheerder van het terrein. Deze kan, rekening houdend met de bestaande populaties, deze jacht beperken of verbieden op volgende terreinen :
1. binnen de grenzen van de vliegvelden van de Regie der Luchtwegen te Antwerpen-Deurne, Brussel-Nationaal, Oostende en Wevelgem;
2. binnen de grenzen van de militaire vliegvelden te Melsbroek, Sint-Truiden, Koksijde, Oostduinkerke en Peer (Kleine Brogel).Deze jacht kan worden beoefend met vuurwapens en met roofvogels waarvan het bezit regelmatig toegestaan is op grond van het koninklijk besluit van 9 september 1981 betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest.
HOOFDSTUK IV. - Het overige wild.
Art.11. De openings- en sluitingsdata van de jacht op het overig wild worden als volgt vastgesteld :
1° Verwilderde kat : alle dagen van het jaar.
2° Vos : van 1 juli tot en met 31 januari.
3° Konijn in open veld : van 15 september tot en met 31 december.
De jacht met het geweer op konijnen, met of zonder fret, bij drijfjachten met honden en evenals de jacht door gebruik te maken van buidels met fretten, zijn heel het jaar toegelaten in de bossen, evenals in de duinen, de teenbossen, de bremvlakten, de heiden, de houtkanten en alle plaatsen zoals ophogingen, taluds, bermen en grachten met struikgewas of bramen begroeid.
Tenzij met een bijzondere vergunning mogen honden voor die wijze van bejaging slechts gebruikt worden vanaf 1 maart en tot de opening van de jacht met de drijfhond als zij gemuilband zijn.
In afwijking van het tweede lid van dit artikel mogen de houders van het jachtrecht of hun afgevaardigden, die een jachtverlof bezitten, konijnen blijven schieten in het open veld tot de opening van de jacht in het open veld, op percelen die palen aan de bossen en de ermede gelijkgestelde gronden, vermeld in het tweede lid van dit artikel die niet goed afgesloten zijn en waarin zich konijnen bevinden.
4° Houtduif, zowel in het open veld als in bossen : van 15 oktober tot en met 28 februari.
Voorkomen van schade aangericht door houtduiven.
Art.12. Om belangrijke schade aan gewassen te voorkomen en waar geen andere bevredigende oplossing bestaat, mogen houtduiven onder volgende strikt bepaalde voorwaarden worden bejaagd met het geweer, door de houder van het jachtrecht en zijn genodigden op de hierna vermelde plaatsen en tijden : van 1 juli 1991 tot en met 14 oktober 1991 en van 1 mei 1992 tot en met 30 juni 1992, op en rond de percelen beplant met graangewassen, vlas, bonen, erwten, bloemkool, spruitkool en witloof, evenals in de kersenboomgaarden waar deze vogesl schade aanrichten en waarvoor de eigenaar van de teelt vooraf een verzoek tot bejaging heeft gericht tot de houder van het jachtrecht. Zo de bejaging plaatsvindt, verwittigt de houder van het jachtrecht, bij gewone brief, de woudmeester van het Bestuur Natuurbehoud en -ontwikkeling van de provincie, met vermelding van de juiste ligging der percelen en dagen waarop de bejaging zal plaatsvinden opdat het bestuur het nodige toezicht zou kunnen uitoefenen, en, zo nodig, na een gemotiveerd advies de Gemeenschapsminister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrichting kan voorstellen deze jacht te verbieden.
HOOFDSTUK V. - Bestrijding van wilde konijnen en overig wild.
Art.13. § 1. De beëdigde wachters van de houders van het jachtrecht mogen het konijn gans het jaar bestrijden met het geweer, zelfs bij loerjacht, 's avonds en 's morgens, zonder jachtverlof, op gans de oppervlakte van de eigendommen die zij moeten bewaken.
Zij mogen eveneens en zonder het bewijs te moeten leveren van een persoonlijke vergunning, gebruik maken van konijnestrikken in de bossen van hun opdrachtgevers, onder de voorwaarden bepaald in het koninklijk besluit van 24 juni 1952.
De houders van het jachtrecht moeten onmiddellijk overgaan of laten overgaan tot de verdelging van de konijnen, met al de middelen toegestaan door de wet, zoniet zal van ambtswege tot deze verdelging worden overgegaan.
§ 2. (Verwilderde katten en vossen mogen te allen tijde bestreden worden door de grondgebruikers, de houders van het jachtrecht, hun genodigden en hun beëdigde wachters, evenals door de wachters en aangestelden van het Bestuur voor Natuurbehoud en -ontwikkeling.) <Erratum : zie B.St. 22-06-1991>Daartoe mogen deze personen, onder hun verantwoordelijkheid, gebruik maken van :
- vuurwapens, eventueel zonder jachtverlof;
- vallen met een maximum volume van 100 dm3, waarin dieren zich na vangst vrij kunnen bewegen en die in gesloten toestand minstens één vrije opening hebben waarbinnen een cirkel met een doormeter van 5 cm kan worden omschreven.
Het gebruik van andere middelen of tuigen voor de bestrijding is verboden. De nesten, legers of holen en de jongen van de in artikel 11 vermelde soorten mogen te allen tijde verstoord, vernield of weggenomen worden.
§ 3. Gelet op de grote aantallen houtduiven, die belangrijke schade aan de gewassen en bossen toebrengen die op geen andere bevredigende manier kan worden voorkomen, mogen beëdigde wachters van de houders van het jachtrecht deze vogels, bij dag, met het geweer, eventueel zonder jachtverlof, bestrijden daar waar schade wordt vastgesteld in het gebied waarvoor zij aangesteld zijn.
Die wachters brengen de woudmeester van het Bestuur Natuurbehoud en -ontwikkeling van de provincie, bij gewone brief, op de hoogte van de bestrijding, met aanduiding der plaatsen en tijdstippen ervan, zodat deze het nodige toezicht kan doen uitoefenen en, zo nodig, deze bestrijding kan beperken of verbieden.
§ 4. De in de § 1 en § 3 vermelde bepalingen gelden onverminderd de vergunningen toegekend door of namens de Gemeenschapsminister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrichting, op grond van artikel 7ter van de jachtwet van 28 februari 1882.
§ 5. De gebruikte geweren moeten voldoen aan dezelfde voorschriften als deze opgelegd voor de jacht door het besluit van de Vlaamse Executieve van 28 oktober 1987 betreffende het gebruik van vuurwapens en munitie bij de jacht in het Vlaamse Gewest.de verdelger moet ook een verzekering tegen burgerlijke aansprakelijkheid hebben afgesloten waarvan de waarborg gelijk is aan deze opgelegd door de reglementering inzake de verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor het bekomen van een jachtverlof.
HOOFDSTUK VI. - Bepalingen inzake handel en vervoer.
Art.14. § 1. De handelaren in wild en de restaurantuitbaters mogen diepgevroren wild, behorende tot de kategorie grof wild, evenals hazen, patrijzen en fazanten, opslaan en vervoeren buiten de periode vanaf de opening tot en met de tiende dag volgend op de sluiting van de jacht op dat wild op voorwaarde dat zij kunnen aantonen dat het wild van buiten het Vlaamse Gewest afkomstig is.
Bovendien mag diepgevroren reewild van 1 oktober tot en met 10 december onder dezelfde voorwaarden worden verhandeld.
§ 2. Het vervoeren en in de handel brengen van wilde katten, dassen, boom- en steenmarters, eekhoorns, bunzings, wezels en hermelijnen is verboden. Dit verbod geld niet voor opgezette exemplaren of huiden van deze soorten.
§ 3. Het is verboden meerkoeten, smienten, wintertalingen en grauwe ganzen in de handel te brengen vanaf de opening van de jacht tot en met de tiende dag volgend op de sluiting van de jacht op dit wild. Dit verbod geldt niet voor opgezette exemplaren of houden van deze soorten.
HOOFDSTUK VII. - Allerlei.
Art.15. Parforcejacht, zonder vuurwapens : van 1 november tot en met 31 maart.
Deze jacht mag alleen worden beoefend in de gemeenten As, Bree, Dilsen, Maaseik, Maasmechelen, Meeuwen-Gruitrode, Opglabbeek en Deinze, Kruishoutem, Nazareth, Oudenaarde, Wortegem-Petegem, Zingem, Zulte, Anzegem, Deerlijk, Waregem en Zwevegem.
Jacht in open veld : van 15 september tot en met 31 december.
Jacht met de drijfhond : 15 oktober tot en met 31 december.
HOOFDSTUK VIII. - Algemene verbodsbepalingen.
Art.16. § 1. Het is verboden :
- bij sneeuw in open veld te jagen welke ook de hoeveelheid sneeuw, die de grond bedekt, de jacht blijft evenwel toegelaten in de bossen, duinen, teenbossen, brem en houtkanten, evenals op het waterwild op de stromen en rivieren, evenals op of onmiddellijk langsheen moerassen of waterplassen;
- op minder dan honderd vijftig meter van de bewoonde huizen bij de jacht vuurwapens af te vuren in de richting van deze laatste;
- voor de jacht levende lokvogels te gebruiken, opgesloten in een kooi, gekortwiekt of vastgehecht aan een drijvend of vast voorwerp;
- te jagen met hazewinden;
- te jagen, hoe dan ook, in velden waarop zich graangewassen of andere korrel- en zaaddragende planten bevinden, rijp of rijpend te velde staande of gemaaid, maar liggende op de grond, behalve in toepassing van de artikelen 10 en 12 van dit besluit.
De overtreders worden gestraft met de bij artikel 6 van de jachtwet van 28 februari 1882 bepaalde straffen.
Onverminderd de bepalingen van artikel 556, 6° van het Strafwetboek is dit verbod niet toepasselijk op maïs, op gras en voeder van alle aard, op bieten, aardappelen, rapen en andere planten die niet geteeld worden met het oog op graan- of zaadopbrengsten, op de oogsten van gebonden, rechtgezette of opgehoopte graan- en zaadgewassen, noch op de herfstbezaaiingen.
§ 2. De Gemeenschapsminister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrichting of zijn gemachtigde kan, in afwijking van de bepalingen van de artikelen 1, 6, 8 en 10 van de jachtwet van 28 februari 1882, het bemachtigen en vervoeren van als wild gerangschikte dieren, in het belang van de wetenschap, toestaan aan wetenschappelijke instellingen of universiteiten. Hij zal de voorwaarden en het toezicht bepalen waaronder de afwijking wordt toegestaan.
§ 3. Het is verboden te jagen op spitsers van hert, korhoenders, Schotse sneeuwhoenders, wilde katten, dassen, boom- en steenmarters, eekhoorns, wezels, hermelijnen, bunzingen en houtsnippen.
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art.17. De Gemeenschapsminister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrichting is belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlage 1.
Art. N1. (Toepassing van het besluit van de Vlaamse Executieve van 22 mei 1991 tot vaststelling van de opening en de sluiting van de jacht in het Vlaamse Gewest, artikel 3, § 5). <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 15/06/1991, p. 13357>
Bijlage 2.
Art. N2. Aanvraag voor het bekomen van een afschotplan voor reewild in het Vlaamse Gewest voor het seizoen 199. - 199.. (Toepassing van het besluit van de Vlaamse Executieve tot vaststelling van de opening en de sluiting van de jacht in het Vlaamse Gewest voor het seizoen 1991-1992, artikelen 2 en 4) <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 15/06/1991, p. 13356>