18 JULI 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten, het koninklijk besluit van 11 januari 1940 betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en het koninklijk besluit van 14 september 2016 tot vaststelling van de retributies voor de uitvoering van de hypothecaire formaliteiten en voor de aflevering van de afschriften en getuigschriften
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten
Art. 1-12
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 11 januari 1940 betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten
Art. 13-17
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 14 september 2016 tot vaststelling van de retributies voor de uitvoering van de hypothecaire formaliteiten en voor de aflevering van de afschriften en getuigschriften
Art. 18
HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding - Uitvoering
Art. 19-20
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten
Artikel 1. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 maart 1993, wordt opgeheven.
Art.2. Artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 maart 1993, wordt vervangen als volgt: "Een bewijs van de datum van indiening van de aangifte wordt, op aanvraag, aan de betrokken partijen, afgeleverd.".
Art.3. Artikel 4 van hetzelfde koninklijk besluit wordt opgeheven.
Art.4. Artikel 5 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 januari 1954, wordt opgeheven.
Art.5. Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 september 1993, wordt opgeheven.
Art.6. In artikel 7, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 september 1993, worden de woorden "afgegeven aan de gewestelijke directeur van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen binnen wiens ambtsgebied degenen die daartoe gehouden zijn, hun zetel of hun verblijfplaats hebben" vervangen door de woorden "gericht aan de bevoegde adviseur-generaal van het Centrum Rechtszekerheid van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie dat territoriaal bevoegd is voor de zetel of de verblijfplaats van degenen die daartoe gehouden zijn".
Art.7. Artikel 8 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 oktober 1987 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 maart 1993, wordt vervangen als volgt:
"Art. 8. § 1. De betaling van de successierechten, de rechten van overgang bij overlijden, de jaarlijkse taks tot vergoeding der successierechten, de boeten, de interesten en de retributies, kan gebeuren op volgende wijzen:
1° door storting of overschrijving op de bankrekening van het met de inning en de invordering belaste kantoor;
2° door de afgifte van een vooraf gekruiste gecertificeerde of gewaarborgde cheque, ten gunste van het met de inning en de invordering belaste kantoor, getrokken op een financiële instelling die aangesloten of vertegenwoordigd is bij een verrekenkamer van het land;
3° in handen van een gerechtsdeurwaarder, wanneer deze vervolgingen instelt in opdracht van de ontvanger;
4° met een debetkaart aan de betaalterminal van het met de inning en de invordering belaste kantoor.
De Minister van Financiën of zijn gedelegeerde kan, in bijzondere omstandigheden, andere wijzen van betaling toestaan.
§ 2. De in de paragraaf 1 bedoelde betaling heeft uitwerking:
1° bij een storting, op de datum van de storting;
2° bij een overschrijving, op de valutadatum waarop de rekening van het kantoor werd gecrediteerd en die wordt vermeld op het rekeninguittreksel;
3° in geval van afgifte aan de ontvanger van een vooraf gekruiste gecertificeerde of gewaarborgde cheque, op de datum van deze afgifte;
4° bij een betaling na vervolgingen ingesteld door een gerechtsdeurwaarder in opdracht van de ontvanger, op de datum van de overhandiging der betaalmiddelen in handen van de gerechtsdeurwaarder;
5° bij een betaling met debetkaart aan de betaalterminal van het kantoor, op de datum van deze verrichting.
§ 3. De Minister van Financiën of zijn gedelegeerde bepaalt de datum waarop de betaling uitwerking heeft, wanneer hij overeenkomstig paragraaf 1, tweede lid, andere wijzen van betaling toestaat.".
Art.8. Artikel 8bis van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 oktober 1987, wordt opgeheven.
Art.9. Artikel 8ter, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1997, wordt opgeheven.
Art.10. Artikel 13, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 maart 1993, wordt opgeheven.
Art.11. In bijlage 1 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, worden de rubrieken A, V en VII en B, opgeheven.
Art.12. Bijlage 3 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 december 1999 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 februari 2004, wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 11 januari 1940 betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten
Art.13. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 januari 1940 betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, wordt het tweede lid vervangen als volgt: "De formaliteitsregisters worden dag aan dag afgesloten.".
Art.14. Artikel 2, van hetzelfde koninklijk besluit, hersteld bij het koninklijk besluit van 15 oktober 1987, wordt vervangen als volgt:
"Art. 2. § 1. De betaling van de registratierechten, de hypotheekrechten, de boeten, de interesten en de retributies, kan gebeuren op volgende wijzen:
1° door storting of overschrijving op de bankrekening van het met de inning en de invordering belaste kantoor;
2° door de afgifte van een vooraf gekruiste gecertificeerde of gewaarborgde cheque, ten gunste van het met de inning en de invordering belaste kantoor, getrokken op een financiële instelling die aangesloten of vertegenwoordigd is bij een verrekenkamer van het land;
3° in handen van een gerechtsdeurwaarder, wanneer deze vervolgingen instelt in opdracht van de ontvanger;
4° met een debetkaart aan de betaalterminal van het met de inning en de invordering belaste kantoor;
5° via de betaalmodule geïntegreerd in de internettoepassing die de Federale Overheidsdienst Financiën ter beschikking stelt voor de gedematerialiseerde aanbieding tot de hypothecaire formaliteiten en tot die van de registratie.
De Minister van Financiën of zijn gedelegeerde kan, in bijzondere omstandigheden, andere wijzen van betaling toestaan.
§ 2. De in de paragraaf 1 bedoelde betaling heeft uitwerking:
1° bij een storting op de datum van de storting;
2° bij een overschrijving, op de valutadatum waarop de rekening van het kantoor werd gecrediteerd en die wordt vermeld op het rekeninguittreksel;
3° in geval van afgifte aan de ontvanger van een vooraf gekruiste gecertificeerde of gewaarborgde cheque, op de datum van deze afgifte;
4° bij een betaling na vervolgingen ingesteld door een gerechtsdeurwaarder in opdracht van de ontvanger, op de datum van de overhandiging der betaalmiddelen in handen van de gerechtsdeurwaarder;
5° bij een betaling met debetkaart aan de betaalterminal van het kantoor, op de datum van deze verrichting;
6° bij een betaling via de betaalmodule geïntegreerd in de internettoepassing die de Federale Overheidsdienst Financiën ter beschikking stelt, op het moment waarop de betaling wordt bevestigd door de toepassing.
§ 3. De Minister van Financiën of zijn gedelegeerde bepaalt de datum waarop de betaling uitwerking heeft, wanneer hij overeenkomstig paragraaf 1, tweede lid, andere wijzen van betaling toestaat.".
Art.15. Artikel 2bis, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 oktober 1987, wordt opgeheven.
Art.16. Artikel 9 van hetzelfde koninklijk besluit, wordt vervangen als volgt:
"Art. 9. De door artikel 631 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten voorgeschreven beroepsverklaring wordt gedaan op het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie dat territoriaal bevoegd is voor het domicilie van de beroepspersoon of voor de statutaire zetel indien het een rechtspersoon betreft.
Indien de beroepspersoon geen domicilie of statutaire zetel heeft in België, wordt de verklaring gedaan op het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie dat territoriaal bevoegd is voor de zetel van zijn verrichtingen in België. Ontbreekt deze eveneens dan wordt de verklaring gedaan op het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie te Brussel.
Deze gedagtekende en ondertekende verklaring vermeldt:
1° de verwijzing naar artikel 631 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten ter uitvoering waarvan zij wordt afgelegd;
2° indien het een natuurlijk persoon betreft: zijn naam en voornaam, zijn domicilie, zijn Rijksregisternummer en wanneer dit ontbreekt zijn identificatienummer in de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, alsmede zijn ondernemingsnummer in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
3° indien het een rechtspersoon betreft: zijn naam en statutaire zetel, alsmede zijn ondernemingsnummer in de Kruispuntbank van Ondernemingen.".
Art.17. Artikel 10 van hetzelfde koninklijk besluit, wordt vervangen als volgt:
"Art. 10. Het door artikel 184 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten voorgeschreven bericht wordt aangetekend gericht aan de bevoegde adviseur-generaal van het Centrum Rechtszekerheid van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie dat territoriaal bevoegd is voor de ligging van het onroerend goed.
Het bericht vermeldt betreffende de opsteller ervan en de contracterende partijen dezelfde identificatiegegevens, als die bedoeld in artikel 9, derde lid, 2° en 3°.
Het geeft bovendien kennis van:
1° de datum van de overeenkomst;
2° de ligging en afmetingen van de scheidsmuur voorwerp van de overeenkomst;
3° de kadastrale identificatie van de betrokken kadastrale planpercelen;
4° de overeengekomen prijs en lasten voor de overname.".
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 14 september 2016 tot vaststelling van de retributies voor de uitvoering van de hypothecaire formaliteiten en voor de aflevering van de afschriften en getuigschriften
Art.18. Artikel 5 van het koninklijk besluit van 14 september 2016 tot vaststelling van de retributies voor de uitvoering van de hypothecaire formaliteiten en voor de aflevering van de afschriften en getuigschriften, wordt vervangen als volgt:
"Art. 5. § 1. De hypothecaire formaliteiten worden slechts verricht en de inlichtingen worden pas verstrekt na betaling van het bedrag dat door de ontvanger voldoende geacht wordt om de verschuldigde rechten en retributies te dekken.
In afwijking van het eerste lid wordt, ingeval van ambtshalve vernieuwing van de inschrijving van een wettelijke hypotheek, de retributie in debet geboekt. De ontvanger vordert ze in ten laste van de schuldenaar.
De bepalingen van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, betreffende de verjaring en de vervolgingen, zijn toepasselijk inzake voormelde retributies.
§ 2. De betaling kan gebeuren op volgende wijzen:
1° door storting of overschrijving op de bankrekening van het met de inning en de invordering belaste kantoor;
2° door de afgifte van een vooraf gekruiste gecertificeerde of gewaarborgde cheque, ten gunste van het met de inning en de invordering belaste kantoor, getrokken op een financiële instelling die aangesloten of vertegenwoordigd is bij een verrekenkamer van het land;
3° in handen van een gerechtsdeurwaarder, wanneer deze vervolgingen instelt in opdracht van de ontvanger;
4° met een debetkaart aan de betaalterminal van het met de inning en de invordering belaste kantoor;
5° via de betaalmodule geïntegreerd in de internettoepassing die de Federale Overheidsdienst Financiën ter beschikking stelt voor de gedematerialiseerde aanbieding tot de hypothecaire formaliteiten en tot die van de registratie.
De Minister van Financiën of zijn gedelegeerde kan, in bijzondere omstandigheden, andere wijzen van betaling toestaan.
§ 3. De in paragraaf 2 bedoelde betaling heeft uitwerking:
1° bij een storting, op de datum van de storting;
2° bij een overschrijving, op de valutadatum waarop de rekening van het kantoor werd gecrediteerd en die wordt vermeld op het rekeninguittreksel;
3° in geval van afgifte aan de ontvanger van een vooraf gekruiste gecertificeerde of gewaarborgde cheque, op de datum van deze afgifte;
4° bij een betaling na vervolgingen ingesteld door een gerechtsdeurwaarder in opdracht van de ontvanger, op de datum van de overhandiging der betaalmiddelen in handen van de gerechtsdeurwaarder;
5° bij een betaling met debetkaart aan de betaalterminal van het kantoor, op de datum van deze verrichting;
6° bij een betaling via de betaalmodule geïntegreerd in de internettoepassing die de Federale Overheidsdienst Financiën ter beschikking stelt, op het moment waarop de betaling wordt bevestigd door de toepassing.
De Minister van Financiën of zijn gedelegeerde bepaalt de datum waarop de betaling uitwerking heeft, wanneer hij overeenkomstig paragraaf 2, tweede lid, andere wijzen van betaling toestaat.".
HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding - Uitvoering
Art.19. Artikel 7 heeft uitwerking met ingang van 6 juni 2019.
Art. 20. Onze minister die bevoegd is voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.