3 JANUARI 1933. - Wet op de vervaardiging van den handel in en het dragen van wapenen en op den handel in munitie. (NOTA : De wijzigingen in de artikelen 3, 4 en 22 aangebracht bij de wetten2006-05-18/45, art. 2, en %%2006-05-18/46, art. 2 tot 5, zijn zonder gevolg, gezien hun datum van inwerkingtreding op 6-07-2006 op een later tijdstip valt dan de datum van inwerkingtreding van hun opheffing, vastgesteld op 9-06-2006, aangebracht bij W2006-06-08/30, art. 47) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1990 en tekstbijwerking tot 09-01-2007)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Van de wapenen.
Afdeling 1. - Rangschikking van de wapenen.
Art. 3
Afdeling 2. - Van verboden wapenen.
Art. 4
Afdeling 3. - Van verweerwapenen.
Art. 5-7
Afdeling 4. - Van oorlogswapenen.
Art. 8-12
Afdeling 4bis. - <Ingevoegd bij W 1991-01-30/39, art. 10, §1, 002; Inwerkingtreding : 01-10-1991> Wapens voor wapenrekken.
Art. 12bis
Afdeling 5. - Van jacht- en sportwapenen.
Art. 13
Afdeling 6. - Bepalingen welke gemeen zijn aan sommige wapenen.
Art. 14, 14bis, 14ter
HOOFDSTUK 3. - Van de munitie.
Art. 15
HOOFDSTUK 4. - Van opslagplaatsen van wapenen en van munitie.
Art. 16
HOOFDSTUK 5. - Strafbepalingen.
Art. 17-21
HOOFDSTUK 6. - Van de uitzonderingen.
Art. 22
HOOFDSTUK 7. - Onderscheidene bepalingen.
Art. 23-29
1933082351 1936041250 1959122601 1984009581 1984009582 1986011468 1989009518 1989010527 1989010528 1991009229 1991009230 1991010163 1991010178 1991010179 1991010180 1991010181 1991010182 1991010406 1991092350 1991801149 1991801150 1992003674 1992009161 1994000710 1994009679 1995000464 1995009080 1995009081 1995009305 1995009306 1995009307 1995009759 1996000046 1996002028 1996009600 1996009880 1996010013 1997009148 1997009240 1997009835 1997801910 1998000297 1998009204 1998009366 1998010047 1999000155 1999000299 1999003441 1999009189 2000003479 2000009699 2000009700 2002009584 2002009585 2002009610 2002014229 2003009656 2003009657 2004009011 2004014194 2004014195 2005000444 2006009966 2006021366
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. <W 1991-01-30/39, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-10-1991> § 1. Alleen de natuurlijke personen of rechtspersonen die zijn erkend door de gouverneur van de provincie waar zij voornemens zijn hun activiteit uit te oefenen, worden gemachtigd vuurwapens, onderdelen ervan of munitie te vervaardigen, te herstellen of op te slaan, alsook daarin handel te drijven of als tussenpersoon in die handel op te treden.
De gouverneur doet uitspraak over de aanvraag om erkenning na ontvangst van het met redenen omkleed advies van de procureur des Konings van het arrondissement en van de burgemeester van de gemeente waar de verzoeker voornemens is zijn activiteit uit te oefenen.
Ingeval de erkenning geheel of gedeeltelijk geweigerd wordt, kan de verzoeker in beroep gaan bij de Minister van Justitie, op de wijze die de Koning bepaalt.
De erkenning kan alleen worden geweigerd om redenen die verband houden met de handhaving van de openbare orde. Elke beslissing tot weigering vanwege de Minister of de provinciegouverneur moet met redenen omkleed zijn.
§ 2. Niettemin kunnen de aanvragen van volgende personen door de gouverneur onmiddellijk onontvankelijk worden verklaard :
1° personen die tot een criminele straf veroordeeld zijn of geïnterneerd zijn krachtens de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij of krachtens de wet van 1 juli 1964;
2° personen die als dader of mededader veroordeeld zijn tot een vrijheidsstraf van ten minste drie maanden wegens een van de misdrijven bepaald in :
a) deze wet en in de besluiten tot uitvoering ervan;
(b) de artikelen 101 tot 135quinquies, 193 tot 214, 233 tot 236, 269 tot 274, 313, 322 tot 331, 336, 337, 347bis, 392 tot 415, 423 tot 442, 461 tot 488, 510 tot 518 en 520 tot 525 van het Strafwetboek;) <W 1999-01-10/49, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 08-03-1999>
c) de artikelen 17, 18, 29 tot 31 en 33 tot 41 van het Militair Strafwetboek;
d) de artikelen 33 tot 37 en 67 tot 70 van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij;
e) de wet van 29 juli 1934 waarbij de private milities verboden worden en waarbij de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie, aangevuld wordt;
f) de wet van 28 mei 1956 betreffende de ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsel en in de besluiten tot uitvoering ervan;
g) de wet van 11 september 1962 betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen en in de besluiten tot uitvoering ervan;
(h) de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik dienstig materieel en de daaraan verbonden technologie.) <W 1991-08-05/68, art. 13, 003; Inwerkingtreding : onbepaald >
3° rechtspersonen waarvan een bestuurder, een zaakvoerder, een commissaris of aangestelde voor het beheer of het bestuur, is veroordeeld of onderworpen aan een veiligheidsmaatregel in omstandigheden als bedoeld in 1° en 2° hiervoren;
4° de personen die in het buitenland :
a) zijn veroordeeld tot een straf die met internering overeenstemt;
b) het voorwerp hebben uitgemaakt van een maatregel die met internering overeenstemt;
c) als dader of mededader zijn veroordeeld tot een straf die overeenstemt met een vrijheidsstraf van ten minste vijf jaar, of met een vrijheidsstraf van ten minste 3 maanden wegens een van de misdrijven die in het 2° zijn bepaald.
§ 3. De gouverneur wijst onmiddellijk de aanvragen af die werden ingediend door natuurlijke personen, jonger dan 18 jaar.
§ 4. De beslissingen die overeenkomstig de §§ 2 en 3 worden genomen, gebeuren zonder verdere opgaaf van redenen en zijn niet vatbaar voor beroep.
Art.2. <W 1991-01-30/39, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-10-1991> § 1. De erkenning wordt verleend voor onbepaalde duur en kan worden beperkt tot bepaalde verrichtingen of tot bepaalde soorten wapens en munitie.
§ 2. De erkenning kan worden geschorst voor een periode van één maand tot zes maanden, ingetrokken, beperkt tot bepaalde verrichtingen of tot bepaalde soorten wapens of munitie, of beperkt tot een bepaalde duur, indien de houder :
1° behoort tot de categorieën genoemd in artikel 1, § 2;
2° de bepalingen van deze wet en de besluiten tot uitvoering ervan of de beperkingen van § 1 niet in acht neemt;
3° de erkenning op grond van onjuiste inlichtingen heeft verkregen;
4° gedurende een jaar de activiteiten waarop de erkenning betrekking heeft, niet heeft uitgeoefend;
5° activiteiten uitoefent die door het feit dat zij worden uitgeoefend te zamen met de activiteiten waarvoor de erkenning is bekomen, de openbare orde kunnen verstoren. "
§ 3. De houder van de erkenning die het voorwerp uitmaakt van de in § 2 van dit artikel bepaalde beslissing, kan in beroep gaan bij de Minister van Justitie, op de wijze die de Koning bepaalt.
HOOFDSTUK 2. - Van de wapenen.
Afdeling 1. - Rangschikking van de wapenen.
Art.3. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
(Zie nota onder opschrift)
Afdeling 2. - Van verboden wapenen.
Art.4. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
(Zie nota onder opschrift)
Afdeling 3. - Van verweerwapenen.
Art.5. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Art.6. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Art.7. <W 1991-01-30/39, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-10-1991> Niemand mag een verweerwapen dragen tenzij om een wettige reden en mits hij in het bezit is van een vergunning tot het dragen van een wapen verleend door de gouverneur van de provincie van de woonplaats van de verzoeker, na advies van de procureur des Konings van het arrondissement van de woonplaats van de verzoeker.
Indien de verzoeker geen woonplaats in België heeft, wordt de vergunning tot het dragen van een wapen verleend door de Minister van Justitie of door zijn gemachtigde.
De vergunning tot het dragen van een wapen wordt verleend voor een duur van ten hoogste drie jaar, zij vermeldt de voorwaarden waarvan het dragen van het wapen afhankelijk wordt gesteld en moet samen met het wapen worden gedragen.
De overheid die de vergunning tot het dragen van een wapen heeft verleend, kan ze bij een met redenen omklede beslissing schorsen of intrekken indien blijkt dat het dragen van het wapen de openbare orde kan verstoren, dat de voorwaarden waarvan het dragen van het wapen afhankelijk wordt gesteld niet worden nagekomen, of dat de gronden die zijn aangevoerd met het oog op het bekomen van de vergunning niet meer bestaan.
Dit artikel is niet van toepassing op het dragen van een wapen bedoeld in artikel 5, derde lid, door de houder van een jachtvergunning, tijdens de jacht.
Afdeling 4. - Van oorlogswapenen.
Art.8. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Art.9. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Art.10. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Art.11. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Art.12. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Afdeling 4bis. -
Art. 12bis. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Afdeling 5. - Van jacht- en sportwapenen.
Art.13. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Afdeling 6. - Bepalingen welke gemeen zijn aan sommige wapenen.
Art.14. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Art. 14bis. (Abrogé) <L 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Art. 14ter. <ingevoegd bij W 1997-07-18/44, art. 19, Inwerkingtreding : 28-08-1997> Alleen de natuurlijke personen of rechtspersonen die overeenkomstig artikel 1 zijn erkend, worden gemachtigd om een schietinstallatie voor vuurwapens, al dan niet gelegen in een gesloten lokaal, uit te baten, of af en toe of regelmatig oefeningen voor sportschieten te organiseren.
De Koning bepaalt de erkenningsvoorwaarden op voorstel van de Ministers die bevoegd zijn voor Justitie en Binnenlandse Zaken.
Dit artikel is niet van toepassing op de schietinstallaties of de schietoefeningen die enkel bestemd zijn voor de opleiding of de training van de ambtenaren van de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht die overeenkomstig artikel 22, derde lid, worden aangeduid.
HOOFDSTUK 3. - Van de munitie.
Art.15. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
HOOFDSTUK 4. - Van opslagplaatsen van wapenen en van munitie.
Art.16. (Opgeheven) <KB 2006-12-29/30, art. 20, 010; Inwerkingtreding : 09-01-2007>
HOOFDSTUK 5. - Strafbepalingen.
Art.17. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Art.18. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Art.19. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Art.20. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Art.21. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
HOOFDSTUK 6. - Van de uitzonderingen.
Art.22. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
(Zie nota onder opschrift)
HOOFDSTUK 7. - Onderscheidene bepalingen.
Art.23. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Art.24. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Art.25. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Art.26. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Art.27. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Art.28. <W 1991-01-30/39, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 01-10-1991> (Lid 1 en 2 opgeheven). <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Hij bepaalt het bedrag van de rechten of retributies die geheven worden bij het verlenen ervan.
(Lid 4 opgeheven). <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>
Art. 29. (Opgeheven) <W 2006-06-08/30, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2006>