6 JUNI 2024. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vastlegging van de criteria en procedure voor afwijking van EPB-eisen en van eisen met betrekking tot maatregelen voor decarbonisering en tot wijziging van diverse uitvoeringsbesluiten van de Ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing, wat betreft de verwarmings-, klimaatregelings- en ventilatiesystemen
HOOFDSTUK 1. - Criteria en procedure voor afwijking van de eisen zoals bedoeld in artikels 2.2.3, 2.4.2, § 1, lid 3, 2.2.15 en 2.2.28 van de Ordonnantie
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 1
Afdeling 2. - Afwijkingscriteria
Onderafdeling 1. - Technische criteria
Art. 2
Onderafdeling 2. - Functionele criteria
Art. 3
Onderafdeling 3. - Economische criteria
Art. 4-7
Afdeling 2. - Afwijkingsprocedure
Art. 8-12
Afdeling 3. - Beroep
Art. 13
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 juni 2018 betreffende de voor de verwarmingssystemen en klimaatregelingssystemen van gebouwen geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbatingperiode
Art. 14-50
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 juni 2018 betreffende de controle en het onderhoud van verwarmings- en klimaatregelingssystemen en betreffende de erkenning van de personen die deze handelingen uitvoeren
Art. 51-57
HOODSTUK 4. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen
Art. 58-62
1978010603 2008031341 2013031357 2018012980 2018012981 2024002045
HOOFDSTUK 1. - Criteria en procedure voor afwijking van de eisen zoals bedoeld in artikels 2.2.3, 2.4.2, § 1, lid 3, 2.2.15 en 2.2.28 van de Ordonnantie
Afdeling 1. - Algemeen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
1° 'Ordonnantie': de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing, zoals laatst gewijzigd door de ordonnantie van 7 maart 2024 ;
2° 'Richtlijnenbesluit': het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 januari 2017 tot vaststelling van alle richtlijnen en criteria die nodig zijn voor het berekenen van de energieprestatie van de EPB-eenheden en houdende wijziging van meerdere uitvoeringsbesluiten van de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing;
3° 'Besluit EPB-eisen technische installaties': het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 juni 2018 betreffende de voor de verwarmingssystemen en klimaatregelingssystemen van gebouwen geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbatingperiode;
4° 'Besluit EPB-handelingen technische installaties': het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 juni 2018 betreffende de controle en het onderhoud van verwarmings- en klimaatregelingssystemen en betreffende de erkenning van de personen die deze handelingen uitvoeren;
5° 'Overheid': de overheid waaraan de kennisgeving van het begin van de werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.2.8 van de ordonnantie gericht wordt, voor verzoeken tot afwijking van de eisen vermeld in artikels 2.2.3, § 1 van de ordonnantie of Leefmilieu Brussel voor verzoeken tot afwijking van de eisen vermeld in artikels 2.2.3, § 2, 2.4.2, § 1, lid 3, 2.2.15 en 2.2.28, §§ 1 en 1/1 van de ordonnantie;
6° EPB-Wooneenheid: EPB-eenheid zoals omschreven in hoofdstuk 1 van het Richtlijnenbesluit.
Afdeling 2. - Afwijkingscriteria
Onderafdeling 1. - Technische criteria
Art.2. De naleving van een eis zoals bedoeld in artikels 2.2.3, 2.4.2, § 1 lid 3, 2.2.15 en 2.2.28 van de ordonnantie is onmogelijk om technische redenen als technische belemmeringen het onmogelijk maken een oplossing te vinden om deze eis na te leven, in het bijzonder wanneer:
1° er geen materialen, producten of technische kennis bestaan om aan deze eis te voldoen;
2° de technische kenmerken van de energieleveringspunten, de bestaande verwarmings-, klimaatregelings- en ventilatiesystemen of die van het bestaande gebouw of de bestaande EPB-eenheid onverenigbaar zijn;
3° de in het bestaande gebouw of de bestaande EPB-eenheid aanwezige ruimte onvoldoende is om aan deze eis te voldoen.
Onderafdeling 2. - Functionele criteria
Art.3. De naleving van een eis zoals bedoeld in artikels 2.2.3, 2.4.2, § 1 lid 3, 2.2.15 en 2.2.28 van de ordonnantie is onmogelijk om functionele redenen als er geen enkel oplossing het gebruik van de technische installaties, van het gebouw of van een EPB-eenheid in overeenstemming met de geldende normen of regelgeving toelaat, in het bijzonder wanneer de uitvoering van de oplossingen:
1° de stabiliteit, de gezondheid, de brandweerstand, de lucht- of waterdichtheid van het gebouw of de EPB-eenheid aantast;
2° de naleving van de regelgeving inzake brandpreventie of het advies van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (DBDMH) verhindert;
3° de naleving van de regelgeving inzake gas- en elektriciteitsdistributie verhindert;
4° de naleving van de regelgeving inzake de strijd tegen geluidsoverlast verhindert;
5° de naleving van de stedenbouwkundige reglementeringen verhindert, in het bijzonder voor beschermde of op de bewaarlijst of op de inventaris van het onroerend erfgoed ingeschreven goederen;
6° de erfgoedwaarde onevenredig aantast van het beschermde of op de bewaarlijst ingeschreven goed of van het goed waarvoor het bestuur belast met Monumenten en Landschappen een attest van erfgoedwaarde heeft toegekend voor het betrokken deel waarop het verzoek tot afwijking betrekking heeft;
7° de correcte werking van de technische installaties of een essentiële voorziening van een gebouw, zoals branddetectie- en blussystemen, verhindert;
8° leidt tot een aanzienlijke beperking van de exploiteerbaarheid van het gebouw of de EPB-eenheid, bijvoorbeeld een aanzienlijk verlies van ruimte in het gebouw of onverenigbaarheid met de toegankelijkheidsnormen van gebouwen of met een essentiële activiteit die in dit gebouw wordt uitgevoerd.
Onderafdeling 3. - Economische criteria
Art.4. De naleving van een eis zoals bedoeld in artikels 2.2.3, 2.4.2, § 1, lid 3, 2.2.15 en 2.2.28 van de ordonnantie is onmogelijk om economische redenen wanneer de oplossingen om aan de eis te voldoen leiden tot een totale kostprijs die onevenredig is in vergelijking met:
1° de totale kostprijs van de werken uitgevoerd om een technische installatie te installeren of te wijzigen, of om een gelijkaardig gebouw of een gelijkaardige EPB-eenheid te bouwen of te renoveren, en;
2° de kostprijs van de verbruikte energiedragers, alsook de potentiële energiebesparingen en andere voordelen die voortvloeien uit het naleven van deze eis.
Dit artikel is ook van toepassing bij de gevallen die in artikelen 5, 6 en 7 van dit besluit niet beoogd zijn.
Art.5. § 1. Economische redenen kunnen worden ingeroepen in het kader van de naleving van de EPB-eisen zoals bedoeld in artikels 2.2.3, § 2 en 2.4.2, § 1, lid 3 van de ordonnantie, als de totale kostprijs van de werken die nodig zijn om te voldoen aan alle toepasselijke EPB-eisen meer bedraagt dan het dubbele van de totale kostprijs van werken van dezelfde aard uitgevoerd aan een gelijkaardig gebouw of een gelijkaardige EPB-eenheid, en er geen technische of functionele oplossing bestaat die het mogelijk maakt deze kostprijs te verlagen.
§ 2. Economische redenen kunnen worden ingeroepen in het kader van de naleving van de EPB-eisen zoals bedoeld in artikel 2.2.3, § 2 van de ordonnantie, wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
1° Het betreft een EPB-wooneenheid die wordt bewoond door de houder van een zakelijk recht op deze EPB-eenheid, die gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren zijn hoofdverblijf in de EPB-eenheid heeft gevestigd;
2° Het totale werkelijke verbruik van alle door de EPB-eenheid gebruikte energiedragers is lager dan 100 kWh PE/(m2.jaar) gedurende drie opeenvolgende jaren van bewoning in de laatste vijf jaar;
3° Het jaarlijks primair energieverbruik per m2 vermeld op het EPB-certificaat is lager of gelijk aan 275 kWh PE/(m2.jaar).
Voor de toepassing van punt 2° van deze paragraaf wordt het jaarverbruik van alle verbruikte brandstoffen en elektriciteit en, in voorkomend geval, van de aan de betrokken EPB-eenheid geleverde warmte over drie opeenvolgende jaren aangetoond aan de hand van facturen. Het verbruik wordt omgezet in primaire energie in overeenstemming met de bepalingen van artikel 5 van het Richtlijnenbesluit.
Art.6. Economische redenen kunnen worden ingeroepen in het kader van de naleving van een EPB-eis zoals bedoeld in artikel 2.2.15 van de ordonnantie:
1° ofwel als de totale kostprijs van de werken die nodig zijn om aan een toepasselijke EPB-eis te voldoen wanneer het verwarmings-, klimaatregelings- of ventilatiesysteem wordt geplaatst of gewijzigd meer bedraagt dan het dubbele van de totale kostprijs van werken van dezelfde aard aan een soortgelijk verwarmings-, klimaatregelings- of ventilatiesysteem, en er geen technische of functionele oplossing bestaat die toelaat deze kostprijs te verlagen;
2° ofwel als de totale kostprijs van de werken die nodig zijn om te voldoen aan een EPB-eis die van toepassing is op een op het ogenblik dat de eis van kracht wordt op een bestaand en niet-gewijzigd verwarmings-, klimaatregelings- of ventilatiesysteem hoger is dan de totale jaarlijkse kostprijs van de door het gebouw of de EPB-eenheid verbruikte energie, berekend op basis van de energieprijs op het ogenblik dat de werken worden uitgevoerd, en er geen technische of functionele oplossing bestaat die toelaat de kostprijs van de werken te verlagen.
Art.7. Economische redenen kunnen worden ingeroepen in het kader van de naleving van de eisen zoals bedoeld in artikel 2.2.28, § 1, van de ordonnantie, als de kostprijs van de werken die moeten worden uitgevoerd om aan deze eis te voldoen drie keer zo hoog is als de kostprijs van de vervanging van de warmtegeneratoren of het verwarmingssysteem die reeds bestaan voordat de eis van kracht wordt, en er geen technische of functionele oplossing bestaat die toelaat deze kostprijs te verlagen.
Afdeling 2. - Afwijkingsprocedure
Art.8. Een verzoek tot afwijking is ontvankelijk als het aan alle volgende voorwaarden voldoet:
1° het bevat de gegevens van de verzoeker en van een contactpersoon indien deze niet de verzoeker is, de gegevens van de EPB-eenheid en de betrokken technische installaties, de eis of eisen die het voorwerp uitmaken van het verzoek, alsook de argumenten, stavingsstukken, de analyse van alternatieven en verantwoordingsstukken aan de hand waarvan kan worden aangetoond dat het omwille van technische, functionele of economische redenen onmogelijk is aan de eis te voldoen. De persoonsgegevens worden verwerkt op basis van de bepalingen van artikel 2.2.18, §§ 1 en 2 van de ordonnantie ;
2° het wordt ingediend binnen de volgende termijnen:
a) de termijnen bepaald in artickel 2.2.4, § 2 van de ordonnantie wanneer het gaat om een of meer van de vereisten bedoeld in artikel 2.2.3 of artikel 2.4.2, § 1 van de ordonnantie;
b) vóór de indiening van de kennisgeving van het begin van de werkzaamheden wanneer het de in artikel 2.2.28, § 1/1 bedoelde vereiste betreft;
c) vóór of uiterlijk 30 dagen na de datum van ontvangst door de overheid van het attest of het verslag bedoeld in hoofdstukken 2 en 3 van het besluit EPB-handelingen technische installaties, wanneer het gaat om een of meer van de vereisten bedoeld in artikel 2.2.15 of 2.2.28, § 1;
3° het wordt ingediend met behulp van de formulieren en informaticatools die door Leefmilieu Brussel ter beschikking worden gesteld en die de overeenkomstig lid 1, punt 1°, gevraagde informatie bevatten.
Art.9. § 1. Verzoeken tot afwijking worden door de overheid systematisch geweigerd als ze een bedreiging vormen voor de gezondheid en veiligheid van personen of voor de correcte en veilige werking van een warmtegenerator of waterverwarmingstoestel, in het bijzonder als ze een negatieve invloed hebben op de stabiliteit van het gebouw, de gezondheid, elektrische of chemische risico's, risico op ontploffing of brand.
§ 2. De verzoeken tot afwijking met betrekking tot de volgende eisen die betrekking hebben op de correcte en veilige werking van een warmtegenerator of waterverwarminstoestel zullen systematisch worden geweigerd door de autoriteit:
1° de eis met betrekking tot de staat van de afvoerkanalen van verbrandingsgassen en de aanvoerkanalen van verbrandingslucht zoals bedoeld in artikel 2.1.1 van het besluit EPB-eisen technische installaties;
2° de eis met betrekking tot de onderdruk in het afvoerkanaal van verbrandingsgassen zoals bedoeld in artikel 2.2.1 van het besluit EPB-eisen technische installaties;
3° de eis betreffende de aanwezigheid van een inrichting die de luchtverversing mogelijk maakt van een lokaal waar zich minstens een warmtegenerator type B of waterverwarmingstoestel type A of B bevindt, zoals bedoeld in artikel 2.5.1, § 1 van het besluit EPB-eisen technische installaties;
4° de eis met betrekking tot het CO-gehalte in de omgevingslucht van het lokaal waar zich minstens een warmtegenerator type B of waterverwarmingstoestel type A of B bevindt, zoals bedoeld in artikel 2.6.1 van het besluit EPB-eisen technische installaties, wanneer de in dit artikel vermelde drempelwaarde voor het bevel tot stillegging van het toestel wordt bereikt;
5° de eis met betrekking tot de veiligheidsinrichtingen van verwarmingsketels en waterverwarmingstoestellen, zoals bedoeld in artikel 2.7.1 van het besluit EPB-eisen technische installaties.
Art.10. Verzoeken tot afwijking worden in één exemplaar ingediend door de houder van het zakelijk recht op de EPB-eenheid of door de persoon bedoeld in artikel 1.3.3 van het besluit EPB-eisen technische installaties.
Art.11. § 1. De overheid verstuurt binnen vijftien dagen na ontvangst van het verzoek een schriftelijke bevestiging van ontvangst van het dossier.
§ 2. De overheid onderzoekt het aanvraagdossier en deelt de verzoeker binnen zestig dagen na de bevestiging van ontvangst van het dossier schriftelijk mee of het volledig of onvolledig is verklaard.
Als het dossier onvolledig wordt verklaard, kan de overheid, naargelang het gevalde ontbrekende documenten, een bezoek aan de EPB-eenheid of de installaties door een door de overheid gemachtigde persoon en/of een hoorzitting met de verzoeker aanvragen. Na ontvangst van de gevraagde documenten en informatie deelt de overheid de verzoeker mee dat het dossier volledig is verklaard.
Indien de gevraagde documenten en informatie niet binnen dertig dagen na de aanvraagvan de overheid worden verstrekt, kan het dossier worden gesloten en de afwijking worden geweigerd.
§ 3. De overheid deelt haar beslissing om gedeeltelijke of volledige afwijking van de eisen te verlenen of te weigeren schriftelijk mee binnen een termijn van zestig dagen na de in lid 2 bedoelde kennisgeving waarbij het dossier volledig wordt verklaard.
§ 4. Indien de complexiteit van het dossier het rechtvaardigt, kan de overheid de in de vorige paragrafen vermelde termijnen eenmaal verlengen met ten hoogste dertig dagen.
Art.12. § 1. De beslissing over de gedeeltelijke of volledige afwijking van een of meerdere EPB-eisen is slechts geldig als op het moment van de daadwerkelijke toepassing ervan de elementen die in het verzoek worden beschreven, niet zijn gewijzigd en de voorwaarden voor de toekenning van de afwijking worden nageleefd.
§ 2. Wanneer het gaat om de verplichting bedoeld in artikel 2.2.28 van de ordonnantie en wanneer het gaat om technische installaties waarvan de activiteiten zijn ingedeeld krachtens artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, gaat de beslissing over de afwijking mee met de aangifte of de aanvraag tot het verkrijgen van een milieuvergunning, tot het verlengen van een milieuvergunning of tot het wijzigen van een milieuvergunning.
Afdeling 3. - Beroep
Art.13. § 1. De verzoeker kan een beroep indienen tegen het ontbreken van een beslissing of tegen een beslissing van de overheid betreffende de onontvankelijkheid van het verzoek of de weigering tot gedeeltelijke of volledige afwijking bij het Milieucollege.
§ 2. Het dient te worden ingediend per aangetekende zending binnen de 45 dagen na de kennisgeving van de beslissing of na het verstrijken van de termijn om een uitspraak te doen.
§ 3. Het Milieucollege maakt binnen de vijf werkdagen na ontvangst van het beroep een afschrift ervan over aan de overheid, die binnen de tien werkdagen na ontvangst van het afschrift van het beroep aan het Milieucollege een kopie van het dossier van het verzoek tot afwijking overmaakt.
§ 4. De beslissing van het Milieucollege wordt binnen de zestig dagen na de aangetekende verzending van het beroep ter kennis gebracht van de partijen. Als de partijen gehoord worden, wordt deze termijn verlengd met vijftien dagen. Als één partij vraagt om gehoord te worden, worden ook de andere partijen uitgenodigd om te verschijnen.
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 juni 2018 betreffende de voor de verwarmingssystemen en klimaatregelingssystemen van gebouwen geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbatingperiode
Art.14. In punten 5°, 6° en 7° van artikel 1.2.1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 juni 2018 betreffende de voor de verwarmingssystemen en klimaatregelingssystemen van gebouwen geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbatingperiode, wordt het woord "verwarmingsketel" vervangen door het woord "warmtegenerator".
Art.15. Het tweede lid van het artikel 1.2.3 van hetzelfde besluit, wordt vervangen door wat volgt :
"Dit vermogen wordt berekend op basis van de volgende vergelijking: Qn = q x Hi waarbij
Qn = nominaal ingangsvermogen (kW);
q = nominaal volumetrisch debiet of massadebiet van de brandstof (m3/h, l/h of kg/h);
Hi = Onderste VerbrandingsWaarde van de brandstof (kWh/m3, kWh/l of kWh/kg) ".
Art.16. In artikel 1.2.4 van hetzelfde besluit worden de woorden "of de koelinstallatie" vervangen door de woorden ", de koelinstallatie of de warmtepomp".
Art.17. Artikel 1.3.1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
"Art. 1.3.1
§ 1. Dit besluit is van toepassing op verwarmingssystemen met een of meerdere warmtegeneratoren en op waterverwarmingstoestellen.
De betreffende warmtegeneratoren zijn:
1° de verwarmingsketels die werken op vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen en gebruik maken van vloeibaar water als warmtegeleidend fluïdum om hun warmte door te geven;
2° de met vaste brandstof gestookte warmtegeneratoren gebruikt voor ruimteverwarming en/of de productie van sanitair warm water;
3° de warmtepompen met een thermisch vermogen van meer dan 12 kW die deel uitmaken van een verwarmingssysteem.
De betreffende waterverwarmingstoestellen, met inbegrip van badverwarmers, werken op gasvormige brandstof en geven hun warmte door aan het sanitair warm water zonder intermediair warmtegeleidend fluïdum.
§ 2. Dit besluit is niet van toepassing op verwarmingssystemen, warmtegeneratoren en warmwatertoestellen die uitsluitend worden gebruikt om kandidaten op te leiden voor het onderhoud, afstellen en metingen uit te voeren op dergelijke systemen of toestellen.".
Art.18. In artikel 1.3.2 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidend als volgt :
" § 2. Dit besluit is niet van toepassing op klimaatregelingssystemen die uitsluitend worden gebruikt om kandidaten op te leiden in het onderhouden, afstellen en meten uit te voeren op dergelijke systemen.".
Art.19. In het opschrift van hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit worden de woorden "en van de verwarmingsketels" vervangen door de woorden ", van de verwarmingsketels en van de warmtegeneratoren op vaste brandstof ".
Art.20. In artikel 2.1.1 van hetzelfde besluit, worden de woorden ", de warmtegenerator op vaste brandstof" ingevoegd tussen de woorden "de verwarmingsketel" en de woorden "of het waterverwarmingstoestel".
Art.21. § 1. In artikel 2.2.1, § 1 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "een verwarmingsketel" worden vervangen door de woorden "een warmtegenerator";
2° de woorden "van de verwarmingsketel" worden vervangen door de woorden "van de warmtegenerator";
3° de woorden ", als dergelijke voorschriften ontbreken, minimum 3 Pa als de verwarmingsketel of het waterverwarmingstoestel in werking is" worden vervangen door de woorden "bij gebreke van dergelijke voorschriften, wanneer de warmtegenerator of het waterverwarmingstoestel in bedrijf en op temperatuur is, ten minste:
1° 3 Pa voor warmtegeneratoren op vloeibare of gasvormige brandstof;
2° 10 Pa voor warmtegeneratoren op vaste brandstof.".
§ 2. In artikel 2.2.1, § 2 van hetzelfde besluit worden de woorden "D51 003" vervangen door de woorden "EN 1749".
Art.22. In het opschrift van afdeling 4 van hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit worden de woorden "gesteld aan verwarmingsketels en waterverwarmingstoestellen in werking" opgeheven.
Art.23. In hetzelfde besluit, wordt een artikel 2.4.4 ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 2.4.4
§ 1. Met vaste brandstoffen gestookte warmtegeneratoren, geïnstalleerd na de inwerkingtreding van dit artikel of bij een vervanging, voldoen aan de geldende ecodesignreglementeringen met betrekking tot hun rendement en hun koolmonoxide- en deeltjesemissies.
§ 2. Een op vaste brandstof gestookte warmtegenerator stoot geen zichtbare en/of geurende rook uit, behalve voor de condensatie van waterdamp.
§ 3. Afhankelijk van de datum van plaatsing moet het deeltjesgehalte in de verbrandingsproducten van ketels die werken op vaste brandstof aan de volgende drempelwaarden voldoen:
Datum van plaatsing | Deeltjesgehalte in de verbrandings- producten van ketels met een nominaal ingangsvermogen van meer dan 100 kW in mg/m3 bij 13% O2, in voorkomend geval, na filtratie, wanneer de ketel op temperatuur is | CO gehalte (mg CO/m3) bij 13% O2 | Date de placement | Teneur en particules dans les produits de combustion des chaudières dont la puissance nominale absorbée dépasse 100 kW en mg/m3 à 13 % d'O2, le cas échéant après filtration, lorsque la chaudière est à température | Teneur en CO (mg CO/m3) à 13 % d'O2 |
Vóór 1 januari 2008 | 50 | 800 | Avant le 1er janvier 2008 | 50 | 800 |
Van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2024 | 20 | 800 | Du 1er janvier 2008 au 31 décembre 2024 | 20 | 800 |
Na 1 januari 2025 | 10 | 400 | Après le 1er janvier 2025 | 10 | 400 |
Onbekend | 10 | 400 | Inconnue | 10 | 400 |
Type toestel | Type erkenning of kwalificatie | Type d'appareil | Type d`agrément ou de qualification |
Verwarmingsketels op vloeibare brandstof | EPB- verwarmingsketeltechnicus L | Chaudières à combustible liquide | Technicien chaudière PEB L |
Verwarmingsketels of waterverwarmingstoestellen op gasvormige brandstof uitgezonderd toestellen waarvoor een afstelling van het debiet van de verbrandingslucht EN van het gasdebiet noodzakelijk is | EPB-verwarmingsketeltechicus GI | Chaudières ou chauffe-eau à combustible gazeux hormis les appareils qui nécessitent un réglage du débit d'air comburant ET du débit de gaz | Technicien chaudière PEB GI |
Alle types verwarmingsketels of waterverwarmingstoestellen op gasvormige brandstof | EPB-verwarmingsketeltechnicus GII | Tous types de chaudières ou chauffe-eau à combustible gazeux | Technicien chaudière PEB GII |
Vaste brandstof ketel | EPB-verwarmingsketeltechnicus, of; Gekwalificeerde technicus opgeleid voor dit type verwarmingsketel, of gecertificeerd RESCERT installateur voor biomassaketels | Chaudière alimentée en combustible solide | Technicien chaudière PEB, ou ; Technicien qualifié ayant reçu une formation pour ce type de chaudière ou certifié installateur RESCERT pour les chaudières à biomasse " |