Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

6 JANUARI 1978. - Koninklijk besluit tot voorkoming van luchtverontreiniging bij het verwarmen van gebouwen met vaste of vloeibare brandstof. (NOTA : Opgeheven voor het Vlaams Gewest door BVR2006-12-08/70, art. 44, Inwerkingtreding : 01-06-2007) (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest door BWG2009-01-29/48, art. 60, 005; Inwerkingtreding : 29-05-2009) (Nota : Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door BESL2010-06-03/12, art. 61, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2011) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-07-1984 en tekstbijwerking tot 09-07-2010)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I- Draagwijdte en definities.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II- Bepalingen betreffende de gebruikers van verwarmingsinstallaties en de personen die met het onderhoud ervan belast zijn.
Eerste Afdeling- De gebruikers.
Art. 4-7
Afdeling 2- Verplichtingen van de personen die met het onderhoud belast zijn.
Art. 8-9
Afdeling 3- Erkenning van de kwalificatie.
Art. 10-11, 11bis, 12-13
HOOFDSTUK III- Bepalingen betreffende de keuring bij de oplevering van nieuwe installaties.
Art. 14-18
HOOFDSTUK IV Bepalingen betreffende de uitkering van het certificaat van kwalificatie en voortgezette opleiding in verbrandingscontrole en onderhoud van verwarmingsinstallaties die met vloeibare brandstof worden gevoed.
Art. 19-25
HOOFDSTUK V Slotbepalingen.
Art. 26-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I- Draagwijdte en definities.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de installaties voor verwarming van gebouwen, waarvoor, op grond van artikel 3, tweede lid, van de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging uitsluitend bevoegd is de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.

Art.2. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder:
  installatie: een installatie voor verwarming die minstens uit een ketel of een blaasluchtgenerator bestaat en die gevoed wordt met vaste of met vloeibare brandstof, daarin begrepen vloeibaar petroleumgas dat in vloeibare staat ingespoten wordt;
  controleproeven omtrent de goede werking van een installatie: de proeven die in bijlage I van dit besluit zijn bepaald;
  roetvlokken: agglutinaten van verschillende afmetingen en roetdeeltjes;
  zwartingsgetal der rookgassen: het getal dat met het Bacharach-toestel wordt gemeten tijdens de controleproeven omtrent de goede werking;
  certificaat van kwalificatie en voortgezette opleiding: een certificaat van kwalificatie en voortgezette opleiding in verbrandingscontrole en onderhoud van installaties die met vloeibare brandstof gevoed worden, uitgereikt overeenkomstig hoofdstuk IV van dit besluit;
  bevoegd technicus: een technicus waarvan de kwalificatie erkend is door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 10 en 12 van dit besluit;
  bevoegde firma: een firma waarvan de kwalificatie erkend is door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 11 en 12 van dit besluit;
  erkende instelling: een instelling die door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, erkend is om de verwarmingsinstallatie te keuren bij de oplevering, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 13 december 1966, betreffende de voorwaarden en modaliteiten voor de erkenning van de laboratoria en instellingen die belast zijn met de monsternemingen, ontledingen, proeven en onderzoekingen, in het kader van de bestrijding van de luchtverontreiniging, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 mei 1968.

Art.3. In goede staat van werking wordt geacht te zijn een installatie die voldoet aan volgende voorwaarden:
  1. installatie gevoed met vaste brandstof:
  a) slechts zelden en op kortstondige wijze zichtbare rook uitwerpen;
  b) een gemiddeld gewichtsgetal van de verbrandingsgassen vertonen lager dan of gelijk aan 0,6 g/1000 kcal welke in de haard voortgebracht worden;
  2. installatie gevoed met vloeibare brandstof;
  a) in geen geval roetvlokken uitwerpen;
  b) het zwartingsgetal van de rookgassen moet lager liggen dan of gelijk aan 3;
  c) derwijze afgesteld zijn dat op het filtreerpapier dat gebruikt wordt bij de proefmetingen van het zwartingsgetal van de rookgassen, geen zichtbaar oliespoor aanwezig is;
  d) derwijze afgesteld zijn dat de gassen bij het verlaten van de warmtebron, een CO2-gehalte hebben dat hoger ligt dan 9 pct. in droog gasvolume en een temperatuur die de omgevingstemperatuur in de stookruimte met niet meer dan 300° C overschrijdt.

HOOFDSTUK II- Bepalingen betreffende de gebruikers van verwarmingsinstallaties en de personen die met het onderhoud ervan belast zijn.
Eerste Afdeling- De gebruikers.
Art.4. De gebruikers van de verwarmingsinstallaties moeten:
  1° uitsluitend de brandstof gebruiken waarvoor de installatie gebouwd en afgesteld is;
  2° de installatie in goede staat van werking houden;
  3° de installatie ieder jaar een onderhoudsbeurt laten geven met dien verstande dat de tijd tussen twee onderhoudsbeurten niet langer mag zijn dan vijftien maanden.
  a) Voor installaties die met vaste brandstof gevoed worden omvat deze onderhoudsbeurt:
  het vegen van de schoorsteen, het reinigen van de leidingen der verbrandingsgassen in de warmtebron en het nazicht van de dichtheid van de verbrandingsbuizen.
  Deze verrichtingen worden door een schoorsteenveger, of een reinigingsbedrijf uitgevoerd.
  b) Voor installaties die gevoed worden met vloeibare brandstof omvat deze onderhoudsbeurt:
  1. het vegen van de schoorsteen, het reinigen van de leidingen der verbrandingsgassen in de warmbtebron en het nazien van de dichtheid van de verbrandingsbuizen.
  Deze verrichtingen worden door een schoorsteenveger, een reinigingsbedrijf of een bevoegd technicus uitgevoerd.
  2. het nazien en het afstellen van de brander alsook van de inrichtingen die voor de werking ervan noodzakelijk zijn; dit deel van de onderhoudsbeurt wordt afgesloten met een controleproef omtrent de goede werking van de installatie. Die verrichtingen worden door een bevoegd technicus uitgevoerd.

Art.5. Wanneer uit de in artikel 4, 3°, b 2, voorgeschreven controleproef blijkt dat de installatie zich niet in goede staat van werking bevindt, beschikt de gebruiker over drie maanden om de installatie weer in goede staat van werking te brengen en om hiervan het bewijs te bekomen.
  Dit bewijs zal bestaan uit een keuringsattest uitgereikt overeenkomstig artikel 8 of uit een afleveringsrapport opgesteld door een erkende instelling, die de installatie in goede staat van werking verklaart.

Art.6. De gebruiker houdt de attesten die hij overeenkomstig artikel 8 ontvangt gedurende twee jaar ter beschikking van de in artikel 26 van dit besluit bedoelde ambtenaren.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest worden in artikel 6 de woorden " van de in artikel 26 van dit besluit bedoelde ambtenaren " vervangen door " van alle officieren van gerechtelijke politie evenals de ambtenaren en personeelsleden van de " Division des Pollutions industrielles " van de " Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement " alsmede van de krachtens artikel 1, derde lid, van het besluit van 23 december 1992 tot aanwijzing van de ambtenaren bevoegd voor het opsporen en vaststellen van overtredingen inzake de milieubescherming door de Executieve aangewezen ambtenaren en personeelsleden " <BWG 1992-12-23/39, art. 4, 1°, 003; Inwerkingtreding : 20-02-1993>)
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest worden in artikel 6 de termen " industriële vervuilingen " vervangen door de term " milieupolitie " <BWG 1997-10-16/32, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 11-11-1997>)

Art.7. In afwijking van de bepalingen van artikel 4, mag het jaarlijks onderhoud van de installaties, gelegen in gebouwen van de Staat of gehuurd door de Staat, uitgevoerd worden door ambtenaren en technici die daartoe aangeduid worden.

Afdeling 2- Verplichtingen van de personen die met het onderhoud belast zijn.
Art.8. Hij die een volledige of gedeeltelijke onderhoudsbeurt heeft uitgevoerd overeenkomstig artikel 4, overhandigt onmiddellijk aan de gebruiker van de installatie, naargelang van het geval, het of de attesten, behoorlijk ingevuld, overeenkomstig de modellen in bijlagen II en III. Een duplicaat hiervan houdt hij gedurende twee jaar ter beschikking van de ambtenaren die met het toezicht op de naleving van dit besluit zijn belast.

Art.9. § 1. De bevoegde technici en firma's verstrekken aan de in artikel 26 van dit besluit bedoelde ambtenaren alle inlichtingen die hen door deze laatsten worden gevraagd en tonen hun het materieel dat zij bij de controleproeven omtrent de goede staat van werking hebben gebruikt.
  § 2. De directeur van een bevoegde firma stelt de dienst Milieuhinder van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin binnen drie weken per aangetekende brief, in kennis van elke wijziging in de lijst van de bevoegde technici die hij tewerkstelt. Hij belast alleen de bevoegde technici met de in artikel 4, 3°, b, 2, bedoelde onderhoudswerken en ziet toe op de goede uitvoering ervan.
  § 3. De bevoegde technici en de firma's richten zich naar de instructies die hen worden gegeven door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest worden in artikel 9, § 1 de woorden " aan de in artikel 26 van dit besluit bedoelde ambtenaren " vervangen door " aan de in artikel 6 van dit besluit bedoelde personeelsleden " <BWG 1992-12-23/39, art. 4, 2°, 003; Inwerkingtreding : 20-02-1993>)

Afdeling 3- Erkenning van de kwalificatie.
Art.10. § 1. De Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, erkend de kwalificatie van de technici die aan de volgende voorwaarden voldoen:
  1. houder zijn van een certificaat van kwalificatie en voortgezette opleiding. Deze voorwaarde geldt echter niet voor de installateurs van centrale verwarming die vóór 1 mei 1974 voldaan hebben aan de voorwaarden bepaald bij koninklijk besluit van 22 februari 1961 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van installateur in centrale verwarming in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 augustus 1971 en 19 mei 1972;
  2. over het behoorlijk onderhouden materieel beschikken dat voor de controleproeven nodig is.
  § 2. Deze erkenning wordt verleend voor een tijdvak van vijf jaar met ingang van de uitreikingsdatum van het vereiste certificaat van kwalificatie en voortgezette opleiding, of voor diegenen die ervan vrijgesteld zijn vanaf 1 mei 1974. De erkenning kan vernieuwd worden indien de technicus een nieuw certificaat van kwalificatie en voortgezette opleiding verwerft.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest worden de woorden "De Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort" vervangen door de woorden "In het Waalse Gewest erkent de Minister van Leefmilieu" <BWG 1998-10-15/36, art. 1; Inwerkingtreding : 10-11-1998>)

Art.11. De Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, erkend de kwalificatie van firma's die verschillende bevoegde technici tewerkstellen.
  Deze erkenning wordt verleend voor een tijdvak van vijf jaar en kan na indiening van een nieuwe aanvraag worden vernieuwd.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest worden de woorden "De Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort" vervangen door de woorden "In het Waalse Gewest erkent de Minister van Leefmilieu" <BWG 1998-10-15/36, art. 1; Inwerkingtreding : 10-11-1998>)

Art. 11bis. <Ingevoegd voor het Waalse Gewest door BWG 1998-10-15/36, art. 3; Inwerkingtreding : 10-11-1998> In het Waalse Gewest kan de Minister van Leefmilieu de in de artikelen 10 en 11 van dit besluit bedoelde bevoegdheden opdragen aan de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu.

Art.12. Het verzoek tot erkenning van de kwalificatie wordt per aangetekende brief ingediend bij de dienst Milieuhinder van de Bestuursafdeling voor Volksgezondheid van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin.
  De aanvrager levert het bewijs dat, naargelang het geval, aan de voorwaarden bepaald in de artikelen 10 en 11 is voldaan.
  De aanvraag wordt aan een onderzoek onderworpen waarbij alle nadere gevraagde inlichtingen moeten verstrekt worden.
  De aanvrager wordt per aangetekende brief van de beslissing van de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, in kennis gesteld.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest wordt het eerste lid gewijzigd als volgt : "In het Waalse Gewest moet het verzoek om erkenning van de kwalificatie bij aangetekende brief ingediend worden bij het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest." <BWG 1998-10-15/36, art. 2; Inwerkingtreding : 10-11-1998>)

Art.13. De Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, kan de erkenning van bekwaming van technici en firma's, die niet meer voldoen, naargelang van het geval, aan de eisen van artikel 10, § 1 of 11 of de bepalingen van dit besluit niet meer naleven, intrekken.
  (NOTA : Voor het Waalse Gewest worden de woorden "De Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort" vervangen door de woorden "In het Waalse Gewest kan de Minister van Leefmilieu" <BWG 1998-10-15/36, art. 1; Inwerkingtreding : 10-11-1998>)

HOOFDSTUK III- Bepalingen betreffende de keuring bij de oplevering van nieuwe installaties.
Art.14. Voor de toepassing van dit hoofdstuk moet onder nieuwe installaties worden verstaan:de installaties die na de inwerkingtreding van dit besluit voor het eerst in gebruik worden genomen;de installaties waarvan de ketel na de inwerkingtreding van dit besluit werd vervangen;de installaties die na de inwerkingtreding van dit besluit worden verbouwd om een andere soort brandstof te gebruiken.

Art.15. De nieuwe installaties worden bij de oplevering gekeurd door een erkende instelling.
  Die keuring vindt plaats vóór de eerste ingebruikneming op initiatief van de opdrachtgever van het werk.

Art.16. De keuring bij de oplevering omvat het onderzoek van de warmtebron, inzonderheid van de goede koppeling tussen brander en ketel, het onderzoek van de leidingen waardoor de verbrandingsgassen worden afgevoerd en de luchtaanvoer in het lokaal waar zich de warmtebron bevindt, de schatting van het gevaar van vorming van roetvlokken rekening houdend met de kenmerken van de ketel, de brander en de gebruikte brandstof en de nodige controleproeven op de goede werking na te gaan, uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen vervat in bijlage I van dit besluit.
  Daarvan wordt een gedetailleerd rapport opgemaakt dat aan de opdrachtgever alsook aan de eigenaar wordt afgegeven. Dit rapport bevat de resultaten van de metingen en de berekeningen, de conclusies van de verschillende onderzoekingen en, zo nodig, suggesties voor de verbetering van de installatie.
  Dit rapport moet worden gegeven aan de gebruiker, die het telkens moet kunnen tonen wanneer ambtenaren die belast zijn met het toezicht op de uitvoering van dit besluit, erom verzoeken.

Art.17. Indien uit het rapport blijkt dat een verbouwing van de installatie noodzakelijk is omdat aan de installatievoorwaarden niet is voldaan of omdat de goede werking ervan te wensen overlaat, moet de installatie worden verbouwd binnen drie maanden volgend op de afgifte van het rapport en opnieuw worden gekeurd door de erkende instelling die het eerste rapport heeft opgesteld.
  Wanneer deze keuring niet heeft plaats gehad of een ongunstig advies tot gevolg heeft, wordt de installatie geacht niet te voldoen aan de bepalingen van dit besluit.

Art.18. In afwijking van het in artikel 15 bepaalde mogen de opleveringskeuringen van nieuwe verwarmingsinstallaties die zich bevinden in gebouwen van de Staat of beheerd door de Staat uitgevoerd worden door ambtenaren en technici die daartoe aangeduid worden.

HOOFDSTUK IV_ Bepalingen betreffende de uitkering van het certificaat van kwalificatie en voortgezette opleiding in verbrandingscontrole en onderhoud van verwarmingsinstallaties die met vloeibare brandstof worden gevoed.
Art.19. Het certificaat van kwalificatie en voortgezette opleiding wordt uitgereikt aan personen die een reeks lessen hebben gevolgd en geslaagd zijn in het examen vermeld in artikel 20 van dit besluit.
  Dit certificaat kan alleen worden afgeleverd door een inrichting, die daartoe de toestemming heeft verkregen van de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.

Art.20. De toestemming bepaald in artikel 19 kan verkregen worden door inrichtingen die aan de volgende voorwaarden voldoen:
  1° voorzien in een onderricht voor voortgezette opleiding in verbrandingscontrole en onderhoud van verwarmingsinstallaties die met vloeibare brandstof worden gevoed;
  Het programma van het onderricht omvat minstens 20 uur theorielessen en 40 uur praktijk met betrekking tot volgende leerstof:
  kenmerken van de stookoliën;
  typen van branders;
  technologie van de uitrusting van een ketel meer bepaald de elektrische installatie en de plaatsing ervan, de brander, de regelings- en veiligheidsapparatuur, het opslaan van de brandstof;
  warmteuitwisseling en verbrandingscontrole;
  afstelling, reparatie en onderhoud van de uitrusting, de keuring van de schoorsteen inbegrepen;wetten en verordeningen op de luchtverontreiniging, veroorzaakt door verbrandingsinstallaties gevoed met vloeibare brandstof;
  rol van de technicus belast met de controle.
  2° beschikken over een laboratorium voor praktische oefeningen dat zodanig uitgerust is dat elke leerling er zelf proefnemingen kan doen.
  In dit laboratorium bevinden zich minstens:
  per groep van drie leerlingen welke tegelijkertijd de opleiding beginnen, één ketel met mogelijkheid tot regeling van de drukvermindering aan de schoorsteen en tot voeding met verscheidene soorten vloeibare brandstoffen;
  een stel branders en materieel voor automatische regeling, representatief voor de markt;
  een proefbank voor pompen, sproeiers, ontstekkingstransformatoren en contrôle- en veiligheidsapparaten;
  leermiddelen bestaande in doorsneden van branders en pompen.
  3° examens organiseren over de materies in 1° tot vaststelling van kwalificatie in verbrandingscontrole en onderhoud van de verwarmingsinstallaties die met vloeibare brandstof gevoed worden; iedere kandidaat zal onder meer gevraagd worden een ketel te regelen waaraan verschillende defecten zijn aangebracht.
  4° beschikken over bevoegd technisch personeel dat onder de leiding van een ingenieur van academische graad of van een technisch ingenieur A1, belast is met het theoretisch en praktisch onderricht;
  5° een examencommissie samenstellen uit drie specialisten inzake verbranding en onderhoud van met vloeibare brandstof gevoede ketels, onder het voorzitterschap van een ingenieur van academische graad of van een technisch ingenieur A1.

Art.21. Om de in artikel 19 bepaalde toestemming te bekomen, richt de directeur van de inrichting, waarvan sprake in artikel 20, in drievoud en per aangetekende brief een aanvraag tot de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.
  Deze aanvraag moet het gedetailleerde programma van de lessen alsmede de beschrijving van de praktische oefeningen in het laboratorium vermelden. Tijdens het hierop volgende onderzoek van de dienst Milieuhinder van het Bestuur van Volksgezondheid zal de aanvrager alle nuttig geachte bijzonderheden verstrekken.
  De toestemming kan worden ingetrokken door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort. Deze intrekking moet met redenen zijn omkleed.

Art.22. De directeur van de inrichting die de in artikel 19 bedoelde toestemming heeft gekregen, verstrekt aan de dienst Milieuhinder van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, alle inlichtingen die hem in verband met de hem toevertrouwde taak gevraagd worden, meer bepaald het lesrooster, de dag, en het uur van de georganiseerde examens en de namen en adressen van de personen die een certificaat van kwalificatie en voortgezette opleiding behaald hebben.

Art.23. De in artikel 26 van dit besluit bedoelde ambtenaren mogen steeds van rechtswege de in artikel 20 bedoelde theoretische lessen, praktische oefeningen en examens bijwonen.
  <NOTA : Voor het Waalse Gewest worden in artikel 23 de woorden " aan de in artikel 26 van dit besluit bedoelde ambtenaren " vervangen door " aan de in artikel 6 van dit besluit bedoelde personeelsleden " (BWG 1992-12-23/39, art. 4, 3°, 003; Inwerkingtreding : 20-02-1993)>

Art.24. Het certificaat van kwalificatie en voortgezette opleiding draagt de datum van uitreiking alsook de vermelding "certificaat van kwalificatie en voortgezette opleiding in verbrandingscontrole en onderhoud van verwarmingsinstallaties die met vloeibare brandstof gevoed worden, uitgereikt onder toezicht van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin".

Art.25. § 1. Personen die in het bezit zijn van een certificaat van kwalificatie en voortgezette opleiding zijn vrijgesteld van de lessen voor het behalen van een nieuw kwalificatiecertificaat, waarvan sprake in artikel 20.
  § 2. Gedurende twaalf maanden volgend op de inwerkingtreding van dit besluit mag het in artikel 19 bedoelde examen worden afgelegd zonder dat de lessen, waarvan het programma in artikel 20 is omschreven, zijn gevolgd.

HOOFDSTUK V_ Slotbepalingen.
Art.26. <NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG 1992-12-23/39, art. 5, 7°, 003; Inwerkingtreding : 20-02-1993> Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie zijn de ambtenaren en technici van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de Provincies, van de Agglomeraties, van de Federaties van Gemeenten en van de Gemeenten, welke daartoe door ons zijn aangeduid, bevoegd om toe te zien op de toepassing van de bepalingen van dit besluit overeenkomstig de artikelen 6 tot 9 van de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging.

Art.27. Overtreding van de bepalingen van dit besluit wordt opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig het bepaalde in de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging.

Art.28. Worden opgeheven:
  1° artikel 5 van het koninklijk besluit van 26 juli 1971 tot oprichting van zones voor speciale bescherming tegen luchtverontreiniging, gewijzigd door het koninklijk besluit van 29 januari 1974;
  2° het ministerieel besluit van 12 februari 1974 betreffende de verwarmingsinstallaties van gebouwen gelegen in zones voor speciale bescherming tegen luchtverontreiniging;
  3° het ministerieel besluit van 26 maart 1974 houdende bepaling van de voorwaarden waaronder ketels die met vaste brandstof werken moeten worden beproefd in het kader van de controle op de luchtverontreiniging;
  4° het ministerieel besluit van 27 maart 1974 houdende bepaling van de voorwaarden waaronder ketels die met vloeibare brandstof werken moeten worden beproefd in het kader van de controle op de luchtverontreiniging.

Art.29. Onze Minister van Volksgezondheid en Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. N1. Bijlage I. Controleproeven omtrent de goede werking van een installatie. <Zie B.St. 9-3-1978, p. 2634-2635>

Art. N2. Bijlage II. Onderhoudsattest. <Zie B.St. 9-3-1978, p. 2636>

Art. N3. Bijlage III. Onderhoudsattest (Vloeibare brandstof - Afstelling van de brander). <Zie B.St. 9-3-1978, p. 2638>