Details





Titel:

19 APRIL 2024. - Koninklijk besluit van 19 april 2024 houdende het administratief en financieel statuut van de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière



Inhoudstafel:

Deel 1. Personeel toepassingsgebied
Art. 1
Deel 2. Definities en algemene bepalingen
Art. 2-7
Deel 3. Administratief statuut
Boek 1. Buitenlandse carrière
TITEL 1. - Algemene bepaling
Art. 8
TITEL 2. - Werving
HOOFDSTUK 1. - Toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie
Art. 9
HOOFDSTUK 2. - Vergelijkende selectie
Art. 10-14
TITEL 3. - Stage
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 15-16
HOOFDSTUK 2. - Organisatie van de stage
Art. 17
HOOFDSTUK 3. - Duur van de stage
Art. 18-20
HOOFDSTUK 4. - Eerste deel van de stage
Art. 21-24
HOOFDSTUK 5. - Tweede deel van de stage
Art. 25-31
HOOFDSTUK 6. - Definitieve beëindiging van de stage
Art. 32-34
TITEL 4. - Benoeming en indiensttreding
HOOFDSTUK 1. - Benoeming
Art. 35-36
HOOFDSTUK 2. - Indiensttreding
Art. 37-38
TITEL 5. - Hiërarchie, evaluatie, anciënniteit en bevordering tot de hogere klasse
HOOFDSTUK 1. - Hiërarchie
Art. 39
HOOFDSTUK 2. - Evaluatie
Art. 40-41
HOOFDSTUK 3. - Anciënniteit
Art. 42-45
HOOFDSTUK 4. - Bevordering tot de hogere klasse
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 46
Afdeling 2. - Vereisten voor bevordering tot de hogere klasse
Art. 47-51
Afdeling 3. - Bevorderingsprocedure tot de hogere klasse
Art. 52-55
Afdeling 4. - Mededeling van de beslissingen tot bevordering
Art. 56
TITEL 6. - Administratieve standen
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 57-59
HOOFDSTUK 2. - Dienstactiviteit
Art. 60-61
HOOFDSTUK 3. - Non-activiteit
Art. 62-65
HOOFDSTUK 4. - Disponibiliteit
Art. 66-68
TITEL 7. - Arbeidsduur
Art. 69
TITEL 8. - Verlof- en afwezighedenregeling
HOOFDSTUK 1. - Jaarlijks vakantieverlof
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepaling
Art. 70
Afdeling 2. - Jaarlijks vakantieverlof op het hoofdbestuur, op Belgoeurop, op Belotan, tussen twee posten of tussen Belgoeurop of Belotan en een post
Art. 71
Afdeling 3. - Jaarlijks vakantieverlof op post
Art. 72-76
HOOFDSTUK 2. - Andere verloven en afwezigheden
Afdeling 1. - Andere verloven en afwezigheden op het hoofdbestuur, tussen twee posten of tussen Belgoeurop of Belotan en een post
Art. 77-79
Afdeling 2. - Andere verloven en afwezigheden op post, op Belgoeurop en op Belotan
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 80-81
Onderafdeling 2. - Omstandigheidsverlof
Art. 82
Onderafdeling 3. - Uitzonderlijk verlof
Art. 83
Onderafdeling 4. - Moederschapsbescherming
Art. 84-92
Onderafdeling 5. - Omgezet moederschapsverlof
Art. 93
Onderafdeling 6. - Borstvoedingspauze
Art. 94
Onderafdeling 7. - Ouderschapsverlof
Art. 95
Onderafdeling 8. - Adoptieverlof, opvangverlof, pleegouderverlof, pleegzorgverlof
Art. 96-100
Onderafdeling 9. - Verlof om dwingende redenen van familiaal belang
Art. 101-103
Onderafdeling 10. - Verlof wegens ziekte
Art. 104-113
Onderafdeling 11. - Disponibiliteit wegens ziekte
Art. 114-115
Onderafdeling 12. - Gemeenschappelijke bepalingen bij het verlof wegens ziekte en de disponibiliteit wegens ziekte
Art. 116-117
Onderafdeling 13. - Controle op de afwezigheden op Belgoeurop of op Belotan in geval van ziekte, ongeval, arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte
Art. 118-122
Onderafdeling 14. - Dienstvrijstelling voor opleidingsactiviteiten
Art. 123
Onderafdeling 15. - Dienstvrijstelling voor reisdagen
Art. 124
Onderafdeling 16. - Dienstvrijstelling met het oog op het voorbereiden van de aanstelling op post
Art. 125
Onderafdeling 17. - Dienstvrijstelling voor het nemen van professionele contacten in België en gezondheidsonderzoeken
Art. 126
Onderafdeling 18. - Terugroeping in dienst
Art. 127
Onderafdeling 19. Feestdagen op post, op Belgoeurop en op Belotan
Art. 128
TITEL 9. - Overgang naar de carrière van de Rijksambtenaren
Art. 129
TITEL 10. - Definitieve ambtsneerlegging
Art. 130-132
TITEL 11. - Ordemaatregelen
HOOFDSTUK 1. - Gemeenschappelijke bepaling
Art. 133
HOOFDSTUK 2. - Preventieve schorsing
Art. 134-145
HOOFDSTUK 3. - Terugroeping naar het hoofdbestuur
Art. 146
TITEL 12. - Tuchtregeling
HOOFDSTUK 1. - Gemeenschappelijke bepaling
Art. 147
HOOFDSTUK 2. - Tuchtfeiten
Art. 148
HOOFDSTUK 3. - Tuchtstraffen
Art. 149-154
HOOFDSTUK 4. - Tuchtoverheid
Art. 155-156
HOOFDSTUK 5. - Tuchtprocedure en beroep
Afdeling 1. - Het formuleren van het voorlopig strafvoorstel
Art. 157-162
Afdeling 2. - Het formuleren van het definitief strafvoorstel
Art. 163-167
Afdeling 3. - Beslissing van de bevoegde overheid
Art. 168-169
Afdeling 4. - Samenloop van tuchtfeiten
Art. 170
HOOFDSTUK 6. - Verjaring van de tuchtvordering
Art. 171
HOOFDSTUK 7. - Uitwissing van de tuchtstraf
Art. 172
Boek 2. - Consulaire carrière
TITEL 1. - Algemene bepalingen
Art. 173-175
TITEL 2. - Hiërarchie, anciënniteit en bevordering door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière
HOOFDSTUK 1. - Hiërarchie
Art. 176
HOOFDSTUK 2. - Anciënniteit
Art. 177-178
HOOFDSTUK 3. - Bevordering door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 179
Afdeling 2. - Procedure voor de bevordering door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière
Art. 180-181
Deel 4. Financieel statuut
Boek 1. Algemene bepaling
Art. 182
Boek 2. - Weddeschalen
Art. 183-186
Boek 3. - Bevordering in weddeschaal
Art. 187-188
Boek 4. - Forfaitaire vergoedingen
TITEL 1. - Algemene bepalingen
Art. 189-191
TITEL 2. - Transfervergoeding
Art. 192-193
TITEL 3. - Postvergoeding en voorschot op de postvergoeding
HOOFDSTUK 1. - Postvergoeding
Art. 194-204
HOOFDSTUK 2. - Voorschot op de postvergoeding
Art. 205
TITEL 4. - Waarnemingsvergoeding
Art. 206-207
TITEL 5. - Terugkeervergoeding
Art. 208-211
TITEL 6. - Vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid
Art. 212-214
TITEL 7. - Vergoeding voor verblijfskosten
Art. 215
Boek 5. - Tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever
TITEL 1. - Algemene bepalingen
Art. 216-220
TITEL 2. - Tussenkomst in de kosten van het huispersoneel van de posthoofden
Art. 221-223
TITEL 3. - Tussenkomst voor de wagen van het posthoofd
Art. 224
TITEL 4. - Voorschot voor de wagen van het posthoofd
Art. 225
TITEL 5. - Terbeschikkingstelling van een dienstvoertuig
Art. 226
TITEL 6. - Tussenkomst in de kosten van het transport van de medewerker
Art. 227
TITEL 7. - Terbeschikkingstelling van een residentie aan het posthoofd en tussenkomsten in de kosten verbonden aan het verblijf
HOOFDSTUK 1. - Terbeschikkingstelling van een residentie aan het posthoofd
Art. 228
HOOFDSTUK 2. - Tussenkomst in de kosten van de beëindiging van het huurcontract
Art. 229
HOOFDSTUK 3. - Tussenkomst in de kosten van het verblijf op post
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 230
Afdeling 2. - Tussenkomst in de kosten van het voorlopig verblijf
Art. 231
Afdeling 3. - Tussenkomst in de kosten van het definitief verblijf
Art. 232-234
Afdeling 4. - Voorschot voor de huurwaarborg van het definitief verblijf
Art. 235
TITEL 8. - Tussenkomst in de kosten van de inrichting van het verblijf
Art. 236-239
TITEL 9. - Tussenkomst in de kosten gekoppeld aan de voorschoolse opvang en aan de scholing
HOOFDSTUK 1. - Tussenkomst in de kosten van de voorschoolse opvang
Art. 240-242
HOOFDSTUK 2. - Tussenkomst in de schoolkosten
Art. 243-250
HOOFDSTUK 3. - Tussenkomst in de kosten verbonden aan het hoger onderwijs
Art. 251
HOOFDSTUK 4. - Voorschot voor schoolkosten en kosten van de voorschoolse opvang
Art. 252
TITEL 10. - Tussenkomst in de veiligheidskosten
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 253
HOOFDSTUK 2. - Tussenkomst in de kosten van de beveiliging van het definitief verblijf en van het voertuig
Art. 254
HOOFDSTUK 3. - Tussenkomst in de kosten van de persoonlijk beveiliging
Art. 255-258
TITEL 11. - Tussenkomst in de medische kosten
Art. 259-260
TITEL 12. - Tussenkomst in de verblijfskosten
Art. 261
TITEL 13. - Tussenkomst in de reiskosten
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 262-264
HOOFDSTUK 2. - Tussenkomst in de reiskosten verbonden aan een wijziging van aanstelling
Art. 265-267
HOOFDSTUK 3. - Tussenkomst in de kosten van de periodieke terugkeerreis
Art. 268-271
HOOFDSTUK 4. - Tussenkomst in de kosten van de verluchtingsreis
Art. 272-273
HOOFDSTUK 5. - Tussenkomst in de reiskosten in het kader van familiebezoeken
Art. 274-275
HOOFDSTUK 6. - Tussenkomst in de reiskosten ten gevolge van het overlijden van een familielid
Art. 276
HOOFDSTUK 7. - Tussenkomst in de reiskosten in het kader van de overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière, in het kader van opleidingen en in het kader van de terugroeping in dienst
Art. 277-278
TITEL 14. - Verhuis
HOOFDSTUK 1. - Verhuis verbonden aan een wijziging van aanstelling
Art. 279-288
HOOFDSTUK 2. - Tussenkomst in de kosten van een lokale verhuis
Art. 289
TITEL 15. - Tussenkomst in de kosten van repatriëring van het stoffelijk overschot
Art. 290
TITEL 16. - Tussenkomst in de kosten verbonden aan de opleidingen en aan de examens
Art. 291-293
Boek 6. - Bijzondere geldelijke regimes
TITEL 1. - Geldelijk regime tijdens dienstreizen bij een post
Art. 294
TITEL 2. - Geldelijk regime in geval van disponibiliteit van een ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur
Art. 295
TITEL 3. - Geldelijk regime tijdens de verschillende verloven en afwezigheden van de ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan
HOOFDSTUK 1. - Jaarlijks vakantieverlof
Art. 296-297
HOOFDSTUK 2. - Omstandigheidsverlof
Art. 298-299
HOOFDSTUK 3. - Uitzonderlijk verlof
Art. 300-301
HOOFDSTUK 4. - Moederschaps- en omgezet moederschapsverlof
Art. 302-305
HOOFDSTUK 5. - Ouderschapsverlof
Art. 306-308
HOOFDSTUK 6. - Adoptieverlof, opvangverlof, pleegouderverlof en pleegzorgverlof
Art. 309-310
HOOFDSTUK 7. - Verlof om dwingende redenen van familiaal belang
Art. 311-313
HOOFDSTUK 8. - Verlof wegens ziekte
Art. 314-318
HOOFDSTUK 9. - Disponibiliteit wegens ziekte
Art. 319-321
HOOFDSTUK 10. - Deelname aan een georganiseerde werkonderbreking
Art. 322-324
HOOFDSTUK 11. - Feestdagen op post, op Belgoeurop en op Belotan, terugroeping in dienst en dienstvrijstellingen
Art. 325-326
TITEL 4. - Geldelijk regime bij verloven en andere afwezigheden tussen twee posten of tussen Belgoeurop of Belotan en een post
Art. 327-328
TITEL 5. - Geldelijk regime ij buitengewone omstandigheden
Art. 329-330
TITEL 6. - Geldelijk regime bij aanstelling op het hoofdbestuur wegens ziekte of ongeval
Art. 331
TITEL 7. - Geldelijk regime bij het overlijden van een ambtenaar op post
Art. 332
Deel 5. Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Boek 1. Opheffingsbepalingen
Art. 333
Boek 2. Overgangsbepalingen
Art. 334-342
Boek 3. Slotbepalingen
Art. 343-344
BIJLAGEN.
Art. N1-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1920071501  1920071502  1923081601  2008015141  2016015093  2023042389 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Deel 1. Personeel toepassingsgebied
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de ambtenaar van de buitenlandse carrière en op de ambtenaar van de consulaire carrière.
  Het gebruik van de mannelijke vorm in dit besluit is gemeenslachtig.

Deel 2. Definities en algemene bepalingen
Art.2. Dit deel is van toepassing op de ambtenaar van de buitenlandse carrière en op de ambtenaar van de consulaire carrière.
  De artikelen 3, 5, 6, § 4 en § 5, en 7 zijn van toepassing op de stagiair.

Art.3. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  1° de arbeidswet: de arbeidswet van 16 maart 1971;
  2° de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging: de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
  3° het consulair wetboek: de wet van 21 december 2013 houdende het Consulair Wetboek;
  4° het statuut van het Rijkspersoneel: het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel;
  5° het verlofbesluit: het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de Rijksbesturen;
  6° de bezoldigingsregeling: het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt;
  7° het besluit houdende organisatie van de FOD: het koninklijk besluit van 5 maart 2015 houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;
  8° het toelagen- en vergoedingenbesluit: het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt;
  9° de FOD: de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;
  10° een post: een ambassade, consulaire post, een diplomatiek bureau of een permanente vertegenwoordiging in het buitenland;
  11° een consulaire post: een consulaire beroepspost zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, 3° van het consulair wetboek;
  12° Belgoeurop: de permanente vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie;
  13° Belotan: de permanente vertegenwoordiging van België bij de NAVO;
  14° de minister: de minister van Buitenlandse Zaken;
  15° de voorzitter: de voorzitter van het Directiecomité van de FOD;
  16° de directeur-generaal P&O: de directeur-generaal van de directie-generaal Personeel en Organisatie van de FOD;
  17° de directeur-generaal B&B: de directeur-generaal van de directie-generaal Begroting en Beheerscontrole van de FOD;
  18° de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling: de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning;
  19° de ambtenaar: elk personeelslid van wie de arbeidsrelatie met de FOD eenzijdig wordt bepaald en dat in vast verband benoemd wordt binnen de buitenlandse carrière of de consulaire carrière;
  20° het posthoofd: het hoofd van een ambassade, het hoofd van een consulaat-generaal dat niet werd opgericht in de schoot van een ambassade of het hoofd van een permanente vertegenwoordiging in het buitenland die niet in de schoot van een ambassade werd opgericht;
  21° de medewerker: de ambtenaar van de buitenlandse carrière of van de consulaire carrière aangesteld op post die geen posthoofd is of de ambtenaar van de buitenlandse carrière of van de consulaire carrière aangesteld op Belgoeurop of op Belotan die geen permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan is;
  22° de partner: de echtgenoot van de ambtenaar of de persoon waarmee de ambtenaar wettelijk samenwoont in de zin van de artikelen 1475 tot en met 1479 van het Burgerlijk Wetboek en waarmee er geen huwelijksbeletsel bestaat in de zin van de artikelen 143 tot en met 164 van het Burgerlijk Wetboek;
  23° het kind: het kind van de ambtenaar, het kind van de partner van de ambtenaar dat deel uitmaakt van zijn gezin en het pleegkind, dat:
  a) ofwel jonger dan 18 jaar is;
  b) ofwel tussen de 18 en de 25 jaar is en voltijdse studies volgt;
  24° een pleegkind: elk kind dat bij de ambtenaar of zijn partner is geplaatst door de rechtbank, door een door de bevoegde gemeenschap erkende dienst voor pleegzorg, of door de bevoegde gemeenschapsdiensten inzake jeugdbescherming;
  25° een pleegouder: de persoon die in het kader van pleegzorg is aangesteld door de rechtbank, door een door de bevoegde gemeenschap erkende dienst voor pleegzorg, of door de bevoegde gemeenschapsdiensten inzake jeugdbescherming;
  26° een pleeggezin: het gezin van de persoon of van de personen die als pleegouder(s) werd(en) aangesteld;
  27° een plaatsing: alle vormen van plaatsing in het gezin waartoe kan worden besloten in het kader van pleegzorgmaatregelen, zowel de plaatsing van minderjarige personen als de plaatsing van personen met een handicap;
  28° een langdurige pleegzorg: de pleegzorg waarvan bij aanvang duidelijk is dat het kind voor minstens zes maanden in hetzelfde pleeggezin bij dezelfde pleegouders zal verblijven;
  29° een medische reden als gevolg waarvan men behoefte heeft aan zorg of steun: elke gezondheidstoestand, al dan niet het gevolg van een ziekte of medische ingreep, die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat er een behoefte is aan zorg of steun, dit is elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging;
  30° de klasse: een groep van functies die een vergelijkbaar niveau van complexiteit, technische expertise en verantwoordelijkheid hebben;
  31° de functie: het geheel van taken en verantwoordelijkheden die de ambtenaar op zich neemt;
  32 de coëfficiënt van de kost van het levensonderhoud: de rekenkundige uitdrukking van het verschil tussen de kost van het levensonderhoud van de ambtenaar aangesteld op een bepaalde post en de kost van het levensonderhoud voor een ambtenaar in België;
  33° de categorie van hardship: de moeilijkheidsgraad van het leven op post;
  34° een dienstvrijstelling: de toestemming gegeven aan de ambtenaar om gedurende de diensturen afwezig te zijn voor een bepaalde duur met behoud van al zijn rechten;
  35° werkdagen: alle dagen van de week met uitzondering van de zaterdagen, de zondagen en de Belgische wettelijke feestdagen;
  36° de controlearts: de arts aangeduid door het Bestuur van de medische expertise, die voldoet aan de bepalingen van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde.

Art.4. § 1. Iedere bepaling die dit besluit wijzigt of het uitvoert, wordt aan het voorafgaandelijk advies van het Directiecomité onderworpen.
  § 2. Iedere wijziging van dit besluit is het voorwerp van een in Ministerraad overlegd besluit.

Art.5. De ambtenaar oefent de functie uit die hem op post, op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan wordt toevertrouwd.

Art.6. § 1. De ambtenaar aangesteld op post is onderworpen:
  1° aan het statuut van het Rijkspersoneel, met uitzondering van de artikelen 2 tot en met 6bis, 14, 14bis, 15 tot en met 19, 20 tot en met 26, 27 tot en met 37, 45 tot en met 48, 49 tot en met 51, 63 tot en met 67, 70 tot en met 75, 77 tot en met 81bis, 94, 98 tot en met 114, 116 en 117;
  2° aan de bezoldigingsregeling, met uitzondering van de artikelen 1, 3, 5 tot en met 7, 8, eerste lid, 19 tot en met 28 en 35 tot en met 62;
  3° aan het toelagen- en vergoedingenbesluit, met uitzondering van de artikelen 1, 23 tot en met 55, 63 tot en met 91 en 96 tot en met 100;
  4° aan de besluiten opgesomd in bijlage 1, met uitzondering van het koninklijk bedoeld in punt 7 van deze bijlage.
  § 2. De ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur is onderworpen:
  1° aan het statuut van het Rijkspersoneel, met uitzondering van de artikelen 2 tot en met 6bis, 14, 14bis, 15 tot en met 19, 20 tot en met 26, 27 tot en met 37, 45 tot en met 48, 63 tot en met 67, 70 tot en met 75, 77 tot en met 81bis, 94, 98 tot en met 114, 116 en 117;
  2° aan de bezoldigingsregeling, met uitzondering van de artikelen 1, 3, 5 tot en met 7, 8, eerste lid, 19 tot en met 28 en 35 tot en met 62;
  3° aan het toelagen- en vergoedingenbesluit, met uitzondering van de artikelen 1, 23 tot en met 35, 38 tot en met 41, 51, 52, 89 tot en met 91 en 96/2 tot en met 100;
  4° aan de besluiten opgesomd in bijlage 1.
  § 3. De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop en op Belotan is onderworpen:
  1° aan het statuut van het Rijkspersoneel, met uitzondering van de artikelen 2 tot en met 6bis, 14, 14bis, 15 tot en met 19, 20 tot en met 26, 27 tot en met 37, 45 tot en met 48, 63 tot en met 67, 70 tot en met 75, 77 tot en met 81bis, 94, 98 tot en met 114, 116 en 117;
  2° aan de bezoldigingsregeling, met uitzondering van de artikelen 1, 3, 5 tot en met 7, 8, eerste lid, 19 tot en met 28 en 35 tot en met 62;
  3° aan het toelagen- en vergoedingenbesluit, met uitzondering van de artikelen 1, 23 tot en met 35, 38 tot en met 55, 89 tot en met 91 en 96/2 tot en met 100;
  4° aan de besluiten opgesomd in bijlage 1.
  § 4. De artikelen 8, 9, 10 en 13 van het statuut van het Rijkspersoneel en het artikel 148 zijn van toepassing zelfs wanneer de ambtenaar deeltijds of voltijds met verlof, in disponibiliteit of in non-activiteit is.
  § 5. De partner vermijdt, in zijn contacten, elk woord, elke houding, elk voorkomen die van die aard zouden kunnen zijn dat ze het vertrouwen van het publiek in de volledige neutraliteit van de ambtenaar, in zijn bekwaamheid of in zijn waardigheid of die van zijn functie in het gedrang zouden kunnen brengen.

Art.7. De vrijheid van meningsuiting die erkend wordt in artikel 10 van het statuut van het Rijkspersoneel mag de internationale betrekkingen van België niet in het gedrang brengen.

Deel 3. Administratief statuut
Boek 1. Buitenlandse carrière
TITEL 1. - Algemene bepaling
Art.8. Dit boek is van toepassing op de ambtenaar van de buitenlandse carrière.

TITEL 2. - Werving
HOOFDSTUK 1. - Toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie
Art.9. § 1. De toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie zijn de volgende:
  1° Belg zijn;
  2° houder zijn van één van de diploma's of studiegetuigschriften die toegang geven tot het niveau A van de Rijksbesturen;
  3° een gedrag hebben dat overeenstemt met de eisen van de functie;
  4° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
  5° voldaan hebben aan de dienstplichtwetten;
  6° zich persoonlijk niet bevinden in een toestand van belangenconflict;
  7° niet ontslagen zijn geweest wegens dringende reden of ambtshalve ontslagen zijn geweest uit zijn ambt of afgezet zijn geweest ten gevolge van een tuchtprocedure bedoeld in artikelen 77 tot en met 81bis van het statuut van het Rijkspersoneel en in de artikelen 148 tot en met 172 en dit, te rekenen vanaf drie jaar na de ontslagbeslissing of na de definitieve uitspraak door de FOD.
  § 2. De kandidaat voldoet aan de toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie bedoeld in paragraaf 1 op het moment van de publicatie in het Belgisch Staatsblad van het bericht bedoeld in artikel 10, § 2.
  De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling gaat de toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie bedoeld in paragraaf 1 na.
  Zodra de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling, in de loop van een vergelijkende selectie, vaststelt dat een kandidaat niet voldoet of niet zal kunnen voldoen aan één van de toelaatbaarheidsvereisten bedoeld in paragraaf 1, sluit hij deze van de vergelijkende selectie uit en geeft hij hem kennis van zijn beslissing en van de redenen ervan.

HOOFDSTUK 2. - Vergelijkende selectie
Art.10. § 1. Voor de werving in de buitenlandse carrière organiseert de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling, op verzoek van de minister, een vergelijkende selectie op basis van een functiebeschrijving en een competentieprofiel die leidt tot een rangschikking van de geslaagden.
  § 2. De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling kondigt de organisatie van een vergelijkende selectie aan door ten minste een bericht in het Belgisch Staatsblad.
  Het bericht vermeldt:
  1° de uiterste datum voor kandidatuurstelling;
  2° de samenstelling van een reserve van geslaagden en de omvang ervan;
  3° de toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie;
  4° het programma van de vergelijkende selectie;
  5° de vereiste competenties voor het uitoefenen van de functie;
  6° het aantal geslaagden van elke proef van de vergelijkende selectie dat wordt toegelaten tot de volgende proef;
  7° de toelaatbaarheidsvereisten voor het eerste en voor het tweede deel van de stage;
  8° de benoemingsvereisten.
  De voorzitter of zijn afgevaardigde bepaalt de omvang van de reserve van geslaagden.
  De kandidaat beschikt over ten minste eenentwintig dagen, te rekenen vanaf de datum van bekendmaking van het bericht in het Belgisch Staatsblad, om zijn kandidatuurstelling in te dienen.

Art.11. § 1. De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling stelt het programma vast van de vergelijkende selectie op en bepaalt daarin de vereiste competenties voor het uitoefenen van de functie in overleg met de voorzitter of zijn afgevaardigde.
  § 2. Het programma van de vergelijkende selectie omvat minstens:
  1° een schriftelijke proef die, naast de schriftelijke communicatievaardigheden, de vereiste competenties voor het uitoefenen van de functie evalueert;
  2° een mondelinge proef die, naast de mondelinge communicatievaardigheden, de motivatie van de kandidaat voor de behartiging van de Belgische belangen in het buitenland en de opdrachten van de FOD evalueert, alsook de vereiste competenties voor het uitoefenen van de functie;
  3° het taalexamen bedoeld in het artikel 14, tweede lid van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken gecoördineerd op 18 juli 1966;
  4° een taalexamen met betrekking tot de kennis van de Engelse taal, waarvan het niveau overeenstemt met het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees referentiekader voor Talen, zoals opgesteld door de Raad van Europa, voor de spreekvaardigheid en de schrijfvaardigheid;
  5° een test van de psychologische geschiktheid.
  Een vrijstelling wordt toegekend aan de kandidaat die geslaagd is voor het taalexamen bedoeld in eerste lid, 3°, overeenkomstig de artikelen 16 en 16bis, § 6 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken gecoördineerd op 18 juli 1966.
  De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling kent een vrijstelling toe voor het taalexamen met betrekking tot de kennis van de Engelse taal bedoeld in het eerste lid, 4° :
  1° aan de kandidaat die geslaagd is voor deze proef tijdens een eerdere deelname aan een vergelijkende selectie voor de buitenlandse carrière;
  2° aan de kandidaat die houder is van een diploma of een studiegetuigschrift in het Engels dat toegang geeft tot het niveau A van de Rijksbesturen;
  3° aan de kandidaat die houder is van een diploma of van een studiegetuigschrift dat toegang geeft tot het niveau A van de Rijksbesturen in vertalen, tolken, taal- en letterkunde of in de filologie, of meertalige communicatie in de Engelse taal;
  4° aan de kandidaat die geslaagd is voor een taalexamen met betrekking tot de Engelse taal waarvan het niveau overeenstemt met het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees referentiekader voor Talen, zoals opgesteld door de Raad van Europa voor de spreekvaardigheid en de schrijfvaardigheid.
  De minister of zijn afgevaardigde bepaalt de lijst van de erkende taalcertificaten bedoeld in het tweede lid, 4°.
  § 3. Het programma van de vergelijkende selectie kan een bijkomende proef voorzien die wordt georganiseerd door de directie-generaal Rekrutering en Ontwikkeling om de vereiste competenties voor het uitoefenen van de functie te evalueren

Art.12. § 1. De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling bepaalt in overleg met de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde:
  1° de volgorde van de proeven van de vergelijkende selectie;
  2° het aantal punten dat aan de vergelijkende selectie in zijn geheel en aan elk van de proeven wordt toegekend;
  3° het aantal geslaagden dat, na elke proef van de vergelijkende selectie, wordt toegelaten tot de volgende proef.
  § 2. De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling of zijn afgevaardigde duidt in overleg met de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde de leden van de jury van de proeven van de vergelijkende selectie aan.
  § 3. Een kandidaat is geslaagd voor een proef van de vergelijkende selectie wanneer hij minimum vijftig procent van de punten behaald voor die proef.
  Elke geslaagde voor elke proef wordt gerangschikt op basis van de resultaten die hij behaald heeft voor deze proef.
  De geslaagde voor een proef wordt toegelaten tot de volgende proef indien hij gunstig gerangschikt is rekening houdend met het aantal geslaagden bedoeld in paragraaf 1, 3°.
  Onverminderd artikel 11, § 2, tweede en derde lid, verliest de geslaagde voor een proef die niet tot de volgende proef wordt toegelaten, het voordeel van zijn slagen voor de eerdere proeven.
  § 4. Een kandidaat is geslaagd voor de vergelijkende selectie indien hij minimum zestig procent van de punten behaalt voor het geheel van de proeven.
  Elke geslaagde voor de vergelijkende selectie wordt gerangschikt op basis van de punten die behaald werden bij de proeven bedoeld in artikel 11, § 2, eerste lid, 1° en 2° en bij de eventuele bijkomende proef bedoeld in artikel 11, § 3.
  § 5. Na het afsluiten van het proces-verbaal van de vergelijkende selectie ontvangt iedere kandidaat bericht van zijn resultaat.

Art.13. § 1. De geslaagde van de vergelijkende selectie die niet tot de stage wordt opgeroepen, wordt in de reserve van geslaagden behouden en behoudt het voordeel van zijn rangschikking voor de duur van de geldigheid van de reserve van de geslaagden.
  De reserve van geslaagden is geldig gedurende één jaar vanaf de datum van het afsluiten van het proces-verbaal van de vergelijkende selectie.
  De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling kan de geldigheid van de reserve van geslaagden, op behoorlijk gemotiveerd verzoek van de minister of van zijn afgevaardigde, verlengen, met een periode van telkens maximaal een jaar.
  § 2. Indien het, gedurende de periode van de geldigheid van de reserve van geslaagden, nodig is aan te werven, dan worden de geslaagden van de reserve die aan de in artikel 21 bedoelde vereisten voldoen, tot de stage opgeroepen in de volgorde van hun rangschikking.
  Onder de geslaagden van de reserves van twee of meer vergelijkende selecties, wordt voorrang gegeven aan de geslaagde van de vergelijkende selectie waarvan het proces-verbaal op de oudste datum is afgesloten.

Art.14. De geslaagde die tot de stage wordt opgeroepen en een betrekking aanvaardt, is gehouden deze op te nemen.
  Diegene die, na aanvaarding, weigert om de stage aan te vangen, wordt geschrapt van de reserve van geslaagden.
  De geslaagde die voorlopig geen gevolg wenst te geven aan een oproep tot de stage wordt in de reserve van geslaagden gehouden en behoudt het voordeel van zijn rangschikking voor de duur van de geldigheid van de reserve.

TITEL 3. - Stage
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art.15. De stagiair is geen ambtenaar in de zin van dit besluit.

Art.16. § 1. De stagiair aangesteld op het hoofdbestuur is onderworpen:
  1° aan de artikelen 7 tot en met 7bis, § 2, 8 tot en met 13, 14ter tot en met 14octies, 40 tot en met 44, 82 tot en met 93, 95 en 95bis van het statuut van het Rijkspersoneel;
  2° aan de artikelen 2, 10 tot en met 13, § 2 en 14 en 15 van de bezoldigingsregeling;
  3° aan het toelagen- en vergoedingenbesluit, met uitzondering van de artikelen 1, 21,23 tot en met 35, 38 tot en met 41, 51, 52, 89 tot en met 91 en 96/2 tot en met 100;
  4° aan het koninklijk besluit van 12 mei 1927 betreffende de ouderdom van de oppensioenstelling van de ambtenaren, de beambten en het dienstpersoneel van den staat;
  5° aan het koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve toestand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen, die in vredestijd militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden.
  6° aan het koninklijk besluit bedoeld in punt 7 van bijlage 1.
  § 2. De stagiair aangesteld op post is onderworpen:
  1° aan de artikelen 7 tot en met 7bis, § 2, 8 tot en met 13, 14ter tot en met 14octies, 40 tot en met 44, 82 tot en met 93, 95 en 95bis van het statuut van het Rijkspersoneel;
  2° aan de artikelen 2, 10 tot en met 13, § 2 en 14 en 15 van de bezoldigingsregeling;
  3° aan het toelagen- en vergoedingenbesluit, met uitzondering van de artikelen 1, 21, 23 tot en met 55, 63 tot en met 91 en 96 tot en met 100;
  4° aan het koninklijk besluit van 12 mei 1927 betreffende de ouderdom van de oppensioenstelling van de ambtenaren, de beambten en het dienstpersoneel van den staat;
  5° aan het koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve toestand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen, die in vredestijd militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden.
  § 3. De stagiair aangesteld op Belgoeurop of op Belotan is onderworpen:
  1° aan de artikelen 7 tot en met 7bis, 8 tot en met 13, 14ter tot en met 14octies, 40 tot en met 44, 82 tot en met 93, 95 en 95bis van het statuut van het Rijkspersoneel;
  2° aan de artikelen 2, 10 tot en met 13, § 2 en 14 en 15 van de bezoldigingsregeling;
  3° aan het toelagen- en vergoedingenbesluit, met uitzondering van de artikelen 1, 21, 23 tot en met 35, 38 tot en met 55, 89 tot en met 91 en 96/2 tot en met 100;
  4° aan het koninklijk besluit van 12 mei 1927 betreffende de ouderdom van de oppensioenstelling van de ambtenaren, de beambten en het dienstpersoneel van den staat;
  5° aan het koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve toestand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen, die in vredestijd militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden.
  6° aan het koninklijk besluit bedoeld in punt 7 van bijlage 1.
  § 4. De stagiair is slechts onderworpen aan de bepalingen van het deel 3 en van de besluiten die het wijzigen of het aanvullen voor zover zij uitdrukkelijk op hem toepasselijk zijn verklaard.

HOOFDSTUK 2. - Organisatie van de stage
Art.17. § 1. De minister neemt de nodige schikkingen voor:
  1° de organisatie van de stage, met inbegrip van het opstellen van het stageplan;
  2° het bepalen van de competenties vereist voor de benoeming in de klasse A2 van de stagiair, de indicatoren van de competenties en het niveau dat vereist is om te voldoen aan de competentie.
  § 2. De stage wordt geplaatst onder de verantwoordelijkheid van de directeur-generaal P&O of van zijn afgevaardigde.

HOOFDSTUK 3. - Duur van de stage
Art.18. Onverminderd de artikelen 19, tweede lid en 20 duurt de stage vierentwintig maanden.
  De duur van het eerste deel van de stage is veertien maanden.
  In uitzonderlijke omstandigheden kan de duur van het eerste deel van de stage worden uitgebreid, zonder dat zij meer dan achttien maanden kan zijn.
  De stagiair dient een gemotiveerd verzoek in bij de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, die het bestaan van een uitzonderlijke omstandigheid onderzoekt en een beslissing neemt, die wordt gecommuniceerd aan de stagiair binnen een termijn van vijf werkdagen.
  De duur van het tweede deel van de stage wordt in evenredige mate bepaald.

Art.19. Onverminderd artikel 79 wordt het eerste deel van de stage voltijds verricht.
  Bij deeltijdse prestaties bedoeld in artikel 79 wordt de duur van het eerste deel van de stage in evenredige mate verlengd.
  Het tweede deel van de stage wordt voltijds verricht.

Art.20. § 1. Onverminderd artikel 19 worden, voor de berekening van de duur van de verrichte stage, alle periodes tijdens dewelke de stagiair in dienstactiviteit is, in aanmerking genomen.
  § 2. De periodes van afwezigheid tijdens het eerste deel van de stage, hebben een pro rata verlenging ervan of een verdaging van de stage naar de volgende stagesessie tot gevolg, van zodra zij in één of meerdere malen dertig werkdagen overschrijden, zelfs wanneer de stagiair zich in de stand dienstactiviteit bevindt.
  De periodes van afwezigheid tijdens het tweede deel van de stage hebben een pro rata verlenging ervan tot gevolg, van zodra zij in één of meerdere malen dertig werkdagen overschrijden, zelfs wanneer de stagiair zich in de stand dienstactiviteit bevindt.
  De verlenging houdt geen rekening met de dertig werkdagen afwezigheid bedoeld in het eerste en het tweede lid.
  Komen niet in aanmerking voor het berekenen van deze afwezigheidsdagen:
  1° het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in de artikelen 71 tot en met 73;
  2° de verloven toegestaan met toepassing van de artikelen 81, § 1 en § 2 en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
  3° de volgende verloven:
  a) de verloven bedoeld in de artikelen 14, 15 en 20 van het verlofbesluit tijdens het eerste deel van de stage;
  b) de verloven bedoeld in de artikelen 82, 83 en 128 tijdens het tweede deel van de stage.
  § 3. Tijdens zijn afwezigheden behoudt de betrokkene zijn hoedanigheid van stagiair.
  § 4. De behoorlijk gemotiveerde beslissing tot het verdagen van de stage naar de volgende stagesessie bedoeld in paragraaf 2, eerste lid wordt genomen door de voorzitter of zijn afgevaardigde, na overleg met de directeur-generaal P&O.
  In geval van het verdagen van de stage naar de volgende stagesessie, herbegint de stagiair het eerste deel van de stage.
  In afwachting van de volgende stagesessie oefent hij een functie uit op het hoofdbestuur.
  Zijn evaluatie vindt plaats overeenkomstig artikel 24.

HOOFDSTUK 4. - Eerste deel van de stage
Art.21. § 1. De toelaatbaarheidsvereisten tot het eerste deel van de stage zijn de volgende:
  1° de toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie bedoeld in artikel 9, § 1
  2° geslaagd zijn voor de vergelijkende selectie;
  3° een positief resultaat hebben gekregen ingevolge een veiligheidsverificatie.
  Indien de geslaagde niet voldoet aan de vereisten bedoeld in het eerste lid, wordt hij geschrapt uit de reserve van de geslaagden.
  § 2. Indien de geslaagde ten gevolge van de voorafgaande gezondheidsbeoordeling bedoeld in artikel I.4-25 van de Codex Welzijn op het werk tijdelijk ongeschikt wordt verklaard door de preventieadviseur-arbeidsarts overeenkomstig artikel I.4-47 van de Codex Welzijn op het werk, wordt hij in de reserve van geslaagden gehouden en behoudt het voordeel van zijn rangschikking voor de duur van de geldigheid van de reserve.
  Indien de geslaagde ten gevolge van de voorafgaande gezondheidsbeoordeling bedoeld in artikel I.4-25 van de Codex Welzijn op het werk definitief ongeschikt wordt verklaard door de preventieadviseur-arbeidsarts overeenkomstig artikel I.4-47 van de Codex Welzijn op het werk, wordt hij geschrapt uit de reserve van geslaagden.

Art.22. De voorzitter of zijn afgevaardigde laat tot het eerste deel van de stage de geslaagde toe die gunstig gerangschikt is volgens het resultaat van de vergelijkende selectie en benoemt hem in de hoedanigheid van stagiair.
  De geslaagde treedt in die hoedanigheid in de stage in de klasse A1 met het genot van al zijn administratieve en geldelijke rechten, ten vroegste op de eerste dag van de derde maand volgend op die van de toelatingsbeslissing bedoeld in het eerste lid.
  Wanneer de geslaagde een opzegperiode volbrengt in toepassing van de toepasselijke bepalingen in een Staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of in de Zwitserse Bondsstaat of bij een instelling van de Europese Gemeenschappen of een instelling die opgericht werd door of krachtens één van de verdragen welke ze regelen, wordt de intrede in de stage bedoeld in het tweede lid uitgesteld tot de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de opzegtermijn verstrijkt.
  Het tweede lid doet geen afbreuk aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve toestand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen, die in vredestijd militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden.

Art.23. Tijdens het eerste deel van de stage is de stagiair aangesteld op het hoofdbestuur.
  Het eerste deel van de stage neemt een einde wanneer de stagiair aangesteld wordt op post, op Belgoeurop of op Belotan.

Art.24. § 1. Tijdens het eerste deel van de stage stellen de hiërarchische meerderen, op regelmatige tijdstippen die worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde in functie van de duur van het eerste deel van de stage, een evaluatieverslag op van de stagiair.
  Het evaluatieverslag wordt onverwijld verzonden naar de stagiair.
  Wanneer de stagiair afwezig is, wordt het evaluatieverslag verzonden naar de stagiair binnen de vijftien dagen die volgen op de hervatting van het werk.
  De stagiair kan hierop zijn opmerkingen maken binnen de vijftien dagen na het verzenden van het evaluatieverslag.
  Het evaluatieverslag en de eventuele opmerkingen van de stagiair worden meegedeeld aan de directeur-generaal P&O of aan zijn afgevaardigde en worden opgenomen in het persoonlijk dossier van de stagiair.
  § 2. Indien de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde van oordeel is dat de evaluatieverslagen bedoeld in paragraaf 1 niet in hun geheel gunstig zijn, verzekert hij een opvolging van de stagiair tijdens het tweede deel van de stage.
  De nadere regels van de opvolging worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.
  § 3. De evaluatieverslagen zijn niet in hun geheel gunstig wanneer zij, aan het einde van het eerste deel van de stage, aantonen dat de stagiair niet voldoet aan alle competenties op het vereiste niveau.

HOOFDSTUK 5. - Tweede deel van de stage
Art.25. § 1. Wordt ambtshalve ontslagen, de stagiair die ten laatste op het moment van aanvang van het tweede deel van de stage niet voldoet aan de volgende vereisten:
  1° geslaagd zijn voor het taalexamen bedoeld in het artikel 14, eerste lid van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken gecoördineerd op 18 juli 1966;
  2° houder zijn van een veiligheidsmachtiging met het niveau "geheim" of hoger;
  3° geslaagd zijn voor het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage.
  § 2. Het niet slagen voor het taalexamen bedoeld in paragraaf 1, 1° wordt niet beschouwd als een buitengewone omstandigheid bedoeld in artikel 18, derde lid.

Art.26. Het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage vindt ten vroegste plaats in de loop van de tiende maand die volgt op de datum van de intrede in de stage.

Art.27. Het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage omvat een proef waarvan de inhoud wordt bepaald door de minister of zijn afgevaardigde.
  Deze proef handelt over de verworven kennis tijdens de stage inzake de materies die bepaald zijn in het stageplan.

Art.28. § 1. De stagiair slaagt voor het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage indien hij zestig procent van de punten behaalt.
  § 2. De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde duidt de leden van de jury van dit examen aan.
  § 3. Het resultaat van het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage wordt ten laatste één maand na het examen overgemaakt aan de stagiair.

Art.29. De stagiair die niet geslaagd is voor het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage, kan een tweede maal deelnemen aan dit examen.
  Een nieuw examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage wordt georganiseerd in de loop van de derde maand die volgt op de datum van de overmaking van het resultaat.
  De stagiair oefent een functie uit op het hoofdbestuur tot zijn aanstelling op post, op Belgoeurop of op Belotan.
  Zijn evaluatie vindt plaats overeenkomstig artikel 24.
  De stagiair die definitief niet geslaagd is voor het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage, wordt ontslagen met naleving van een opzegtermijn van drie maanden, die ingaat op de dag van de kennisgeving van de beslissing.

Art.30. Tijdens het tweede deel van de stage is de stagiair aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan.

Art.31. § 1. Tijdens het tweede deel van de stage stelt het posthoofd of, bij aanstelling op Belgoeurop of op Belotan, de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan, op regelmatige tijdstippen die worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde in functie van de duur van het tweede deel van de stage, een evaluatieverslag op van de stagiair.
  Het evaluatieverslag wordt onverwijld verzonden naar de stagiair.
  Wanneer de stagiair afwezig is, wordt het evaluatieverslag verzonden naar de stagiair binnen de vijftien dagen die volgen op de hervatting van het werk.
  De stagiair mag hierop zijn opmerkingen maken binnen de vijftien dagen na het verzenden van het evaluatieverslag.
  Het evaluatieverslag en de eventuele opmerkingen van de stagiair worden meegedeeld aan de directeur-generaal P&O of aan zijn afgevaardigde en worden opgenomen in het persoonlijk dossier van de stagiair.
  § 2. Indien de stagiair het voorwerp uitmaakt van de opvolging bedoeld in artikel 24, § 2, stelt de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde in de loop van de voorlaatste maand van het tweede deel van de stage een opvolgingsverslag op.
  Dit verslag wordt onverwijld verzonden naar de stagiair.
  Wanneer de stagiair afwezig is, wordt het evaluatieverslag verzonden naar de stagiair binnen de vijftien dagen die volgen op de hervatting van het werk.
  De stagiair mag hierop zijn opmerkingen maken binnen de vijftien dagen na het verzenden van het verslag.
  Het opvolgingsverslag en de eventuele opmerkingen van de stagiair worden meegedeeld aan de directeur-generaal P&O of aan zijn afgevaardigde en worden opgenomen in het persoonlijk dossier van de stagiair.
  § 3. In de loop van de laatste maand van het tweede deel van de stage stellen de hiërarchische meerderen bedoeld in artikel 24, § 1, eerste lid en het posthoofd of de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan een eindevaluatieverslag op op basis van de evaluatieverslagen opgesteld tijdens het eerste en het tweede deel van de stage en bepalen of het eindevaluatieverslag gunstig is voor de stagiair.
  Indien de stagiair het voorwerp uitmaakt van de opvolging bedoeld in artikel 24, § 2, wordt rekening gehouden met het opvolgingsverslag bedoeld in paragraaf 2 bij het opstellen van het eindevaluatieverslag.
  Het eindevaluatieverslag wordt onverwijld verzonden naar de stagiair.
  Wanneer de stagiair afwezig is, wordt het eindevaluatieverslag verzonden naar de stagiair binnen de vijftien dagen die volgen op de hervatting van het werk.
  De stagiair kan hierop zijn opmerkingen maken binnen de vijftien dagen vanaf het verzenden van het eindevaluatieverslag.
  Het eindevaluatieverslag en de eventuele opmerkingen van de stagiair worden in het persoonlijk dossier van de stagiair opgenomen.
  Wanneer dit eindevaluatieverslag gunstig is voor de stagiair, stelt de voorzitter of zijn afgevaardigde aan de minister de stagiair voor benoeming voor.
  Wanneer dit eindverslag niet gunstig is voor de stagiair, dan vat de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde de evaluatiecommissie en legt haar een gemotiveerd voorstel van ontslag voor.
  De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde maakt het evaluatiedossier van de stagiair over aan de evaluatiecommissie.
  § 4. Het eindevaluatieverslag is niet gunstig indien eruit blijkt dat de stagiair niet voldoet aan alle competenties op het vereiste niveau.
  § 5. De evaluatiecommissie nodigt de stagiair uit om te worden gehoord alvorens zijn advies te geven.
  De nadere regels voor het verhoor door de evaluatiecommissie worden bepaald door het reglement van inwendige orde van de evaluatiecommissie.
  § 6. De evaluatiecommissie geeft een advies en stelt voor aan de voorzitter of zijn afgevaardigde:
  1° ofwel de stagiair te benoemen;
  2° ofwel de stagiair te ontslaan.
  § 7. Het ontslag bedoeld in paragraaf 4, 2° wordt door de voorzitter of zijn afgevaardigde uitgesproken mits een opzeg van drie maanden die aanvangt op de dag van de kennisgeving van de beslissing.

HOOFDSTUK 6. - Definitieve beëindiging van de stage
Art.32. Onverminderd de artikelen 29, vijfde lid, 31, § 6, 33 en 34, geven tot ambtsneerlegging aanleiding:
  1° het vrijwillig ontslag;
  2° de oppensioenstelling.
  De stagiair die vrijwillig ontslag neemt, mag zijn dienst slechts verlaten na zijn ontslag te hebben betekend bij een aangetekende brief aan de voorzitter of zijn afgevaardigde. Deze betekening gebeurt ten minste dertig dagen voorafgaand aan het ontslag en gaat in op de datum van verzending van de aangetekende brief. Deze termijn kan in onderlinge overeenstemming ingekort worden.

Art.33. § 1. De stagiair kan worden ontslagen mits het naleven van een opzegtermijn van drie maanden indien hij niet het bewijs levert van een gedrag dat overeenstemt met de eisen van de functie.
  § 2. Elke zware fout begaan tijdens de stage kan aanleiding geven tot het ontslag zonder opzeg van de stagiair.
  § 3. In de gevallen bedoeld in de paragrafen 1 en 2, wordt de stagiair voorafgaandelijk gehoord door de voorzitter of zijn afgevaardigde.
  De stagiair verschijnt in persoon of via videoconferentie. Hij kan zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.
  De directeur-generaal P&O bepaalt de nadere regels van het verhoor via videoconferentie.
  Op gemotiveerd verzoek van de stagiair kan een uitstel van het verhoor worden toegekend.
  Indien de stagiair, hoewel een tweede keer regelmatig opgeroepen, niet verschijnt, spreekt de voorzitter of zijn afgevaardigde zich uit op basis van de stukken van het dossier.
  § 4. Het ontslag voorzien in de paragrafen 1 en 2 wordt uitgesproken door de voorzitter of zijn afgevaardigde.

Art.34. § 1. Verliest ambtshalve en zonder opzeg de hoedanigheid van stagiair, de stagiair:
  1° die niet meer voldoet aan de Belgische nationaliteitsvereiste;
  2° die niet meer zijn burgerlijke of politieke rechten geniet;
  3° die niet langer aan de wetten over de dienstplicht voldoet;
  4° die zich persoonlijk bevindt in een toestand van belangenconflict;
  5° waarvan de medische ongeschiktheid behoorlijk werd vastgesteld;
  6° die, zonder geldige reden, zijn post verlaat en meer dan tien werkdagen afwezig blijft en die behoorlijk en voorafgaandelijk verwittigd werd en om opheldering verzocht werd;
  7° die zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en de strafwetten de ambtsneerlegging tot gevolg heeft;
  8° die, op de datum van de benoeming, niet zal voldoen aan de vereiste bedoeld in artikel 9, § 1, 7° ;
  9° die om tuchtredenen van ambtswege wordt ontslagen of afgezet.
  De bepaling bedoeld in het eerste lid, 6° is niet van toepassing op de stagiair die aan een georganiseerde werkonderbreking deelneemt.
  § 2. In het geval bedoeld in de paragraaf 1, eerste lid, 4°, wordt de stagiair voorafgaandelijk gehoord door de voorzitter of zijn afgevaardigde.
  De stagiair verschijnt in persoon of via videoconferentie. Hij kan zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.
  De directeur-generaal P&O bepaalt de nadere regels van het verhoor via videoconferentie.
  Op gemotiveerd verzoek van de stagiair kan een uitstel van het verhoor worden toegekend.
  Indien de stagiair, hoewel een tweede keer regelmatig opgeroepen, niet verschijnt, spreekt de voorzitter of zijn afgevaardigde zich uit op basis van de stukken van het dossier.

TITEL 4. - Benoeming en indiensttreding
HOOFDSTUK 1. - Benoeming
Art.35. Niemand kan tot ambtenaar worden benoemd indien hij niet aan de volgende vereisten voldoet:
  1° voldoen aan de toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie bedoeld in artikel 9, § 1;
  2° met goed gevolg de stage, voorzien in de artikelen 15 tot en met 31, hebben volbracht.

Art.36. De stagiair wordt door Ons, op voorstel van de minister, benoemd als ambtenaar in de klasse A2.

HOOFDSTUK 2. - Indiensttreding
Art.37. § 1. De stagiair legt de eed af bij zijn benoeming in de hoedanigheid van ambtenaar.
  Hij treedt in die hoedanigheid in dienst vanaf het moment van zijn eedaflegging.
  Indien hij weigert de eed af te leggen, wordt de stagiair ambtshalve ontslagen.
  § 2. De eedaflegging bedoeld in artikel 3, derde lid van het Consulair Wetboek vindt plaats bij de eedaflegging bedoeld in paragraaf 1, eerste lid.
  In afwijking van het eerste lid, vindt de eedaflegging bedoeld in artikel 3, derde lid van het Consulair Wetboek plaats bij de eerste aanstelling op post wanneer de stagiair aangesteld is op Belgoeurop of op Belotan tijdens het tweede deel van zijn stage.

Art.38. De eed bedoeld in artikel 37, § 1, eerste lid wordt afgelegd in de handen van de minister of van zijn afgevaardigde.
  De eed bedoeld in artikel 37, § 2 wordt afgelegd in de handen van het consulaire posthoofd.

TITEL 5. - Hiërarchie, evaluatie, anciënniteit en bevordering tot de hogere klasse
HOOFDSTUK 1. - Hiërarchie
Art.39. § 1. De buitenlandse carrière maakt deel uit van het niveau A van het Rijkspersoneel, zoals bepaald in artikel 3, § 1 van het statuut van het Rijkspersoneel.
  § 2. De buitenlandse carrière bevat vier klassen, genummerd van A2 tot A5 die de hoogste is.
  § 3. De ambtenaar benoemd in de klasse A2 en bekleed met de weddeschaal NA21 of NA22 draagt de titel van ambassadesecretaris.
  De ambtenaar benoemd in de klasse A2 en bekleed met de weddeschaal NA23, NA24 of NA25 draagt de titel van eerste ambassadesecretaris.
  De ambtenaar benoemd in de klasse A3 en bekleed met de weddeschaal NA31 of NA32 draagt de titel van ambassaderaad.
  De ambtenaar benoemd in de klasse A3 en bekleed met de weddeschaal NA33, NA34 of NA35 draagt de titel van eerste ambassaderaad.
  De ambtenaar benoemd in de klasse A4 draagt de titel van gevolmachtigd minister.
  De ambtenaar benoemd in de klasse A5 draagt de titel van buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur.
  § 4. In afwijking van paragraaf 3 draagt de ambtenaar die aangesteld is op post, op Belgoeurop of op Belotan de titel van de functie die hij uitoefent.

HOOFDSTUK 2. - Evaluatie
Art.40. De aanstelling op het hoofdbestuur, op Belgoeurop, op Belotan of op post is een verandering van functie voor de toepassing van artikel 5, derde lid, 3°, van het koninklijk besluit van 14 januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt.

Art.41. Voor het posthoofd en de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan vinden het evaluatiecyclusgesprek en, in voorkomend geval, het functioneringsgesprek schriftelijk of via videoconferentie plaats.
  De directeur-generaal P&O bepaalt de nadere regels van de evaluatie via videoconferentie.

HOOFDSTUK 3. - Anciënniteit
Art.42. Voor de toepassing van de reglementaire bepalingen die uitgaan van de anciënniteit, wordt de voorrang tussen de ambtenaren waarvan de anciënniteit wordt vergeleken, als volgt bepaald:
  1° de ambtenaar waarvan de klasse-anciënniteit het grootst is;
  2° bij gelijke klasse-anciënniteit, de ambtenaar waarvan de dienstanciënniteit het grootst is;
  3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar.

Art.43. De ambtenaar wordt geacht werkelijke diensten te verrichten, zolang hij zich bevindt in een administratieve stand op grond waarvan hij zijn wedde of, bij gebreke daaraan, zijn aanspraak op bevordering in zijn weddeschaal behoudt.

Art.44. § 1. Voor het berekenen van de klasse-anciënniteit bedoeld in artikel 42, 1° komen alleen in aanmerking de werkelijke diensten in de zin van artikel 43 vanaf de datum waarop de ambtenaar in de beschouwde klasse werd opgenomen.
  § 2. Voor het berekenen van de dienstanciënniteit bedoeld in artikel 42, 2° komen in aanmerking de werkelijke diensten in de zin van artikel 43, die de ambtenaar, in welke hoedanigheid dan ook, zonder vrijwillige onderbreking en als ambtenaar van de buitenlandse carrière of van de consulaire carrière heeft verricht.
  De onderbreking is vrijwillig als ze te wijten is aan de fout van de ambtenaar.

Art.45. De klasse- en de dienstanciënniteit zijn gelijk aan de som van de volle kalendermaanden tijdens dewelke voor het berekenen ervan in aanmerking komende diensten zijn verricht.
  Voor de toepassing van het eerste lid op de ambtenaar die gemachtigd is zijn ambt met verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid uit te oefenen:
  1° worden prestaties van 1976 uren deeltijdse arbeid geteld voor twaalf volle kalendermaanden;
  2° worden prestaties van een twaalfde van 1976 uren deeltijdse arbeid geteld voor één volle kalendermaand, waarbij elk uurgedeelte wordt verwaarloosd;
  3° worden de werkelijke diensten die niet de eerste dag van de maand begonnen zijn of die vóór de laatste dag van de maand beëindigd zijn, verwaarloosd.

HOOFDSTUK 4. - Bevordering tot de hogere klasse
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art.46. Wat de administratieve loopbaan betreft, is de bevordering de benoeming van de ambtenaar in de hogere klasse; ze wordt "bevordering tot de hogere klasse" genoemd.
  De bevordering tot de hogere klasse wordt door Ons verleend.

Afdeling 2. - Vereisten voor bevordering tot de hogere klasse
Art.47. Om een bevordering tot de hogere klasse te bekomen, moet de ambtenaar zich in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden.
  Bovendien mag hij geen vermelding "onvoldoende" hebben gekregen op het einde van zijn laatste evaluatie.

Art.48. Kan worden bevorderd tot de klasse A3, de ambtenaar van de klasse A2:
  1° die een klasse-anciënniteit van zes jaar heeft;
  2° die slaagt in een taalexamen met betrekking tot de kennis van een andere taal dan de Engelse, Franse of Nederlandse taal.
  De minister of zijn afgevaardigde bepaalt de lijst van de andere talen bedoeld in het eerste lid, 2°, het vereiste niveau van de kennis van de taal alsook de nadere regels voor het behalen van de certificaten.

Art.49. Kan worden bevorderd tot de klasse A4, de ambtenaar van de klasse A3 die een klasse-anciënniteit van vijf jaar heeft.

Art.50. Kan worden bevorderd tot de klasse A5, de ambtenaar van de klasse A4 die een klasse-anciënniteit van vijf jaar heeft.

Art.51. De vereisten voor bevordering naar de hogere klasse bedoeld in de artikelen 47 tot en met 50 zijn vervuld op de datum waarop de bekendmaking van de vacante betrekking wordt meegedeeld.
  De ambtenaar die tijdens de duur van de bevorderingsprocedure tot de hogere klasse zelfs tijdelijk ophoudt één van de vereisten bedoeld in de artikelen 47 tot en met 50 te vervullen, kan niet bevorderd worden.

Afdeling 3. - Bevorderingsprocedure tot de hogere klasse
Art.52. § 1. De vacature van door bevordering tot de hogere klasse te begeven betrekking wordt ter kennis gebracht van de bevorderbare ambtenaar door middel van een bekendmaking van vacante betrekking.
  De bekendmaking van vacante betrekking bevat de elementen betreffende de vacante functie en de bevorderingsprocedure om hem toe te laten te solliciteren met kennis van zaken.
  De bekendmaking van vacante betrekking wordt meegedeeld op één van de volgende wijzen:
  1° hetzij langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd;
  2° hetzij met een aangetekend schrijven naar het door de ambtenaar laatst meegedeelde adres;
  3° hetzij door bekendmaking in het Belgisch Staatsblad die gelijktijdig gepubliceerd wordt met een communicatie ten informatieve titel langs elektronische weg;
  4° hetzij via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  § 2. Er wordt alleen rekening gehouden met de gemotiveerde kandidatuur die ingediend is met een aangetekend schrijven, langs elektronische weg of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, binnen een termijn van twintig werkdagen die aanvangt op de eerste werkdag volgend op de dag van de mededeling van de bekendmaking van vacante betrekking.
  De kandidatuur ingediend langs elektronische weg is enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat de ambtenaar beschikt over een ontvangstbevestiging van de kandidaatstelling.
  De kandidatuur ingediend via de diplomatieke tas is enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  § 3. Bij de motivering van zijn kandidatuur licht de ambtenaar de verscheidenheid van zijn ontwikkelde competenties toe.

Art.53. Het Directiecomité doet een voorlopig voorstel van rangschikking gebaseerd op de titels en verdiensten van de ambtenaren en hun geschiktheid om de vacante betrekking in te vullen.
  Met het oog op het rangschikken van de ambtenaren evalueert het Directiecomité de competenties vermeld in de bekendmaking van de vacante betrekking.

Art.54. § 1. Het voorlopig voorstel van rangschikking wordt ter kennis gebracht van de ambtenaar die zijn kandidatuur geldig heeft ingediend.
  Deze kennisgeving vindt plaats via een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat de ambtenaar heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont en bevat minstens de volgende elementen:
  1° de notulen van de zitting van het Directiecomité die het onderzoek van de kandidaturen en het voorlopig voorstel van rangschikking van de ambtenaren hernemen;
  2° de mogelijkheid voor de ambtenaar die zich benadeeld acht om binnen de twintig werkdagen na de kennisgeving een bezwaarschrift in te dienen ter attentie van het Directiecomité;
  3° de mogelijkheid voor de ambtenaar die zich benadeeld acht om te vragen om gehoord te worden door het Directiecomité;
  4° de mogelijkheid voor de ambtenaar om te vragen het bevorderingsdossier te raadplegen.
  § 2. Er wordt alleen rekening gehouden met het bezwaarschrift dat de ambtenaar heeft ingediend met een aangetekend schrijven, of langs elektronische weg of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post.
  Het bezwaarschrift ingediend langs elektronische weg is enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat de ambtenaar beschikt over een ontvangstbevestiging van het bezwaarschrift.
  Het bezwaarschrift ingediend via de diplomatieke tas is enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  Indien de ambtenaar vraagt om gehoord te worden, verschijnt hij in persoon of via videoconferentie. Hij mag zich niet laten bijstaan.
  De directeur-generaal P&O bepaalt de nadere regels van het verhoor via videoconferentie.
  Indien de ambtenaar, hoewel regelmatig opgeroepen, zich niet aanbiedt, spreekt het Directiecomité zich uit op basis van het bezwaarschrift.
  § 3. Indien, ingevolge het onderzoek van het bezwaarschrift, het Directiecomité het voorlopig voorstel van rangschikking niet verandert, wordt dit voorstel definitief en wordt het ter kennis gebracht van de ambtenaar die zijn kandidatuur geldig heeft ingediend.
  Voor de ambtenaar die een bezwaarschrift heeft ingediend, bevat de kennisgeving de notulen van de zitting van het Directiecomité die het onderzoek van de bezwaarschriften en het definitief voorstel van rangschikking hernemen.
  Voor de ambtenaar die geen bezwaarschrift heeft ingediend, bevat de kennisgeving enkel het deel van de notulen dat het definitief voorstel van rangschikking herneemt.
  § 4. Indien het Directiecomité een nieuw voorlopig voorstel van rangschikking opmaakt, wordt deze, volgens de in paragraaf 1, tweede lid bedoelde procedure, ter kennis gebracht van de ambtenaar die geldig zijn kandidatuur heeft ingediend.
  Indien een ambtenaar zich benadeeld acht ingevolge het nieuw voorstel van voorlopige rangschikking, kan hij een bezwaarschrift indienen volgens de in paragraaf 2 bedoelde procedure.
  De ambtenaar die werd gehoord overeenkomstig paragraaf 2, mag niet vragen opnieuw gehoord te worden.
  § 5. Ingevolge het onderzoek van de bezwaarschriften, stelt het Directiecomité een definitief voorstel van rangschikking op dat ter kennis wordt gebracht van de ambtenaar die zijn kandidatuur geldig heeft ingediend.
  Voor de ambtenaar die een bezwaarschrift heeft ingediend, bevat de kennisgeving de notulen van de zitting van het Directiecomité die het onderzoek van de bezwaarschriften en het definitief voorstel van rangschikking hernemen.
  Voor de ambtenaar die geen bezwaarschrift heeft ingediend, bevat de kennisgeving enkel het deel van de notulen dat het definitief voorstel van rangschikking herneemt.
  Het definitief voorstel van rangschikking wordt overgemaakt aan de minister.
  § 6. Indien de minister niet kan instemmen met het definitief voorstel van rangschikking van het Directiecomité en indien hij een andere ambtenaar die zijn kandidatuur geldig heeft ingediend, voordraagt, is zijn voorstel behoorlijk gemotiveerd.

Art.55. § 1. In afwijking van artikel 53, tweede lid, kan het Directiecomité de evaluatie van bepaalde competenties opgenomen in de bekendmaking van vacante betrekking delegeren aan een jury of aan een evaluatiecentrum.
  Het resultaat van de evaluatie wordt meegedeeld aan het Directiecomité dat overgaat tot een evaluatie van de andere competenties overeenkomstig artikel 53, eerste lid en 54.
  De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde duidt de leden van de jury bedoeld in het eerste lid aan.
  § 2. Indien de bekendmaking van vacante betrekking dat vermeldt, wordt de ambtenaar die niet slaagt voor de evaluatie bedoeld in paragraaf 1, eerste lid door het Directiecomité ongeschikt geacht voor het invullen van de vacante betrekking.
  De beslissing van het Directiecomité wordt ter kennis gebracht van de ambtenaar die heeft deelgenomen aan de evaluatie bedoeld in paragraaf 1, eerste lid.
  Deze kennisgeving vindt plaats via een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat de ambtenaar heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  In afwijking van paragraaf 1, tweede lid, is de bevorderingsprocedure afgesloten in zijn hoofde.

Afdeling 4. - Mededeling van de beslissingen tot bevordering
Art.56. De beslissing tot bevordering wordt meegedeeld door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde aan elke ambtenaar die op geldige wijze zijn kandidatuur heeft ingediend.

TITEL 6. - Administratieve standen
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art.57. De artikelen 58, 59, 60, 1° en 2°, 62, 1° en 2° en 64 tot 68 zijn van toepassing op de stagiair.

Art.58. De ambtenaar bevindt zich in één van de volgende administratieve standen:
  1° in dienstactiviteit
  2° in non-activiteit;
  3° in disponibiliteit.

Art.59. Voor de vaststelling van zijn administratieve stand wordt de ambtenaar altijd geacht in dienstactiviteit te zijn, behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem, hetzij van rechtswege, hetzij bij beslissing van de bevoegde overheid, in een andere administratieve stand plaatst.

HOOFDSTUK 2. - Dienstactiviteit
Art.60. Behoudens uitdrukkelijk strijdige bepaling heeft de ambtenaar in dienstactiviteit recht:
  1° op zijn wedde;
  2° op bevordering in weddeschaal;
  3° om zijn aanspraken op bevordering te doen gelden.

Art.61. De afschaffing van de betrekking waarin de ambtenaar is aangesteld, kan geen aanleiding geven tot het verlies van de hoedanigheid van ambtenaar.
  De ambtenaar wordt herplaatst en bevindt zich in de administratieve stand dienstactiviteit.

HOOFDSTUK 3. - Non-activiteit
Art.62. Behoudens uitdrukkelijk strijdige bepaling heeft de ambtenaar in de administratieve stand non-activiteit geen recht:
  1° op zijn wedde;
  2° op bevordering in weddeschaal;
  3° om zijn aanspraken op bevordering te doen gelden.

Art.63. De ambtenaar kan niet in non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij aan de vereisten voldoet om in ruste te worden gesteld.

Art.64. Onverminderd de eventuele toepassing van een tuchtstraf of een administratieve maatregel is de ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan van rechtswege in non-activiteit wanneer hij:
  1° afwezig is van zijn post, van Belgoeurop of van Belotan zonder voorafgaandelijk een verlof of een dienstvrijstelling te hebben gekregen;
  2° zonder geldige reden de duur van zijn verlof of van zijn dienstvrijstelling overschrijdt;
  3° nalaat een geneeskundig getuigschrift in te dienen wanneer hij tijdens het lopende jaar reeds driemaal afwezig is geweest als gevolg van ziekte of ongeval met een duur van één dag zonder een geneeskundig getuigschrift:
  a) voor de ambtenaar aangesteld op post: bij de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde;
  b) voor de ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan: bij het Bestuur van de medische expertise;
  4° in vredestijd sommige militaire prestaties verricht of voor de civiele bescherming of voor taken van openbaar nut aangewezen wordt bij toepassing van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden;
  5° wanneer hij afwezig is ingevolge een missie die aanleiding heeft gegeven tot vrijstelling van militaire dienst overeenkomstig artikel 16 van de dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962.

Art.65. Onverminderd de eventuele toepassing van het verlofbesluit, een tuchtstraf of een administratieve maatregel is de ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur ambtshalve in non-activiteit wanneer hij:
  1° zich bevindt in één van de gevallen bedoeld in de artikelen 4 en 61, vierde lid van het verlofbesluit;
  2° in vredestijd sommige militaire prestaties verricht of voor de civiele bescherming of voor taken van openbaar nut aangewezen wordt bij toepassing van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden;
  3° wanneer hij afwezig is ingevolge een missie die aanleiding heeft gegeven tot vrijstelling van militaire dienst overeenkomstig artikel 16 van de dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962.

HOOFDSTUK 4. - Disponibiliteit
Art.66. De ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur kan, onder de voorwaarden bepaald door het verlofbesluit, zonder opzegging in disponibiliteit worden gesteld wegens ziekte of wegens gebrekkigheid waaruit geen definitieve dienstongeschiktheid ontstaat, maar die aanleiding geeft tot langere afwezigheid dan het verlof wegens ziekte of gebrekkigheid.
  Onder de voorwaarden bepaald door de artikelen 114 tot en met 117 kan de ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan zonder opzegging in disponibiliteit worden gesteld wegens ziekte of wegens gebrekkigheid waaruit geen definitieve dienstongeschiktheid ontstaat, maar die aanleiding geeft tot langere afwezigheden dan het verlof wegens ziekte of gebrekkigheid.
  § 2. Behoudens uitdrukkelijk strijdige bepaling heeft de ambtenaar in de administratieve stand disponibiliteit recht:
  1° op een wachtgeld, overeenkomstig artikelen 295 en 319;
  2° op bevordering in weddeschaal;
  3° om zijn aanspraken op bevordering te doen gelden.

Art.67. De ambtenaar kan niet in disponibiliteit gesteld of gehouden worden wanneer hij voldoet aan de vereisten om in ruste te worden gesteld.

Art.68. Elke ambtenaar in disponibiliteit blijft ter beschikking van de minister en kan, bij vacature, weder in de personeelsformaties tewerkgesteld worden onder door Ons te bepalen voorwaarden.
  Hij neemt, binnen de door de minister bepaalde termijnen, de hem toegewezen dienst op.

TITEL 7. - Arbeidsduur
Art.69. De gemiddelde maximale arbeidsduur bedraagt 38 uur per week.
  Deze titel is van toepassing op de stagiair.

TITEL 8. - Verlof- en afwezighedenregeling
HOOFDSTUK 1. - Jaarlijks vakantieverlof
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepaling
Art.70. Dit hoofdstuk is van toepassing op de stagiair.

Afdeling 2. - Jaarlijks vakantieverlof op het hoofdbestuur, op Belgoeurop, op Belotan, tussen twee posten of tussen Belgoeurop of Belotan en een post
Art.71. Geniet, wat betreft het jaarlijks vakantieverlof, van dezelfde regeling als diegene van toepassing op de Rijksambtenaren, de ambtenaar die in dienstactiviteit is en die:
  1° is aangesteld op het hoofdbestuur;
  2° is aangesteld op Belgoeurop of op Belotan;
  3° de post waarop hij aangesteld werd, definitief verlaten heeft en nog niet werd aangesteld op zijn volgende post;
  4° Belgoeurop of Belotan, waarop hij aangesteld werd, definitief verlaten heeft en nog niet werd aangesteld op zijn volgende post.

Afdeling 3. - Jaarlijks vakantieverlof op post
Art.72. De ambtenaar aangesteld op post en in dienstactiviteit geniet van de dagen jaarlijks vakantieverlof voorzien in artikel 10 van het verlofbesluit.

Art.73. De ambtenaar aangesteld op post geniet, naast de dagen jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 72, van een bijkomend aantal dagen jaarlijks vakantieverlof dat bepaald wordt in functie van de categorie van hardship van de post:
  1° vijf dagen voor de posten met categorie van hardship 1 en 2;
  2° tien dagen voor de posten met categorie van hardship 3 en 4;
  3° vijftien dagen voor de posten met de categorie van hardship 5;
  4° twintig dagen voor de posten met de categorie van hardship 6 en 7.
  Het Directiecomité bepaalt de categorie van hardship van de posten.
  De categorie van hardship van de posten wordt jaarlijks herzien.
  In afwijking van het derde lid, wordt de categorie van hardship van de posten herzien in de loop van het jaar in geval van uitzonderlijke omstandigheden.

Art.74. § 1. Het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in de artikelen 72 en 73 wordt genomen naar keuze van de ambtenaar met inachtneming van de behoeften van de dienst.
  Dat jaarlijks vakantieverlof wordt opgeschort zodra de ambtenaar een verlof wegens ziekte bekomt of in disponibiliteit wordt geplaatst.
  § 2. Het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 72 kan maximum tot 31 december van het jaar daarop worden overgedragen, volgens de door de voorzitter bepaalde nadere regels.
  In afwijking van eerste lid, is de overdracht, indien de ambtenaar zijn volledig jaarlijks vakantieverlof of een deel ervan niet heeft kunnen opnemen ten gevolge van een afwezigheid wegens ziekte, een arbeidsongeval, een ongeval op weg van of naar het werk of wegens een beroepsziekte, niet beperkt tot één jaar.
  Bij de terugkeer van de ambtenaar wordt het jaarlijks vakantieverlof opgenomen naar keuze van de ambtenaar met inachtneming van de behoeften van de dienst.

Art.75. § 1. Het aantal dagen jaarlijks vakantieverlof dat per jaar kan worden opgespaard, is begrensd tot het aantal dagen jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 72 dat hoger ligt dan de minimumduur bij voltijdse prestaties bepaald in artikel 9 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector.
  § 2. Het totale aantal opgespaarde dagen jaarlijks vakantieverlof mag niet hoger liggen dan honderd dagen.
  § 3. Bij de vaststelling van de maximumduur van honderd dagen bepaald in paragraaf 2 wordt geen rekening gehouden met het jaarlijks vakantieverlof dat overgedragen wordt in toepassing van artikel 74, § 2.
  § 4. De opgespaarde dagen jaarlijks vakantieverlof worden genomen naar de keuze van de ambtenaar met inachtneming van de behoeften van de dienst.
  § 5. Indien de ambtenaar een doorlopende periode van ten minste twintig dagen opgespaard jaarlijks vakantieverlof wenst op te nemen, vraagt hij dit, in afwijking van paragraaf 4, twee maanden voor de aanvang van zijn verlof, aan.
  Dit verlof kan hem niet geweigerd worden om dienstredenen.

Art.76. § 1. Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in de artikelen 72 en 73.
  § 2. Het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in de artikelen 72 en 73 wordt pro rata verminderd wanneer de ambtenaar in de loop van het jaar in dienst treedt, zijn ambt definitief neerlegt of in de loop van het jaar de afwezigheden heeft verkregen waarbij hij in disponibiliteit is geplaatst.
  § 3. Het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 73 wordt pro rata verminderd wanneer de ambtenaar die aangesteld is op post in de loop van het jaar aangesteld wordt op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan.
  § 4. Het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 73 wordt pro rata berekend wanneer de ambtenaar die aangesteld is op post, in de loop van het jaar aangesteld wordt op een andere post waarvan de categorie van hardschip verschillend is.
  § 5. Het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 73 wordt pro rata berekend wanneer de ambtenaar die aangesteld is op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan aangesteld wordt op post in de loop van het jaar.
  § 6. In geval van wijziging van de categorie van hardship van de post waar de ambtenaar is aangesteld, wordt het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 73 pro rata herberekend op de datum van de inwerkingtreding van deze wijziging.
  § 7. Indien het aantal vakantiedagen berekend overeenkomstig de paragrafen 2 tot en met 6 geen geheel getal vormt, wordt het afgerond naar de onmiddellijke hogere eenheid.
  § 8. Voor de toepassing van paragrafen 4 en 5, verliest de ambtenaar, indien de dagen jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 73 niet worden opgenomen tijdens de aanstelling op post, het voordeel van deze verlofdagen.

HOOFDSTUK 2. - Andere verloven en afwezigheden
Afdeling 1. - Andere verloven en afwezigheden op het hoofdbestuur, tussen twee posten of tussen Belgoeurop of Belotan en een post
Art.77. § 1. Geniet, wat betreft de andere verloven en afwezigheden, van dezelfde regeling als die van toepassing op de Rijksambtenaren, met uitzondering van het artikel 48 van het verlofbesluit, de ambtenaar die in dienstactiviteit is en die:
  1° is aangesteld op het hoofdbestuur;
  2° de post waarop hij aangesteld was, definitief verlaten heeft en nog niet werd aangesteld op zijn volgende post;
  3° Belgoeurop of Belotan, waarop hij aangesteld was, definitief verlaten heeft en nog niet werd aangesteld op zijn volgende post.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan het verlof voor het vervullen van een opdracht bedoeld in de artikelen 99, 102, § 1 en 103 van het verlofbesluit, niet meer dan twee keer vier jaar bedragen over het geheel van de loopbaan.

Art.78. In afwijking van artikel 130, eerste lid, 5°, kan de ambtenaar niet definitief ongeschikt verklaard worden wegens ziekte alvorens hij de gezamenlijke verloven heeft uitgeput waarop artikel 41 van het verlofbesluit hem recht geeft.

Art.79. De stagiair is, wat de andere verloven en afwezigheden betreft, tijdens het eerste deel van de stage onderworpen aan het verlofbesluit, met uitzondering van de bepalingen betreffende:
  1° de stagiair voorzien in artikel 1, § 2 van het verlofbesluit;
  2° het verlof om een stage of een proefperiode te verrichten en het verlof om zijn kandidatuur bij verkiezingen in te dienen;
  3° het verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen;
  4° het verlof voor opdracht bedoeld in de artikelen 95 tot en met 112 van het verlofbesluit;
  5° de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden;
  6° het verlof voor loopbaanonderbreking, met uitzondering van de loopbaanonderbreking voor palliatieve verzorging, de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof en de loopbaanonderbreking voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte;
  7° de verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid.

Afdeling 2. - Andere verloven en afwezigheden op post, op Belgoeurop en op Belotan
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.80. Deze afdeling is van toepassing op de stagiair gedurende het tweede deel van de stage.

Art.81. Voor de toepassing van deze afdeling worden gelijkgesteld:
  1° met het huwelijk, het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning door twee personen die samenleven als koppel;
  2° met de vader, de persoon getrouwd met de moeder of die met deze laatste samenleeft als koppel op dezelfde woonplaats;
  3° met het kind, het kind bedoeld in artikel 3, 23° ongeacht zijn leeftijd.

Onderafdeling 2. - Omstandigheidsverlof
Art.82. § 1. De ambtenaar in dienstactiviteit geniet van het omstandigheidsverlof binnen de hierna bepaalde grenzen:
  1° het huwelijk van de ambtenaar: vier dagen;
  2° de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs de zijde van de ambtenaar vaststaat: twintig dagen;
  3° het overlijden van de partner, het overlijden van het kind of het overlijden van het kind dat in het verleden geplaatst was bij de ambtenaar of zijn partner in het kader van langdurige pleegzorg: tien dagen, waarbij drie dagen door de ambtenaar te kiezen tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt de dag van de begrafenis en zeven dagen door de ambtenaar te kiezen binnen het jaar na de dag van het overlijden;
  4° het overlijden van de vader, de moeder, de schoonvader, de stiefvader, de schoonmoeder, de stiefmoeder, de schoondochter of de schoonzoon van de ambtenaar of van zijn partner: vier dagen waarbij drie dagen door de ambtenaar te kiezen tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt de dag van de begrafenis en één dag door de ambtenaar te kiezen binnen het jaar na de dag van het overlijden;
  5° het overlijden van de pleegvader of de pleegmoeder van de ambtenaar in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden: vier dagen waarbij drie dagen door de ambtenaar te kiezen tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt de dag van de begrafenis en één dag door de ambtenaar te kiezen binnen het jaar na de dag van het overlijden;
  6° het huwelijk van een kind van de ambtenaar of van zijn partner: twee dagen;
  7° het huwelijk van een broer, een zuster, een schoonbroer, een schoonzuster, de vader, de moeder, de schoonvader, de stiefvader, de schoonmoeder, de stiefmoeder of een kleinkind van de ambtenaar of van zijn partner: één dag;
  8° het overlijden van een bloed- of aanverwant in om het even welke graad van de ambtenaar of van zijn partner, die onder hetzelfde dak woont als de ambtenaar: twee dagen;
  9° het overlijden van een bloed- of aanverwant in de tweede of in de derde graad van de ambtenaar of van zijn partner, die niet onder hetzelfde dak woont als de ambtenaar: één dag;
  10° het overlijden van een pleegkind dat geplaatst werd bij de ambtenaar of bij zijn partner in het kader van kortdurende pleegzorg op het moment van het overlijden: één dag;
  11° de verandering van standplaats verbonden aan een wijziging van aanstelling: twee dagen;
  12° de priesterwijding, het intreden in het klooster of elke andere gelijkaardige gebeurtenis van een andere erkende religie van een kind van de ambtenaar of van zijn partner: één dag;
  13° de plechtige communie of elke andere gelijkaardige gebeurtenis van een andere erkende religie van een kind van de ambtenaar of van zijn partner: één dag;
  14° de deelneming van een kind van de ambtenaar of van zijn partner aan het feest van de "vrijzinnige jeugd": één dag;
  15° de oproeping als getuige voor een rechtscollege of de persoonlijke verschijning op aanmaning van een rechtscollege: voor de nodige duur.
  Voor de toepassing van de eerste lid, 2°, bij ontstentenis van een persoon die dit verlof opneemt op grond van de afstamming met het kind heeft de ambtenaar die de partner van de moeder van het kind is, recht op het verlof. Het recht op moederschapsverlof, vermeld in artikel 39 van de arbeidswet, sluit voor eenzelfde ouder het recht op het omstandigheidsverlof bij de geboorte uit.
  § 2. De verloven bedoeld in paragraaf 1, 1°, 2° en 6° tot en met 15° worden genomen binnen de twaalf maanden na de omstandigheid die het recht op verlof heeft doen ontstaan.
  Er kan van de periode waarin de verlofdagen bedoeld in paragraaf 1, 3°, 4° en 5° moeten worden opgenomen, afgeweken worden op vraag van de ambtenaar mits het akkoord van de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, voor zover de verlofdagen worden genomen binnen de twaalf maanden na de omstandigheid die het recht op verlof heeft doen ontstaan.
  § 3. In geval een verlof wegens ziekte andere dan een beroepsziekte, of ten gevolge van een ongeval, ander dan een arbeidsongeval of een ongeval van of naar het werk, aansluit op de afwezigheid wegens het omstandigheidsverlof dat op grond van paragraaf 1, 3°, wordt toegekend, dan worden de opgenomen dagen van omstandigheidsverlof vanaf de vijfde dag in mindering gebracht van het saldo van de verloven waarop artikel 104 recht geeft, op voorwaarde dat deze vijfde dag aansluit op een vierde dag afwezigheid toegestaan op grond van paragraaf 1, 3°.

Onderafdeling 3. - Uitzonderlijk verlof
Art.83. § 1. De ambtenaar in dienstactiviteit bekomt een zorgverlof met het oog op het verlenen van persoonlijke zorg of steun aan de hierna opgesomde personen die verblijven bij ambtenaar en die om medische redenen behoefte hebben aan zorg of steun:
  1° de partner;
  2° het kind;
  3° een persoon opgenomen met het oog op zijn adoptie of met het oog op de uitoefening van een pleegvoogdij;
  4° een bloed- of aanverwant van de ambtenaar of zijn partner.
  In afwijking van het eerste lid, voor de personen bedoelde in 1° tot en met 3°, geldt de vereiste van het verblijf bij de ambtenaar niet voor de ambtenaar die aangesteld is op een post met categorie van hardship 5 tot en met 7.
  De noodzaak van de aanwezigheid van de ambtenaar wordt bewezen aan de hand van een doktersattest.
  § 2. De duur van het verlof bedoeld in paragraaf 1, eerste lid is beperkt tot vijf dagen per jaar.

Onderafdeling 4. - Moederschapsbescherming
Art.84. De ambtenaar in dienstactiviteit geniet van de moederschapsbescherming bedoeld in de artikelen 85 tot en met 91.

Art.85. Het moederschapsverlof bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet is niet van toepassing in geval van een miskraam vóór de honderd eenentachtigste dag van de zwangerschap.

Art.86. Wanneer de vrouwelijke ambtenaar het prenataal verlof heeft opgebruikt en de bevalling na de voorziene datum gebeurt, wordt het prenataal verlof verlengd tot de werkelijke datum van de bevalling.
  Tijdens deze periode bevindt de vrouwelijke ambtenaar zich in moederschapsverlof.

Art.87. Op verzoek van de vrouwelijke ambtenaar wordt het moederschapsverlof, in toepassing van artikel 39 van de arbeidswet, na de negende week verlengd met een periode waarvan de duur gelijk is aan de duur van de periode waarin zij is blijven verder werken vanaf de zesde week vóór de werkelijke datum van de bevalling of vanaf de achtste week wanneer de geboorte van een meerling wordt verwacht.
  Bij vroeggeboorte wordt deze periode verminderd pro rata van de dagen waarop zij heeft gewerkt tijdens de periode van zeven dagen die de bevalling voorafgaat.
  Worden gelijkgesteld met dagen die tot na het postnataal verlof verschoven kunnen worden:
  1° het jaarlijks vakantieverlof:
  a) bedoeld in artikel 71 voor de ambtenaar die aangesteld is op Belgoeurop of Belotan;
  b) bedoeld in de artikelen 72 en 73 voor de ambtenaar die aangesteld is op post;
  2° de feestdagen;
  3° het omstandigheidsverlof en het uitzonderlijk verlof;
  4° het verlof om dwingende redenen van familiaal belang;
  5° de afwezigheden wegens ziekte;
  6° de volledige werkverwijdering bedoeld in artikel 91.
  Ingeval van geboorte van een meerling, wordt op verzoek van de vrouwelijke ambtenaar de periode van arbeidsonderbreking na de negende week, eventueel verlengd overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid, verlengd met een periode van maximaal twee weken.

Art.88. Overeenkomstig artikel 39, derde lid, van de arbeidswet, kunnen de laatste twee weken van de postnatale rustperiode op haar verzoek worden omgezet in verlofdagen van postnatale rust, wanneer de vrouwelijke ambtenaar de arbeidsonderbreking na de negende week met ten minste twee weken kan verlengen.
  Ten laatste vier weken voor het einde van de verplichte periode van postnatale rust, brengt de vrouwelijke ambtenaar de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde schriftelijk op de hoogte van de omzetting en de planning bedoeld in artikel 39, derde lid van de arbeidswet.
  Overeenkomstig artikel 39, derde lid van de arbeidswet, worden de verlofdagen van postnatale rust opgenomen binnen de acht weken te rekenen vanaf het einde van de ononderbroken periode van postnatale rust.

Art.89. De zwangere of de borstgevende vrouwelijke ambtenaar mag geen overuren verrichten.
  Als overuren dienen te worden beschouwd, alle werk uitgevoerd boven de 38 uren per week.

Art.90. De vrouwelijke ambtenaar die in dienstactiviteit is, bekomt op haar verzoek het nodig verlof om haar in staat te stellen naar prenatale medische onderzoeken, die niet buiten de diensturen kunnen plaatsvinden, te gaan en te ondergaan.
  De aanvraag van de vrouwelijke ambtenaar moet worden gestaafd met elk nuttig bewijs.

Art.91. De vrouwelijke ambtenaar die, met toepassing van artikelen 42 en 43 van de arbeidswet, is vrijgesteld van arbeid, wordt ambtshalve in verlof gesteld voor de nodige periode.

Art.92. Wanneer het pasgeboren kind na de eerste zeven dagen te rekenen vanaf zijn geboorte in de verplegingsinrichting opgenomen blijft, kan op verzoek van de vrouwelijke ambtenaar de postnatale rustperiode verlengd worden met een duur gelijk aan de periode dat haar kind in de verplegingsinrichting opgenomen blijft na die eerste zeven dagen.
  De duur van deze verlenging mag vierentwintig weken niet overschrijden.
  Met dat doel bezorgt de vrouwelijke ambtenaar aan de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde:
  1° bij het einde van de postnatale rustperiode, een getuigschrift van de verplegingsinrichting waaruit blijkt dat het pasgeboren kind in de verplegingsinrichting opgenomen blijft na de eerste zeven dagen vanaf zijn geboorte en met vermelding van de duur van de opname;
  2° in voorkomend geval, een nieuw getuigschrift van de verplegingsinrichting bij het einde van de eerste verlenging waaruit blijkt dat tijdens deze verlenging het pasgeboren kind de verplegingsinrichting nog niet heeft mogen verlaten en met vermelding van de duur van de opname.

Onderafdeling 5. - Omgezet moederschapsverlof
Art.93. § 1. Als de moeder van het kind overlijdt of in het ziekenhuis wordt opgenomen, verkrijgt de ambtenaar in dienstactiviteit die de vader van het kind is op zijn verzoek een omgezet moederschapsverlof om in de opvang van het kind te voorzien.
  § 2. In geval van overlijden van de moeder is de duur van het omgezet moederschapsverlof ten hoogste gelijk aan de duur van het moederschapsverlof dat de moeder nog niet opgebruikt had.
  De ambtenaar die de vader van het kind is en die het omgezet moederschapsverlof wenst te genieten, stelt daar schriftelijk de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde van op de hoogte binnen de zeven dagen vanaf het overlijden van de moeder.
  Dit geschrift vermeldt de begindatum van het omgezet moederschapsverlof en zijn vermoedelijke duur.
  De ambtenaar die de vader van het kind is, legt zo spoedig mogelijk een uittreksel uit de overlijdensakte van de moeder voor.
  § 3. In geval van hospitalisatie van de moeder kan de ambtenaar die de vader van het kind is, genieten van omgezet moederschapsverlof onder de volgende vereisten:
  1° de pasgeborene heeft het ziekenhuis verlaten;
  2° de hospitalisatie van de moeder duurt langer dan zeven dagen.
  Het omgezet moederschapsverlof kan niet aanvangen voor de zevende dag die volgt op de dag van de geboorte van het kind en wordt beëindigd op het ogenblik dat de hospitalisatie van de moeder ten einde loopt en uiterlijk op het einde van het gedeelte van het moederschapsverlof dat nog niet was opgebruikt door de moeder.
  De ambtenaar die de vader van het kind is en die het omgezet moederschapsverlof wenst te genieten, stelt daar schriftelijk de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde van op de hoogte.
  Dit geschrift vermeldt de begindatum van het verlof en zijn vermoedelijke duur.
  De verlofaanvraag wordt gestaafd met een getuigschrift dat de duur van de hospitalisatie van de moeder vermeldt bovenop de zeven dagen die volgen op de datum van de bevalling en de datum waarop de pasgeborene het ziekenhuis verlaten heeft.

Onderafdeling 6. - Borstvoedingspauze
Art.94. § 1. De vrouwelijke ambtenaar in dienstactiviteit heeft recht op een dienstvrijstelling om haar kind met moedermelk te voeden en/of melk af te kolven tot negen maanden na de geboorte van het kind.
  § 2. De borstvoedingspauze duurt een half uur.
  De vrouwelijke ambtenaar die tijdens een werkdag vier uur of langer werkt, heeft die dag recht op één pauze.
  De vrouwelijke ambtenaar die tijdens een werkdag ten minste zeven en een half uur werkt, heeft die dag recht op twee pauzes.
  Als de vrouwelijke ambtenaar recht heeft op twee pauzes tijdens een werkdag, kan zij deze opnemen in één keer of twee keer.
  De duur van borstvoedingspauze(s) is bij de duur van de prestaties van de werkdag begrepen.
  De momenten waarop de vrouwelijke ambtenaar de borstvoedingspauze(s) kan nemen, worden overeengekomen tussen de vrouwelijke ambtenaar en het posthoofd of de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan.
  Bij gebreke aan een akkoord organiseert de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde een bemiddeling.
  Als de bemiddeling mislukt, neemt de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde een met redenen omklede beslissing.
  § 3. De vrouwelijke ambtenaar die de borstvoedingspauzes wenst te genieten, brengt het posthoofd of de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan twee weken op voorhand schriftelijk op de hoogte, tenzij deze op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.
  Het recht op borstvoedingspauzes wordt toegekend mits het bewijs van borstvoeding wordt geleverd.
  Het bewijs van borstvoeding wordt, vanaf het begin van de uitoefening van het recht op borstvoedingspauzes, geleverd door een medisch getuigschrift.
  De vrouwelijke ambtenaar die aangesteld is op Belgoeurop of op Belotan kan het bewijs van borstvoeding eveneens leveren door een attest van één van de volgende consultatiebureaus voor zuigelingen:
  1° O.N.E.;
  2° Kind en Gezin;
  3° Dienst für Kind und Familie.
  Nadien bezorgt de vrouwelijke ambtenaar aan de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde elke maand een medisch getuigschrift of een attest van een consultatiebureau voor zuigelingen.

Onderafdeling 7. - Ouderschapsverlof
Art.95. Aan de ambtenaar in dienstactiviteit wordt, bij de geboorte of bij de adoptie van zijn kind, een ouderschapsverlof toegestaan dat kan genomen worden als voltijds verlof gedurende een periode van drie maanden.
  Naar keuze van de ambtenaar kan deze periode worden opgesplitst per maand.
  De ambtenaar heeft recht op het ouderschapsverlof:
  1° naar aanleiding van de geboorte van zijn kind totdat het kind twaalf jaar wordt;
  2° in het kader van de adoptie van een kind gedurende een periode die loopt vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin, in het consulaire bevolkingsregister van de post wanneer de ambtenaar aangesteld is op post of in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de ambtenaar zijn verblijfplaats heeft indien de ambtenaar aangesteld was op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan, totdat het kind twaalf jaar wordt.
  Wanneer het kind voor ten minste 66% getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft, die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag of dat ten minste negen punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag, is er geen leeftijdsgrens.
  Aan de vereiste van de twaalfde verjaardag is uiterlijk gedurende de periode van het ouderschapsverlof voldaan.

Onderafdeling 8. - Adoptieverlof, opvangverlof, pleegouderverlof, pleegzorgverlof
Art.96. § 1. Een adoptieverlof wordt toegestaan gedurende een periode van maximum zes weken aan de ambtenaar in dienstactiviteit die een minderjarig kind adopteert.
  Het adoptieverlof van zes weken per adoptieouder wordt als volgt opgetrokken voor de adoptieouder of voor beide adoptieouders samen:
  1° met drie weken vanaf 1 januari 2023;
  2° met vier weken vanaf 1 januari 2025;
  3° met vijf weken vanaf 1 januari 2027.
  In geval van twee adoptieouders worden deze bijkomende weken onderling tussen hen verdeeld.
  Het tweede lid is enkel van toepassing op de aanvraag ingediend overeenkomstig paragraaf 2 vanaf de inwerkingtreding van de betrokken optrekking en voor zover het adoptieverlof ten vroegste aanvangt vanaf diezelfde datum van inwerkingtreding.
  Het verlof kan worden gesplitst per week en wordt genomen uiterlijk binnen de zeven maanden die volgen op de opname van het kind in het gezin van de ambtenaar.
  In het kader van een interlandelijke adoptie kan de ambtenaar op zijn vraag ten hoogste vier weken van dit verlof opnemen vooraleer het kind effectief in het gezin wordt opgenomen om de daadwerkelijke opvang van het kind in zijn gezin voor te bereiden.
  § 2. De ambtenaar die het verlof bedoeld in paragraaf 1 wenst te genieten, deelt aan de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde de datum mee waarop het verlof aanvangt en de duur ervan.
  De mededeling gebeurt schriftelijk minstens één maand vóór de aanvang van het verlof, tenzij de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde een kortere termijn aanvaardt op verzoek van de ambtenaar.
  De ambtenaar legt, van zodra hij erover beschikt, de volgende documenten voor:
  1° een attest, uitgereikt door de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap, waarin de toewijzing van het kind aan de ambtenaar wordt bevestigd, om het verlof van ten hoogste vier weken te verkrijgen vooraleer het kind wordt opgenomen in het gezin;
  2° een attest dat de inschrijving van het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister of in het consulair bevolkingsregister van de post wanneer de ambtenaar aangesteld op post is, bevestigt om het resterend verlof te kunnen opnemen;
  3° een verklaring op eer die, al naargelang het geval, de verdeling van de bijkomende weken adoptieverlof tussen de twee adoptieouders of de toewijzing van deze weken aan de enige adoptieouder die van dit verlof gebruik maakt, vastlegt.
  De verklaring op eer bedoeld in het derde lid, 3° is enkel nodig als het adoptiegezin bestaat uit twee adoptieouders.
  § 3. De maximumduur van het adoptieverlof wordt verdubbeld wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke en geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66% of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten worden toegekend in pijler 1 van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag of dat ten minste negen punten worden toegekend in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag.
  De maximumduur van het adoptieverlof wordt met twee weken per adoptieouder verlengd bij de gelijktijdige adoptie van meerdere minderjarige kinderen.
  De maximumduur van het adoptieverlof wordt verminderd met vier weken, wanneer de ambtenaar voor hetzelfde kind een omstandigheidsverlof in toepassing van artikel 82, § 1, 2° heeft gekregen.
  De maximumduur van het adoptieverlof wordt verminderd met het aantal weken opvangverlof in toepassing van artikel 97 dat de ambtenaar reeds heeft gekregen voor hetzelfde kind.

Art.97. Een opvangverlof wordt toegestaan aan de ambtenaar in dienstactiviteit die de pleegvoogdij opneemt van een kind van minder dan tien jaar.
  Het verlof bedraagt ten hoogste zes weken voor een kind van minder dan drie jaar en ten hoogste vier weken in de andere gevallen.
  Het verlof vangt aan op de dag dat het kind in het gezin wordt opgenomen en kan niet gesplitst worden.
  De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke en geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66% of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regelgeving betreffende de kinderbijslag of dat ten minste negen punten worden toegekend in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag.

Art.98. § 1. Een pleegzorgverlof wordt toegestaan aan de ambtenaar in dienstactiviteit die is aangesteld als pleegouder voor de vervulling van de verplichtingen en opdrachten of om het hoofd te bieden aan situaties die voortvloeien uit de plaatsing in zijn gezin van één of meerdere personen die in het kader van die pleegzorg aan hem zijn toevertrouwd.
  De duur van het pleegzorgverlof mag zes dagen per jaar niet overschrijden.
  § 2. De soorten verplichtingen, opdrachten en situaties waarvoor het verlof met het oog op het verstrekken van pleegzorgen geldt, hebben betrekking op de volgende gebeurtenissen die specifiek verband houden met de pleegzorgsituatie en waarbij de tussenkomst van de ambtenaar vereist is, en dit voor zover dit niet kan plaatsvinden buiten de normale uren:
  1° alle soorten zittingen bij de gerechtelijke en administratieve autoriteiten die bevoegd zijn voor het pleeggezin;
  2° de contacten van de pleegouder of het pleeggezin met de ouders of met derden die belangrijk zijn voor het pleegkind of de pleeggast;
  3° de contacten met de dienst voor pleegzorg.
  In andere dan de in het eerste lid vermelde situaties geldt het recht op verlof slechts voor zover de bevoegde plaatsingsdienst een attest aflevert dat verduidelijkt waarom een dergelijk verlof noodzakelijk is.
  § 3. De ambtenaar die gebruik maakt van het verlof met het oog op het verstrekken van pleegzorgen, verwittigt de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde hiervan ten minste twee weken op voorhand.
  Indien dit niet mogelijk is, verwittigt hij de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde zo spoedig mogelijk.
  Om het verlof te kunnen genieten, bewijst de ambtenaar dat hij pleegouder is.
  Op verzoek van de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde levert de ambtenaar het bewijs van de gebeurtenissen die zijn afwezigheid op het werk rechtvaardigen aan de hand van de gepaste documenten of bij gebreke hieraan, door ieder ander bewijsmiddel.

Art.99. § 1. Onverminderd artikel 98, heeft de ambtenaar in dienstactiviteit die is aangesteld als pleegouder en die naar aanleiding van een plaatsing in het kader van een langdurige pleegzorg een minderjarig kind in zijn gezin onthaalt, met het oog op de zorg voor dit kind, eenmalig recht op pleegouderverlof gedurende een ononderbroken periode van maximum zes weken.
  Indien de ambtenaar ervoor kiest om het toegestane maximumaantal weken pleegouderverlof niet op te nemen, bedraagt het verlof ten minste een week of een veelvoud van een week.
  Het pleegouderverlof van zes weken per ouder wordt als volgt opgetrokken voor de pleegouder of voor beide pleegouders samen:
  1° met drie weken vanaf 1 januari 2023;
  2° met vier weken vanaf 1 januari 2025;
  4° met vijf weken vanaf 1 januari 2027.
  Het derde lid is enkel van toepassing op de aanvraag ingediend overeenkomstig paragraaf 2 vanaf de inwerkingtreding van de betrokken optrekking en voor zover het pleegouderverlof ten vroegste aanvangt vanaf diezelfde datum van inwerkingtreding.
  Indien het pleeggezin bestaat uit twee personen, die beiden zijn aangesteld als pleegouder van het kind, worden de bijkomende weken bedoeld in het derde lid onderling tussen hen verdeeld.
  § 2. Om het recht op pleegouderverlof te kunnen uitoefenen, neemt dit verlof een aanvang binnen de twaalf maanden volgend op de inschrijving van het kind als deel uitmakend van het gezin van de ambtenaar in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar hij zijn verblijfplaats heeft of, wanneer de ambtenaar op post aangesteld is, in het consulair bevolkingsregister van de post.
  De ambtenaar die het pleegouderverlof wenst te genieten, deelt aan de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde de datum mee waarop het verlof aanvangt en de duur ervan.
  De mededeling gebeurt schriftelijk minstens één maand vóór de aanvang van het verlof, tenzij de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.
  De ambtenaar legt, ten laatste bij de aanvang van het pleegouderverlof, de volgende documenten voor:
  1° de documenten ter staving van de gebeurtenis die het recht op pleegouderverlof doet ontstaan;
  2° een verklaring op eer die, al naargelang het geval, de verdeling van de bijkomende weken pleegouderverlof tussen de twee pleegouders of de toewijzing van deze weken aan de enige pleegouder die van dit verlof gebruik maakt, vastlegt.
  De verklaring op eer bedoeld in het vierde lid, 2° is enkel nodig als het pleeggezin bestaat uit twee pleegouders.
  § 3. De maximumduur van het pleegouderverlof wordt verdubbeld, wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke en geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66% of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten worden toegekend in pijler 1 van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag of dat ten minste negen punten worden toegekend in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag.
  De maximumduur van het pleegouderverlof wordt met twee weken per pleegouder verlengd ingeval van gelijktijdig onthaal van meerdere minderjarige kinderen naar aanleiding van een plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg.
  De maximumduur van het pleegouderverlof wordt verminderd met het aantal weken opvangverlof in toepassing van artikel 97 dat de ambtenaar reeds heeft gekregen voor hetzelfde kind.

Art.100. Het opvangverlof wordt verminderd met het aantal dagen pleegzorgverlof dat reeds opgenomen werd in hetzelfde jaar voor hetzelfde kind in toepassing van artikel 98.
  Het pleegzorgverlof in toepassing van artikel 98 wordt verminderd met het aantal dagen opvangverlof dat reeds opgenomen werd in hetzelfde jaar.

Onderafdeling 9. - Verlof om dwingende redenen van familiaal belang
Art.101. De ambtenaar in dienstactiviteit heeft recht op een verlof om dwingende redenen van familiaal belang voor een periode van maximaal twintig dagen per jaar.
  Dit verlof wordt genomen per dag of per halve dag.
  De dwingende redenen van familiaal belang worden erkend door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.
  Als dwingende redenen van familiaal belang worden van ambtswege erkend:
  1° de ziekenhuisopname van een persoon die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont of van een bloed- of aanverwant in de eerste graad die niet met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont;
  2° de opvang, tijdens de periodes van schoolvakantie, van het kind van de ambtenaar of van de partner van de ambtenaar dat de leeftijd van vijftien jaar niet heeft bereikt;
  3° de opvang, tijdens de periodes van schoolvakantie, van het kind van de ambtenaar of van de partner van de ambtenaar dat de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt, wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke en geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66% of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regelgeving betreffende de kinderbijslag;
  4° de opvang, tijdens de periodes van schoolvakantie, van het kind van de ambtenaar of van de partner van de ambtenaar dat onder het statuut van verlengde minderjarigheid wordt geplaatst.

Art.102. Om het verlof in toepassing van artikel 101 te genieten, kan de ambtenaar er door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde toe gehouden worden het bewijs te leveren van het bestaan van een dwingende reden van familiaal belang.

Art.103. De maximumduur van het verlof om dwingende redenen van familiaal belang wordt pro rata verminderd overeenkomstig artikel 76, § 2.

Onderafdeling 10. - Verlof wegens ziekte
Art.104. De ambtenaar die wegens ziekte verhinderd is zijn ambt normaal uit te oefenen, krijgt verlof wegens ziekte tot maximum eenentwintig dagen per twaalf maanden dienstanciënniteit.
  Voor de ambtenaar die oorlogsinvalide is, wordt het aantal dagen bepaald in het eerste lid op tweeëndertig gebracht.

Art.105. De medewerker die ziek wordt in de loop van de dag en van het posthoofd of de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan de toelating krijgt het werk te verlaten om zich naar huis te begeven of medische zorgen te ontvangen, bekomt een dienstvrijstelling.
  Het posthoofd dat of de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan die ziek wordt in de loop van de dag en van de hiërarchische meerdere of zijn afgevaardigde de toelating krijgt het werk te verlaten om zich naar huis te begeven of medische zorgen te ontvangen, bekomt een dienstvrijstelling.

Art.106. § 1. De eenentwintig en tweeëndertig dagen waarvan sprake in artikel 104 worden verminderd pro rata van de tijdens de beschouwde periode van twaalf maanden niet verrichte prestaties, wanneer de ambtenaar in de loop van die periode:
  1° afwezig is geweest wegens ziekte, het verlof bedoeld in de artikelen 108 en 109 uitgezonderd;
  2° in non-activiteit werd geplaatst.
  § 2. Indien het aldus berekende aantal dagen ziekteverlof geen geheel getal vormt, wordt het afgerond naar de onmiddellijk hogere eenheid.
  § 3. Enkel de dagen begrepen in de periode van afwezigheid wegens ziekte worden aangerekend.

Art.107. Het verlof wegens ziekte wordt tijdelijk onderbroken tijdens het verlof om dwingende redenen van familiaal belang. De dagen verlof om dwingende redenen die samenvallen met een ziekteverlof, worden niet als ziekteverlofdagen beschouwd.

Art.108. § 1. Onder voorbehoud van artikel 110 en in afwijking van artikel 104, wordt het verlof wegens ziekte zonder tijdsbeperking toegestaan, naar aanleiding van:
  1° een arbeidsongeval;
  2° een ongeval op de weg van en naar het werk;
  3° een beroepsziekte.
  Bovendien en behalve voor de toepassing van artikel 110 komen de verlofdagen toegestaan naar aanleiding van een arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte, zelfs na de datum van consolidering, niet in aanmerking voor het bepalen van het aantal verlofdagen dat de ambtenaar nog kan krijgen bij toepassing van artikel 104.
  § 2. Indien de aanstelling in een andere functie op dezelfde post, op een andere post, op Belgoeurop of op Belotan of op het hoofdbestuur niet mogelijk is, wordt de ambtenaar die bedreigd is door een beroepsziekte en die, omwille hiervan en volgens de nadere regels door Ons bepaald, tijdelijk ophoudt zijn functie uit te oefenen, ambtshalve in verlof gesteld voor de nodige duur. Het verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art.109. De verlofdagen wegens ziekte ingevolge een ongeval veroorzaakt door de fout van een derde dat geen ongeval is als bedoeld in artikel 108, worden niet in aanmerking genomen om het aantal verlofdagen te bepalen dat de ambtenaar nog krachtens artikel 104 kan krijgen ten belope van het percentage aansprakelijkheid dat aan de derde is toegewezen en dat als grondslag dient voor de wettelijke indeplaatsstelling van de Staat.
  De verlofdagen wegens ziekte ingevolge een arbeidsongeval dat of een beroepsziekte die de ambtenaar overkomen is bij een vorige werkgever, worden niet in aanmerking genomen om het aantal verlofdagen te bepalen dat de ambtenaar nog krachtens artikel 104 kan krijgen, voor zover dat de ambtenaar vergoedingen blijft genieten voor de ganse periode van tijdelijke arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 22 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, in artikel 34 van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970 of in iedere equivalente norm.

Art.110. Onverminderd artikel 116 en in afwijking van artikel 130, eerste lid, 5°, kan de ambtenaar niet definitief ongeschikt worden verklaard wegens ziekte alvorens hij de gezamenlijke verloven heeft uitgeput waarop artikel 104 hem recht geeft.

Art.111. Elke ambtenaar krijgt jaarlijks het overzicht van het saldo van de verloven waarop artikel 104 hem recht geeft.
  Indien de ambtenaar niet akkoord gaat met dit saldo, kan hij bij de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde binnen de vijftig werkdagen een gemotiveerd bezwaar indienen.
  Deze laatste neemt een beslissing binnen de vijftig werkdagen.
  Wanneer deze termijn verstreken is zonder dat er een beslissing is genomen, is het bezwaar aanvaard.

Art.112. De voorzitter of zijn afgevaardigde brengt de betrokken ambtenaar op de hoogte van de beslissing tot aanvraag van een onderzoek in het kader van de vroegtijdige oppensioenstelling wegens gezondheidsredenen bij het Bestuur van de medische expertise.

Art.113. Indien het Bestuur van de medische expertise de voorzitter of zijn afgevaardigde meedeelt dat een ambtenaar een onderzoek in het kader van de vroegtijdige oppensioenstelling wegens gezondheidsredenen heeft belemmerd of geweigerd, dan nodigt de voorzitter of zijn afgevaardigde de ambtenaar uit om de redenen hiervan mee te delen binnen de veertien dagen.
  Indien de ambtenaar geen gevolg geeft aan deze vraag om toelichting te geven of geen geldige reden kan aantonen, wordt hij in non-activiteit gezet vanaf de dag waarop hij het onderzoek heeft belemmerd of geweigerd tot de dag van hervatting van het werk.

Onderafdeling 11. - Disponibiliteit wegens ziekte
Art.114. De disponibiliteit van de ambtenaar wegens ziekte wordt uitgesproken door de voorzitter of zijn afgevaardigde.

Art.115. § 1. Onverminderd artikel 108 bevindt de ambtenaar die afwezig is wegens ziekte na het maximum aantal verlofdagen hem toegekend bij artikel 104, zich van rechtswege in disponibiliteit wegens ziekte.
  § 3. Het artikel 109 is van toepassing op de ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte.

Onderafdeling 12. - Gemeenschappelijke bepalingen bij het verlof wegens ziekte en de disponibiliteit wegens ziekte
Art.116. § 1. De medewerker die wegens ziekte of ongeval verhinderd is zijn ambt normaal uit te oefenen, brengt hiervan onmiddellijk het posthoofd of de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan op de hoogte.
  Het posthoofd dat of de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan die wegens ziekte of ongeval verhinderd is zijn ambt normaal uit te oefenen, brengt hiervan onmiddellijk zijn hiërarchische meerdere of zijn afgevaardigde op de hoogte.
  § 2. Voor een afwezigheid wegens ziekte of ongeval die langer duurt dan één dag, dient de ambtenaar aangesteld op post zo snel mogelijk een geneeskundig getuigschrift in bij de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.
  Het geneeskundig getuigschrift maakt melding van de waarschijnlijke duur van de ziekte, de verblijfplaats van de ambtenaar en of hij zich al dan niet mag verplaatsen.
  In afwijking van de bepalingen van het eerste lid, dient de ambtenaar onmiddellijk een geneeskundig getuigschrift in bij de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde wanneer de afwezigheid die het gevolg is van ziekte of ongeval maar één dag bedraagt en wanneer de ambtenaar tijdens het lopende jaar reeds driemaal afwezig is geweest als gevolg van ziekte of ongeval met een duur van één dag zonder een geneeskundig getuigschrift.
  § 3. Voor een afwezigheid wegens ziekte of ongeval die langer duurt dan één dag, dient de ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan zo snel mogelijk een geneeskundig getuigschrift in bij het Bestuur van de medische expertise.
  Het geneeskundig getuigschrift maakt melding van de ziekte, de waarschijnlijke duur ervan, de verblijfplaats van de ambtenaar en of de ambtenaar zich met het oog op de controle al dan niet mag verplaatsen.
  In afwijking van de bepalingen van het eerste lid, dient de ambtenaar onmiddellijk een geneeskundig getuigschrift in bij het Bestuur van de medische expertise wanneer de afwezigheid die het gevolg is van ziekte of ongeval maar één dag bedraagt en wanneer de ambtenaar tijdens het lopende kalenderjaar reeds drie maal afwezig is geweest als gevolg van ziekte of ongeval met een duur van één dag zonder een geneeskundig getuigschrift.

Art.117. Wanneer de ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan afwezig is wegens ziekte of een ongeval, wordt hij ten laatste aan het einde van een ononderbroken afwezigheidsperiode van vier maanden aangesteld op het hoofdbestuur.

Onderafdeling 13. - Controle op de afwezigheden op Belgoeurop of op Belotan in geval van ziekte, ongeval, arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte
Art.118. § 1. De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan die ten gevolge van ziekte of ongeval afwezig is, staat onder het geneeskundig toezicht van het in het Bestuur van de medische expertise, overeenkomstig de artikelen 119 tot en met 122.
  § 2. De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan die ten gevolge van arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte afwezig is, staat onder het geneeskundig toezicht van het in het Bestuur van de medische expertise, overeenkomstig de artikelen 119, § 1 en § 2, eerste tot en met derde lid, en 121.

Art.119. § 1. De ambtenaar ontvangt de controlearts, of gaat in op de oproep om zich aan te melden bij de controlearts.
  De ambtenaar kan het medisch onderzoek niet weigeren.
  De controle van de ambtenaar kan gebeuren op vraag van de FOD of op initiatief van het Bestuur van de medische expertise.
  De controle van de ambtenaar kan gebeuren vanaf de eerste dag van de afwezigheid en tijdens de volledige periode van de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval.
  Het medisch onderzoek vindt plaats in de woon- of verblijfplaats van de ambtenaar.
  Wanneer de arts die het geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd, oordeelt dat de gezondheidstoestand van de ambtenaar hem toelaat zich te verplaatsen, dan kan deze laatste ook worden opgeroepen door het Bestuur van de medische expertise om zich voor een onderzoek aan te melden bij de controlearts.
  Wanneer de controlearts de ambtenaar niet aantreft op de aangegeven woon- of verblijfplaats, dan laat hij een bericht achter.
  Behoudens wanneer de arts die het geneeskundig getuigschrift aan de ambtenaar heeft afgeleverd, oordeelt dat zijn gezondheidstoestand hem niet toelaat zich naar een andere plaats te begeven, meldt de ambtenaar zich op het vermelde uur aan bij de controlearts.
  Wanneer de ambtenaar zich niet naar een andere plaats mag begeven, maar afwezig was wegens redenen van overmacht op het ogenblik van de controle, brengt hij de controlearts onmiddellijk hiervan op de hoogte, zodat een nieuwe controle kan plaatshebben.
  De ambtenaar die het medisch onderzoek weigert of het de controlearts onmogelijk maakt om het medisch onderzoek uit te voeren, wordt van rechtswege in non-activiteit geplaatst.
  § 2. De controlearts gaat na of de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval gerechtvaardigd is en kan daarbij hoogstens constateren dat:
  1° de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval medisch gerechtvaardigd is;
  2° de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval medisch gerechtvaardigd is voor een kortere periode dan vermeld werd in het geneeskundig getuigschrift;
  3° de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval medisch ongerechtvaardigd is.
  De controlearts oefent zijn opdracht uit overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde.
  De controlearts overhandigt onmiddellijk, eventueel na raadpleging van diegene die het in artikel 116, § 3 bedoelde geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd, zijn bevindingen schriftelijk aan de ambtenaar. Indien de ambtenaar op dat ogenblik kenbaar maakt dat hij niet akkoord gaat met de bevindingen van de controlearts, wordt dit door deze laatste vermeld op voornoemd geschrift.
  In het geval bedoeld in het eerste lid, 2° en 3° gaat de werkhervatting in respectievelijk op de door de controlearts vastgestelde datum of, onverminderd artikel 120, op de eerste dag volgend op het onderzoek.
  Wanneer de ambtenaar één dag afwezig is ten gevolge van ziekte of ongeval en geen arts heeft geraadpleegd, en de controlearts oordeelt na medisch onderzoek dat de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval niet gerechtvaardigd is, dan bevindt de ambtenaar zich van rechtswege in non-activiteit.
  Niettemin kan de ambtenaar opteren voor het gebruik van één dag jaarlijks vakantieverlof met akkoord van de voorzitter of van zijn afgevaardigde voor een afwezigheid van één dag waarvoor de ambtenaar geen arts geraadpleegd heeft wanneer de controlearts geoordeeld heeft dat de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval ongerechtvaardigd is.

Art.120. Binnen de twee werkdagen die volgen op de overhandiging van de bevindingen door de controlearts, kan de meest belanghebbende partij in onderling akkoord een arts-scheidsrechter aanwijzen met het oog op het beslechten van het medische geschil.
  Indien geen akkoord kan worden bereikt binnen de twee werkdagen kan de meest belanghebbende partij met het oog op het beslechten van het medisch geschil een arts-scheidsrechter aanwijzen die voldoet aan de bepalingen van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde en voorkomt op de lijst die in uitvoering van voornoemde wet werd vastgesteld.
  Het Bestuur van de medische expertise kan de controlearts en de ambtenaar kan diegene die hem het geneeskundig getuigschrift overhandigd heeft, uitdrukkelijk machtiging geven om de arts-scheidsrechter aan te wijzen.
  De arts-scheidsrechter voert het medisch onderzoek uit en beslist over het medisch geschil binnen de drie werkdagen die volgen op zijn aanwijzing.
  Alle andere vaststellingen blijven onder het beroepsgeheim.
  Indien de arts-scheidsrechter een negatieve beslissing neemt, wordt, de periode tussen de datum van werkhervatting bepaald door de controlearts en de datum van de beslissing van de arts-scheidsrechter, omgezet in non-activiteit
  De kosten van deze procedure, alsmede de eventuele verplaatsingskosten van de ambtenaar, vallen ten laste van de verliezende partij.
  De arts-scheidsrechter brengt diegene die het geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd en de controlearts op de hoogte van zijn beslissing.
  Het Bestuur van de medische expertise en de ambtenaar worden schriftelijk bij een ter post aangetekende brief verwittigd.

Art.121. Wanneer de ambtenaar tijdens een afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval in het buitenland wil verblijven, krijgt hij hiervoor voorafgaand de toestemming van het Bestuur van de medische expertise.
  De ambtenaar legt een gemotiveerde aanbeveling van zijn behandelend arts voor waaruit blijkt dat het verblijf in het buitenland de genezing en/of de behandeling niet in gevaar brengt. De arts vermeldt eveneens de begin- en einddatum van de aangevraagde verblijfperiode in het buitenland.

Art.122. Tijdens een afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval heeft de ambtenaar de mogelijkheid, met het oog op zijn werkhervatting, om deel te nemen aan opleidingsactiviteiten en aan activiteiten in het kader van terug-naar-werkbegeleiding.

Onderafdeling 14. - Dienstvrijstelling voor opleidingsactiviteiten
Art.123. Een dienstvrijstelling kan door de voorzitter of zijn afgevaardigde aan de ambtenaar worden toegekend, na goedkeuring van het posthoofd of de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan, om opleidingsactiviteiten bij te wonen in verband met zijn functie binnen en buiten de federale overheid.
  De dienstvrijstelling kan maximum 120 uren per jaar bedragen en kan geheel of gedeeltelijk geweigerd worden om dienstredenen of wanneer de opleiding niet overeenstemt met de uitgeoefende functie.

Onderafdeling 15. - Dienstvrijstelling voor reisdagen
Art.124. § 1. In het geval van een periodieke terugkeerreis overeenkomstig artikel 269 geniet de ambtenaar van een dienstvrijstelling voor zijn reisdagen.
  De dienstvrijstelling wordt bepaald op basis van de categorie van verwijdering van de post:
  1° een halve dag voor een enkel traject van of naar een post behorend tot de categorie van verwijdering 1 of 2;
  2° één dag voor een enkel traject van of naar een post behorend tot de categorie van verwijdering 3 of 4;
  3° anderhalve dag voor een enkel traject van of naar een post behorend tot de categorie van verwijdering 5.
  Het Directiecomité bepaalt de categorie van verwijdering van de posten en de nadere regels voor de berekening ervan.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1, geniet de ambtenaar, wanneer hij reist op een sluitingsdag van de post, van een compensatieverlof binnen de grenzen bedoeld in paragraaf 1, tweede lid.
  Het compensatieverlof wordt genomen binnen de twaalf maanden volgend op de reisdag.
  Indien het compensatieverlof niet wordt genomen overeenkomstig het tweede lid, verliest de ambtenaar het voordeel ervan.

Onderafdeling 16. - Dienstvrijstelling met het oog op het voorbereiden van de aanstelling op post
Art.125. De ambtenaar geniet, tussen het einde van zijn aanstelling op post, op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan en zijn aanstelling op een andere post, van een dienstvrijstelling van vijf werkdagen om zijn aanstelling op de nieuwe post voor te bereiden.

Onderafdeling 17. - Dienstvrijstelling voor het nemen van professionele contacten in België en gezondheidsonderzoeken
Art.126. De ambtenaar aangesteld op post geniet, per jaar, van maximum vijf werkdagen dienstvrijstelling teneinde hem toe te laten, tijdens een verblijf in België, professionele contacten te nemen met voor zijn functie relevante gesprekpartners en zich te onderwerpen aan de gezondheidsbeoordelingen voorzien door de Codex Welzijn op het werk.
  De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of Belotan geniet van een dienstvrijstelling om hem toe te laten zich te onderwerpen aan de gezondheidsbeoordelingen voorzien door de Codex Welzijn op het werk.

Onderafdeling 18. - Terugroeping in dienst
Art.127. De ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan kan in dienst teruggeroepen worden naar het hoofdbestuur.

Onderafdeling 19. Feestdagen op post, op Belgoeurop en op Belotan
Art.128. § 1. De ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan geniet van veertien jaarlijkse feestdagen.
  § 2. Deze feestdagen worden jaarlijks bepaald door het posthoofd en de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop en van Belotan, die tijdens de maand januari aan de directeur-generaal P&O of aan zijn afgevaardigde de lijst met de veertien feestdagen van toepassing voor het lopende jaar meedelen.

TITEL 9. - Overgang naar de carrière van de Rijksambtenaren
Art.129. Op gemotiveerd verzoek gericht aan de voorzitter of zijn afgevaardigde gaat de ambtenaar over naar de carrière van de Rijksambtenaren.
  Na deze overgang naar de carrière van de Rijksambtenaren is de ambtenaar definitief onderworpen aan het statuut van het Rijkspersoneel met behoud van zijn administratieve en geldelijke anciënniteit, zijn klasse of zijn niveau en zijn weddeschaal.

TITEL 10. - Definitieve ambtsneerlegging
Art.130. Verliest ambtshalve en zonder opzeg de hoedanigheid van ambtenaar, de ambtenaar:
  1° van wie de benoeming als onregelmatig werd vastgesteld binnen de termijn van het beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State;
  2° die niet meer aan de Belgische nationaliteitsvereiste voldoet;
  3° die niet meer zijn burgerlijke of politieke rechten geniet;
  4° die niet langer aan de wetten over de dienstplicht voldoet;
  5° van wie de definitieve medische ongeschiktheid behoorlijk werd vastgesteld door het Bestuur van de medische expertise;
  6° die, zonder geldige reden, zijn functie verlaat en meer dan tien werkdagen afwezig blijft en die behoorlijk en voorafgaandelijk verwittigd werd en om opheldering verzocht is;
  7° die zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en de strafwetten de ambtsneerlegging tot gevolg heeft;
  8° die om tuchtredenen wordt ontslagen van ambtswege of wordt afgezet.
  De termijn bedoeld in het eerste lid, 1° geldt niet in geval van arglist of bedrog van de ambtenaar.
  De bepaling bedoeld in het eerste lid, 6° is niet van toepassing op de ambtenaar die aan een georganiseerde werkonderbreking deelneemt.

Art.131. Tot ambtsneerlegging geven aanleiding:
  1° het vrijwillig ontslag;
  2° de oppensioenstelling;
  3° een tweede voltijdse benoeming in vast dienstverband in een andere overheidsdienst, eens die benoeming niet meer vatbaar is voor vernietiging door de Raad van State;
  4° de definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid volgens de procedure bepaald door de artikelen 34 en 36 van het koninklijk besluit van 14 januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt.
  De ambtenaar die vrijwillig ontslag neemt, mag zijn dienst slechts verlaten na zijn ontslag te hebben betekend bij een aangetekende brief aan de voorzitter of zijn afgevaardigde. Deze betekening gebeurt ten minste dertig dagen voorafgaand aan het ontslag, dat ingaat op de datum van verzending van de aangetekende brief. Deze termijn kan in onderlinge overeenstemming ingekort worden.

Art.132. De ambtenaar die minstens vijftien jaar dienstactiviteit telt, kan door het besluit waarbij hij uit zijn functie wordt ontslagen, gemachtigd worden, naar zijn keuze, de eretitel te voeren van zijn klasse en, desgevallend, van zijn weddeschaal of van de laatste functie die hij heeft uitgeoefend op post, op Belgoeurop of op Belotan.
  Deze machtiging kan bij koninklijk besluit ingetrokken worden, op een met redenen omkleed voorstel van de minister.

TITEL 11. - Ordemaatregelen
HOOFDSTUK 1. - Gemeenschappelijke bepaling
Art.133. Deze titel is van toepassing op de stagiair.

HOOFDSTUK 2. - Preventieve schorsing
Art.134. § 1. Wanneer het belang van de dienst het vereist, kan de ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop, op Belotan of op post preventief worden geschorst bij wijze van ordemaatregel.
  § 2. Deze preventieve schorsing kan voor de ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan worden vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur.

Art.135. Wanneer de ambtenaar op het hoofdbestuur is aangesteld, wordt de preventieve schorsing, op gemotiveerd voorstel van de voorzitter of zijn afgevaardigde, opgelegd door de overheid die de ambtenaar heeft aangesteld op het hoofdbestuur.
  Wanneer de ambtenaar op post, op Belgoeurop of op Belotan is aangesteld, wordt de preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, op gemotiveerd voorstel van de voorzitter of zijn afgevaardigde, opgelegd door de overheid die de ambtenaar heeft aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan.

Art.136. De overheid bevoegd voor het uitspreken van de preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, kan de wedde verminderen en kan aan de ambtenaar het recht ontzeggen aanspraak te maken op bevordering tot de hogere klasse en bevordering in weddeschaal in de volgende gevallen:
  1° wanneer de ambtenaar het voorwerp is van een strafrechtelijke procedure;
  2° wanneer de ambtenaar het voorwerp is van een tuchtprocedure.
  De inhouding van wedde mag niet hoger zijn dan deze voorzien in artikel 23, vierde lid van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.
  De inhouding van wedde mag evenmin tot gevolg hebben dat het loon wordt verminderd tot een bedrag dat lager is dan de werkloosheidsuitkering waarop de ambtenaar recht zou hebben indien hij onder de sociale zekerheid voor werknemers viel.

Art.137. § 1. De preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, kan pas worden voorgesteld nadat de ambtenaar de mogelijkheid heeft gekregen om door de voorzitter of zijn afgevaardigde te worden gehoord in zijn middelen van verdediging over de feiten die een eventuele preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, verantwoorden.
  § 2. In geval van hoogdringendheid kan de voorzitter de ambtenaar onmiddellijk preventief schorsen en, desgevallend, terugroepen naar het hoofdbestuur, vooraleer hem te horen.
  De kennisgeving van de preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, bevat de oproep voor het verhoor, waarvan de inhoud overeenstemt met het artikel 138, tweede lid, 1° en 3° tot en met 5°.

Art.138. De ambtenaar wordt opgeroepen voor het verhoor met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont, binnen een termijn van minimum vijftien dagen na het versturen van de oproep.
  De oproep vermeldt:
  1° de feiten die een eventuele preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, van de ambtenaar verantwoorden;
  2° het voornemen van de voorzitter of zijn afgevaardigde om aan de bevoegde overheid voor te stellen een preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, van de ambtenaar uit te spreken alsook, in voorkomend geval, de maatregelen bedoeld in artikel 136;
  3° de plaats, de dag en het uur van het verhoor;
  4° het recht van de ambtenaar om zich te laten bijstaan door een persoon naar keuze;
  5° het recht van de ambtenaar om een schriftelijk verweer neer te leggen alsook de stukken die hij wenst toe te voegen aan het dossier tot uiterlijk drie dagen voor het verhoor.
  Het dossier dat alle stukken bevat die betrekking hebben op de feiten die een mogelijke preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, verantwoorden, wordt als bijlage gevoegd bij deze oproep.

Art.139. De ambtenaar verschijnt persoonlijk of via videoconferentie. Hij mag worden bijgestaan door een persoon naar keuze.
  De directeur-generaal P&O bepaalt de nadere regels van het verhoor via videoconferentie.
  Indien de ambtenaar, hoewel regelmatig opgeroepen, zonder geldig excuus, niet verschijnt, doet de voorzitter of zijn afgevaardigde uitspraak op grond van de stukken van het dossier.
  Hetzelfde geldt zodra de ambtenaar, hoewel een tweede keer regelmatig opgeroepen, niet verschijnt.

Art.140. Binnen de zeven dagen na het verhoor van de ambtenaar worden de notulen van dit verhoor opgemaakt.
  Een afschrift van die notulen wordt onverwijld aan de ambtenaar overgemaakt met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  De ambtenaar wordt uitgenodigd om zijn opmerkingen kenbaar te maken met een aangetekend schrijven, langs elektronische weg of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post binnen een termijn van vijftien dagen na het versturen van de notulen.
  De opmerkingen overgemaakt langs elektronische weg zijn enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat de ambtenaar beschikt over een ontvangstbevestiging van de opmerkingen.
  De opmerkingen overgemaakt via de diplomatieke tas zijn enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  De afwezigheid van opmerkingen binnen de termijn bedoeld in het derde lid impliceert de aanvaarding van de notulen van het verhoor.

Art.141. § 1. Binnen een termijn van acht weken vanaf de oproep voor het verhoor, beslist de bevoegde overheid over de preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, alsook over de maatregelen bedoeld in artikel 136.
  § 2. De beslissing tot preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, wordt onverwijld ter kennis gebracht van de ambtenaar met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

Art.142. De preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, heeft uitwerking op de dag van de kennisgeving.

Art.143. Binnen een termijn van tien dagen vanaf de dag die volgt op de kennisgeving kan de ambtenaar een beroep instellen tegen de preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, bij de bevoegde raad van beroep bedoeld in artikel 82, eerste lid, 2° van het statuut van het Rijkspersoneel.
  Indien het advies van de raad van beroep ongunstig is voor de ambtenaar, blijft de preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, gehandhaafd.
  Indien het advies van de raad van beroep gunstig is voor de ambtenaar, beslist de bevoegde overheid definitief over het behoud of de opheffing van de preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur.

Art.144. Behoudens strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke vervolging mag de preventieve schorsing ten hoogste zes maanden bedragen.
  Bij strafrechtelijk onderzoek en/of strafrechtelijke vervolging mag de preventieve schorsing maximum gelden voor de duur van het onderzoek en/of de strafrechtelijke vervolging.
  In afwijking van het eerste lid, beslist de bevoegde overheid, indien zij in kennis wordt gesteld van de in kracht van gewijsde gegane strafrechtelijke uitspraak, de minnelijke schikking of de seponering, over het behoud van de preventieve schorsing indien een tuchtprocedure wordt opgestart.

Art.145. Indien de tuchtoverheid, in aansluiting op een preventieve schorsing met inhouding van wedde, geen tuchtstraf oplegt of een andere tuchtstraf oplegt dan de inhouding van wedde, de tuchtschorsing, het ambtshalve ontslag of de afzetting, wordt de preventieve schorsing ingetrokken en wordt de ingehouden wedde uitbetaald.
  Indien de tuchtoverheid, in aansluiting op een preventieve schorsing met inhouding van wedde, de tuchtstraf inhouding van wedde, tuchtschorsing, ontslag van ambtswege of afzetting oplegt, heeft de tuchtstraf uitwerking met ingang van de dag van de kennisgeving van de preventieve schorsing. In dit geval wordt het bedrag van de tijdens de preventieve schorsing ingehouden wedde, in mindering gebracht van het bedrag van het weddenverlies verbonden aan de tuchtstraf.
  Indien het bedrag van de ingehouden wedde groter is dan het bedrag van het weddenverlies verbonden aan de tuchtstraf, wordt het verschil aan de ambtenaar uitbetaald.

HOOFDSTUK 3. - Terugroeping naar het hoofdbestuur
Art.146. Wanneer het belang van de dienst het vereist, kan de ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan naar het hoofdbestuur worden teruggeroepen bij wijze van ordemaatregel.
  Deze terugroeping naar het hoofdbestuur kan worden vergezeld van een preventieve schorsing.
  De bevoegde overheden, de procedure en de nadere regels voor de terugroeping naar het hoofdbestuur zijn dezelfde als voor de preventieve schorsing.

TITEL 12. - Tuchtregeling
HOOFDSTUK 1. - Gemeenschappelijke bepaling
Art.147. Deze titel is van toepassing op de stagiair.

HOOFDSTUK 2. - Tuchtfeiten
Art.148. Elke handeling of gedraging die een tekortkoming aan de beroepsplichten uitmaakt en in het bijzonder aan één van de plichten bedoeld in de artikelen 7, 8, 9, § 1, 10 en 12 van het statuut van het Rijkspersoneel of die de waardigheid van het ambt in het gedrang brengt, is een tuchtfeit en kan aanleiding geven tot één van de tuchtstraffen bedoeld in artikel 149, onverminderd de toepassing van de strafwetten.

HOOFDSTUK 3. - Tuchtstraffen
Art.149. Uitsluitend de volgende tuchtstraffen kunnen worden uitgesproken:
  1° de terechtwijzing;
  2° de blaam;
  3° de inhouding van wedde;
  4° de verplaatsing bij tuchtmaatregel;
  5° de tuchtschorsing;
  6° de lagere inschaling;
  7° de terugzetting in klasse;
  8° het ontslag van ambtswege;
  9° de afzetting.

Art.150. De inhouding van wedde wordt toegepast gedurende ten minste één maand en ten hoogste zesendertig maanden en mag niet hoger liggen dan die welke bepaald is in artikel 23, vierde lid van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon van de werknemers.

Art.151. De bij tuchtmaatregel verplaatste ambtenaar kan op zijn aanvraag geen nieuwe aanstelling noch een overplaatsing bekomen gedurende de termijn die bepaald is voor de uitwissing van zijn tuchtstraf.

Art.152. De tuchtschorsing wordt uitgesproken voor een periode van ten minste één maand en ten hoogste drie maanden.
  De tuchtschorsing plaatst de ambtenaar ambtshalve in de administratieve stand non-activiteit.
  Gedurende de periode van de tuchtschorsing heeft de ambtenaar recht op zijn wedde en kan er hem geen hogere inhouding van wedde worden opgelegd dan die welke bepaald is in artikel 23, vierde lid van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon van de werknemers.
  Gedurende de periode van de tuchtschorsing kan de ambtenaar zijn aanspraken op bevordering en op bevordering in zijn weddeschaal niet doen gelden.

Art.153. De lagere inschaling wordt opgelegd door de toekenning van een lagere weddeschaal in dezelfde klasse.

Art.154. De terugzetting in klasse wordt opgelegd door de toekenning van een lagere klasse.
  De ambtenaar neemt in de nieuwe klasse rang in op de datum waarop deze toekenning uitwerking heeft.

HOOFDSTUK 4. - Tuchtoverheid
Art.155. De tuchtstraf wordt uitgesproken door de minister, met uitzondering van de terugzetting in klasse, het ontslag van ambtswege en de afzetting die door Ons worden opgelegd.

Art.156. De tuchtstraf wordt uitgesproken na een voorlopig voorstel van de bevoegde hiërarchische meerdere.
  De minister wijst de bevoegde hiërarchische meerdere aan.

HOOFDSTUK 5. - Tuchtprocedure en beroep
Afdeling 1. - Het formuleren van het voorlopig strafvoorstel
Art.157. De hiërarchische meerdere voert het tuchtonderzoek.
  Wanneer het tuchtonderzoek is afgerond, stelt de hiërarchische meerdere een tuchtverslag op dat de ten laste gelegde feiten vermeldt.
  Hij stelt een tuchtdossier samen dat alle stukken bevat die betrekking hebben op de ten laste gelegde feiten.

Art.158. Een voorlopig voorstel van tuchtstraf kan pas worden geformuleerd nadat de ambtenaar de mogelijkheid heeft gekregen om door de hiërarchische meerdere te worden gehoord in zijn middelen van verdediging betreffende de feiten die hem ten laste worden gelegd.

Art.159. Ten minste eenentwintig dagen voor het verhoor roept de hiërarchische meerdere de ambtenaar op om door hem te worden gehoord.
  De oproep wordt verstuurd met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat de ambtenaar heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  De oproep vermeldt:
  1° de feiten die de ambtenaar ten laste worden gelegd;
  2° het feit dat een tuchtstraf wordt overwogen;
  3° de plaats, de dag en het uur van het verhoor;
  4° het recht van de ambtenaar om zich te laten bijstaan door een persoon naar keuze;
  5° het recht van de ambtenaar om de openbaarheid van het verhoor te vragen;
  6° het recht van de ambtenaar om het horen van getuigen te vragen tot uiterlijk tien dagen voor het verhoor, waarbij de naam van de getuigen en het onderwerp van de getuigenissen dienen te worden vermeld;
  7° het recht van de ambtenaar om een schriftelijk verweer neer te leggen tot uiterlijk drie dagen voor het verhoor;
  8° het recht van de ambtenaar om de stukken die hij wenst toe te voegen aan het dossier neer te leggen tot uiterlijk tien dagen voor het verhoor;
  9° desgevallend, de naam van de getuigen die worden opgeroepen door de hiërarchische meerdere en het onderwerp van hun getuigenissen.
  Het tuchtverslag en het tuchtdossier worden als bijlage gevoegd bij de oproepingsbrief.

Art.160. § 1. De ambtenaar verschijnt persoonlijk of via videoconferentie. Hij mag worden bijgestaan door een persoon naar keuze.
  De directeur-generaal P&O bepaalt de nadere regels van het verhoor via videoconferentie.
  § 2. Het verhoor van de ambtenaar en, in voorkomend geval, van de getuige, is niet openbaar, tenzij de ambtenaar er zelf om verzoekt.
  De opgeroepen getuige kan zich ertegen verzetten dat hij in het openbaar wordt gehoord.
  Het verhoor van de getuige vindt plaats in de aanwezigheid van de ambtenaar en, in voorkomend geval, van de persoon naar keuze.
  De hiërarchische meerdere kan zich bij het verhoor laten bijstaan door een secretaris die hij aanduidt.
  § 3. Indien de ambtenaar, hoewel regelmatig opgeroepen, zonder geldig excuus niet verschijnt, doet de hiërarchische meerdere uitspraak op grond van de stukken van het dossier.
  Hetzelfde geldt zodra de ambtenaar, hoewel een tweede keer regelmatig opgeroepen, niet verschijnt.
  De plaats, de dag en het uur van het uitgesteld verhoor of van het verhoor in voortzetting worden meegedeeld aan de ambtenaar met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

Art.161. § 1. Binnen de tien dagen na het verhoor van de ambtenaar worden de notulen van dit verhoor opgemaakt.
  Een afschrift van die notulen wordt onverwijld aan de ambtenaar overgemaakt met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  De ambtenaar wordt uitgenodigd om zijn opmerkingen kenbaar te maken met een aangetekend schrijven, langs elektronische weg of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post binnen een termijn van twintig dagen na het verhoor.
  De opmerkingen overgemaakt langs elektronische weg zijn enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat de ambtenaar beschikt over een ontvangstbevestiging van de opmerkingen.
  De opmerkingen overgemaakt via de diplomatieke tas zijn enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  De afwezigheid van opmerkingen binnen de termijn bedoeld in het derde lid impliceert de aanvaarding van de notulen van het verhoor.
  § 2. Binnen de tien dagen na het verhoor van de getuige worden de notulen van dit verhoor opgemaakt.
  Een afschrift van die notulen wordt onverwijld aan de getuige overgemaakt met een aangetekend schrijven, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas indien het om een ambtenaren aangesteld op post gaat, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  De getuige wordt uitgenodigd om zijn opmerkingen kenbaar te maken met een aangetekend schrijven, langs elektronische weg of via diplomatieke tas indien het om een ambtenaar aangesteld op post gaat binnen een termijn van twintig dagen na het verhoor.
  De opmerkingen overgemaakt langs elektronische weg zijn enkel tegenstelbaar mits de getuige beschikt over een ontvangstbevestiging van de opmerkingen.
  De opmerkingen overgemaakt via de diplomatieke tas zijn enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  De afwezigheid van opmerkingen binnen de termijn bedoeld in het derde lid impliceert de aanvaarding van de notulen van het verhoor.

Art.162. Binnen vijftien dagen na het verstrijken van de termijn voor het meedelen van de opmerkingen op de notulen van het verhoor van de ambtenaar, formuleert de hiërarchische meerdere een gemotiveerd voorlopig voorstel van tuchtstraf en brengt hij dit voorlopig voorstel ter kennis van het Directiecomité en van de ambtenaar met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  De kennisgeving van het dossier geldt als aanhangigmaking bij het Directiecomité.

Afdeling 2. - Het formuleren van het definitief strafvoorstel
Art.163. Een definitief voorstel van tuchtstraf kan niet worden geformuleerd dan nadat de ambtenaar de mogelijkheid heeft gekregen om door het Directiecomité te worden gehoord over zijn middelen van verdediging betreffende de feiten die hem ten laste worden gelegd.

Art.164. Ten minste eenentwintig dagen voor het verhoor roept het Directiecomité de ambtenaar op om door hem te worden gehoord.
  Deze oproep wordt verstuurd met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat de ambtenaar heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ambtenaar de ontvangst heeft bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  De oproep vermeldt:
  1° de feiten die de ambtenaar ten laste worden gelegd;
  2° de door de hiërarchische meerdere voorlopig voorgestelde tuchtstraf;
  3° de plaats, de dag en het uur van het verhoor;
  4° het recht van de ambtenaar om zich te laten bijstaan door een persoon naar keuze;
  5° het recht van de ambtenaar om de openbaarheid van het verhoor te vragen;
  6° het recht van de ambtenaar om het horen van getuigen te vragen tot uiterlijk tien dagen voor het verhoor, waarbij de naam van de getuigen en het onderwerp van de getuigenissen dienen te worden vermeld;
  7° het recht van de ambtenaar om een schriftelijk verweer neer te leggen tot uiterlijk drie dagen voor het verhoor;
  8° het recht van de ambtenaar om de stukken die hij wenst toe te voegen aan het dossier neer te leggen tot uiterlijk tien dagen voor het verhoor;
  9° desgevallend, de naam van de getuigen die worden opgeroepen door het Directiecomité en het onderwerp van hun getuigenissen.

Art.165. § 1. De ambtenaar verschijnt persoonlijk of via videoconferentie. Hij mag worden bijgestaan door een persoon naar zijn keuze.
  De directeur-generaal P&O bepaalt de nadere regels van het verhoor via videoconferentie.
  § 2. Het verhoor van de ambtenaar en, in voorkomend geval, van de getuige, is niet openbaar, tenzij de ambtenaar er zelf om verzoekt.
  De opgeroepen getuige kan zich ertegen verzetten dat hij in het openbaar wordt gehoord.
  Het verhoor van de getuige vindt plaats in de aanwezigheid van de ambtenaar en, in voorkomend geval, van de persoon naar keuze.
  § 3. Indien de ambtenaar, hoewel regelmatig opgeroepen, zonder geldig excuus niet verschijnt, doet het Directiecomité uitspraak op grond van de stukken van het dossier.
  Hetzelfde geldt zodra de ambtenaar, hoewel een tweede keer regelmatig opgeroepen, niet verschijnt.
  De plaats, de dag en het uur van het uitgesteld verhoor of van het verhoor in voortzetting worden meegedeeld aan de ambtenaar met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij hij de ontvangst heeft bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  § 4. Kan geen zitting hebben noch deelnemen aan de beraadslaging van het Directiecomité, de ambtenaar tegen wie de tuchtvordering is ingesteld of elk personeelslid dat heeft deelgenomen aan het instellen van de tuchtvordering of dat, in welke hoedanigheid dan ook, aan de tuchtprocedure heeft deelgenomen.

Art.166. § 1. Binnen de tien dagen na het verhoor van de ambtenaar worden de notulen van dit verhoor opgemaakt.
  Een afschrift van die notulen wordt onverwijld aan de ambtenaar overgemaakt met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij hij de ontvangst heeft bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  De ambtenaar wordt uitgenodigd om zijn opmerkingen kenbaar te maken met een aangetekend schrijven, langs elektronische weg of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post binnen een termijn van twintig dagen na het verhoor.
  De opmerkingen overgemaakt langs elektronische weg zijn enkel tegenstelbaar mits de ambtenaar beschikt over een ontvangstbevestiging van de opmerkingen.
  De opmerkingen overgemaakt via de diplomatieke tas zijn enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  De afwezigheid van opmerkingen binnen de termijn bedoeld in het derde lid impliceert de aanvaarding van de notulen van het verhoor.
  § 2. Binnen de tien dagen na het verhoor van de getuige worden de notulen van dit verhoor opgemaakt.
  Een afschrift van die notulen wordt onverwijld aan de getuige overgemaakt met een aangetekend schrijven, langs elektronische weg waarbij hij de ontvangst heeft bevestigd of via de diplomatieke tas indien het om een ambtenaar aangesteld op post gaat, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  De getuige wordt uitgenodigd om zijn opmerkingen kenbaar te maken met een aangetekend schrijven, langs elektronische weg of via diplomatieke tas indien het om een ambtenaar aangesteld op post gaat binnen een termijn van twintig dagen na het verhoor.
  De opmerkingen overgemaakt langs elektronische weg zijn enkel tegenstelbaar mits de getuige beschikt over een ontvangstbevestiging van de opmerkingen.
  De opmerkingen overgemaakt via de diplomatieke tas zijn enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  De afwezigheid van opmerkingen binnen de termijn bedoeld in het derde lid impliceert de aanvaarding van de notulen van het verhoor.

Art.167. § 1. Binnen een termijn van twee maanden vanaf de kennisgeving van het voorlopig voorstel van tuchtstraf, formuleert het Directiecomité een definitief voorstel van tuchtstraf.
  Deze termijn van twee maanden kan op gemotiveerde wijze verlengd worden.
  Het lid van het Directiecomité dat niet permanent aanwezig was tijdens het geheel van de verhoren, mag niet deelnemen aan de beraadslagingen en aan de stemming over het definitief voorstel van tuchtstraf.
  § 2. Het definitief voorstel van tuchtstraf wordt ter kennis gebracht van de ambtenaar met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij hij de ontvangst heeft bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.
  § 3. Binnen de twintig dagen vanaf de dag die volgt op de kennisgeving van het definitieve voorstel van tuchtstraf, kan de ambtenaar tegen dit voorstel een beroep indienen bij de bevoegde raad van beroep bedoeld in artikel 82, eerste lid, 2° van het statuut van het Rijkspersoneel.

Afdeling 3. - Beslissing van de bevoegde overheid
Art.168. De bevoegde overheid kan geen zwaardere tuchtstraf uitspreken dan die welke definitief is voorgesteld.
  Ze kan slechts de feiten in aanmerking nemen die de tuchtprocedure gerechtvaardigd hebben.
  Een tuchtstraf kan geen uitwerking hebben voor een periode die de uitspraak voorafgaat, met uitzondering van hetgeen bepaald is in artikel 145.

Art.169. § 1. Indien de raad van beroep gevat werd, beslist de bevoegde overheid binnen de vijftien dagen, te rekenen vanaf de betekening van het advies van de raad van beroep.
  Zij deelt zonder verwijl de beslissing mee aan:
  1° de ambtenaar met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij hij de ontvangst heeft bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont;
  2° de raad van beroep langs elektronische weg.
  Indien de bevoegde overheid afwijkt van het advies van de raad van beroep, kan zij geen andere feiten opwerpen dan die welke het advies van de raad van beroep gemotiveerd hebben.
  § 2. Indien de raad van beroep niet werd gevat, beslist de bevoegde overheid binnen de vijftien dagen vanaf het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 167, § 3.

Afdeling 4. - Samenloop van tuchtfeiten
Art.170. Wanneer meer dan één feit ten laste van de ambtenaar wordt gelegd, kan dit niettemin slechts aanleiding geven tot één tuchtprocedure en tot de uitspraak van één tuchtstraf.
  Wanneer de ambtenaar in de loop van de tuchtprocedure een nieuw feit ten laste wordt gelegd, kan een nieuwe procedure worden begonnen zonder dat de lopende procedure noodzakelijkerwijs wordt onderbroken.

HOOFDSTUK 6. - Verjaring van de tuchtvordering
Art.171. § 1. De tuchtoverheid kan geen tuchtrechtelijke vervolging meer instellen na verloop van een termijn van zes maanden na de vaststelling of de kennisname door de tuchtoverheid van de daarvoor in aanmerking komende feiten.
  De tuchtvervolging wordt geacht te zijn ingesteld van zodra de ambtenaar opgeroepen is om te worden gehoord door de hiërarchische meerdere.
  § 2. Indien in verband met dezelfde feiten een strafvordering werd ingesteld, wordt de termijn in paragraaf 1, eerste lid gestuit tot op de dag dat de tuchtoverheid er door de gerechtelijke overheid van op de hoogte wordt gebracht dat er een beslissing werd uitgesproken die in kracht van gewijsde is gegaan en die de strafvordering beëindigt.
  § 3. De strafvordering doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de tuchtoverheid om een tuchtstraf uit te spreken.
  Indien de ambtenaar van mening is dat de tuchtstraf die hem opgelegd wordt, onverenigbaar is met een latere in kracht van gewijsde getreden strafrechtelijke uitspraak, dan kan hij binnen de zestig dagen na de kennisgeving van de strafrechtelijke uitspraak, bij de tuchtoverheid een verzoek indienen tot intrekking van de opgelegde tuchtstraf.

HOOFDSTUK 7. - Uitwissing van de tuchtstraf
Art.172. § 1. Elke tuchtstraf, behalve de afzetting en het ontslag van ambtswege, wordt ambtshalve uitgewist in het persoonlijk dossier van de ambtenaar na verloop van een termijn van:
  1° zes maanden voor de terechtwijzing;
  2° negen maanden voor de blaam;
  3° één jaar voor de inhouding van wedde;
  4° achttien maanden voor de verplaatsing bij tuchtmaatregel;
  5° twee jaar voor de tuchtschorsing;
  6° drie jaar voor de lagere inschaling en de terugzetting in graad.
  De termijn voor de uitwissing van de terechtwijzing, de blaam, de verplaatsing bij tuchtmaatregel, de lagere inschaling en de terugzetting in graad loopt vanaf de datum waarop de straf is uitgesproken.
  De termijn voor de uitwissing van de inhouding van wedde en de tuchtschorsing loopt daags na de dag waarop de tuchtstraf ophoudt uitwerking te hebben.
  § 2. De uitwissing heeft enkel uitwerking voor de toekomst. De uitwissing heeft als gevolg dat met de uitgewiste tuchtstraf geen rekening meer kan worden gehouden bij de evaluatie en bij de beoordeling van de aanspraken op bevordering van de ambtenaar.
  Met de uitgewiste tuchtstraf kan wel rekening worden gehouden bij het bepalen van de strafmaat indien nieuwe tuchtfeiten worden gepleegd.

Boek 2. - Consulaire carrière
TITEL 1. - Algemene bepalingen
Art.173. Dit boek is van toepassing op de ambtenaar van de consulaire carrière.

Art.174. Er wordt geen enkele selectie voor de toegang tot de consulaire carrière georganiseerd.

Art.175. De artikelen 40, 43, 45, 58 tot en met 69, 74 tot en met 146 en 148 tot en met 172 zijn van toepassing op de ambtenaar van de consulaire carrière.

TITEL 2. - Hiërarchie, anciënniteit en bevordering door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière
HOOFDSTUK 1. - Hiërarchie
Art.176. De ambtenaar bekleed met de weddeschaal C1 of C2 draagt de titel van administratief assistent consulaire zaken.
  De ambtenaar bekleed met de weddeschaal C3, C4 of C5 draagt de titel van administratief hoofd consulaire zaken.
  In afwijking van het eerste en het tweede lid draagt de ambtenaar die aangesteld is op post, op Belgoeurop of op Belotan de titel van de functie die hij uitoefent.

HOOFDSTUK 2. - Anciënniteit
Art.177. Voor de toepassing van de reglementaire bepalingen die uitgaan van de anciënniteit, wordt de voorrang tussen de ambtenaren waarvan de anciënniteit wordt vergeleken, als volgt bepaald:
  1° de ambtenaar waarvan de dienstanciënniteit het grootst is;
  2° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar.

Art.178. Voor het berekenen van de dienstanciënniteit bedoeld in artikel 177, 1° komen in aanmerking de werkelijke diensten in de zin van artikel 43 die de ambtenaar, in welke hoedanigheid dan ook, zonder vrijwillige onderbreking en als ambtenaar van de consulaire carrière heeft verricht.

HOOFDSTUK 3. - Bevordering door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art.179. § 1. Wat de administratieve loopbaan betreft, is de bevordering de benoeming van de ambtenaar in het niveau A van de buitenlandse carrière; ze wordt "bevordering door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière" genoemd.
  Deze bevordering vindt plaats in de klasse A2.
  § 2. De bevordering door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière wordt toegekend na het slagen voor de proeven bedoeld in artikel 181.
  Zij wordt toegekend door Ons.

Afdeling 2. - Procedure voor de bevordering door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière
Art.180. Om aan de proeven voor de overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière deel te nemen, moet de ambtenaar aan de volgende vereisten voldoen:
  1° zich in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan laten gelden;
  2° geen vermelding "onvoldoende" hebben gekregen op zijn laatste evaluatie;
  3° geslaagd zijn voor het taalexamen bedoeld in het artikel 14, eerste lid van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken gecoördineerd op 18 juli 1966.
  Voor de toepassing van de eerste lid, 3°, geniet de ambtenaar van dezelfde vrijstellingen als deze bedoeld in artikel 11, § 2, tweede lid.

Art.181. § 1. De proeven voor de overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière zijn in vier reeksen ingedeeld.
  § 2. De eerste reeks wordt georganiseerd door de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling.
  De proeven van die reeks beogen het vermogen van de ambtenaar om in het niveau A te functioneren, te evalueren.
  Ze worden afgesloten met een attest van slagen of een verslag van niet-slagen.
  Het attest van slagen is onbeperkt in de tijd geldig.
  De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling kent een vrijstelling toe voor de reeds geslaagde proeven.
  De ambtenaar die niet geslaagd is voor een proef wordt gedurende een periode van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van het afleggen van deze proef, uitgesloten van de mogelijkheid om deze opnieuw af te leggen.
  § 3. De tweede reeks omvat vier proeven die de verwerving van kennis beogen te evalueren.
  Elk van de vier proeven van de tweede reeks bestaat in het volgen van en het slagen voor een cursus van minstens vier ECTS-studiepunten van een masterprogramma van een universiteit of een hogeschool van de Europese Economische Ruimte.
  De vier proeven van de tweede reeks worden gekozen in de vakken bepaald door de minister.
  De FOD kan ook zelf de vier proeven van de tweede reeks organiseren, mits gunstig advies van twee hoogleraren, één van elke taalrol, gespecialiseerd in het vakgebied van die proeven. Het advies is gunstig indien de proeven tot het niveau van een master behoren en indien elke proef met minstens vier ECTS studiepunten overeenkomt.
  De kandidaat die houder is van een master of van een diploma dat toegang verleent tot het niveau A, uitgereikt door een universiteit of een hogeschool van de Europese Economische Ruimte, wordt beschouwd als geslaagd van de proeven van deze reeks.
  De tweede reeks proeven is alleen toegankelijk voor de geslaagden van de eerste reeks proeven.
  Voor elke proef van deze reeks is het slagen onbeperkt in de tijd geldig.
  De proeven van de tweede reeks geven aanleiding tot een dienstvrijstelling overeenkomstig artikel 123.
  § 4. De derde reeks bestaat uit een schriftelijke proef en een mondelinge proef die verband houden met een functie van de buitenlandse carrière.
  Ze wordt georganiseerd door de FOD, na overleg met de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling.
  Ze is alleen toegankelijk voor de geslaagden van de tweede reeks proeven.
  Geslaagd is alleen de kandidaat die ten minste 12 van de 20 punten heeft behaald voor elk van de twee proeven van de derde reeks.
  § 5. De vierde reeks bestaat uit een taalexamen met betrekking tot de kennis van de Engelse taal, waarvan het niveau overeenstemt met het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen, zoals opgesteld door de Raad van Europa, voor de spreekvaardigheid en de schrijfvaardigheid.
  De ambtenaar geniet van dezelfde vrijstellingen als deze bedoeld in artikel 11, § 2, derde lid.

Deel 4. Financieel statuut
Boek 1. Algemene bepaling
Art.182. Tenzij anders bepaald, is dit deel van toepassing op de ambtenaar van de buitenlandse carrière, op de ambtenaar van de consulaire carrière en op de stagiair.

Boek 2. - Weddeschalen
Art.183. Voor de ambtenaar van de buitenlandse carrière zijn de weddeschalen diegenen die bepaald zijn in artikel 8, tweede tot en met vijfde lid en in bijlage I van de bezoldigingsregeling.

Art.184. Gedurende de stageperiode, eventueel verlengd of verdaagd overeenkomstig artikel 20, § 2, wordt de stagiair bekleed met de weddeschaal NA11.
  De ambtenaar die in de buitenlandse carrière wordt benoemd overeenkomstig artikel 36, wordt bekleed met de weddeschaal NA21.

Art.185. De bevordering tot de hogere klasse van de ambtenaar van de buitenlandse carrière heeft plaats in de eerste weddeschaal van de hogere klasse.
  In afwijking van het eerste lid krijgt de ambtenaar van de buitenlandse carrière die bevorderd is naar de hogere klasse en bezoldigd is in de weddeschaal bedoeld in de eerste kolom van onderstaande tabel, de weddeschaal van zijn klasse vermeld in de tweede kolom:


Kolom 1 Kolom 2 Colonne 1 Colonne 2
NA23 NA32 NA23 NA32
NA24 NA33 NA24 NA33
NA25 NA34 NA25 NA34
NA34 NA42 NA34 NA42
NA35 NA43 NA35 NA43
NA43 NA52 NA43 NA52
NA44 NA53 NA44 NA53
Art.186. Voor de ambtenaar van de consulaire carrière zijn de weddeschalen diegenen die bepaald zijn in artikel 6, eerste lid en in bijlage I van de bezoldigingsregeling.
  De ambtenaar van de consulaire carrière die bevorderd wordt door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière overeenkomstig artikel 179, wordt bekleed met de weddeschaal NA21.

Boek 3. - Bevordering in weddeschaal

Art.187. Wat de geldelijke loopbaan betreft, is de bevordering de toekenning aan de ambtenaar, in zijn klasse of in zijn graad, van de weddeschaal hoger dan die welke hij genoot; ze wordt "bevordering in weddeschaal" genoemd.   De bevordering in weddeschaal wordt door de minister of zijn afgevaardigde verleend voor de ambtenaar van de buitenlandse carrière en door de voorzitter of zijn afgevaardigde voor de ambtenaar van de consulaire carrière.
Art.188. § 1. De ambtenaar die tot het niveau opgenomen in kolom 1 van de tabel hieronder behoort, wordt bevorderd naar de hogere weddeschaal van zijn klasse of van zijn graad die opgenomen is in kolom 2 van dezelfde tabel op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin hij minstens het aantal jaren schaalanciënniteit opgenomen in kolom 3 van dezelfde tabel heeft.


Niveau Promotie naar de weddeschaal Minimale schaal
  anciënniteit
Niveau Promotion dans l'échelle de traitement Ancienneté d'échelle minimum
A en C Naar de tweede weddeschaal 3 jaar A et C Vers la deuxième échelle de traitement 3 ans
A Vanaf de derde weddeschaal 5 jaar A A partir de la troisième échelle de traitement 5 ans
C Vanaf de derde weddeschaal 6 jaar C A partir de la troisième échelle de traitement 6 ans
§ 2. Onverminderd paragraaf 1 moet de ambtenaar van de buitenlandse carrière voldoen aan de vereisten bedoeld in artikel 47 en de ambtenaar van de consulaire carrière aan de vereisten bedoeld in artikel 180, eerste lid, 1° en 2° om een bevordering in weddeschaal te verkrijgen.

Boek 4. - Forfaitaire vergoedingen

TITEL 1. - Algemene bepalingen
Art.189. De bedragen opgenomen in dit boek en in bijlage 2 zijn verbonden aan de gezondheidsindex van mei 2022 en worden jaarlijks aangepast aan de stijging van de kost van het levensonderhoud in België.
Art.190. Elke vergoeding opgenomen in dit boek wordt betaald op een bankrekening in België.

Art.191. Elke onverschuldigde ontvangen vergoeding of voorschot wordt terugbetaald door de ambtenaar overeenkomstig de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

TITEL 2. - Transfervergoeding

Art.192. § 1. Een transfervergoeding wordt toegekend aan:   1° de ambtenaar die is aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan sedert minstens één jaar en die zal worden aangesteld op post;   2° de ambtenaar die is aangesteld op post sedert minstens één jaar en die zal worden aangesteld op een andere post.   § 2. De transfervergoeding is gelijk aan eenmaal het maandelijkse bedrag van de postvergoeding bedoeld in artikel 194 die toegekend zal worden aan de ambtenaar wanneer hij aangesteld zal zijn op post.
Art.193. De nadere regels van de betaling van de transfervergoeding worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

TITEL 3. - Postvergoeding en voorschot op de postvergoeding

HOOFDSTUK 1. - Postvergoeding
Art.194. § 1. Een postvergoeding wordt maandelijks toegekend aan de ambtenaar die aangesteld is op post.   § 2. De postvergoeding is gelijk aan de som van de volgende bedragen:   1° het bedrag voor de internationale mobiliteit bedoeld in artikel 195;   2° het bedrag voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid bedoeld in artikel 196;   3° het bedrag voor de verwijdering bedoeld in artikel 197;   4° het bedrag voor de hardship bedoeld in artikel 198;   5° het bedrag voor het kind bedoeld in artikel 199.
Art.195. § 1. Het bedrag voor de internationale mobiliteit wordt bepaald in bijlage 2 en vermenigvuldigd met de coëfficiënt van de kost van het levensonderhoud van de post.
  De coëfficiënt van de kost van het levensonderhoud van de post wordt bepaald door de directeur-generaal P&O en minstens tweemaal per jaar herzien overeenkomstig de nadere regels bepaald door het Directiecomité.
  § 2. Het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid wordt vermeerderd met 25%:
  1° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post met categorie van hardship 1 tot en met 4 en voor zover zijn partner bij hem op post verblijft;
  2° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post met categorie van hardship 5 tot en met 7 en voor zover hij een partner heeft.

Art.196. § 1. Het bedrag voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid is gelijk aan het bedrag verbonden aan de functiecode, vermenigvuldigd met de coëfficiënt van de kost van het levensonderhoud van de post.
  De bedragen verbonden aan de functiecodes worden bepaald in bijlage 2.
  De functies verbonden aan de functiecodes worden bepaald in bijlage 3.
  De categorie bedoeld in bijlage 3 waartoe elke functie van posthoofd behoort, wordt bepaald door het Directiecomité en elke drie jaar herzien.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid kan het bedrag van de functiecode DM1 worden verbonden aan een functie in het consulaire domein of in het domein van de ontwikkelingssamenwerking die volgens bijlage 3 niet verbonden is aan de functiecode DM1.
  Telkens beslist wordt een ambtenaar aan te stellen in een functie op post of telkens de omstandigheden dit vereisen, legt het Directiecomité een lijst voor aan de minister van de functies die niet verbonden zijn aan de functiecode DM1 en waaraan hij voorstelt het bedrag verbonden aan de functiecode DM1 te verbinden.
  Bij het opstellen van deze lijst houdt het Directiecomité rekening met het aantal personeelsleden van de post geleid door de ambtenaar die de functie uitoefent.
  § 3. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid kan het bedrag verbonden aan de functiecode DM2 worden verbonden aan een functie in het domein van de ontwikkelingssamenwerking die volgens bijlage 3 niet verbonden is aan de functiecode DM2.
  Telkens beslist wordt een ambtenaar aan te stellen in een functie op post of telkens de omstandigheden dit vereisen, legt het Directiecomité een lijst voor aan de minister van de functies die niet verbonden zijn aan de functiecode DM2 en waaraan hij voorstelt het bedrag verbonden aan de functiecode DM2 te verbinden.
  Bij het opstellen van deze lijst houdt het Directiecomité rekening met het aantal personeelsleden van de post geleid door de ambtenaar die de functie uitoefent.
  § 4. Worden beschouwd als personeelsleden bedoeld in paragraaf 2, derde lid en paragraaf 3, derde lid wanneer zij geleid worden door de ambtenaar:
  1° de ambtenaren;
  2° de stagiairs;
  3° de Rijksambtenaren aangesteld op post;
  4° de leden van het uitgezonden contractueel personeel;
  5° de leden van het lokaal aangeworven contractueel personeel.
  § 5. Wanneer het aantal personeelsleden van de post een vermindering of verhoging kent, behoudt de medewerker die reeds aangesteld is op die post zijn functiecode, tenzij de vermindering of de verhoging van het aantal personeelsleden tot gevolg heeft hem een hogere functiecode toe te kennen en voor zover de vermindering of de verhoging van het aantal personeelsleden duurzaam is.
  Worden beschouwd als personeelsleden van de post bedoeld in het eerste lid:
  1° de ambtenaren;
  2° de stagiairs;
  3° de Rijksambtenaren aangesteld op post;
  4° de leden van het uitgezonden contractueel personeel die een functie uitoefenen in het diplomatieke of het consulaire domein of in het domein van ontwikkelingssamenwerking.
  § 6. Het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid wordt vermeerderd met 25%:
  1° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post met categorie van hardship 1 tot en met 4 en voor zover zijn partner bij hem op post verblijft;
  2° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post met categorie van hardship 5 tot en met 7 en voor zover hij een partner heeft.

Art.197. § 1. Het bedrag voor de verwijdering is gelijk aan het bedrag verbonden aan de categorie van verwijdering van de post.
  Het bedrag van elke categorie van verwijdering wordt bepaald in bijlage 2.
  § 2. Het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid wordt vermeerderd met 100%:
  1° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post met categorie van hardship 1 tot en met 4 en voor zover zijn partner bij hem op post verblijft;
  2° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post van categorie van hardship 5 tot en met 7 en voor zover hij een partner heeft.
  § 3. Het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid wordt eveneens vermeerderd met 50% per kind in de gevallen bedoeld in paragraaf 2, 1° en 2°.
  Het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid wordt vermeerderd met 100% voor het eerste kind en met 50% voor elk volgend kind:
  1° wanneer de ambtenaar geen partner heeft;
  2° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post met categorie van hardship 1 tot en met 4 en zijn partner niet bij hem op post verblijft.

Art.198. § 1. Het bedrag voor de hardship is gelijk aan het bedrag verbonden aan de categorie van hardship van de post.
  Het bedrag van elke categorie van hardship wordt bepaald in bijlage 2.
  § 2. Het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid wordt vermeerderd met 50%:
  1° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post met categorie van hardship 1 tot en met 4 en voor zover zijn partner bij hem op post verblijft;
  2° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post met categorie van hardship 5 tot en met 7 en voor zover hij een partner heeft.
  § 3. Het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid wordt eveneens vermeerderd met 25% per kind in de gevallen bedoeld in paragraaf 2, 1° en 2°.
  Het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid wordt vermeerderd met 50% voor het eerste kind en met 25% voor elk volgend kind:
  1° wanneer de ambtenaar geen partner heeft;
  2° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post met categorie van hardship 1 tot en met 4 en zijn partner niet bij hem verblijft.

Art.199. Het bedrag voor het kind wordt vastgesteld in bijlage 2 en vermenigvuldigd met het aantal kinderen.
  Het bedrag bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld voor het kind dat een handicap heeft die erkend werd door de FOD Sociale Zekerheid of door Kind en Gezin.
  Als het kind dat een handicap heeft, geen voltijdse studies volgt na de leeftijd van 18 jaar, wordt dit bedrag toegekend tot de leeftijd van 21 jaar.

Art.200. Om te genieten van de vermeerderingen voor de partner bedoeld in de artikelen 195, § 2, 1°, 196, § 3, 1°, 197, § 2, 1° en 198, § 2, 1° dient de partner gedurende minstens acht maanden per jaar op post te verblijven met de ambtenaar.
  Indien de ambtenaar aangesteld wordt op post in de loop van het jaar, wordt de duur van het verblijf op post van de partner bedoeld in het eerste lid pro rata berekend.
  Ten laatste op 31 januari van elk jaar vult de ambtenaar de verklaring betreffende het verblijf van zijn partner op post in en maakt het over overeenkomstig de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Art.201. Indien de partner van de ambtenaar eveneens ambtenaar is en geniet van de postvergoeding bedoeld in artikel 194, zijn de vermeerderingen voor de partner bedoeld in de artikelen 195, § 2, 196, § 3, 197, § 2, en 198, § 2 niet van toepassing.

Art.202. Indien de partner van de ambtenaar eveneens ambtenaar is en geniet van de postvergoeding bedoeld in artikel 194, worden de vermeerderingen per kind bedoeld in de artikelen 197, § 3 en 198, § 3 enkel toegekend aan de ambtenaar die aangesteld is op de post waarvan de categorie van verwijdering het hoogst is.
  Indien de ambtenaar en zijn partner, die eveneens ambtenaar is, aangesteld zijn op dezelfde post of op verschillende posten maar die dezelfde categorie van verwijdering hebben, worden de vermeerderingen per kind bedoeld in de artikelen 197, § 3 en 198, § 3 enkel toegekend aan de ambtenaar die de kinderbijslag ontvangt, tenzij de betrokken ambtenaren de wens hebben geuit om die aan de andere ambtenaar toe te kennen.
  Indien de partner van de ambtenaar eveneens ambtenaar is en geniet van de postvergoeding bedoeld in artikel 194, wordt het bedrag voor het kind bedoeld in artikel 199 enkel toegekend aan de ambtenaar die de kinderbijslag ontvangt, tenzij de betrokken ambtenaren de wens hebben geuit om dit aan de andere ambtenaar toe te kennen.

Art.203. De volgende bedragen worden ingehouden op de postvergoeding:
  1° voor de medewerker: het bedrag van de persoonlijke bijdragen voor de sociale zekerheid van de ambtenaar voor de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit dat zou worden ingehouden wanneer hij aangesteld was op het hoofdbestuur;
  2° voor het posthoofd:
  a) het bedrag bedoeld onder 1° ;
  b) 391,05 euro als bijdrage in de lasten en de kosten verbonden aan de bezetting van de residentie die hem ter beschikking wordt gesteld.
  Voor het posthoofd zonder partner en zonder kind is het bedrag bedoeld in het eerste lid, 2°, b), gelijk aan 195,52 euro.

Art.204. De postvergoeding wordt berekend in dertigsten en achteraf betaald.

HOOFDSTUK 2. - Voorschot op de postvergoeding

Art.205. § 1. Een voorschot op de postvergoeding wordt, op vraag, toegekend aan de ambtenaar die is aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan voorafgaandelijk aan zijn aanstelling op post.   § 2. Het voorschot op de postvergoeding is gelijk aan zesmaal het maandelijkse bedrag van de postvergoeding bedoeld in artikel 194 die zal worden toegekend aan de ambtenaar wanneer hij zal worden aangesteld op post.   § 3. De nadere regels van de aanvraag, de betaling en de terugbetaling van het voorschot op de postvergoeding worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.
TITEL 4. - Waarnemingsvergoeding

Art.206. § 1. Een dagelijkse waarnemingsvergoeding van 17 euro wordt vanaf de éénentwintigste dag van waarneming toegekend aan de ambtenaar die de functie van tijdelijk zaakgelastigde uitoefent gedurende een ononderbroken periode van minimum éénentwintig dagen.   § 2. In afwijking van paragraaf 1, wordt een dagelijkse waarnemingsvergoeding van 17 euro vanaf de eerste dag van waarneming toegekend aan de ambtenaar waarvan de functie verbonden is aan de functiecode DM3 "functie van voornaamste medewerker in het consulaire domein", DM4, CM22 of CM23 bedoeld in bijlage 3 en die de functie van tijdelijk zaakgelastigde uitoefent.   § 3. Het bedrag van de waarnemingsvergoeding wordt vermenigvuldigd met de coëfficiënt van de kost van het levensonderhoud van de post.
Art.207. De nadere regels van de betaling van de waarnemingsvergoeding worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

TITEL 5. - Terugkeervergoeding

Art.208. § 1. Een terugkeervergoeding wordt maandelijks toegekend aan de ambtenaar die aangesteld is op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan na gedurende minstens één jaar op post te zijn aangesteld.   § 2. De terugkeervergoeding wordt toegekend vanaf de aanstelling van de ambtenaar op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan.   De terugkeervergoeding wordt toegekend tot op de datum van de toekenning van de transfervergoeding en uiterlijk tot vier jaar na de aanstelling van de ambtenaar op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan.   Onverminderd het eerste en het tweede lid, wordt de terugkeervergoeding toegekend aan de ambtenaar tijdens de periode bedoeld in het eerste en het tweede lid wanneer hij in die periode aangesteld is op Belgoeurop of op Belotan na te zijn aangesteld geweest op het hoofdbestuur, of omgekeerd.   De minister of zijn afgevaardigde kan, op behoorlijk gemotiveerd voorstel van het Directiecomité, de toekenning van de terugkeervergoeding eenmalig met één jaar verlengen na afloop van de vier jaar bedoeld in het tweede lid ten voordele van de ambtenaar die een leidinggevende of een expertisefunctie uitoefent die, omwille van de noden van de dienst, niet aan een ander personeelslid van de FOD kan toevertrouwd worden.
Art.209. De terugkeervergoeding is gelijk aan:
  1° 1/51 van de geïndexeerde bruto jaarwedde van de ambtenaar voor de ambtenaar zonder partner en zonder kind;
  2° 1/31 van de geïndexeerde bruto jaarwedde van de ambtenaar voor:
  a) de ambtenaar met partner en zonder kind;
  b) de ambtenaar met of zonder partner en met één kind;
  3° 1/26,5 van de geïndexeerde bruto jaarwedde van de ambtenaar voor de ambtenaar met of zonder partner en met minstens twee kinderen.
  Voor de ambtenaar die geniet van één van de verloven bedoeld in artikel 210, § 1, tweede lid, 1° tot en met 5° wordt de terugkeervergoeding berekend overeenkomstig het eerste lid op basis van de geïndexeerde bruto jaarwedde waarop hij recht zou hebben indien hij niet genoot van één van die verloven.

Art.210. § 1. Het bedrag van de terugkeervergoeding wordt betaald pro rata van de arbeidstijd van de ambtenaar.
  In afwijking van het eerste lid, wordt het bedrag van de terugkeervergoeding volledig betaald wanneer de ambtenaar geniet van één van de volgende verloven:
  1° een verlof voor erkende mantelzorgers bedoeld in artikel 117, § 1bis van het verlofbesluit;
  2° een loopbaanonderbreking voor palliatieve zorg bedoeld in artikel 117, § 1 van het verlofbesluit;
  3° een loopbaanonderbreking voor medische bijstand bedoeld in artikel 117bis van het verlofbesluit;
  4° een ouderschapsverlof bedoeld in de artikelen 34 en 35 van het verlofbesluit;
  5° een verlof wegens opdracht van algemeen belang bedoeld in artikel 102, § 2 van het verlofbesluit, voor zover het een managementfunctie in een Belgische federale overheidsdienst betreft;
  6° een verlof wegens opdracht bedoeld in de artikelen 95 tot en met 98 van het verlofbesluit voor zover de ambtenaar een functie uitoefent binnen de cel algemene beleidscoördinatie, een cel algemeen beleid, een beleidscel of een secretariaat van een lid van de federale regering;
  7° een verlof bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België gestelde personeelsleden van de Rijksdiensten.
  § 2. Onverminderd paragraaf 1, tweede lid, 5°, wordt de betaling van de terugkeervergoeding geschorst tijdens de duur van het verlof wanneer de ambtenaar één van de volgende verloven verkrijgt:
  1° een verlof wegens opdracht bedoeld in de artikelen 95 tot en met 98 van het verlofbesluit wanneer de ambtenaar geen functie uitoefent binnen de cel algemene beleidscoördinatie, een cel algemeen beleid, een beleidscel of een secretariaat van een lid van de federale regering;
  2° een verlof wegens opdracht bedoeld in de artikelen 99 tot en met 112 van het verlofbesluit;
  3° een verlof voor volledige loopbaanonderbreking bedoeld in de artikelen 116 tot en met 139 van het verlofbesluit;
  4° een afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden bedoeld in de artikelen 113 tot en met 115 van het verlofbesluit.
  Na de schorsing omwille van één van de hieronder bedoelde verloven geniet de ambtenaar van de terugkeervergoeding binnen de grenzen van artikel 208, § 2:
  1° het verlof bedoeld in het eerste lid, 1° ;
  2° het verlof bedoeld in het eerste lid, 2° wanneer de opdracht niet erkend wordt als van algemeen belang of wanneer de opdracht plaatsvindt op het Belgische grondgebied.
  Na de schorsing wordt de periode gedurende dewelke de ambtenaar geniet van de terugkeervergoeding verlengd met de duur van de volgende verloven:
  1° het verlof bedoeld in het eerste lid, 2° wanneer de opdracht als van algemeen belang wordt erkend en plaatsvindt in het buitenland;
  2° het verlof bedoeld in het eerste lid, 3° en 4°.
  Onverminderd artikel 208, § 2, vierde lid, neemt de verlengde periode gedurende dewelke de ambtenaar geniet van de terugkeervergoeding een einde op de datum van de toekenning van de transfervergoeding zonder dat de terugkeervergoeding kan worden toegekend gedurende een periode van meer dan vier jaar.
  Indien de verlofperiode bedoeld in het eerste lid de vier jaar overschrijdt, verliest de ambtenaar het recht op de terugkeervergoeding.

Art.211. De postvergoeding wordt berekend in dertigsten en achteraf betaald.

TITEL 6. - Vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid

Art.212. Onverminderd artikel 208, wordt maandelijks een vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid toegekend aan de ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan.
Art.213. De vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid is gelijk aan:
  1° 2600 euro voor de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan;
  2° 2400 euro voor de adjunct-permanent vertegenwoordiger van Belgoeurop en voor de vertegenwoordiger bij het COPS;
  3° 2000 euro voor de adjunct-permanent vertegenwoordiger van Belotan;
  4° 1300 euro voor de ambtenaar die niet bedoeld wordt onder 1° tot en met 3°.

Art.214. De vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid wordt berekend in dertigsten en achteraf betaald.

TITEL 7. - Vergoeding voor verblijfskosten

Art.215. Een vergoeding voor verblijfskosten wordt toegekend aan de ambtenaar die belast is met een dienstreis in het buitenland of die zetelt in internationale commissies.   De kosten gedekt door de vergoeding voor verblijfskosten en het bedrag van deze vergoeding worden bepaald door de minister.   Wanneer de ambtenaar aangesteld is op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan, wordt de vergoeding voor verblijfskosten verminderd met het bedrag van de tussenkomst van de FOD in de maaltijdcheque.
Boek 5. - Tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever

TITEL 1. - Algemene bepalingen
Art.216. Alle bedragen opgenomen in dit boek zijn verbonden aan de gezondheidsindex van mei 2022 en worden elke drie jaar aangepast aan de verhoging van de kost van het levensonderhoud in België.
Art.217. Tenzij anders bepaald, worden de nadere regels van de betaling en de verantwoording van de tussenkomsten alsook de nadere regels van de vraag om betaling en de terugbetaling van de voorschotten van dit boek bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Art.218. Elke onverschuldigde ontvangen of niet verantwoorde tussenkomst wordt terugbetaald door de ambtenaar overeenkomstig de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Art.219. Enkel de kosten die niet kunnen worden teruggevorderd ingevolge het diplomatiek of consulair statuut komen in aanmerking voor een tussenkomst.

Art.220. Elke tussenkomst wordt betaald op een bankrekening in België.

TITEL 2. - Tussenkomst in de kosten van het huispersoneel van de posthoofden

Art.221. Een maandelijkse forfaitaire tussenkomst in de kosten die verbonden zijn aan het huispersoneel dat logeert op de residentie en dat hij op contractuele basis en in zijn naam aanwerft, na goedkeuring van de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, wordt toegekend aan het posthoofd.   Het bedrag van deze tussenkomst wordt bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.
Art.222. Worden in aanmerking genomen als kosten die verbonden zijn aan het huispersoneel:
  1° de salarissen;
  2° de fiscale lasten;
  3° de socialezekerheidsbijdragen;
  4° de voeding;
  5° de kosten van verzekeringen die verbonden zijn aan de uitgeoefende functie;
  6° de werkkledij;
  7° de ontslagvergoeding op het moment van het einde van de aanstelling van het posthoofd;
  8° eenmaal per jaar, de reiskosten in het geval van een terugkeer naar het land van oorsprong van het lid van het huispersoneel;
  9° elke andere kost die wordt opgelegd door het lokale arbeidsrecht.

Art.223. Het posthoofd verantwoordt jaarlijks het gebruik van de maandelijkse forfaitaire tussenkomsten die hem werden toegekend.
  Indien aan het einde van het jaar de kosten die verbonden zijn aan het huispersoneel hoger zijn dan de ontvangen maandelijkse forfaitaire tussenkomsten, wordt op behoorlijk gemotiveerde vraag een bijkomende tussenkomst in deze kosten toegekend aan het posthoofd om het verschil te dekken.

TITEL 3. - Tussenkomst voor de wagen van het posthoofd

Art.224. Een maandelijkse forfaitaire tussenkomst in de kosten van het onderhoud en het gebruik van zijn persoonlijke wagen, die hij gebruikt in het kader van de uitoefening van zijn functie in de schoot van het rechtsgebied van de post waarop hij is aangesteld, wordt toegekend aan het posthoofd.   Het bedrag van deze tussenkomst bedraagt 1173 euro.   Het posthoofd verantwoordt jaarlijks het gebruik van de maandelijkse forfaitaire tussenkomsten die hem werden toegekend.   Het posthoofd waakt over het representatief karakter van het persoonlijk voertuig dat hij gebruikt in het kader van de uitoefening van zijn functie.
TITEL 4. - Voorschot voor de wagen van het posthoofd

Art.225. Een voorschot voor de wagen van het posthoofd wordt, op vraag, toegekend aan de ambtenaar aangesteld op post voorafgaandelijk aan zijn aanstelling als posthoofd.   Het bedrag van dit voorschot is gelijk aan zesmaal het bedrag van de maandelijkse postvergoeding bedoeld in artikel 194 die zal worden toegekend aan de ambtenaar wanneer hij op post zal zijn aangesteld.
TITEL 5. - Terbeschikkingstelling van een dienstvoertuig

Art.226. Een dienstvoertuig wordt ter beschikking gesteld van de permanent vertegenwoordiger en de adjunct-permanent vertegenwoordiger van Belgoeurop, van de permanent vertegenwoordiger van Belotan en van de vertegenwoordiger bij het COPS.
TITEL 6. - Tussenkomst in de kosten van het transport van de medewerker

Art.227. Een maandelijkse forfaitaire tussenkomst wordt toegekend aan de medewerker aangesteld op post om de transportkosten te dekken die hij oploopt in de uitoefening van zijn functie.   Het bedrag van de maandelijkse forfaitaire tussenkomst bedraagt 256,43 euro.   De medewerker verantwoordt jaarlijks het gebruik van de tussenkomsten die hem werden toegekend.
TITEL 7. - Terbeschikkingstelling van een residentie aan het posthoofd en tussenkomsten in de kosten verbonden aan het verblijf

HOOFDSTUK 1. - Terbeschikkingstelling van een residentie aan het posthoofd
Art.228. Behoudens in uitzonderlijke omstandigheden, betrekt het posthoofd de residentie die hem ter beschikking wordt gesteld door de Belgische Staat, onmiddellijk.   De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels die van toepassing zijn in geval van uitzonderlijke omstandigheden en de duur tijdens dewelke het posthoofd kan genieten van de tussenkomst in de kosten van het voorlopig verblijf bedoeld in artikel 231.   De lasten en kosten verbonden aan het betrekken van de residentie worden ten laste genomen door de Belgische Staat.
HOOFDSTUK 2. - Tussenkomst in de kosten van de beëindiging van het huurcontract

Art.229. Een volledige tussenkomst in de kosten van de beëindiging van het huurcontract van het verblijf in België wordt toegekend aan de voorzichtige en redelijke ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan die zal worden aangesteld op post.
HOOFDSTUK 3. - Tussenkomst in de kosten van het verblijf op post

Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art.230. In afwijking van artikel 220 bepaalt de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde de nadere regels van de betaling van de tussenkomsten in dit hoofdstuk.
Afdeling 2. - Tussenkomst in de kosten van het voorlopig verblijf

Art.231. § 1. Een tussenkomst in de kosten van het voorlopig verblijf wordt toegekend aan de ambtenaar.   Voor de medewerker wordt de tussenkomst toegekend voor de volgende periodes:   1° vanaf zijn aanstelling op post tot de datum van inwerkingtreding van het huurcontract van het definitief verblijf;   2° vanaf de datum van de verhuis uit zijn definitief verblijf tot het einde van zijn aanstelling op post.   Onverminderd artikel 228, wordt de tussenkomst toegekend aan het posthoofd vanaf de datum van de verhuis uit de residentie die hem ter beschikking wordt gesteld tot het einde van zijn aanstelling op post.   § 2. Behoudens in uitzonderlijke behoorlijk gemotiveerde omstandigheden kan de periode bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 1° niet langer duren dan twee maanden na de aanstelling op post.   De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels die van toepassing zijn in geval van uitzonderlijke omstandigheden.   § 3. Enkel de kost van de overnachting wordt in aanmerking genomen, met uitsluiting van de diensten en de maaltijden.   De tussenkomst in de kosten van het voorlopig verblijf wordt toegekend aan de ambtenaar binnen de grenzen bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.   § 4. Behoudens in uitzonderlijke behoorlijk gemotiveerde omstandigheden kunnen een tussenkomst in de kosten van het voorlopig verblijf en een tussenkomst in de kosten van het definitief verblijf niet worden toegekend voor eenzelfde periode.   De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels die van toepassing zijn in geval van uitzonderlijke omstandigheden.
Afdeling 3. - Tussenkomst in de kosten van het definitief verblijf

Art.232. Behoudens in uitzonderlijke behoorlijk gemotiveerde omstandigheden betrekt de medewerker het functieverblijf dat hem ter beschikking wordt gesteld door de Belgische Staat.   De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels die van toepassing zijn in geval van uitzonderlijke omstandigheden.
Art.233. § 1. Een tussenkomst in de huur van het definitief verblijf, met uitsluiting van elke andere last, wordt toegekend aan de op post aangestelde medewerker die niet geniet van een functieverblijf dat hem ter beschikking wordt gesteld door de Belgische Staat.
  § 2. Het maximale bedrag van de tussenkomst in de huur van het definitief verblijf wordt bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Art.234. Een volledige tussenkomst in de kosten van de agentschapscommissie wordt toegekend aan de medewerker voor het zoeken naar een definitief verblijf.

Afdeling 4. - Voorschot voor de huurwaarborg van het definitief verblijf

Art.235. Een voorschot wordt, op vraag, toegekend aan de ambtenaar voor het betalen van het bedrag van de huurwaarborg vereist door het huurcontract van zijn definitief verblijf.
TITEL 8. - Tussenkomst in de kosten van de inrichting van het verblijf

Art.236. § 1. Een tussenkomst in de kosten van de inrichting van het verblijf wordt toegekend:   1° aan de medewerker die minstens één jaar is aangesteld op eenzelfde post;   2° aan de ambtenaar die minstens zes maanden aangesteld is op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan na aangesteld geweest te zijn op post.   § 2. In afwijking van paragraaf 1, 2° wordt de tussenkomst in de kosten van de inrichting van het verblijf toegekend aan de ambtenaar die minder dan zes maanden is aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan op het moment van zijn toelating tot het pensioen, voor zover hij op continue wijze een functie op post heeft vervuld gedurende de zeven jaren die voorafgaan aan zijn laatste aanstelling op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan.
Art.237. Op post worden enkel de volgende kosten van de inrichting van het verblijf in aanmerking genomen voor zover het lokaal recht niet voorziet in een tenlasteneming van deze kosten door de eigenaar:
  1° de kosten van de opfrissing van binnenschilderwerk en -pleisterwerk;
  2° de kosten van het hernieuwen van behangpapier;
  3° de kosten voor het schuren en het behandelen met boenwas of het verglazen van parketten en plankenvloeren alsmede de aankoop en de plaatsing van kamerbreed tapijt of van een laminaatvloer;
  4° de kosten van het reinigen of het vervangen van gordijnen, overgordijnen en zonneschermen;
  5° de kosten voor de aansluiting van de nutsvoorzieningen alsook de kosten voor de aankoop van een adapter voor elektrische huishoudtoestellen;
  6° de kosten van de aankoop van waterfilters in de landen waar de kwaliteit van het door de verdeler geleverde drinkwater onvoldoende is;
  7° de kosten van de aankoop en de herstelling van spanningsstabilisatoren in de landen waar de elektriciteitsvoorziening willekeurig is;
  8° de kosten van de aankoop van muggenhorren in de landen waar een bescherming tegen de insecten nodig is;
  9° de kosten van de aankoop van de luchtreinigers en de filters;
  10° de kosten van de aankoop van luchtbevochtigers of luchtontvochtigers.

Art.238. In België worden enkel de volgende kosten van de inrichting van het verblijf in aanmerking genomen:
  1° de kosten van de opfrissing van binnenschilderwerk en -pleisterwerk;
  2° de kosten van het hernieuwen van behangpapier;
  3° de kosten voor het schuren en het behandelen met boenwas of het verglazen van parketten en plankenvloeren alsmede de aankoop en de plaatsing van kamerbreed tapijt of van een laminaatvloer;
  4° de kosten van het reinigen of het vervangen van gordijnen, overgordijnen en zonneschermen;
  5° de kosten voor de aansluiting van de nutsvoorzieningen alsook de kosten voor de aankoop van een adapter voor elektrische huishoudtoestellen.

Art.239. § 1. De tussenkomst in de kosten van de inrichting van het verblijf bedoeld in artikel 237 bedraagt maximum 4000 euro, vermenigvuldigd met de coëfficiënt van de kost van het levensonderhoud van de post.
  § 2. De tussenkomst in de kosten van de inrichting van het verblijf bedoeld in artikel 238 bedraagt maximum 8000 euro.

TITEL 9. - Tussenkomst in de kosten gekoppeld aan de voorschoolse opvang en aan de scholing

HOOFDSTUK 1. - Tussenkomst in de kosten van de voorschoolse opvang
Art.240. § 1. Een jaarlijkse tussenkomst in de kosten van de voorschoolse opvang wordt toegekend aan de ambtenaar voor elk kind dat bij hem verblijft op post.   § 2. De tussenkomst wordt toegekend voor de opvangdagen die vallen tussen de geboorte van het kind en het begin van zijn scholing, en ten laatste wanneer het kind de leeftijd van drie jaar bereikt.   Enkel de kosten voor de voorschoolse opvang van het kind buiten het verblijf van de ambtenaar komen in aanmerking, en dit op voorwaarde dat het kind wordt toevertrouwd aan een crèche, een onthaalgezin of een andere structuur die naar behoren is goedgekeurd door de lokale autoriteiten.   § 3. De volgende kosten worden niet in aanmerking genomen:   1° de benodigdheden;   2° het transport tussen de plaats van de opvang en het verblijf van de ambtenaar;   3° de kleding;   4° de voeding.
Art.241. De tussenkomst in de kosten van de voorschoolse opvang bedraagt maximum 1000 euro per kind en per jaar.

Art.242. In afwijking van artikel 241, kan, wanneer de kosten van voorschoolse opvang meer dan 9100 euro per kind en per jaar bedragen, een bijkomende tussenkomst worden toegekend mits het voorafgaandelijk akkoord per jaar van de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.
  Het bedrag van de bijkomende tussenkomst wordt bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

HOOFDSTUK 2. - Tussenkomst in de schoolkosten

Art.243. Een tussenkomst in de schoolkosten wordt per schooljaar toegekend aan de ambtenaar aangesteld op post voor elk kind.   De tussenkomst in de schoolkosten vangt aan bij het begin van de scholing van het kind en eindigt aan het eind van het trimester tijdens hetwelk het kind zijn verplichte scholing beëindigt.
Art.244. In afwijking van het artikel 240, § 2 wordt, in de landen waar er geen kleuteronderwijs bestaat, de tussenkomst in de schoolkosten toegekend aan de ambtenaar voor de opvangdagen van het kind vanaf de leeftijd van drie jaar.

Art.245. Onverminderd artikel 244 kunnen enkel de studies met een voltijds leerplan die tijdens de normale schooluren plaatsvinden en de regelmatige aanwezigheid van het kind in de klas vereisen, aanleiding geven tot een tussenkomst in de schoolkosten.

Art.246. Wanneer de schoolkosten geheel gedekt worden door vergoedingen of terugbetalingen van andere administraties, andere organisaties of de werkgever van de partner, wordt de tussenkomst in de schoolkosten niet toegekend.
  Wanneer de schoolkosten gedeeltelijk gedekt worden door vergoedingen of terugbetalingen van andere administraties, andere organisaties of de werkgever van de partner, wordt de tussenkomst slechts toegekend ten belope van het deel dat niet gedekt is door deze vergoedingen of terugbetalingen.

Art.247. Enkel de volgende schoolkosten worden in aanmerking genomen:
  1° de inschrijvingskosten voor de lessen en voor de examens;
  2° de verplichte en niet-recupereerbare bijdragen;
  3° de inschrijvings-, reis- en verblijfskosten verbonden aan de verdediging van het Franse baccalaureaatsexamen in een andere stad dan de stad van de post waarop de ambtenaar aangesteld is;
  4° de kosten voor huisvesting en voor maaltijden wanneer het kind schoolloopt in een ander land dan dat waar de ambtenaar is aangesteld.

Art.248. Voor elk kind wordt een tussenkomst in de schoolkosten bedoeld in artikel 247, 1° tot en met 4° toegekend aan de ambtenaar ten bedrage van 6500 euro per schooljaar.
  In afwijking van het eerste lid wordt een bijkomende tussenkomst toegekend aan de ambtenaar wanneer de schoolkosten van het kind dat schoolloopt in de stad van de post waar de ambtenaar is aangesteld, 6500 euro per kind en per schooljaar overschrijden.
  Behoudens uitzonderlijke behoorlijk gemotiveerde omstandigheden, is, in de steden waar, voor eenzelfde taalregime, meerdere scholen bestaan die een internationaal erkend diploma afleveren, de bijkomende tussenkomst bedoeld in het tweede lid beperkt tot de schoolkosten van de minst dure internationale school.
  De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde onderzoekt het bestaan van een uitzonderlijke omstandigheid.

Art.249. Wanneer het kind schoolloopt in het kleuter-, het lager of het middelbaar onderwijs, wordt een tussenkomst van 1000 euro in de kosten van aanvullende lessen die lokaal of op afstand worden gegeven in één van de Belgische landstalen, toegekend aan de ambtenaar per kind en per schooljaar.

Art.250. Wanneer het kind schoolloopt in het kleuter-, het lager of het middelbaar onderwijs, wordt een tussenkomst van 2000 euro in de kosten voor inhaallessen die nodig zijn om de integratie van het kind in een ander schoolsysteem te vergemakkelijken, toegekend aan de ambtenaar per kind en per aanstelling op post.

HOOFDSTUK 3. - Tussenkomst in de kosten verbonden aan het hoger onderwijs

Art.251. Een tussenkomst in de kosten verbonden aan het hoger onderwijs wordt per schooljaar toegekend aan de ambtenaar aangesteld op post voor elk kind dat schoolloopt in een ander land dan dat waar de ambtenaar is aangesteld.   Enkel de kosten voor huisvesting en voor de maaltijden verbonden aan het hoger onderwijs worden in aanmerking genomen, met uitsluiting van de inschrijvingskosten en ten belope van de volgende bedragen:   1° 2000 euro per schooljaar voor de kosten van huisvesting;   2° 2000 euro per schooljaar voor de kosten van de maaltijden.
HOOFDSTUK 4. - Voorschot voor schoolkosten en kosten van de voorschoolse opvang

Art.252. Een voorschot per schooljaar wordt, op vraag, aan de ambtenaar toegekend wanneer de opgelopen schoolkosten of de kosten van de voorschoolse opvang voor het geheel van de kinderen meer dan 10 000 euro per schooljaar bedragen.   Het bedrag van dit voorschot is gelijk aan het bedrag van de op te lopen kosten.
TITEL 10. - Tussenkomst in de veiligheidskosten

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art.253. § 1. Een tussenkomst in de veiligheidskosten wordt toegekend aan de ambtenaar die aangesteld is op een post waar er een ernstige dreiging bestaat op het vlak van de veiligheid.   § 2. De lijst met de posten waar er een ernstige dreiging bestaat op het vlak van de veiligheid, wordt bepaald door de voorzitter of zijn afgevaardigde.
HOOFDSTUK 2. - Tussenkomst in de kosten van de beveiliging van het definitief verblijf en van het voertuig

Art.254. § 1. Een tussenkomst in de kosten van de beveiliging van het definitief verblijf en van het voertuig wordt toegekend aan de medewerker ten belope van een bedrag van maximum 10 000 euro, en dit voor de totale duur van zijn aanstelling op post.   In geval van uitzonderlijke behoorlijk gemotiveerde omstandigheden wordt een tussenkomst die hoger is dan het bedrag bedoeld in eerste lidtoegekend in de kosten van de beveiliging van het definitief verblijf en van het voertuig.   De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels die van toepassing zijn in geval van uitzonderlijke omstandigheden en het maximale bedrag van de tussenkomst.   § 2. Enkel de kosten van de aankoop, de installatie, het onderhoud en de herstelling van de volgende beveiligingsapparatuur van het definitief verblijf worden in aanmerking genomen, voor zover deze kosten niet ten laste worden genomen door de eigenaar:   1° sloten;   2° kettingen;   3° alarmsystemen;   4° bewakingscamera's;   5° veiligheidsverlichting;   6° anti-glasversplinteringsfolie;   7° traliewerk voor de ramen of elk ander middel voor de versterking van de toegangen, deuren, ramen en de ommuring van het verblijf;   8° elke andere beveiligingsapparatuur die behoorlijk gemotiveerd wordt door ernstige bedreigingen op het vlak van de veiligheid die verbonden zijn aan de plaats van aanstelling en voorafgaandelijk goedgekeurd wordt door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.   § 3. Enkel de kosten van het blinderen van de ramen van het voertuig worden in aanmerking genomen.
HOOFDSTUK 3. - Tussenkomst in de kosten van de persoonlijk beveiliging

Art.255. § 1. Een tussenkomst in de kosten van de persoonlijke beveiliging van de medewerker en van zijn partner en van het kind die bij hem verblijven op post, wordt toegekend aan de medewerker, ten belope van een bedrag van maximum 9300 euro per jaar.   § 2. Enkel de volgende kosten van persoonlijke beveiliging worden in aanmerking genomen:   1° wanneer zij niet gedekt worden door de tussenkomst in de kosten van het definitief verblijf, de kosten van de contracten met bewakingsfirma's;   2° de kosten van de diensten van een chauffeur;   3° de kost van de aanvullende premies voor levensverzekeringen of schuldsaldoverzekeringen die de medewerker afsluit omdat hij op een post is aangesteld waar er een ernstige dreiging bestaat op het vlak van de veiligheid;   4° elke andere persoonlijke beveiligingsapparatuur die afdoende verantwoord wordt door ernstige bedreigingen op het vlak van de veiligheid die verbonden zijn aan de plaats van aanstelling en voorafgaandelijk goedgekeurd wordt door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.
Art.256. § 1. Een tussenkomst in de kosten van de persoonlijke beveiliging van het posthoofd en van zijn partner en van het kind die bij hem verblijven op post, wordt toegekend aan het posthoofd ten belope van een bedrag van maximum 5000 euro per jaar.
  § 2. Enkel de volgende kosten van persoonlijke beveiliging worden in aanmerking genomen:
  1° de kosten van de diensten van een chauffeur;
  2° de kost van de aanvullende premies voor levensverzekeringen of schuldsaldoverzekeringen die het posthoofd afsluit omdat hij op een post is aangesteld waar er een ernstige dreiging bestaat op het vlak van de veiligheid;
  3° elke andere persoonlijke beveiligingsapparatuur die afdoende verantwoord wordt door ernstige bedreigingen op het vlak van de veiligheid die verbonden zijn aan de plaats van aanstelling en voorafgaandelijk goedgekeurd wordt door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Art.257. De bedragen bedoeld in de artikelen 255, § 1 en 256, § 1worden toegekend pro rata van het aantal dagen gedurende dewelke de ambtenaar is aangesteld op een post waar er een ernstige dreiging bestaat op het vlak van de veiligheid.

Art.258. In geval van uitzonderlijke behoorlijk gemotiveerde omstandigheden wordt een tussenkomst die hoger is dan de bedragen bedoeld in artikel 255, § 1en 256, § 1toegekend in de kosten van de persoonlijke beveiliging van de ambtenaar.
  De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels die van toepassing zijn in geval van uitzonderlijke omstandigheden en het maximale bedrag van de tussenkomst.

TITEL 11. - Tussenkomst in de medische kosten

Art.259. Een tussenkomst in de medische kosten van de ambtenaar aangesteld op post en van zijn partner en van het kind wordt toegekend aan de ambtenaar.
Art.260. De minister of zijn afgevaardigde bepaalt:
  1° de medische kosten en de eraan verbonden kosten die in aanmerking komen voor een tussenkomst en de voorwaarden waaronder deze kosten in aanmerking komen;
  2° de hoogte van de tussenkomst.

TITEL 12. - Tussenkomst in de verblijfskosten

Art.261. Een tussenkomst in de verblijfskosten wordt toegekend aan de ambtenaar belast met een dienstreis in het buitenland of die zetelt in internationale commissies.   De ten laste genomen verblijfskosten en de grenzen binnen dewelke de tussenkomst wordt toegekend, worden bepaald door de minister.
TITEL 13. - Tussenkomst in de reiskosten

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art.262. De tussenkomst in de reiskosten dekt de volgende kosten:   1° het vervoerbewijs of een equivalent;   2° de bagage;   3° de verplaatsing naar de luchthaven in België en de verplaatsing van de luchthaven in het land van de aanstelling, of omgekeerd.
Art.263. De nadere regels van de tussenkomst in de reiskosten voorzien in artikelen 265, 268 en 272 en de grenzen waarbinnen deze tussenkomst wordt toegekend, worden bepaald door de directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde.
  De nadere regels van de tussenkomst in de reiskosten voorzien in artikelen 274, 276 en 277 en de grenzen waarbinnen deze tussenkomst wordt toegekend, worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Art.264. De tussenkomst wordt berekend op basis van het economisch meest voordelige tarief, rekening houdend met de duur van de reis.

HOOFDSTUK 2. - Tussenkomst in de reiskosten verbonden aan een wijziging van aanstelling

Art.265. § 1. Ingevolge de wijziging van de aanstelling van de ambtenaar, wordt een tussenkomst in zijn reiskosten toegekend.
Art.266. § 1. In geval van de aanstelling van de ambtenaar op post, wordt een tussenkomst toegekend in de reiskosten van de partner die bij de ambtenaar op post zal verblijven.
  Deze tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een reis vertrekkende vanuit Brussel wanneer de partner niet bij de ambtenaar verblijft.
  § 2. In geval van de aanstelling van de ambtenaar op een andere post, wordt een tussenkomst toegekend in de reiskosten van de partner die niet bij de ambtenaar op post zal verblijven.
  Deze tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een reis naar Brussel.
  § 3. In geval van de aanstelling van de ambtenaar op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan, wordt een tussenkomst toegekend in de reiskosten van de partner die bij de ambtenaar op post verblijft.
  Deze tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een reis naar Brussel.

Art.267. § 1. In geval van de aanstelling van de ambtenaar op post, wordt een tussenkomst in de reiskosten van het kind dat bij de ambtenaar op post zal verblijven, toegekend.
  Deze tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een reis vertrekkende vanuit Brussel wanneer het kind niet verblijft bij de ambtenaar.
  § 2. In geval van de aanstelling van de ambtenaar op een andere post, wordt een tussenkomst in de reiskosten van het kind dat niet bij de ambtenaar op post zal verblijven, toegekend.
  Deze tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een reis naar Brussel.
  § 3. In geval van de aanstelling van de ambtenaar op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan, wordt een tussenkomst in de reiskosten van het kind dat bij de ambtenaar op post verblijft, toegekend.
  Deze tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een reis naar Brussel.

HOOFDSTUK 3. - Tussenkomst in de kosten van de periodieke terugkeerreis

Art.268. Er wordt een tussenkomst toegekend in de kosten van de periodieke terugkeerreis :   1° van de ambtenaar;   2° van de partner die bij de ambtenaar op post verblijft;   3° van het kind dat bij de ambtenaar op post verblijft.   Deze tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een heen- en terugreis naar en van Brussel.
Art.269. De periodiciteit van de periodieke terugkeerreizen wordt als volgt bepaald:
  1° één reis per periode van drie maanden wanneer de ambtenaar is aangesteld op een post met categorie van hardship 7;
  2° één reis per periode van zes maanden wanneer de ambtenaar is aangesteld op een post met categorie van hardship 6;
  3° één reis per periode van twaalf maanden wanneer de ambtenaar is aangesteld op een post met categorie van hardship 1 tot en met 5.

Art.270. De minister kan, in geval van een bijzondere veiligheids- of gezondheidssituatie, voor een bepaald jaar en voor een bepaalde post, een hogere periodiciteit toekennen dan die voorzien in artikel 269.

Art.271. § 1. De periodiciteit van de periodieke terugkeerreizen wordt berekend vanaf de datum van aanstelling van de ambtenaar op post.
  § 2. De tussenkomst in de kosten van periodieke terugkeerreis wordt toegekend wanneer deze plaatsvindt tijdens de periodes bepaald in artikel 269 of in een periode van dertig dagen vóór of na deze periode.
  Buiten de periodes bedoeld in het eerste lid wordt de tussenkomst toegekend na goedkeuring van de directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde op behoorlijk gemotiveerd verzoek van de ambtenaar.
  De ambtenaar die de post definitief verlaten heeft, kan geen aanspraak maken op de tussenkomst in de kosten van de periodieke terugkeerreizen die niet werden ondernomen.

HOOFDSTUK 4. - Tussenkomst in de kosten van de verluchtingsreis

Art.272. Wanneer de ambtenaar is aangesteld op een post die een bijzonder hoog niveau van luchtvervuiling kent, wordt een tussenkomst toegekend in de kosten van de verluchtingsreis:   1° van de ambtenaar;   2° van de partner die bij de ambtenaar op post verblijft;   3° van het kind dat bij de ambtenaar op post verblijft.   De lijst van posten waarvan het niveau van luchtvervuiling bijzonder hoog is, wordt vastgesteld door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.   De tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een heen- en terugreis naar en van Brussel.
Art.273. § 1. Een tussenkomst in de kosten van de verluchtingsreis wordt toegekend voor één verluchtingsreis per periode van twaalf maanden.
  Deze periode wordt berekend vanaf de datum van de aanstelling van de ambtenaar op post.
  § 2. De ambtenaar kan geen aanspraak maken op de tussenkomst in de kosten van de verluchtingsreis die niet werden ondernomen tijdens de periode van twaalf maanden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid.

HOOFDSTUK 5. - Tussenkomst in de reiskosten in het kader van familiebezoeken

Art.274. In het kader van een familiebezoek wordt een tussenkomst toegekend in de reiskosten van de partner van de ambtenaar die niet bij hem op post verblijft.   Een tussenkomst in de reiskosten wordt toegekend voor één reis per periode van twaalf maanden.   Deze periode van twaalf maanden wordt berekend vanaf de datum van de aanstelling van de ambtenaar op post.
Art.275. In het kader van een familiebezoek wordt een tussenkomst toegekend in de reiskosten van het kind dat gescheiden van de ambtenaar leeft.
  Een tussenkomst in de reiskosten van elk kind wordt eenmaal per periode van twaalf maanden toegekend.
  Deze periode van twaalf maanden wordt berekend vanaf de datum van de aanstelling van de ambtenaar op post.
  In afwijking van het eerste lid kan de ambtenaar of zijn partner die bij hem op post verblijft de reis maken in plaats van het kind.
  Deze uitzondering kan maar eenmaal per schooljaar en per huishouden worden toegepast.
  De tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een heen- en terugreis van en naar Brussel.

HOOFDSTUK 6. - Tussenkomst in de reiskosten ten gevolge van het overlijden van een familielid

Art.276. Bij overlijden van een bloedverwant in rechtstreekse opgaande of nederdalende lijn van de ambtenaar of van zijn partner wordt een tussenkomst toegekend in de reiskosten :   1° van de ambtenaar;   2° van de partner die bij de ambtenaar op post verblijft;   3° van het kind dat bij de ambtenaar op post verblijft.
HOOFDSTUK 7. - Tussenkomst in de reiskosten in het kader van de overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière, in het kader van opleidingen en in het kader van de terugroeping in dienst

Art.277. Een volledige tussenkomst in de reiskosten wordt toegekend aan de ambtenaar van de consulaire carrière aangesteld op post in het kader van de proeven voor de overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière, ten belope van drie reizen van en naar de post.   In afwijking van het eerste lid, wanneer de ambtenaar van de consulaire carrière aangesteld op post meer dan drie proeven aflegt in het kader van de overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière, wordt de tussenkomst in de reiskosten toegekend ten belope van één reis per proef en maximum vijf reizen voor het geheel van de overgangsprocedure.
Art.278. Een volledige tussenkomst in de reiskosten wordt toegekend aan de ambtenaar aangesteld op post voor elke opleiding georganiseerd of ondersteund door de FOD en wanneer hij in dienst wordt teruggeroepen.

TITEL 14. - Verhuis

HOOFDSTUK 1. - Verhuis verbonden aan een wijziging van aanstelling
Art.279. § 1. De verhuis van de meubelen en persoonlijke bezittingen van de ambtenaar wordt ten laste genomen ten belope van het volume bedoeld in artikel 280 onder de volgende vereisten:   1° de verhuis is het gevolg van een wijziging van aanstelling van de ambtenaar van het hoofdbestuur, van Belgoeurop of van Belotan naar een post of omgekeerd, of van een post naar een andere post;   2° de verhuis wordt georganiseerd vanaf één enkel adres op de plaats van aanstelling van de ambtenaar naar één enkel adres op de plaats van zijn nieuwe aanstelling.   In afwijking van het eerste lid, 2° kan de verhuis van alle of een gedeelte van de meubelen en persoonlijke bezittingen van de ambtenaar eveneens georganiseerd worden vanaf en naar een opslagplaats in de gevallen voorzien in artikel 284, eerste lid, 1° tot en met 3°.   § 2. Eén enkele verhuis wordt ten laste genomen tegen de vereisten voorzien in paragraaf 1 per ambtenaar en per wijziging van aanstelling.
Art.280. § 1. Het maximale volume van de verhuis wordt bepaald door de directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde op basis van:
  1° de functiecode;
  2° het aantal kinderen die bij de ambtenaar op post verblijven;
  3° de beschikbaar van consumptiegoederen op post.
  De directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde bepaalt jaarlijks de lijst van de posten waar de beschikbaarheid van consumptiegoederen laag is en de categorieën van consumptiegoederen die in overweging worden genomen om deze lijst te bepalen.
  In afwijking van het eerste lid is het volume van de verhuis op zijn minst gelijk aan het verhuisde volume tijdens de vorige aanstelling van de ambtenaar en dat tot zijn aanstelling op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan.
  § 2. Wanneer de ambtenaar geniet van een gemeubeld verblijf ter beschikking gesteld door de Belgische Staat, kan de directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde het volume van de verhuis naar de bestemming van de post beperken.

Art.281. § 1. De verhuis omvat de volgende activiteiten:
  1° de demontage en de verpakking;
  2° het in- en uitladen;
  3° het transport;
  4° het uitpakken en de hermontage van de door de aangewezen verhuismaatschappij gedemonteerde meubelen.
  § 2. De meerkosten van de verhuis van de goederen van buitensporige omvang of die niet het primaire karakter van meubilair hebben, worden niet ten laste genomen.
  De directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde bepaalt de lijst van de goederen van buitensporige omvang en de goederen die niet het primaire karakter van meubilair hebben.

Art.282. De directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels van het transport van de meubelen en de persoonlijke bezittingen van de ambtenaar.

Art.283. § 1. Wanneer de ambtenaar is aangesteld op een post waar de beschikbaarheid van voertuigen beperkt is, wordt hem een bijkomende tenlasteneming toegekend voor de verhuis van een persoonlijk voertuig.
  De directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde bepaalt jaarlijks de lijst van de posten waar de beschikbaarheid van voertuigen beperkt is.
  De directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels van het transport van het persoonlijk voertuig van de ambtenaar.
  § 2. De verhuiskosten van een persoonlijk voertuig die ten laste worden genomen overeenkomstig paragraaf 1, worden, bij elke wijziging van aanstelling van de ambtenaar en dit tot een aanstelling op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan, ten laste genomen.

Art.284. De huur van de opslagplaats wordt ten laste genomen in de volgende gevallen:
  1° wanneer de ambtenaar posthoofd is;
  2° wanneer de ambtenaar een medewerker is die een gemeubeld verblijf betrekt dat te zijner beschikking wordt gesteld door de Belgische Staat;
  3° wanneer de ambtenaar is aangesteld op een post waarvan de categorie van hardship gelijk is aan of hoger is dan 5;
  4° wanneer de ambtenaar is aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan na aangesteld geweest te zijn op post en niet onmiddellijk een nieuw verblijf vindt.
  Voor de ambtenaar bedoeld in het eerste lid, 4° is de tenlasteneming van de huur van de opslagplaats beperkt tot maximum drie maanden na de aankomst in België van de meubelen en de persoonlijke bezittingen.
  Indien de ambtenaar op het moment van zijn definitieve ambtsneerlegging geniet van de tenlasteneming van de huur van een opslagplaats bedoeld in het eerste lid, 4°, loopt deze tenlasteneming verder na zijn ambtsneerlegging zonder dat deze een periode van drie maanden mag overschrijden na de aankomst in België van de meubelen en de persoonlijke bezittingen.

Art.285. De tenlasteneming van de verhuis van een deel van de meubelen en de persoonlijke bezittingen van de ambtenaar uit de opslagplaats maakt een einde aan de tenlasteneming van de huur van de opslagplaats en de verhuis van het resterende deel van de meubelen en de persoonlijke bezittingen van de ambtenaar uit de opslagplaats.

Art.286. In de situatie voorzien in artikel 284, eerste lid, 4° neemt de tenlasteneming van de verhuiskosten een einde van zodra alle of een deel van de meubelen en de persoonlijke bezitting van de ambtenaar verhuisd werden van de opslagplaats naar een adres in België, en uiterlijk twaalf maanden te rekenen vanaf de aanstelling van de ambtenaar op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan.

Art.287. Bij de definitieve ambtsneerlegging wordt de verhuis van de plaats van aanstelling naar één enkel adres ten laste genomen ten belope van een verhuis naar België voor zover het vertrek vanaf de plaats van aanstelling plaatsvindt in de loop van de maand die volgt op de maand van het einde van de aanstelling op post.
  Onverminderd het eerste lid wordt, in het geval van de definitieve ambtsneerlegging, de tenlasteneming van de opslagplaats toegekend binnen de volgende grenzen:
  1° voor de huur: tot drie maanden na de aankomst van de meubelen en de persoonlijke bezittingen vanaf de plaats van aanstelling;
  2° voor de verhuis van de meubelen en persoonlijke bezittingen vanaf de opslagplaats:
  a) ten belope van een verhuis naar één enkel adres in België;
  b) tot zes maanden vanaf de definitieve ambtsneerlegging.
  In afwijking van het tweede lid, 2°, b) wordt de tenlasteneming van de verhuis van de meubelen en de persoonlijke bezittingen uit de opslagplaats binnen de grenzen bepaald in het tweede lid, 1° en 2°, a) verlengd tot het einde van de tenlasteneming van de huur van de opslagplaats wanneer de tenlasteneming van de huur van de opslagplaats de zes maanden na de definitieve ambtsneerlegging overschrijdt.

Art.288. § 1. Een verzekering voor het dekken van de risico's tijdens de verhuis en tijdens de periode van de opslag in de opslagplaats wordt ten laste genomen.
  § 2. De verzekeringspolis wordt onderschreven op basis van een inventaris van de waarde van de meubelen en de persoonlijke bezittingen van de ambtenaar die dienen te worden verhuisd of te worden opgeslagen in de opslagplaats.
  De directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels van de berekening van de maximaal te verzekeren waarde.

HOOFDSTUK 2. - Tussenkomst in de kosten van een lokale verhuis

Art.289. In geval van uitzonderlijke behoorlijk gemotiveerde omstandigheden wordt een tussenkomst toegekend in de kosten van de lokale verhuis van de medewerker aangesteld op post.   De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels die van toepassing zijn in geval van uitzonderlijke omstandigheden en het maximale bedrag van de tussenkomst.
TITEL 15. - Tussenkomst in de kosten van repatriëring van het stoffelijk overschot

Art.290. Er wordt een volledige tussenkomst toegekend in de kosten van repatriëring naar de plaats van begraving van het stoffelijk overschot:   1° van de ambtenaar die op post overleden is;   2° van de partner die overleden is terwijl hij bij de ambtenaar op post verbleef;   3° van het kind dat overleden is terwijl het bij de ambtenaar op post verbleef.
TITEL 16. - Tussenkomst in de kosten verbonden aan de opleidingen en aan de examens

Art.291. § 1. Een volledige tussenkomst in de inschrijvingskosten voor elke opleiding wordt toegekend binnen de grenzen van artikel 70 van het verlofbesluit en van artikel 123.   De tussenkomst is beperkt tot de inschrijvingskosten van de opleidingen waarvan de duur gelijk is aan of minder bedraagt dan zestig uur.   § 2. De tussenkomst in de inschrijvingskosten van een opleiding in één van de talen bedoeld in artikel 48, tweede lid, is beperkt tot 75% wanneer het private lessen betreft.   De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de andere nadere regels volgens dewelke de inschrijvingskosten voor de opleidingen voor één van de talen bedoeld in artikel 48, tweede lid ten laste worden genomen.   § 3. In afwijking van paragraaf 1, tweede lid wordt een volledige tussenkomst toegekend in de inschrijvingskosten van de opleidingen in het kader van de toegang tot het niveau A van de buitenlandse carrière bedoeld in artikel 181 alsook voor de opleidingen die georganiseerd of ondersteund worden door de FOD.
Art.292. Een volledige tussenkomst in de inschrijvingskosten van de volgende examens wordt toegekend:
  1° het taalexamen bedoeld in artikel 48, eerste lid, 2° voor de talen bedoeld in artikel 48, tweede lid ten belope van maximum twee inschrijvingen;
  2° de proeven van de tweede reeks proeven voor de toegang tot het niveau A van de buitenlandse carrière bedoeld in artikel 181, § 3;
  3° het taalexamen bedoeld in artikel 181, § 5.

Art.293. Een tussenkomst in de kosten van de ontwikkeling van de partner in het kader van zijn professioneel project wordt toegekend ten belope van 2500 euro per jaar.

Boek 6. - Bijzondere geldelijke regimes

TITEL 1. - Geldelijk regime tijdens dienstreizen bij een post
Art.294. De ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan en belast met een dienstreis met een duur van meer dan dertig opeenvolgende dagen bij een post geniet niet meer van de vergoeding voor verblijfskosten noch van de tussenkomst in de verblijfskosten vanaf de eenendertigste dag van zijn dienstreis.   Onverminderd artikel 208 geniet de ambtenaar vanaf de eenendertigste dag van zijn dienstreis:   1° van een forfaitaire vergoeding waarvan het bedrag gelijk is aan de vergoeding voor verblijfskosten;   2° van een tussenkomst in de kosten van het verblijf bedoeld in artikel 231;   3° van de tussenkomst in de kosten van een periodieke terugkeerreis bedoeld in de artikelen 268 tot en met 271.
TITEL 2. - Geldelijk regime in geval van disponibiliteit van een ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur

Art.295. Een wachtgeld waarvan de bedragen worden bepaald door het verlofbesluit wordt toegekend aan de ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur die in disponibiliteit wordt gesteld in toepassing van artikel 66, eerste lid.   Het wachtgeld en de vergoedingen die eventueel worden toegekend aan de ambtenaar in disponibiliteit worden onderworpen aan het mobiliteitsregime dat van toepassing is op de retributies van de ambtenaar in dienstactiviteit.
TITEL 3. - Geldelijk regime tijdens de verschillende verloven en afwezigheden van de ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan

HOOFDSTUK 1. - Jaarlijks vakantieverlof
Art.296. De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de postvergoeding alsook van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens het jaarlijks vakantieverlof.
Art.297. De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan behoudt het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens het jaarlijks vakantieverlof.

HOOFDSTUK 2. - Omstandigheidsverlof

Art.298. De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de postvergoeding alsook van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens het omstandigheidsverlof.
Art.299. De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan behoudt het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens het omstandigheidsverlof.

HOOFDSTUK 3. - Uitzonderlijk verlof

Art.300. De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de postvergoeding alsook van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens het uitzonderlijk verlof.
Art.301. De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan behoudt het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens het uitzonderlijk verlof.

HOOFDSTUK 4. - Moederschaps- en omgezet moederschapsverlof

Art.302. De verschuldigde wedde voor de periode gedurende dewelke de vrouwelijke ambtenaar moederschapsverlof geniet, mag niet meer dan vijftien weken bestrijken of negentien weken in geval van meervoudige geboorte.   De wedde bedoeld in het eerste lid is niet verschuldigd in geval van een miskraam vóór de honderd eenentachtigste dag van de zwangerschap.   De verschuldigde wedde voor de verlenging van de postnatale rust toegestaan in toepassing van artikel 87 mag niet meer dan vierentwintig weken bestrijken.
Art.303. In afwijking van artikel 302 is de wedde eveneens verschuldigd voor de verlenging van het prenataal verlof bedoeld in artikel 86.

Art.304. De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de postvergoeding alsook van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens het moederschapsverlof en het omgezet moederschapsverlof.

Art.305. De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan behoudt het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens het moederschapsverlof en het omgezet moederschapsverlof.

HOOFDSTUK 5. - Ouderschapsverlof

Art.306. De ambtenaar die geniet van een ouderschapsverlof, heeft geen recht op zijn wedde.
Art.307. De ambtenaar aangesteld op post verliest het voordeel van de postvergoeding tijdens het ouderschapsverlof.
  De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens het ouderschapsverlof.

Art.308. De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan verliest het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens het ouderschapsverlof.

HOOFDSTUK 6. - Adoptieverlof, opvangverlof, pleegouderverlof en pleegzorgverlof

Art.309. De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de postvergoeding alsook van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens het adoptieverlof, het opvangverlof, het pleegouderverlof en het pleegzorgverlof.
Art.310. De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan behoudt het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens het adoptieverlof, het opvangverlof, het pleegouderverlof en het pleegzorgverlof.

HOOFDSTUK 7. - Verlof om dwingende redenen van familiaal belang

Art.311. De ambtenaar die geniet van een verlof om dwingende redenen van familiaal belang, heeft geen recht op zijn wedde.
Art.312. De ambtenaar aangesteld op post verliest het voordeel van de postvergoeding tijdens het verlof om dwingende redenen van familiaal belang.
  De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens het verlof om dwingende redenen van familiaal belang.

Art.313. De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan verliest het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens het verlof om dwingende redenen van familiaal belang.

HOOFDSTUK 8. - Verlof wegens ziekte

Art.314. Indien de ambtenaar nog geen zesendertig maanden in dienst is, wordt zijn wedde desalniettemin gewaarborgd gedurende drieënzestig werkdagen wanneer hij verhinderd is zijn functie normaal uit te oefenen wegens ziekte.   Voor de ambtenaar die oorlogsinvalide is wordt het aantal in het eerste lid vastgestelde werkdagen op vijfennegentig gebracht.
Art.315. De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de postvergoeding alsook van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens het verlof wegens ziekte.

Art.316. De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan behoudt het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens het verlof wegens ziekte.

Art.317. De ambtenaar aangesteld op post die het slachtoffer is van een erkend arbeidsongeval of een erkend arbeidswegongeval in de zin van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector behoudt het voordeel van de postvergoeding alsook van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever voor de duur van zijn ongeschiktheid.

Art.318. De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan die het slachtoffer is van een erkend arbeidsongeval of een erkend arbeidswegongeval in de zin van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector behoudt het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid voor de duur van zijn ongeschiktheid.

HOOFDSTUK 9. - Disponibiliteit wegens ziekte

Art.319. De ambtenaar die in disponibiliteit wegens ziekte is, ontvangt een wachtgeld dat gelijk is aan 60 % van zijn laatste wedde.   Het bedrag van dit wachtgeld mag echter in geen geval lager liggen dan:   1° de vergoedingen die de ambtenaar in dezelfde toestand zou ontvangen indien de socialezekerheidsregeling op hem toepasselijk was geweest sinds het begin van zijn afwezigheid;   2° het pensioen dat hij zou verkregen hebben indien hij, op de datum van zijn in disponibiliteitstelling, tot de vervroegde oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid was toegelaten.   Het wachtgeld wordt vastgesteld op grondslag van de laatste wedde, in voorkomend geval herzien bij toepassing van artikel 9 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der federale overheidsdiensten.   Het wachtgeld en de vergoedingen die eventueel worden toegekend aan de ambtenaar in disponibiliteit, zijn onderworpen aan de mobiliteitsregeling welke geldt voor de bezoldiging van ambtenaren in dienstactiviteit.
Art.320. De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de postvergoeding alsook van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens de disponibiliteit wegens ziekte.

Art.321. De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan behoudt het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens de disponibiliteit wegens ziekte.

HOOFDSTUK 10. - Deelname aan een georganiseerde werkonderbreking

Art.322. De ambtenaar die deelneemt aan een georganiseerde werkonderbreking heeft geen recht op zijn wedde.
Art.323. De ambtenaar aangesteld op post verliest het voordeel van de postvergoeding tijdens de deelname aan een georganiseerde werkonderbreking.
  De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens de deelname aan een georganiseerde werkonderbreking.

Art.324. De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan verliest het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens de deelname aan een georganiseerde werkonderbreking.

HOOFDSTUK 11. - Feestdagen op post, op Belgoeurop en op Belotan, terugroeping in dienst en dienstvrijstellingen

Art.325. De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de postvergoeding alsook van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens feestdagen, tijdens een terugroeping in dienst of tijdens de dienstvrijstellingen bedoeld in de artikelen 123 tot en met 126.
Art.326. De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan behoudt het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens feestdagen, tijdens een terugroeping in dienst of tijdens de dienstvrijstellingen bedoeld in de artikelen 123 tot en met 126.

TITEL 4. - Geldelijk regime bij verloven en andere afwezigheden tussen twee posten of tussen Belgoeurop of Belotan en een post

Art.327. De ambtenaar die een jaarlijks vakantieverlof, een ander verlof of een andere afwezigheid bedoeld in de artikelen 71 en 77 neemt nadat hij de post waarop hij aangesteld werd definitief verlaten heeft en voordat hij op zijn volgende post wordt aangesteld, geniet niet van de postvergoeding noch van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever gedurende dit verlof of deze afwezigheid.   Tijdens deze periodes geniet de ambtenaar van de transfervergoeding.
Art.328. De ambtenaar die een jaarlijks vakantieverlof, een ander verlof of een andere afwezigheid bedoeld in de artikelen 71 en 77 neemt nadat hij Belgoeurop of Belotan definitief verlaten heeft en voordat hij op post wordt aangesteld, geniet niet van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid gedurende dit verlof of deze afwezigheid.
  Tijdens deze periodes geniet de ambtenaar van de transfervergoeding.

TITEL 5. - Geldelijk regime ij buitengewone omstandigheden

Art.329. Dit geldelijk regime is van toepassing in de volgende buitengewone omstandigheden:   1° de aanstelling van de ambtenaar op het hoofdbestuur ingevolge:   a) een terugroeping naar het hoofdbestuur;   b) een terugroeping naar het hoofdbestuur vergezeld van een preventieve schorsing;   c) een verplaatsing bij tuchtmaatregel   d) de evacuatie van de ambtenaar van de post omwille van een gewapend conflict;   e) de persona non grata-verklaring van een ambtenaar door de Ontvangststaat;   2° de aanstelling van de ambtenaar op Belgoeurop of op Belotan ingevolge:   a) een verplaatsing bij tuchtmaatregel;   b) de evacuatie van de ambtenaar van de post omwille van een gewapend conflict;   c) de persona non grata-verklaring van de ambtenaar door de Ontvangststaat;   3° de preventieve schorsing of de tuchtschorsing van de ambtenaar die aangesteld is op post;   4° de preventieve schorsing of de tuchtschorsing van de ambtenaar die aangesteld is op het hoofdbestuur;   5° de preventieve schorsing of de tuchtschorsing van de ambtenaar die aangesteld is op Belgoeurop of op Belotan;   6° het verplichte vertrek van de partner en/of van het kind die bij de ambtenaar op post verblijven.
Art.330. § 1. In de buitengewone omstandigheden bedoeld in artikel 329, 1°, a), b) en c) en 2°, a), verliest de ambtenaar het voordeel van de postvergoeding en behoudt hij het voordeel van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever bedoeld in de artikelen 230 tot en met 235, 240 tot en met 250, 259, 260, 262, 265 tot en met 267, 279 tot en met 290 voor de periode en volgens de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, voor zover de ambtenaar geniet van de tussenkomst in de schoolkosten bedoeld in de artikelen 240 tot en met 250 op het moment van het plaatsvinden van de buitengewone omstandigheid.
  In afwijking van artikel 208, § 1 geniet de ambtenaar van de terugkeervergoeding vanaf zijn aanstelling op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan, zelfs indien hij niet op post werd aangesteld gedurende minstens één jaar.
  In afwijking van artikel 212 geniet de ambtenaar bedoeld in artikel 329, 2°, a) van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid vanaf de stopzetting van de toekenning van de postvergoeding.
  In het geval bedoeld in artikel 329, 1°, b) verliest de ambtenaar het voordeel van de terugkeervergoeding voor de duur van de preventieve schorsing.
  § 2. In de buitengewone omstandigheden bedoeld in artikel 329, 1°, d) en e) en 2°, b) en c) behoudt de ambtenaar het voordeel van de postvergoeding voor de periode en volgens de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.
  In afwijking van artikel 208, § 1 geniet de ambtenaar van de terugkeervergoeding vanaf de stopzetting van de toekenning van de postvergoeding, zelfs indien hij niet op post werd aangesteld gedurende minstens één jaar.
  In afwijking van artikel 212 geniet de ambtenaar bedoeld in artikel 329, 2°, b) en c) van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid vanaf de stopzetting van de toekenning van de postvergoeding.
  In afwijking van artikel 236, § 1, 1°, wordt de tussenkomst in de kosten eigen aan de werkgever bedoeld in de artikelen 237 en 239, § 1 toegekend aan de ambtenaar die minder dan één jaar aangesteld was op post.
  § 3. In de buitengewone omstandigheden bedoeld in artikel 329, 3° verliest de ambtenaar het voordeel van de postvergoeding voor de duur van de preventieve schorsing of van de tuchtschorsing en behoudt hij het voordeel van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever.
  § 4. In de buitengewone omstandigheden bedoeld in artikel 329, 4° verliest de ambtenaar het voordeel van de terugkeervergoeding voor de duur van de preventieve schorsing of van de tuchtschorsing.
  § 5. In de buitengewone omstandigheden bedoeld in artikel 329, 5° verliest de ambtenaar het voordeel van de terugkeervergoeding en van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid voor de duur van de preventieve schorsing of van de tuchtschorsing.
  § 6. Wanneer de ambtenaar, zijn partner en/of het kind niet onmiddellijk een verblijf vinden in België wegens één van de buitengewone omstandigheden bedoeld in artikel 329, 1°, d) en e), 2°, b) et c), 6° wordt een [00e2][0080][008b][00e2][0080][008b]tussenkomst in de verblijfskosten toegekend ten belope van een bedrag bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, rekening houdende met de familiale situatie van de ambtenaar.
  De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels voor de tussenkomst in deze verblijfskosten alsook de periode gedurende dewelke de tussenkomst bedoeld in het eerste lid wordt toegekend.

TITEL 6. - Geldelijk regime bij aanstelling op het hoofdbestuur wegens ziekte of ongeval

Art.331. Ingevolge de aanstelling op het hoofdbestuur van de ambtenaar wegens ziekte of ongeval, behoudt de ambtenaar het voordeel van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever bedoeld in de artikelen 230 tot en met 235, 240 tot en met 250, 259, 260, 262, 265 tot en met 267, 279 tot en met 290 voor de periode en volgens de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, voor zover de ambtenaar geniet van de tussenkomst in de schoolkosten bedoeld in de artikelen 240 tot en met 250 op het moment van het plaatsvinden van de buitengewone omstandigheid.
TITEL 7. - Geldelijk regime bij het overlijden van een ambtenaar op post

Art.332. Ingevolge het overlijden van de ambtenaar op post, behouden zijn partner en het kind het voordeel van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever bedoeld in de artikelen 230 tot en met 235, 240 tot en met 250, 259, 260, 262, 265 tot en met 267, 279 tot en met 290 voor de periode en volgens de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, voor zover de ambtenaar genoot van de tussenkomst in de schoolkosten bedoeld in de artikelen 240 tot en met 250 op het moment van overlijden.
Deel 5. Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen

Boek 1. Opheffingsbepalingen
Art.333. Worden opgeheven:   1° het koninklijk besluit van 15 juli 1920 betreffende de inrichting van het diplomatiek korps;   2° het koninklijk besluit van 15 juli 1920 houdende nieuwe inrichting van het consulair korps;   3° het koninklijk besluit van 16 augustus 1923 betreffende de inrichting van het korps der kanseliers, de dragomannen en tolken;   4° het besluit van de Regent van 15 oktober 1946 tot vaststelling van het reglement der buitenlandsche diensten van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken en Buitenlandschen Handel;   5° het koninklijk besluit van 22 juli 2008 tot regeling van de toekenning van een terugkeervergoeding voor bepaalde ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;   6° het koninklijk besluit van 21 juli 2016 tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière;   7° het ministerieel besluit van 8 mei 2023 tot vaststelling van de periodiciteit van de verlofreizen ten laste van de Staat voor bepaalde personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Boek 2. Overgangsbepalingen

Art.334. § 1. In afwijking van artikel 74, § 2, geniet de ambtenaar die, op datum van 31 december van het jaar tijdens hetwelk dit besluit in werking treedt, het jaarlijks vakantieverlof waarop hij recht had voor 1 augustus 2014 niet heeft opgenomen, van een vergoeding tijdens zijn eerste aanstelling op het hoofdbestuur die volgt op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.   § 2. De vergoeding bedoeld in paragraaf 1 is gelijk aan:   1° voor de ambtenaar zonder partner en zonder kind: 75% van de maandelijkse brutowedde ten belope van het aantal verlofdagen zonder dat dit aantal negentig dagen kan overschrijden;   2° voor de andere ambtenaren: 100% van de maandelijkse brutowedde ten belope van het aantal verlofdagen zonder dat dit aantal negentig dagen kan overschrijden.   Deze vergoeding wordt berekend in dertigsten en is niet cumuleerbaar met de terugkeervergoeding bedoeld in artikel 208.   § 3. De ambtenaar die, gedurende de periode van 1 januari 2019 tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit, het geheel van de dagen jaarlijks vakantieverlof waarop hij recht had wanneer hij aangesteld was op het hoofdbestuur niet heeft opgenomen, geniet van deze dagen jaarlijks vakantieverlof tot en met 31 december van het jaar dat volgt op de datum van zijn volgende aanstelling op het hoofdbestuur.
Art.335. De ambtenaar die, op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit, aangesteld is op Belgoeurop of op Belotan, wordt, voor de duur van zijn aanstelling, vergoed op grond van de bepalingen die voor de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing waren.

Art.336. De ambtenaar die, op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit, is aangesteld op Belgoeurop of op Belotan geniet van de terugkeervergoeding bedoeld in artikel 208 wanneer hij vervolgens wordt aangesteld op het hoofdbestuur.

Art.337. De stages en de beroepen inzake stages die lopend zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit worden beheerst door de bepalingen die voor die datum van toepassing waren.

Art.338. De bij de inwerkingtreding van dit besluit lopende vergelijkende selecties worden beheerst door de bepalingen die voor die datum van toepassing waren.

Art.339. De reserve van geslaagden samengesteld op grond van een vergelijkende selectie die werd afgesloten of lopend was op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit artikel, blijft geldig tot het verstrijken van de termijn bepaald voor hun geldigheid. Zij kunnen worden verlengd overeenkomstig artikel 13, § 1, derde lid.
  De stage die volgt uit een selectie vermeld in het eerste lid, wordt uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 15 en volgende. De stagiair wordt benoemd in de buitenlandse carrière overeenkomstig de artikelen 35 en 36.

Art.340. De ambtenaar van de consulaire carrière die houder is van één of meerdere brevetten bedoeld in artikel 49, § 1bis, eerste lid van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel, moet voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 180 om te kunnen deelnemen aan de proeven bedoeld in artikel 181.
  De ambtenaar van de consulaire carrière die houder is van één of meerdere brevetten bedoeld in artikel 49, § 1bis, eerste lid van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel, is vrijgesteld van de eerste reeks proeven bedoeld in artikel 181, § 2.
  De ambtenaar van de consulaire carrière die houder is van één of meerdere brevetten bedoeld in artikel 49, § 1bis, eerste lid van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel, behoudt het voordeel van het (de) behaalde brevet(ten).

Art.341. De bevorderings-, tuchtprocedures en procedures inzake ordemaatregelen die lopend zijn op het ogenblik van de inwerkintreding van dit besluit, worden beheerst door de bepalingen die voor die datum van toepassing waren.

Art.342. De reiskosten bedoeld in artikel 277, tweede lid die het voorwerp hebben uitgemaakt van een tussenkomst vóór de inwerkingtreding van dit besluit worden in overweging genomen voor de berekening van het aantal verplaatsingen dat recht geeft op een tussenkomst krachtens datzelfde artikel.

Boek 3. Slotbepalingen

Art.343. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2026, met uitzondering van artikel 339 dat in werking treedt op 1 januari 2025.
Art.344. De minister bevoegd voor Buitenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.

Art. N1.   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 21-05-2024, p. 64131)
Art. N2.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 21-05-2024, p. 64132)