22 JULI 2008. - Koninklijk besluit tot regeling van de toekenning van een terugkeervergoeding voor bepaalde ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-09-2008 en tekstbijwerking tot 30-10-2019)
HOOFDSTUK I. - Terugkeervergoeding.
Art. 1-2, 2/1, 3
HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen.
Art. 4-5, 5/1
HOOFDSTUK III. - Opheffings- en eind- bepalingen.
Art. 6-8
HOOFDSTUK I. - Terugkeervergoeding.
Artikel 1.Er wordt een maandelijkse terugkeervergoeding toegekend :
1° aan de ambtenaren van [3 de buitenlandse carrière en de consulaire carrière]3 die, [1 na tenminste één jaar bij een diplomatieke zending of consulaire post, te zijn tewerkgesteld]1 tijdelijk aan het hoofdbestuur worden toegevoegd.
2° aan de ambtenaren [3 van het Rijkspersoneel van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking]3 die belast werden met het [2 tijdelijk uitoefenen van functies in een diplomatieke zending of consulaire post in het buitenland gedurende minstens één jaar]2 en die terugkeren naar het hoofdbestuur.
Deze vergoeding wordt toegekend voor een periode van drie jaar vanaf de datum waarop de ambtenaar aan het hoofdbestuur wordt toegevoegd of, naargelang het geval, waarop hij naar het hoofdbestuur terugkeert.
Ze wordt niet toegekend aan de stagiairs van deze verschillende carrières.
----------
(1)<KB 2009-06-18/06, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2008>
(2)<KB 2009-06-18/06, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2008>
(3)<KB 2019-09-30/03, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2019>
Art.2.De terugkeervergoeding wordt berekend op basis van de geïndexeerde brutojaarwedde van de ambtenaar en wordt bepaald door zijn gezinssituatie.
Het bedrag van deze vergoeding is gelijk aan :
1) 1/110e van deze wedde voor een alleenstaande ambtenaar zonder kind ten laste.
2) 1/67e van deze wedde :
a) voor de gehuwde of wettelijk samenwonende ambtenaar zonder kind ten laste.
b) voor de alleenstaande, gehuwde of wettelijk samenwonende ambtenaar met een kind ten laste.
3) 1/57e van deze wedde voor de alleenstaande, gehuwde of wettelijk samenwonende ambtenaar met minstens twee kinderen ten laste.
[1 ...]1
----------
(1)<KB 2019-09-30/03, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2019>
Art. 2/1. [1 § 1. De betaling van de terugkeervergoeding wordt geschorst gedurende de periode waarin de ambtenaar geen recht op wedde heeft.
§ 2. In geval van schorsing van de betaling van deze vergoeding wordt de maximumduur van vijf jaar bedoeld in artikel 3, derde lid verlengd met een duur gelijk aan de schorsing voor zoverre de periode van de schorsing de vier jaar niet overschrijdt.
§ 3. De duur van de dienstvrijstelling toegestaan voor het verrichten van een internationale opdracht, zoals voorzien in artikel 99, tweede lid, 1°, c) van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen wordt niet in rekening gebracht bij de berekening van de totale duur van vijf jaar bedoeld in artikel 3, derde lid op de volgende voorwaarden:
1° de internationale opdracht heeft plaats buiten het Belgisch grondgebied ;
2° de dienstvrijstelling toegekend voor het verrichten van een internationale opdracht overschrijdt de vier jaar niet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2019-09-30/03, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2019>
Art.3.[1 De Minister van Buitenlandse Zaken of zijn afgevaardigde kan, na een met redenen omkleed voorstel van het Directiecomité en na gunstig advies van de Inspectie van Financiën, de toekenning van deze vergoeding na afloop van de drie eerste jaren verlengen voor de ambtenaren bedoeld in artikel 1, eerste lid, 1° die een leidinggevende of een expertisefunctie uitoefenen die niet aan een andere ambtenaar kan toevertrouwd worden zonder verlies van kwaliteit en die daardoor hun behoud op het hoofdbestuur rechtvaardigt.
Deze verlenging wordt toegestaan voor een hernieuwbare periode van één jaar, met een maximum van twee jaar, onder dezelfde toekenningsvoorwaarden als deze vermeld in het eerste lid.
Het voordeel van deze vergoeding ten voordele van de ambtenaren bedoeld in artikel 1, eerste lid, 1°, is beperkt tot een totale duur van vijf jaar vanaf hun toevoeging aan het hoofdbestuur.]1
----------
(1)<KB 2019-09-30/03, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2019>
HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen.
Art.4. De koninklijke besluiten van 21 april 1970 houdende reglementering van de overplaatsings- en verblijfsvergoedingen, zoals gewijzigd door de koninklijke besluiten van 28 mei 1973, zijn toepasselijk op de ambtenaren van de carrière van de Attachés voor Internationale Samenwerking vanaf de datum van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel.
Art.5. Op een met redenen omkleed voorstel van het Directiecomité kan de Minister van Buitenlandse Zaken uitzonderlijk de overplaatsings- en verblijfsvergoedingen voorzien door de koninklijke besluiten van 21 april 1970, zoals gewijzigd door de koninklijke besluiten van 28 mei 1973, verlengen voor de ambtenaren op wie artikel 1, eerste lid, 1°, van toepassing is, die toegevoegd werden aan het hoofdbestuur vanaf 1 juli 2002, na de datum waarop de periode van drie jaar vanaf hun toevoeging aan het hoofdbestuur, eindigt.
Deze verlenging kan enkel toegekend worden aan de ambtenaren die functies met zware verantwoordelijkheid uitoefenen waarvan de aard zelf rechtvaardigt dat ze aan één en dezelfde ambtenaar gedurende een tijdspanne van meer dan drie jaar zouden toevertrouwd worden. Zij eindigt ambtshalve op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Dit artikel is niet van toepassing op de ambtenaren van de eerste en tweede administratieve klassen van de carrière Buitenlandse Dienst.
Art. 5/1. [1 Voor ambtenaren van de eerste en tweede administratieve klasse van de carrière Buitenlandse Dienst, die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit, reeds vier jaar opnieuw toegevoegd waren aan het Hoofdbestuur en voor dewelke de Minister van Buitenlandse Zaken de toekenning van de vergoedingen, voorzien door de koninklijke besluiten van 21 april 1970 houdende reglementering van de overplaatsings- en verblijfsvergoedingen, zoals gewijzigd door de koninklijke besluiten van 28 mei 1973, minstens eenmaal voor een nieuwe periode van één jaar verlengd had, kan de Minister van Buitenlandse Zaken, op een met redenen omkleed voorstel van het Directiecomité, de toekenning van de terugkeervergoeding voorzien in dit koninklijk besluit uitzonderlijk verder verlengen, tot voorbij de totale duur voorzien in artikel 3, derde lid.
Zulke verlenging kan enkel toegekend worden aan ambtenaren die functies met grote verantwoordelijkheid uitoefenen waarvan de aard zelf rechtvaardigt dat ze aan één en dezelfde ambtenaar gedurende een tijdspanne van meer dan drie jaar zouden toevertrouwd worden.
De totale duur van de aldus verlengde toekenning van de terugkeervergoeding kan nooit hoger zijn dan deze voorzien in de respectievelijke artikelen 3 van genoemde koninklijke besluiten van 21 april 1970, bedoeld in het eerste lid, zoals dat van kracht was op 30 september 2008.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2009-06-18/06, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2008>
HOOFDSTUK III. - Opheffings- en eind- bepalingen.
Art.6. Worden opgeheven :
1° het koninklijk besluit van 21 april 1970 houdende reglementering van de overplaatsingsvergoeding, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 mei 1973;
2° het koninklijk besluit van 21 april 1970 houdende reglementering van de verblijfsvergoeding, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 mei 1973.
Art.7. Dit besluit heeft uitwerking vanaf de eerste dag van de maand volgend op zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 8. Onze Minister van Buitenlandse Zaken en Onze Minister van Ontwikkelingssamenwerking zijn belast met de uitvoering van dit besluit.