20 MEI 2022. - Koninklijk besluit betreffende de administratieve, begrotings- en beheerscontrole
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - De Ministerraad.
Art. 3-5
HOOFDSTUK III. - De Minister van Begroting.
Art. 6-7
HOOFDSTUK IV. - De Minister van Ambtenarenzaken.
Art. 8
HOOFDSTUK V. - Gemeenschappelijke bepalingen aan de hoofdstukken III en IV.
Art. 9-12
HOOFDSTUK VI. - De inspecteurs van financiën.
Art. 13-27
HOOFDSTUK VII. - Algemene bepalingen en slotbepalingen.
Art. 28-31
2022015353 2022033442 2022033598 2022034524 2022041855 2022042725 2022043097 2022043309 2022043310 2022043311 2022043372 2023010147 2023030069 2023030070 2023031104 2023042823 2023043917 2023044398 2023045411 2023046228 2023046236 2023046332 2023046720 2023046968 2023047212 2023047213 2023047214 2023047663 2023048330 2023048644 2023048723 2023200265 2023201370 2023204714 2023206781 2024001527 2024001817 2024001818 2024002691 2024002972 2024003054 2024003056 2024003058 2024003059 2024003208 2024003334 2024004094 2024004162 2024004684 2024004686 2024006645 2024007084 2024007259 2024009178 2024010567 2024200224 2024202792 2024204364 2024204645
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de diensten bedoeld in artikel 2, eerste alinea, 1°, 2° en 4° van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat.
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° De Minister van Begroting: de Minister tot wiens bevoegdheid de Begroting behoort;
2° De Minister van Ambtenarenzaken: de Minister tot wiens bevoegdheid het algemeen bestuur behoort;
3° De Minister van Financiën: de Minister tot wiens bevoegdheid Financiën behoort;
4° De dienst: de in het eerste lid bedoelde diensten;
5° De wet van 22 mei 2003: de wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat;
6° Werkdag: elke dag, uitgezonderd een zaterdag, een zondag, een algemeen aan de federale overheid erkende feestdag of hiermee gelijkgestelde dag.
Art.2. De administratieve, begrotings- en beheerscontrole wordt uitgeoefend door de Ministerraad en door de Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken.
Zij worden bijgestaan door de inspecteurs van financiën.
HOOFDSTUK II. - De Ministerraad.
Art.3. In overeenstemming met artikel 44 van de wet van 22 mei 2003 beslist de Ministerraad over de maatregelen, noodzakelijk voor het opstellen van de begroting.
De Minister van Financiën en de Minister van Begroting stellen de voorontwerpen van begrotingswet op en de amendementen van de regering bij deze ontwerpen.
Art.4. In overeenstemming met artikel 32, eerste lid, van de wet van 22 mei 2003 houdt de Ministerraad toezicht op de uitvoering van de begroting. Daartoe lichten de Minister van Financiën en de Minister van Begroting om de twee maanden de Ministerraad in over de financiële en budgettaire toestand en over de vooruitzichten inzake de uitvoering van de begroting.
In overeenstemming met artikel 32, tweede lid van de wet van 22 mei 2003 bepaalt de Ministerraad de houding van de regering ten opzichte van de wetsvoorstellen en de van het Parlement uitgaande amendementen, waarvan de aanneming een weerslag zou kunnen hebben, hetzij op de ontvangsten, hetzij op de uitgaven.
De Ministerraad bepaalt tevens haar houding ten aanzien van internationale en supranationale besluitvorming die een weerslag kan hebben, hetzij op de ontvangsten, hetzij op de uitgaven.
Art.5. In overeenstemming met artikel 32, tweede lid van de wet van 22 mei 2003 wordt de bevoegdheid van de Ministerraad waarvan sprake in artikel 3, alsmede in artikel 4, tweede lid, die betrekking hebben op de wetsvoorstellen en op de amendementen uitgaande van de regering of van het Parlement, uitgeoefend door de Minister van Begroting.
HOOFDSTUK III. - De Minister van Begroting.
Art.6. In overeenstemming met artikel 32, derde lid van de wet van 22 mei 2003 worden aan de voorafgaande akkoordbevinding van de Minister van Begroting voorgelegd: de voorontwerpen van wet de ontwerpen van koninklijk besluit en ministerieel besluit, van omzendbrief of van beslissing:
1° waarvoor geen of onvoldoende kredieten bestaan;
2° waardoor, rechtstreeks of onrechtstreeks, de ontvangsten kunnen worden beïnvloed, of nieuwe uitgaven kunnen ontstaan.
Art.7. In overeenstemming met de artikelen 67, tweede lid en 70, § 1, tweede lid van de wet van 22 mei 2003 worden de ontwerpen van beslissing van de Ministerraad bedoeld in deze artikelen 67 en 70 door de Minister van Begroting aan de Ministerraad voorgelegd.
HOOFDSTUK IV. - De Minister van Ambtenarenzaken.
Art.8. Aan de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken worden voorgelegd, de voorontwerpen van wet, de ontwerpen van koninklijk besluit en ministerieel besluit die ertoe strekken:
1° de personeelsformaties vast te stellen of te wijzigen;
2° het administratief en/of het geldelijk statuut van het personeel van de diensten vast te stellen of te wijzigen.
HOOFDSTUK V. - Gemeenschappelijke bepalingen aan de hoofdstukken III en IV.
Art.9. De Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken brengen hun akkoord of niet-akkoord uit binnen een termijn van 15 werkdagen na ontvangst van het volledige dossier door de betrokken minister, dat naast het advies van de Inspectie van financiën tevens de stukken bevat zoals vermeld in artikel 24, § 1.
Aan de bevoegde inspecteurs van financiën wordt gelijktijdig een afschrift van deze akkoordbevindingen toegezonden.
Art.10. Indien een voorontwerp van wet, een ontwerp van koninklijk besluit of ministerieel besluit aan de akkoordbevinding van de Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken is onderworpen, kan het akkoord van de Minister van Begroting pas gevraagd worden na ontvangst van het akkoord of niet-akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken of na het verstrijken van de termijn zoals voorzien in artikel 9.
Art.11. Wanneer de in de artikelen 6 en 8 bedoelde voorontwerpen en ontwerpen het akkoord of niet-akkoord van de Minister van Begroting of van de Minister van Ambtenarenzaken niet hebben gekregen binnen de in de artikelen 9 en 10 vermelde termijnen, kunnen de dossiers die voor goedkeuring aan de Ministerraad voorgelegd dienen te worden, op ontvankelijke wijze op deze Raad geagendeerd worden.
Art.12. De Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken kunnen, ieder wat hem betreft, voor bepaalde aangelegenheden beslissen dat het gunstig advies van de inspecteur van financiën vrijstelt van hun voorafgaande akkoordbevinding.
De bevoegde inspecteurs van financiën worden hiervan in kennis gesteld.
HOOFDSTUK VI. - De inspecteurs van financiën.
Art.13. In overeenstemming met artikel 33, tweede en derde lid van de wet van 22 mei 2003:
- zijn de inspecteurs van financiën belast met de administratieve, begrotings- en beheerscontrole;
- vervullen de inspecteurs van financiën, naast de uitoefening van deze controle, de functie van budgettaire en financiële raadgever van de Minister bij wie zij geaccrediteerd zijn;
- brengen de inspecteurs van financiën hun adviezen uit in volle onafhankelijkheid en in overeenstemming met de deontologie van het Interfederaal Korps van de Inspectie van financiën.
Art.14. De inspecteurs van financiën verstrekken aan de ministers bij wie zij geaccrediteerd zijn, alle aanbevelingen die de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de ingezette middelen kunnen verhogen, de werking van de diensten kunnen verbeteren en besparingen kunnen verwezenlijken.
Indien de aanbevelingen betrekking hebben op het interne controlesysteem van de dienst wordt een kopie toegestuurd aan de leidend ambtenaar van de dienst en aan de Federale Interne Auditdienst.
Art.15. De inspecteurs van financiën brengen advies uit over al de aangelegenheden die hun worden voorgelegd door de minister bij wie zij geaccrediteerd zijn, of zijn gedelegeerde ordonnateur.
De inspecteurs van financiën kunnen door de minister bij wie zij geaccrediteerd zijn of de Minister van Begroting of de Minister van Ambtenarenzaken belast worden met onderzoeken bij de diensten en bij de door de Staat gesubsidieerde openbare of particuliere instellingen.
Art.16. De inspecteurs van financiën oefenen eveneens een controlebevoegdheid uit in naam van de Minister van de Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken.
Art.17. Onverminderd de artikelen 18 tot en met 20 worden aan de inspecteurs van financiën voor voorafgaand advies voorgelegd:
1° alle dossiers die aan de Ministerraad worden voorgelegd;
2° alle dossiers die aan de Minister van Begroting of aan de Minister van Ambtenarenzaken worden voorgelegd overeenkomstig de artikelen 6 en 8;
3° de begrotingsvoorstellen en de voorstellen van aanpassingsblad;
4° de ontwerpen van beslissing van de Ministerraad bedoeld in de artikelen 67 en 70 van de van 22 mei 2003;
5° de voorstellen tot het verlenen van de Staatswaarborg;
6° de voorstellen tot onteigening;
7° de voorstellen tot toekenning van een concessie of een domeinconcessie;
8° de ontwerpen van dadingen, arbitrageovereenkomsten en overeenkomsten bedoeld in artikel 1043 van het Gerechtelijk Wetboek;
9° elk ontwerp van behoeftenprogramma inzake de te bezetten oppervlakten;
10° de voorstellen niet bedoeld in de voorgaande punten of de artikelen 18 tot en met 20 waarvan de verwezenlijking rechtstreeks of onrechtstreeks een financiële weerslag kan hebben.
In afwijking van het eerste lid moeten uitgaven onderworpen aan organieke regelen die de toekenningsvoorwaarden, de begunstigde en het bedrag ervan vaststellen niet voor voorafgaand advies worden voorgelegd
Met betrekking tot specifieke categorieën van dossiers, behorende tot het eerste lid, 10°, kunnen de controlemodaliteiten in voorkomend geval worden geregeld op basis van een protocol tussen de bevoegde minister en de Minister van Begroting.
Art.18. Worden voor voorafgaand advies aan de inspecteurs van financiën voorgelegd:
1° de personeels- en actieplannen gelinkt aan de resultaten van de monitoring van het risico, personeelsformaties, voorstellen tot wervingsmachtigingen en andere niet automatische personeelsbewegingen met budgettaire impact;
2° de indienstneming van statutaire en contractuele personeelsleden.
Het advies over de indienstneming van statutaire personeelsleden kan, mits schriftelijke goedkeuring van de bevoegde inspecteur van financiën, worden vervangen door een nominatieve lijst in uitvoering van de goedgekeurde actieplannen en wervingsmachtigingen. In deze gevallen ontvangt de bevoegde inspecteur van financiën een maandelijkse tot driemaandelijkse monitoringtabel van de stand van uitvoering;
3° andere personeelsuitgaven, voor zover zij niet volledig gereglementeerd zijn, op uitzondering van de zendingen in België en in het buitenland;
4° de voorstellen die betrekking hebben op de administratieve inrichting van de diensten waarvan de verwezenlijking rechtstreeks of onrechtstreeks een financiële weerslag kan hebben.
Art.19. § 1. Worden voor voorafgaand advies aan de inspecteurs van financiën voorgelegd, de overheidsopdrachten waarvan de geraamde waarde van de opdracht of het gunningsbedrag de volgende drempelbedragen overschrijdt:
1° als de opdracht wordt geplaatst met een openbare of niet-openbare procedure:
a) Voor een opdracht van werken: 500.000 euro;
b) Voor een opdracht van leveringen: 250.000 euro;
c) Voor een opdracht van diensten: 200.000 euro;
2° als de opdracht wordt geplaatst met een mededingingsprocedure met onderhandeling of vereenvoudigde onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking:
a) Voor een opdracht van werken: 250.000 euro;
b) Voor een opdracht van leveringen: 125.000 euro;
c) Voor een opdracht van diensten: 100.000 euro.
3° als de opdracht wordt geplaatst met een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking: 30.000 euro;
4° voor de andere procedures vermeld in de wet inzake overheidsopdrachten van 17 juni 2016 of de wet inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied van 13 augustus 2011: 100.000 euro.
Elk gunningsvoorstel die bovenvermelde drempels overschrijdt, indien zij niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand advies op het tijdstip van de opstart van de procedure, wordt onderworpen aan het voorafgaand advies van de inspecteur van financiën.
§ 2. Het voorafgaand advies van de inspecteur van financiën is vereist voor overeenkomsten die niet als een overheidsopdracht worden gekwalificeerd volgens de wet van 17 juni 2016 of de wet van 13 augustus 2011 indien de geraamde totale uitgave ten laste van de Staat 100.000 euro bereikt.
§ 3. Het voorafgaand advies van de inspecteur van financiën is vereist voor bestellingen geplaatst in het kader van een raamovereenkomst of die worden geplaatst in het kader van een dynamisch aankoopsysteem, waarvan de geraamde waarde van de bestelling de volgende drempelbedragen overschrijdt:
a) Voor een opdracht van werken: 500.000 euro;
b) Voor een opdracht van leveringen en/of diensten: 30.000 euro.
Indien de bestelling bestaat in herhaalde prestaties, dan slaat bovenvermeld drempelbedrag op het geraamde totale bedrag van de bestelling over twaalf maanden, conform de bepalingen inzake de raming, vermeld in artikel 6 en 7 van het koninklijk besluit plaatsing overheidsopdrachten van 18 april 2017, artikel 6 en 7 van het koninklijk besluit plaatsing overheidsopdrachten in de speciale sectoren van 18 juni 2017, en de artikelen 25 tot 29 van het koninklijk besluit plaatsing overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied van 23 januari 2012.
Indien de looptijd van de prestatie van de bestelling meer dan twaalf maanden bedraagt, dan dient de volledige bestelling te worden afgetoetst aan de drempels van het eerste lid.
§ 4. Voor gezamenlijke opdrachten waarvan de geraamde totale waarde van de opdracht de drempelbedragen, vermeld in § 1, bereikt, is het voorafgaand advies tevens vereist van elke inspecteur van financiën geaccrediteerd bij een deelnemende entiteit over de behoefte van de dienst en de budgettaire inpasbaarheid ongeacht het aandeel van de betrokken entiteit.
§ 5. In afwijking van § 1 worden, ongeacht de geraamde waarde of het gunningsbedrag van de opdracht, opdrachten die als raamovereenkomst worden geplaatst, steeds voor voorafgaand advies aan de inspecteur van financiën voorgelegd.
§ 6. Alle in dit artikel vermelde bedragen zijn bedragen exclusief BTW.
Art.20. Worden voor voorafgaand advies aan de inspecteurs van financiën voorgelegd de subsidies die niet toegekend zijn overeenkomstige organieke regelen die de toekenningsvoorwaarden, de begunstigde en het bedrag ervan vaststellen en waarvan het bedrag hoger is dan 10.000 euro.
Art.21. De inspecteur van financiën kan de voorstellen tot overeenkomsten, bestellingen en subsidies onder de in de artikelen 19 en 20 vermelde drempelbedragen voor advies opvragen in de door hem gemotiveerde gevallen.
Art.22. De bedragen, bepaald in de artikelen 19 en 20, kunnen worden gewijzigd na gemeenschappelijk overleg tussen de betrokken minister en de Minister van Begroting, na schriftelijk advies van de Korpschef van de Inspectie van financiën, hierna "Korpschef" genoemd.
De inspecteurs van financiën behouden hun raadgevende bevoegdheid inzake de algemene aanwending van de kredieten voor de uitgaven bedoeld in de artikelen 17 tot en met 22.
Art.23. In de uitoefening van hun functie onderzoeken de inspecteurs van financiën vooral de wettigheid, de regelmatigheid, de doeltreffendheid, de doelmatigheid en de budgettaire inpasbaarheid in het lopende en de volgende begrotingsjaren van de voorstellen en gaan ze na of de voorstellen overeenkomen met de beslissingen van de Ministerraad en met de ministeriële beslissingen indien het voorstellen van de dienst betreft.
De opmerkingen van het Rekenhof worden aan de inspecteurs van financiën meegedeeld.
Art.24. § 1. Onverminderd § 2 brengen de inspecteurs van financiën advies uit over de in de artikelen 17 tot en met 20 vermelde dossiers binnen een termijn van vijftien werkdagen na ontvangst van het verzoek om een advies te verlenen en het volledige dossier.
Een schriftelijke vraag om bijkomende inlichtingen schorst voornoemde termijn.
De Minister van Begroting bepaalt, in overleg met de Korpschef, wat wordt begrepen onder een volledig dossier. Voor de dossiers, zoals bedoeld in artikel 18, wordt dit mee overlegd met de Minister van Ambtenarenzaken.
Op grond van de materieel gemotiveerde hoogdringendheid kan de minister bij wie zij geaccrediteerd zijn, de directeur van de beleidscel of de leidend ambtenaar van de dienst, deze termijn inkorten zonder dat deze termijn minder dan vier werkdagen mag bedragen.
§ 2. Met betrekking tot de in artikel 17, 1° en 4° vermelde dossiers brengen de inspecteurs van financiën advies uit binnen een termijn van twaalf werkdagen.
De bevoegde minister, de directeur van de beleidscel of de leidend ambtenaar van de dienst kan hierbij verzoeken om een hoogdringend advies zonder dat de termijn minder dan vier werkdagen mag bedragen.
Op grond van de materieel gemotiveerde hoogdringendheid kan deze termijn ten uitzonderlijke titel beperkt worden tot minimaal één volledige werkdag.
Art.25. § 1. Wanneer de betrokken minister zich niet kan aansluiten bij een ongunstig advies van een inspecteur van financiën over één van de voorstellen bedoeld in artikel 17, 5° tot 10°, 18, 19 en 20, maakt hij het voorstel, naargelang van het geval, aanhangig bij de Minister van Begroting of de Minister van Ambtenarenzaken.
§ 2. De minister bij wie het voorstel aanhangig is gemaakt beschikt over een termijn van 15 werkdagen na ontvangst van het volledige dossier, zoals bedoeld in artikel 24, § 1, met toevoeging van het ongunstig advies en een materieel gemotiveerde beroepsnota, om zich over het voorstel uit te spreken.
Een afschrift van de beroepsnota wordt gelijktijdig overgemaakt aan de betrokken inspecteur van financiën.
De minister bij wie het voorstel aanhangig is gemaakt stuurt zijn beslissing toe aan de betrokken minister, met afschrift aan de betrokken inspecteur van financiën.
Heeft de minister zich binnen de voormelde termijn niet uitgesproken, dan wordt hij geacht zich akkoord te verklaren met het voorstel.
Bij een met redenen omklede beslissing waarvan aan de betrokken minister kennis wordt gegeven, kan de in het eerste lid bedoelde termijn met ten hoogste 15 werkdagen worden verlengd.
§ 3. Indien de minister, bij wie het voorstel aanhangig werd gemaakt, zich niet akkoord kan verklaren met het voorstel, kan de betrokken minister het aan de Ministerraad voorleggen.
Art.26. De inspecteurs van financiën worden door de Minister van Begroting ter beschikking van zijn collega's gesteld.
Zij oefenen hun opdracht uit in naam van de minister van de dienst waarbij zij geaccrediteerd zijn.
Art.27. In overeenstemming met artikel 33, vierde lid van de wet van 22 mei 2003 voeren de inspecteurs van financiën hun opdracht uit op stukken en ter plaatse. Ze hebben toegang tot alle dossiers en alle archieven van de diensten en ontvangen van de diensten alle inlichtingen die zij vragen.
In overeenstemming met artikel 33, vijfde lid van de wet van 22 mei 2003 mogen zij niet deelnemen aan het beleid noch aan het beheer van de diensten en ook geen bevelen geven tot het verhinderen of schorsen van verrichtingen.
HOOFDSTUK VII. - Algemene bepalingen en slotbepalingen.
Art.28. Indien een minister een van de voorstellen bedoeld in dit besluit voorlegt aan de Ministerraad voegt hij daar telkens het advies van de inspecteur van financiën en, in het geval van een ongunstig of voorwaardelijk advies, zijn reactie op dit advies bij.
Art.29. Elk koninklijk of ministerieel besluit vermeldt de aanhef, met opgave van de datum, het advies van de inspecteur van financiën en de akkoordbevinding van de Ministerraad of van de Minister van Begroting of van de Minister van Ambtenarenzaken.
In geval van toepassing van artikel 12 vermeldt het de beslissing van de Minister van Begroting of van de Minister van Ambtenarenzaken.
Art.30. Worden opgeheven:
1° het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole;
2° het koninklijk besluit van 9 juli 2007 betreffende de controle op de uitvoering van het personeelsplan door de inspectie van Financiën.
Art. 31. De Minister van Financiën, de Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.