Details





Titel:

27 JANUARI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 oktober 2012 betreffende de uitgifte van Belgische covered bonds door kredietinstellingen naar Belgisch recht, van het koninklijk besluit van 11 oktober 2012 betreffende de portefeuillebeheerder in het kader van de uitgifte van Belgische covered bonds door een kredietinstelling naar Belgisch recht, van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en van het koninklijk besluit van 25 februari 2017 met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen



Inhoudstafel:

Afdeling 1. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 11 oktober 2012 betreffende de uitgifte van Belgische covered bonds door kredietinstellingen naar Belgisch recht
Art. 1-15
Afdeling 2. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 11 oktober 2012 betreffende de portefeuillebeheerder in het kader van de uitgifte van Belgische covered bonds door een kredietinstelling naar Belgisch recht
Art. 16-21
Afdeling 3. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG
Art. 22-23
Afdeling 4. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 25 februari 2017 met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen
Art. 24
Afdeling 5. - Slotbepalingen
Art. 25-28



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2012003307  2012003308  2012003336  2017010981 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Afdeling 1. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 11 oktober 2012 betreffende de uitgifte van Belgische covered bonds door kredietinstellingen naar Belgisch recht
Artikel 1. De bepalingen van dit koninklijk besluit zorgen voor de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn (EU) 2019/2162 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2014/59/EU.

Art.2. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 oktober 2012 betreffende de uitgifte van Belgische covered bonds door kredietinstellingen naar Belgisch recht wordt vervangen als volgt:
  "Artikel 1. Toepassingsgebied
  Dit besluit is van toepassing op de kredietinstellingen bedoeld in artikel 1, § 3, eerste lid, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen die zijn opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 82, eerste lid, van dezelfde wet, en op de uitgegeven effecten die zijn opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 82, tweede lid, van dezelfde wet.".

Art.3. In de Nederlandse versie van de artikelen 2, 3, 6, 7, 9, 10 en 11 van hetzelfde koninklijk besluit wordt het woord "dekkingswaarde" telkens vervangen door het woord "dekkingsactief" en het woord "dekkingswaarden" door het woord "dekkingsactiva".

Art.4. In artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt:
  "2° "wet van 25 april 2014" of "de wet": de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen;";
  2° de bepalingen onder 3°, 4°, 9° en 11° worden opgeheven;
  3° de bepaling onder 7° wordt vervangen als volgt:
  "7° "nettoliquiditeitsuitstromen": alle uitgaande betalingsstromen die op één dag verschuldigd zijn, daaronder begrepen aflossingen van de hoofdsom en van de interesten en betalingen op grond van derivatencontracten en van de kosten voor het onderhoud en het beheer van de uitgifte of het uitgifteprogramma van Belgische covered bonds, na aftrek van alle inkomende betalingsstromen die op dezelfde dag verschuldigd zijn voor schuldvorderingen in verband met de dekkingsactiva;";
  4° de bepaling onder 8° wordt vervangen als volgt:
  "8° "derivatencontract": een contract als bedoeld in artikel 1/3 van Bijlage III bij de wet van 25 april 2014;".

Art.5. In artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
  " § 1. Onverminderd de in artikel 5 vastgestelde grenzen moeten de dekkingsactiva tot een van de volgende categorieën van dekkingsactiva behoren:
  1° categorie 1: hypothecaire schuldvorderingen waarbij het voorwerp van de hypotheek niet-zakelijk vastgoed is dat in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte is gelegen, tot aan een waarde die de laagste is van de hoofdsom van de overeenkomstige hypotheken, en 80 % van de waarde van het niet-zakelijk vastgoed dat het voorwerp is van de hypotheek of hypotheken. De waarde van de hypotheken wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 2, tweede tot zesde lid, onverminderd de bepalingen van artikel 6, § 4.
  Schuldvorderingen gewaarborgd door een hypotheek op niet-zakelijk vastgoed dat in aanbouw of ontwikkeling is, mogen als dekkingsactiva worden opgenomen tot beloop van 15 % van het totaal van de hypothecaire schuldvorderingen die als dekkingsactiva zijn opgenomen en waarbij het voorwerp van de hypotheek niet-zakelijk vastgoed is;
  2° categorie 2: hypothecaire schuldvorderingen waarbij het voorwerp van de hypotheek zakelijk vastgoed is dat in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte is gelegen, tot aan een waarde die de laagste is van de hoofdsom van de overeenkomstige hypotheken in combinatie met alle eerder verleende hypotheken (d.w.z. het aandeel van de schuldvordering dat wordt gedekt door een of meer hypotheken), en 60 % van de waarde van het zakelijk vastgoed dat het voorwerp is van de hypotheek of hypotheken. De waarde van de hypotheken wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 3, tweede tot vierde lid.
  Schuldvorderingen gewaarborgd door een hypotheek op zakelijk vastgoed dat in aanbouw of ontwikkeling is, mogen niet als dekkingsactiva worden opgenomen.
  3° categorie 3: schuldvorderingen op of gewaarborgd door
  (i) centrale overheden of centrale banken van lidstaten van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ("OESO");
  (ii) regionale of lokale overheden of publiekrechtelijke entiteiten van lidstaten van de OESO; of
  (iii) multilaterale ontwikkelingsbanken of internationale organisaties die een risicogewicht van 0 % hebben met toepassing van de artikelen 117 en 118 van Verordening nr. 575/2013.
  Wanneer de wederpartijen van de schuldvorderingen bedoeld in de punten (i) en (ii) geen lid zijn van de Europese Unie of, in het geval van de centrale banken, geen lid zijn van het Europees Stelsel van Centrale Banken ("ESCB"), komen enkel de schuldvorderingen in aanmerking die:
  - in het geval van wederpartijen als bedoeld in punt (i), behoren tot kredietkwaliteitscategorie 1 of 2 zoals vastgesteld met toepassing van artikel 136 van Verordening nr. 575/2013;
  - in het geval van wederpartijen als bedoeld in punt (ii), eenzelfde risicogewicht hebben als blootstellingen met betrekking tot instellingen of centrale overheden en centrale banken in overeenstemming met, respectievelijk, artikel 115, lid 1 of 2, of met artikel 116, lid 1, 2 of 4, van Verordening nr. 575/2013 en behoren tot kredietkwaliteitscategorie 1 of 2 zoals vastgesteld met toepassing van artikel 136 van Verordening nr. 575/2013,
  met dien verstande dat de schuldvorderingen jegens wederpartijen die tot kredietkwaliteitscategorie 2 behoren, niet hoger mogen liggen dan 20 % van het nominaal bedrag van alle betrokken uitstaande Belgische covered bonds;
  4° categorie 4: schuldvorderingen op kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een lidstaat van de OESO en die behoren tot de kredietkwaliteitscategorieën 1 of 2 zoals vastgesteld met toepassing van artikel 136 van Verordening nr. 575/2013, wanneer deze vorderingen de vorm hebben van:
  a) kortlopende schuldvorderingen met een looptijd van drie maanden of minder, of kortetermijndeposito's met een oorspronkelijke looptijd van maximaal 100 dagen, indien deze worden gebruikt om te voldoen aan het liquiditeitsvereiste voor het bijzonder vermogen als bepaald in artikel 7, paragraaf 1; of van
  b) derivatencontracten die voldoen aan de vereisten van artikel 4.
  De schuldvorderingen op kredietinstellingen die behoren tot de bovengenoemde kredietkwaliteitscategorie 2 mogen maar als dekkingsactiva worden opgenomen tot beloop van 10 % van het nominaal bedrag van de betrokken uitstaande Belgische covered bonds.
  De totale waarde van de schuldvorderingen op kredietinstellingen die behoren tot de bovengenoemde kredietkwaliteitscategorieën 1 of 2 ligt niet hoger dan 15 % van het nominaal bedrag van de betrokken uitstaande Belgische covered bonds.";
  2° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt:
  " § 4. De dekkingsactiva die deel uitmaken van het (de) bijzonder(e) vermogen(s) van de uitgevende kredietinstelling worden ingeschreven in het register van de dekkingsactiva overeenkomstig de categorie waartoe zij behoren, en de uitgevende kredietinstelling beschikt te allen tijde over documentatie waarmee wordt aangetoond dat haar kredietbeleid met betrekking tot de betrokken activa waarborgt dat deze in overeenstemming zijn met de in dit artikel bepaalde beleenbaarheidscriteria.";
  3° paragraaf 5 wordt aangevuld met twee leden, luidende:
  "Het betrokken vastgoed wordt gewaardeerd door een schatter in de zin van artikel 208, lid 3, punt b), van Verordening nr. 575/2013, overeenkomstig de vereisten van artikel 229, lid 1, van Verordening nr. 575/2013. Op het moment dat het dekkingsactief wordt opgenomen in het bijzonder vermogen, houdt de uitgevende kredietinstelling rekening met de actuele waardering tegen of onder de marktwaarde.
  De uitgevende kredietinstelling voldoet aan het vereiste van artikel 208, lid 5, van Verordening nr. 575/2013 om te beschikken over procedures om te controleren of het betrokken vastgoed adequaat is verzekerd tegen schaderisico.";
  4° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt:
  " § 6. Wanneer een dekkingsactief wordt ingeschreven in het register van de dekkingsactiva, conform artikel 9, mag er voor dit actief geen sprake zijn van wanbetaling in de zin van artikel 178 van Verordening nr. 575/2013.";
  5° in paragraaf 7 worden de woorden "en, in voorkomend geval, van de daarmee gelijkgestelde effecten" geschrapt.

Art.6. Artikel 4 wordt vervangen als volgt:
  "Art. 4. Derivatencontracten
  § 1. De derivatencontracten die de uitgevende kredietinstelling besluit op te nemen in het bijzonder vermogen
  1° mogen niet vervroegd worden beëindigd omdat ten aanzien van de uitgevende kredietinstelling een liquidatie- of afwikkelingsprocedure is geopend, ongeacht of deze beëindiging automatisch plaatsheeft of op initiatief van de wederpartij geschiedt;
  2° mogen niet worden opgenomen in een overeenkomst tot schuldvernieuwing of schuldvergelijking (nettingovereenkomst) waarbij de uitgevende kredietinstelling partij is.
  § 2. Deze derivatencontracten moeten zijn afgesloten met kredietinstellingen die niet zijn opgenomen in de prudentiële consolidatiekring van de uitgevende kredietinstelling en die ressorteren onder het recht van een lidstaat van de OESO en ten minste in aanmerking komen voor kredietkwaliteitscategorie 2 zoals vastgesteld met toepassing van artikel 136 van Verordening nr. 575/2013.
  De nettoblootstellingen met betrekking tot de instellingen die de wederpartijen zijn van de derivatencontracten moeten in hoofde van deze instellingen worden gedekt door waarden of financiële instrumenten uitgegeven of gewaarborgd door een centrale autoriteit die ressorteert onder het recht van een lidstaat van de OESO en in aanmerking komt voor kredietkwaliteitscategorie 1 zoals vastgesteld met toepassing van artikel 136 van Verordening nr. 575/2013.
  § 3. De uitgevende kredietinstellingen die besluiten derivatencontracten op te nemen in hun bijzonder vermogen waken erover dat zij te allen tijde beschikken over de nodige en regelmatig geactualiseerde documentatie om de naleving aan te tonen van de vereisten als bepaald bij of krachtens artikel 1/3 van Bijlage III van de wet van 25 april 2014 en van de boekhoudkundige risicodekkingsvereisten van Afdeling 6.4 van de International Financial Reporting Standard 9 - Financial Instruments. Deze documentatie moet ook een extern en onafhankelijk juridisch advies bevatten waarin de geldigheid en tegenstelbaarheid van de derivatencontracten in de betrokken rechtsgebieden wordt bevestigd en dat ten minste betrekking heeft op het door de partijen gekozen recht (lex contractus) en de wetgeving die van toepassing is op een liquidatieprocedure (lex fori concursus) die een invloed zou kunnen hebben op de instelling die de wederpartij is.".

Art.7. Artikel 5 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt:
  "Art. 5. Dekkingstests
  § 1. De waardering van de primaire activa moet ten minste gelijk zijn aan 85 % van het nominaal bedrag van de betrokken uitstaande Belgische covered bonds.
  § 2. Voor elk bijzonder vermogen moet de waarde van de dekkingsactiva, als bepaald in artikel 6, te allen tijde minstens gelijk zijn aan 105 % van het nominaal bedrag van de uitstaande uitgegeven Belgische covered bonds, met dien verstande dat de hoofdsommen van de dekkingsactiva niet elders in aanmerking zijn genomen om te voldoen aan het vereiste van paragraaf 3 met betrekking tot andere betalingsverplichtingen dan die welke verband houden met de hoofdsom van de Belgische covered bonds.
  § 3. Voor elk bijzonder vermogen moet de som van de hoofdsom, de interesten en alle andere inkomsten gegenereerd door de dekkingsactiva, waaronder de inkomsten uit de derivatencontracten als bedoeld in artikel 4 en de beschikbare liquide middelen als bedoeld in artikel 7, te allen tijde volstaan om de som te dekken van de hoofdsom, de interesten en de lasten verbonden aan het onderhoud en het beheer van het uitgifteprogramma van Belgische covered bonds, met inbegrip van de kosten voor de afbouw van dit programma. Om te bepalen in welke mate de hoofdsom van de dekkingsactiva in aanmerking genomen wordt bij de in deze paragraaf bedoelde berekening wordt rekening gehouden met de beleenbaarheidscriteria van artikel 3.
  In het kader van de berekening van de kosten verbonden aan het onderhoud en het beheer van het uitgifteprogramma van Belgische covered bonds, met inbegrip van het onderhoud en het beheer voor de afbouw ervan, kan de uitgevende kredietinstelling een schatting maken van de kosten die recurrent in rekening zullen worden gebracht tot de vervaldatum van de betrokken Belgische covered bonds of, in voorkomend geval, totdat deze volledig vereffend zijn indien deze schatting afdoende gedocumenteerd is.
  In het kader van de berekening van de rente die wordt gegenereerd door de dekkingsactiva, met inbegrip van de liquide activa die worden aangehouden voor de toepassing van artikel 7 en met het oog op de rente die verschuldigd is aan de houders van de Belgische covered bonds, houdt de uitgevende kredietinstelling rekening met de rente die op grond van de betrokken afschrijvingstabellen verschuldigd is. Eventuele variabele of herzienbare rente wordt berekend op het moment van de waardering op basis van de modellen die de uitgevende kredietinstelling gebruikt voor dit soort activa of passiva. Deze berekeningsmethodes worden ook gebruikt voor de berekening van de waarde van de derivatencontracten wat betreft de contractueel bepaalde stromen naargelang deze al dan niet zijn vastgesteld op basis van een variabel criterium.".

Art.8. In artikel 6 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 worden de woorden "als volgt bepaald" vervangen door de woorden "bepaald in de paragrafen 2 tot en met 9";
  2° in paragraaf 2 wordt het vijfde lid vervangen als volgt:
  "Niet-zakelijk vastgoed mag maar in aanmerking worden genomen bij de waarderingsberekening als voldaan is aan de vereisten van artikel 208 van Verordening nr. 575/2013. Overeenkomstig lid 3, onder a) van het genoemde artikel 208 wordt de waarde van het niet-zakelijk vastgoed regelmatig en ten minste jaarlijks gecontroleerd.";
  3° paragraaf 2 wordt aangevuld met een zesde lid, luidende:
  "De berekening van de limiet van 80 % als bedoeld in het eerste lid wordt voor elke lening afzonderlijk berekend en bepaalt het gedeelte van de lening dat bijdraagt aan de dekking van de aan de betrokken Belgische covered bond verbonden verplichtingen, en geldt gedurende de volledige looptijd van de lening.";
  4° in paragraaf 3 wordt het derde lid vervangen als volgt:
  "Zakelijk vastgoed mag maar in aanmerking worden genomen bij de waarderingsberekening als voldaan is aan de vereisten van artikel 208 van Verordening nr. 575/2013. Overeenkomstig lid 3, onder a) van het genoemde artikel 208 wordt de waarde van het zakelijk vastgoed regelmatig en ten minste jaarlijks gecontroleerd.";
  5° paragraaf 3 wordt aangevuld met een vierde lid, luidende:
  "De berekening van de limiet van 60 % als bedoeld in het eerste lid wordt voor elke lening afzonderlijk berekend en bepaalt het gedeelte van de lening dat bijdraagt aan de dekking van de aan de betrokken Belgische covered bond verbonden verplichtingen, en geldt gedurende de volledige looptijd van de lening.";
  6° in het eerste lid van paragraaf 5 worden de woorden "of verzekerd" geschrapt;
  7° het tweede lid van paragraaf 5 wordt opgeheven;
  8° de paragrafen 6 en 7 worden opgeheven;
  9° paragraaf 8 wordt vervangen als volgt:
  " § 8. De in artikel 4 bedoelde derivatencontracten worden voor de berekening van de vereisten van artikel 5, paragrafen 1 en 2 gewaardeerd op basis van het bij de beëindiging van het derivatencontract verschuldigde bedrag ("close-out amount").";
  10° paragraaf 9 wordt vervangen als volgt:
  " § 9. De waarde van de dekkingsactiva bedoeld in artikel 3, § 1, 4° (categorie 4), a), wordt vastgesteld op basis van het bedrag van die activa dat is opgenomen in de boekhoudstaten van de uitgevende kredietinstelling.";
  11° er wordt een paragraaf 10 ingevoegd, luidende:
  " § 10. Voor de toepassing van artikel 5, paragrafen 1 tot en met 3, bedraagt de bijdrage (hoofdsom en inkomsten) van een dekkingsactief waarvoor er sprake is van wanbetaling in de zin van artikel 178 van Verordening nr. 575/2013 nul. Een dekkingsactief waarvoor er een betalingsachterstand van meer dan 30 dagen is vastgesteld, wordt in aanmerking genomen voor 50 % van zijn waarde als bepaald conform dit artikel en artikel 5, paragraaf 3. Het aantal achterstallige dagen wordt berekend conform de bepalingen van artikel 178 van Verordening nr. 575/2013.".

Art.9. In artikel 7 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de titel van het artikel wordt vervangen als volgt:
  "Liquiditeitsbuffer";
  2° de paragrafen 1 en 2 worden vervangen als volgt:
  " § 1. Elk bijzonder vermogen moet voldoende liquide en beschikbare dekkingsactiva bevatten om een liquiditeitsbuffer te vormen, teneinde de uitgevende kredietinstelling in staat te stellen te allen tijde de nettoliquiditeitsuitstromen van de betrokken uitgifte of het betrokken uitgifteprogramma te dekken, alsook het maximumbedrag van de som van de nettoliquiditeitsuitstromen zoals berekend over een periode van zes maanden. Indien de voorwaarden voor de uitgifte van de Belgische covered bonds voorzien in een verlengbare-looptijdstructuur, kan de berekening van de hoofdsom worden gebaseerd op de maximale looptijd die in de uitgiftevoorwaarden is vastgesteld.
  In het kader van de berekening van de liquiditeitsbuffer en van de nettoliquiditeitsuitstromen is de bijdrage (hoofdsom en inkomsten) van een dekkingsactief waarvoor er sprake is van wanbetaling in de zin van artikel 178 van Verordening nr. 575/2013 nul. Evenzo wordt in het kader van de berekening van de liquiditeitsbuffer en van de nettoliquiditeitsuitstromen de bijdrage (hoofdsom en inkomsten) van een dekkingsactief waarvoor er een betalingsachterstand van meer dan 30 dagen is vastgesteld, slechts in aanmerking genomen tot 50 % van haar waarde. Het aantal achterstallige dagen wordt berekend overeenkomstig artikel 178 van Verordening nr. 575/2013.
  § 2. De in paragraaf 1 bedoelde liquiditeitsbuffer omvat:
  1° dekkingsactiva die voldoen aan de vereisten met betrekking tot activa van niveau 1 overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen, die worden gewaardeerd in overeenstemming met die gedelegeerde verordening en die niet zijn uitgegeven door de kredietinstelling die de betrokken Belgische covered bonds heeft uitgegeven, noch door haar moederonderneming, tenzij het om een publiekrechtelijke entiteit gaat die geen kredietinstelling is, haar dochteronderneming of een andere dochteronderneming van haar moederonderneming;
  2° kortlopende blootstellingen of kortetermijndeposito's als bedoeld in artikel 3, 4°, a).";
  3° paragraaf 4 wordt opgeheven.

Art.10. Artikel 8 wordt vervangen als volgt:
  "Art. 8. Risicobeheer
  De uitgevende kredietinstelling moet een risicobeheerbeleid vastleggen en ten minste om de drie maanden stresstests uitvoeren om te garanderen dat de liquiditeitsstromen die door de dekkingsactiva gegenereerd worden, voldoende groot blijven om te voldoen aan de vereisten van de artikelen 5 en 7 en/of moet over andere activa beschikken die in voorkomend geval snel kunnen worden aangewend als dekkingsactiva. De stresstests moeten ten minste rekening houden met:
  - plotse en onverwachte rentevoet- of wisselkoersbewegingen;
  - scenario's met verschillende niveaus van percentages van vervroegde terugbetaling van de dekkingsactiva;
  - scenario's met een aanzienlijke verslechtering van de kredietkwaliteit van de dekkingsactiva.".

Art.11. In artikel 9 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden ", en, in voorkomend geval, van de daarmee gelijkgestelde effecten" geschrapt;
  2° in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden "worden beschouwd als ingeschreven" vervangen door de woorden "worden geacht te zijn ingeschreven";
  3° in paragraaf 2, 1°, worden de woorden "en, in voorkomend geval, van de daarmee gelijkgestelde effecten," geschrapt;
  4° in paragraaf 3 worden de woorden "zo snel mogelijk" vervangen door de woorden "onverwijld";
  5° in paragraaf 5 worden het eerste en tweede lid vervangen als volgt:
  "Het register wordt in elektronische vorm bijgehouden.
  Alleen personen die toestemming hebben gekregen van het wettelijk bestuursorgaan en die daarnaast uitsluitend functies uitoefenen in bedrijfseenheden die niet betrokken zijn bij de verlening van de onderliggende kredieten, mogen inschrijvingen doen in het register en er wijzigingen in aanbrengen. Er dienen beschermingsmaatregelen te worden genomen om te verhinderen dat het register gewijzigd wordt door onbevoegden of, in voorkomend geval, dat het beschadigd of vernield wordt. Te dien einde moet er een geactualiseerde kopie (back-up) van het register worden aangemaakt en op een andere beschermde plaats dan het originele register worden bewaard.";
  6° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt:
  " § 6. Wanneer een dekkingsactief geschrapt wordt uit het register van de dekkingsactiva, behoort het niet langer tot het bijzonder vermogen.".

Art.12. Artikel 10 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt:
  "Art. 10. Beperking van het uit te geven bedrag aan Belgische covered bonds
  De Bank kan van een uitgevende kredietinstelling verlangen dat zij het volume van haar uitgifte van Belgische covered bonds beperkt om de andere schuldeisers van de kredietinstelling dan de houders van Belgische covered bonds te beschermen.".

Art.13. In artikel 11 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 wordt het tweede lid vervangen als volgt:
  "De aanvraag van het eensluidend advies als bedoeld in artikel 16, § 1, van Bijlage III van de wet wordt opgenomen in het dossier voor de aanvraag van de toestemming om Belgische covered bonds uit te geven, zoals bepaald in artikel 81, § 1, van de wet.";
  2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
  " § 3. De portefeuillesurveillant is een revisor of revisorenvennootschap die door de Bank is erkend met toepassing van artikel 222 van de wet van 25 april 2014, en is niet de commissaris die is aangesteld bij de uitgevende kredietinstelling met toepassing van artikel 223 van de genoemde wet. De surveillant beschikt bovendien over de nodige kwalificaties en ervaring om de opdrachten te vervullen die vastgesteld zijn in de wet en in dit besluit.";
  3° in paragraaf 4, eerste lid, worden de bepalingen onder 1° en 2° vervangen als volgt:
  "1° inzake dekkingsactiva, met name de kwalitatieve vereisten met betrekking tot de dekkingsactiva, de kwantitatieve vereisten met betrekking tot de dekkingsactiva, de vereisten met betrekking tot de waardering, het niveau van de dekking, het overschot en de beschikbare liquiditeit, de vereisten voor de aankoop van activa ter dekking van een uitgifte en de vereisten inzake derivatencontracten, zoals in voorkomend geval vastgesteld in dit besluit;
  2° inzake afzondering, informatieverstrekking aan beleggers, verlengbare-looptijdstructuren en bijhouden van het register van de dekkingsactiva, met name het vereiste van correcte registratie.".

Art.14. Artikel 12 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt:
  "Art. 12. Informatieverstrekking aan beleggers
  § 1. Voor de toepassing van artikel 15/1, § 1, van Bijlage III van de wet publiceert elke kredietinstelling die Belgische covered bonds uitgeeft, afzonderlijk voor elk uitgifteprogramma, de volgende informatie op haar website binnen de maand die volgt op de uitgifte en vervolgens elke maand voor de informatie met betrekking tot de voorgaande maand, :
  1° de resultaten van de drie dekkingstests als bedoeld in artikel 5, met inbegrip van de bedragen van de posten die in aanmerking worden genomen voor de berekening van die tests;
  2° de resultaten van de liquiditeitstest als bedoeld in artikel 7, met inbegrip van de bedragen van de posten die in aanmerking worden genomen voor de berekening van die test, de samenstelling van de liquiditeitsbuffer en een beschrijving van de activa die deel uitmaken van deze buffer;
  3° voor de dekkingsactiva, de verdeling en de betrokken uitstaande bedragen voor elke categorie van schuldvorderingen als bedoeld in artikel 3 en binnen elk van deze categorieën van activa, in het licht van de volgende criteria:
  - de munteenheden;
  - de kenmerken van de rentebepaling voor de onderliggende kredieten;
  - de verdeling van de rentepercentages voor de onderliggende kredieten;
  - de verdeling van de onderliggende kredieten op basis van de periode sinds de uitgifte van het krediet ("loan seasoning") en de resterende looptijd ("residual maturity");
  - de verdeling van de nominale bedragen van de uitstaande onderliggende kredieten naar grootte,alsook het geaggregeerde nominale bedrag, het aantal kredietnemers en hun bijdrage aan het bijzonder vermogen;
  - de gedeeltelijke en volledige vervroegde terugbetalingen;
  - het totale uitstaande bedrag van de dekkingsactiva die een achterstand vertonen van 0 tot 30 dagen, 30 tot 60 dagen en 60 tot 90 dagen ten opzichte van alle dekkingsactiva;
  - voor de schuldvorderingen van categorie 1 en 2 als bedoeld in artikel 3, de verdeling van de leningen per niveau van de loan-to-value ratio (LTV) en het gewogen gemiddelde van de LTV, elk berekend op basis van de geïndexeerde en niet-geïndexeerde marktwaarde op de referentiedatum;
  - voor de schuldvorderingen van categorie 1 en 2 als bedoeld in artikel 3, de verdeling van de leningen in het licht van hun quotiteit als gedekt door een hypotheek (bedrag van de hypothecaire inschrijving);
  - voor de schuldvorderingen van categorie 2 als bedoeld in artikel 3, het type zakelijk vastgoed waarop een hypotheek is genomen;
  - voor de schuldvorderingen van categorie 1 als bedoeld in artikel 3, het type bewoning van het niet-zakelijk vastgoed waarop een hypotheek is genomen: woning voor eigen gebruik door de kredietnemer, woning die verhuurd wordt of andere;
  - voor de schuldvorderingen van categorie 3 als bedoeld in artikel 3, de hoedanigheid van de kredietnemer;
  - indien de uitgevende kredietinstelling de IFRS9-normen toepast, het geaggregeerde uitstaande bedrag en het aantal leningen zoals geclassificeerd op basis van Fase 1, 2 en 3 met betrekking tot de categorieën van bijzondere waardevermindering als omschreven in Afdeling 9.5.5.van de International Financial Reporting Standard 9 - Financial Instruments - en als bedoeld in Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1443 van de Commissie van 29 juni 2017 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad;
  4° de doeltreffendheid van de derivatencontracten in het licht van de boekhoudkundige risicodekkingsvereisten van Afdeling 6.4 van de International Financial Reporting Standard 9 - Financial Instruments;
  5° de overeenstemming tussen de aflossingsprofielen van de Belgische covered bonds en de daarmee verband houdende dekkingsactiva, rekening houdend met de verschillende niveaus van vervroegde terugbetaling van die activa.
  § 2. Evenzo publiceren de uitgevende kredietinstellingen op hun website elk kwartaal de resultaten van de stresstests als bedoeld in artikel 8 die betrekking hebben op de vereisten als bedoeld in artikel 5 en in artikel 7.".

Art.15. De artikelen 13 en 14 worden opgeheven.

Afdeling 2. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 11 oktober 2012 betreffende de portefeuillebeheerder in het kader van de uitgifte van Belgische covered bonds door een kredietinstelling naar Belgisch recht
Art.16. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 oktober 2012 betreffende de portefeuillebeheerder in het kader van de uitgifte van Belgische covered bonds door een kredietinstelling naar Belgisch recht wordt vervangen als volgt:
  "Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de kredietinstellingen bedoeld in artikel 1, § 3, eerste lid van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen die zijn opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 82, eerste lid, van dezelfde wet, en op de uitgegeven effecten die zijn opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 82, tweede lid, van dezelfde wet.".

Art.17. In artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt:
  "2° "de wet": de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen;";
  2° de bepalingen onder 4° en 5° worden opgeheven.

Art.18. In artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 worden de woorden "Voor de toepassing van artikel 64/13 van de wet" vervangen door de woorden "Voor de toepassing van artikel 8 van Bijlage III bij de wet";
  2° in paragraaf 2, eerste lid, 2°, worden de woorden "in de zin van artikel 18 van de wet" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 19, § 1, tweede lid, van de wet";
  3° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "beoordeeld ten aanzien van de effectieve leiders van de rechtspersoon" vervangen door de woorden "beoordeeld ten aanzien van de natuurlijke persoon die de functie uitoefent in naam van de betrokken rechtspersoon".

Art.19. In artikel 4 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, 1°, worden de woorden "en, in voorkomend geval, door gebruik te maken van de beschikbare liquiditeitslijnen" vervangen door de woorden "en, in voorkomend geval, door de looptijd van de Belgische covered bonds te verlengen overeenkomstig artikel 13/1 van Bijlage III van de wet";
  2° in paragraaf 1, 2°, worden de woorden ", ten gunste van de houders van covered bonds," vervangen door de woorden ", voor rekening van het bijzonder vermogen,";
  3° in paragraaf 1, 4°, worden de woorden "artikel 64/16" vervangen door de woorden "artikel 11 van Bijlage III";
  4° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 7° vervangen als volgt:
  "7° derivatencontracten afsluiten overeenkomstig artikel 1/3 van Bijlage III van de wet;";
  5° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 8° opgeheven;
  6° in paragraaf 2 worden de woorden "bedoeld in artikel 64/16" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 11 van Bijlage III";
  7° in paragraaf 3, eerste lid, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt:
  "2° de Bank en de vertegenwoordigers van de houders van Belgische covered bonds op driemaandelijkse basis in te lichten over de resultaten van de tests bedoeld in 1° en van de tests bedoeld in artikel 8 van het koninklijk besluit, alsook over de maatregelen die werden genomen wanneer niet voldaan is aan deze tests;";
  8° in paragraaf 4 worden de woorden ",overeenkomstig artikel 64/17, § 2" vervangen door de woorden ", overeenkomstig artikel 12 van Bijlage III".

Art.20. In artikel 5, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "van artikel 64/11, zesde lid" vervangen door de woorden "van artikel 6, vierde lid van Bijlage III".

Art.21. In artikel 6 van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "in artikel 64/16, 6°, " vervangen door de woorden "in artikel 11, 6°, van Bijlage III".

Afdeling 3. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG
Art.22. In artikel 62, § 4, van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het eerste lid wordt vervangen als volgt:
  "De begrenzing, gesteld in § 1, eerste lid, wordt verhoogd tot 25 %:
  1° voor de obligaties die vallen onder de definitie van gedekte obligaties van artikel 3, punt 1, van Richtlijn (EU) 2019/2162 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2014/59/EU; of
  2° voor de obligaties die werden uitgegeven vóór 8 juli 2022, op voorwaarde dat zij werden uitgegeven door een kredietinstelling waarvan de statutaire zetel is gevestigd in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die wettelijk is onderworpen aan speciaal overheidstoezicht ter bescherming van de obligatiehouders. De uit de uitgifte van die obligaties verkregen bedragen moeten overeenkomstig de wet worden belegd in activa die, gedurende de gehele looptijd van de obligaties, de aan de obligaties verbonden schuldvorderingen kunnen dekken en die, indien de uitgevende instelling in gebreke blijft, bij voorrang zullen worden gebruikt voor de aflossing van de hoofdsom en de betaling van de lopende rente.";
  2° het derde lid wordt opgeheven.

Art.23. Artikel 210, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit wordt aangevuld met de volgende zin :
  "De kennisgevingsbrief bevat ook de gegevens, waaronder het adres, die nodig zijn voor de facturatie of voor de mededeling van eventuele wettelijk vastgestelde vergoedingen of kosten door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, alsook informatie over de voorzieningen voor de uitvoering van de in artikel 92 van Richtlijn 2009/65/EG vermelde taken.".

Afdeling 4. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 25 februari 2017 met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen
Art.24. In artikel 45, § 4, van het koninklijk besluit van 25 februari 2017 met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen, wordt het eerste lid vervangen als volgt:
  "De begrenzing, gesteld in § 1, eerste lid, wordt verhoogd tot 25 %:
  1° voor de obligaties die vallen onder de definitie van gedekte obligaties van artikel 3, punt 1, van Richtlijn (EU) 2019/2162 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2014/59/EU; of
  2° voor de obligaties die werden uitgegeven vóór 8 juli 2022, op voorwaarde dat zij werden uitgegeven door een kredietinstelling waarvan de statutaire zetel is gevestigd in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die wettelijk is onderworpen aan speciaal overheidstoezicht ter bescherming van de obligatiehouders. De uit de uitgifte van die obligaties verkregen bedragen moeten overeenkomstig de wet worden belegd in activa die, gedurende de gehele looptijd van de obligaties, de aan de obligaties verbonden schuldvorderingen kunnen dekken en die, indien de uitgevende instelling in gebreke blijft, bij voorrang zullen worden gebruikt voor de aflossing van de hoofdsom en de betaling van de lopende rente.".

Afdeling 5. - Slotbepalingen
Art.25. Dit koninklijk besluit treedt in werking op 8 juli 2022.
  Bij wijze van uitzondering treedt
  - artikel 12 van dit besluit in werking op 1 januari 2024; en
  - artikel 23 van dit besluit in werking op de tiende dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art.26. Voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit koninklijk besluit als bedoeld in artikel 25, eerste lid, tot de datum bedoeld in artikel 25, tweede lid van hetzelfde koninklijk besluit, wordt het tweede lid van artikel 10, § 1 van het koninklijk besluit van 11 oktober 2012 betreffende de uitgifte van Belgische covered bonds door kredietinstellingen naar Belgisch recht vervangen als volgt:
  "De in het eerste lid bedoelde voorafgaande toestemming van de Bank kan enkel worden verleend:
  - op tijdelijke basis, wanneer dit gerechtvaardigd wordt door uitzonderlijke omstandigheden die gevolgen hebben voor de betrokken kredietinstelling en die een ruimer gebruik van deze financieringsbron noodzakelijk maken. De Bank stelt dan een termijn vast waarbinnen opnieuw moet worden voldaan aan de in het eerste lid bedoelde grenswaarde van 8%; of
  - aan een kredietinstelling waarvan de achtergestelde verplichtingen voldoende bescherming bieden om de drempel te bereiken van 8% van de totale passiva, met inbegrip van het eigen vermogen, als bedoeld in artikel 255, § 6, 3° van de wet van 25 april 2014 of in artikel 27, lid 7, onder a) van Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds. In dat geval is de in paragraaf 1, eerste lid bedoelde limiet niet van toepassing.".

Art.27. De Belgische covered bonds en de Belgische pandbrieven die zijn uitgegeven
  - vóór 8 juli 2022; of
  - in het kader van een uitgifteprogramma en waarvan het ISIN vóór 8 juli 2024 is geopend, en op voorwaarde dat
  (i) het effect vervalt vóór 8 juli 2027;
  (ii) het totale volume van de uitgiften in het kader van het programma die worden uitgevoerd na 8 juli 2022, niet meer bedraagt dan tweemaal het totale volume van de op die datum uitstaande gedekte obligaties;
  (iii) het totale volume van de uitgifte op de vervaldag niet meer bedraagt dan 6.000.000.000 euro;
  (iv) de activa die als zekerheid dienen, in België zijn gelegen,
  blijven tot hun vervaldatum onderworpen aan de artikelen 3, 4, 5, 6, 7 en 8 van het koninklijk besluit van 11 oktober 2012 betreffende de uitgifte van Belgische covered bonds door kredietinstellingen naar Belgisch recht en aan artikel 4, § 1, 1°, 7° en 8° van het koninklijk besluit van 11 oktober 2012 betreffende de portefeuillebeheerder in het kader van de uitgifte van Belgische covered bonds door een kredietinstelling naar Belgisch recht, zoals zij bestonden vóór de wijziging ervan door dit koninklijk besluit. Voor het overige zijn de bepalingen van de voornoemde koninklijke besluiten van 11 oktober 2012, zoals gewijzigd bij dit koninklijk besluit, van toepassing.

Art. 28. De minister die bevoegd is voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.