Details





Titel:

6 APRIL 2020. - [Crisisdecreet 2020-2021] <DDG2021-04-26/06, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 27-05-2021> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-04-2020 en tekstbijwerking tot 10-05-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Bevoegdheden van de gemeenteraad
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Opschorting van termijnen
Art. 2-4
HOOFDSTUK 3. - Verplichte adviezen en standpuntbepalingen
Art. 5
HOOFDSTUK 3.1. [1 - Subsidiegarantie]1
Art. 5.1
HOOFDSTUK 3.2. [1 - Opwaardering van de zorgberoepen]1
Art. 5.2-5.3
HOOFDSTUK 3.3. [1 - Sociale coronatoeslag in het kader van de gezinsbijslagen]1
Art. 5.4
HOOFDSTUK 3.4. [1 - Premie voor opleidingsovereenkomsten]1
Art. 5.5
HOOFDSTUK 3.5. [1 - Bijzondere maatregelen inzake gezondheid en ouderen]1
Art. 5.6-5.10.1
HOOFDSTUK 3.6. [1 - Bijzondere maatregelen op het gebied van culturele aangelegenheden]1
Art. 5.11-5.14
HOOFDSTUK 4. - Diverse bepalingen
Art. 6-10
HOOFDSTUK 5. - Slotbepaling
Art. 11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2020200823 





Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Bevoegdheden van de gemeenteraad
Artikel 1. - § 1 - Ongeacht alle andersluidende bepalingen kunnen de bevoegdheden van de gemeenteraad vermeld in artikel 35 van het Gemeentedecreet van 23 april 2018 onder de volgende voorwaarden gedurende een periode van dertig dagen uitgeoefend worden door het gemeentecollege :
  1° het gaat uitsluitend om bevoegdheden van de gemeenteraad die dringend moeten worden uitgeoefend om de continuïteit van de openbare dienstverlening te garanderen;
  2° het gemeentecollege rechtvaardigt in zijn beslissing waarom het uiterst dringend en dwingend noodzakelijk is om terug te grijpen op deze bepaling;
  3° het gemeentecollege zendt de in de plaats van de gemeenteraad genomen beslissingen binnen een termijn van tien werkdagen ter informatie over aan alle gemeenteraadsleden. De beslissingen houden op gevolg te hebben als de gemeenteraad ze niet binnen een termijn van drie maanden bevestigt.
  De beslissingen die het gemeentecollege overeenkomstig het eerste lid heeft genomen, kunnen bestaande verordeningen en beslissingen van de gemeenteraad wijzigen, aanvullen, opheffen of vervangen. Zij kunnen met name in geval van niet-naleving in administratieve sancties voorzien.
  De beslissingen die het gemeentecollege overeenkomstig het eerste lid heeft genomen, kunnen worden aangenomen zonder dat de wettelijk, decretaal of reglementair voorgeschreven adviezen worden ingewonnen.
  § 2 - § 1 is van toepassing onverminderd de bepalingen van het decreet van 20 december 2004 houdende organisatie van het gewone administratieve toezicht op de gemeenten van het Duitse taalgebied.
  § 3 - De Regering kan de in § 1 vermelde duur twee keer voor dezelfde termijn verlengen bij een besluit waarbij in het bijzonder de noodzaak wordt verantwoord.
  Onmiddellijk nadat ze zijn aangenomen, worden de overeenkomstig het eerste lid genomen beslissingen van de Regering overgezonden aan de voorzitter van het Parlement. Ze houden op gevolg te hebben als het Parlement ze niet binnen een termijn van zes maanden bevestigt.

HOOFDSTUK 2. - Opschorting van termijnen
Art.2.- § 1 - Ongeacht alle andersluidende bepalingen worden de dwingende termijnen inzake indiening, behandeling, adviesverlening of beslissing, de dwingende beroepstermijnen, [1 alle termijnen waarvan het verstrijken een juridisch gevolg heeft,]1 alsook de duur van eventuele openbare onderzoeken die in de decreten en besluiten van de Duitstalige Gemeenschap, respectievelijk in de wetten en koninklijke besluiten binnen het bevoegdheidsterrein van de Duitstalige Gemeenschap worden vermeld of krachtens die rechtsteksten zijn vastgelegd, van rechtswege voor een duur van dertig dagen opgeschort.
  Onverminderd het eerste lid en ongeacht alle andersluidende bepalingen worden de termijnen die in artikel 14 van het Wetboek van duurzaam wonen, alsook in de artikelen 2, 5 en 7 van het decreet van 9 december 1993 betreffende de bevordering van rationeel energiegebruik, energiebesparingen en hernieuwbare energieën worden vermeld of krachtens die bepalingen zijn vastgelegd, van rechtswege voor een duur van dertig dagen opgeschort.
  § 2 - In afwijking van § 1 kan de Regering op basis van een bijzondere motivering beslissen om bepaalde termijnen niet op te schorten en dit uitsluitend voor de voorbereiding van het academie-, school- of opleidingsjaar 2020-2021.
  ----------
  (1)<DDG 2020-04-27/06, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2020>

Art.3. - Voor elk van de volgende samenwerkingsakkoorden afzonderlijk kan de Regering, in onderling overleg met de andere bevoegde regering(en), een samenwerkingsakkoord sluiten om de daarin vermelde termijnen van rechtswege voor een duur van dertig dagen op te schorten :
  1° het Samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten;
  2° het Samenwerkingsakkoord van 14 november 2019 tussen het Waals Gewest en de Duitstalige Gemeenschap over de uitoefening van de bevoegdheden inzake ruimtelijke ordening en bepaalde aanverwante materies.
  Onmiddellijk nadat ze zijn aangenomen, worden de overeenkomstig het eerste lid gesloten samenwerkingsakkoorden overgezonden aan de voorzitter van het Parlement. Ze houden op gevolg te hebben als het Parlement er binnen een termijn van zes maanden geen instemming mee verleent.

Art.4. - De Regering kan elke in de artikelen 2 en 3 vermelde opschorting twee keer voor dezelfde termijn verlengen bij een besluit waarbij in het bijzonder de noodzaak daartoe wordt verantwoord.
  Onmiddellijk nadat ze zijn aangenomen, worden de overeenkomstig het eerste lid genomen beslissingen van de Regering overgezonden aan de voorzitter van het Parlement. Ze houden op gevolg te hebben als het Parlement ze niet binnen een termijn van zes maanden bevestigt.

HOOFDSTUK 3. - Verplichte adviezen en standpuntbepalingen
Art.5. - § 1 - De Regering kan voor een duur van dertig dagen, op basis van een bijzondere motivering betreffende de noodzaak en de spoedeisenheid, bij de uitwerking van ontwerpen van decreet of besluit afzien van het inwinnen van wettelijk of decretaal verplichte adviezen of standpuntbepalingen van adviesorganen in de zin van artikel 19 van het decreet van 7 november 2016 tot harmonisatie van de rechtsgronden van de adviesorganen in hun relaties met het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap.
  De verplichte voorstellen, adviezen of standpuntbepalingen van raden van bestuur of andere organen van de in artikel 87 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap vermelde instellingen van openbaar nut worden ook beschouwd als adviezen of standpuntbepalingen in de zin van het eerste lid.
  De adviezen van de gemeentelijke adviescommissies inzake kinderopvang vermeld in artikel 16.4 van het decreet van 31 maart 2014 betreffende de kinderopvang worden ook beschouwd als adviezen in de zin van het eerste lid.
  § 2 - De Regering kan de in § 1 vermelde duur twee keer voor dezelfde termijn verlengen bij een besluit waarbij in het bijzonder de noodzaak wordt verantwoord.
  Onmiddellijk nadat ze zijn aangenomen, worden de overeenkomstig het eerste lid genomen beslissingen van de Regering overgezonden aan de voorzitter van het Parlement. Ze houden op gevolg te hebben als het Parlement ze niet binnen een termijn van zes maanden bevestigt.

HOOFDSTUK 3.1. [1 - Subsidiegarantie]1   ----------   (1)
Art. 5.1. [1 § 1 - Om de negatieve gevolgen van de epidemie of pandemie van het coronavirus (COVID-19) in de Duitstalige Gemeenschap te beperken, kan de Regering de volgende maatregelen nemen:
   1° rekening houden met de gevolgen van de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) te beperken voor de activiteiten van organisatoren van openbare evenementen, aanbod en diensten die door de Duitstalige Gemeenschap ondersteund of gesubsidieerd worden;
   2° de voorwaarden, nadere regels en procedures aanpassen voor de toekenning, staving, uitbetaling en controle van subsidies die door de Duitstalige Gemeenschap toegekend worden.
   § 2 - De regeringsbesluiten die krachtens § 1 worden aangenomen, kunnen bestaande decretale bepalingen wijzigen, aanvullen, opheffen of vervangen, ook voor aangelegenheden die door of krachtens de Grondwet uitdrukkelijk per decreet geregeld moeten worden. Hetzelfde geldt voor de bestaande wettelijke bepalingen die binnen het bevoegdheidsgebied van de Duitstalige Gemeenschap vallen.
   Indien nodig kunnen ze met terugwerkende kracht in werking treden, maar niet vóór 1 maart 2020.
   Bij de uitwerking ervan kan de Regering overeenkomstig artikel 5 afzien van het inwinnen van wettelijk of decretaal verplichte adviezen of standpuntbepalingen van adviesorganen.
   § 3 - Onmiddellijk nadat ze zijn aangenomen, worden de overeenkomstig § 1 aangenomen besluiten van de Regering overgezonden aan de voorzitter van het Parlement. Ze houden op gevolg te hebben als het Parlement ze niet binnen een termijn van zes maanden bekrachtigt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-04-27/06, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 27-04-2020>


HOOFDSTUK 3.2. [1 - Opwaardering van de zorgberoepen]1   ----------   (1)
Art. 5.2. [1 Om de negatieve gevolgen van de epidemie of pandemie van het coronavirus (COVID-19) in de Duitstalige Gemeenschap te beperken, wordt de Regering ertoe gemachtigd om de voor de jaren 2022-2024 geplande verhoging van de weddeschalen van de zorgberoepen, bepaald in punt 1.1. van de raamovereenkomst 2020-2024 van 2 mei 2019 voor de social profitsector in de Duitstalige Gemeenschap en bepaald in punt 2 van het sectoraal akkoord 2019-2024 van 15 mei 2019, al in het jaar 2020 door te voeren.
   De weddeschalen worden verhoogd op basis van de percentages die in de respectieve overeenkomsten zijn vastgelegd en in overleg met de sociale partners.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-04-27/06, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 27-04-2020>


Art. 5.3. [1 Met behoud van de toepassing van artikel 5.2 wordt de Regering ertoe gemachtigd om, parallel met de goedkeuring van een besluit van de federale regering en in overleg met de andere bevoegde deelentiteiten, een crisispremie in te voeren voor de beroepen die in het kader van de pandemie van het coronavirus (COVID-19) voor een bijzondere uitdaging staan en die binnen de bevoegdheid van de Duitstalige Gemeenschap vallen. De Regering bepaalt het bedrag van de premie en de nadere regels.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-04-27/06, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 27-04-2020>


HOOFDSTUK 3.3. [1 - Sociale coronatoeslag in het kader van de gezinsbijslagen]1   ----------   (1)
Art. 5.4. [1 Ongeacht alle andersluidende bepalingen van het decreet van 23 april 2018 betreffende de gezinsbijslagen kent de Regering voor de maand september 2020 een eenmalige sociale coronatoeslag ten belope van 235,88 euro toe.
   Die toeslag wordt toegekend aan elk kind dat:
   1° recht heeft op de basiskinderbijslag in de zin van het voormelde decreet van 23 april 2018;
   2° ofwel zelf, ofwel via een lid van hetzelfde gezin recht heeft op een verhoogde tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging overeenkomstig artikel 37, § 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994.
   Die toeslag geldt als kinderbijslag en gezinsbijslag in de zin van het voormelde decreet van 23 april 2018.
   In afwijking van het derde lid vordert de Regering de sociale coronatoeslag niet terug als ze vaststelt dat de toeslag ten onrechte werd uitbetaald.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-07-20/10, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 20-07-2020>

HOOFDSTUK 3.4. [1 - Premie voor opleidingsovereenkomsten]1   ----------   (1)
Art. 5.5. [1 Om de negatieve gevolgen van de coronacrisis in het kader van de middenstandsopleiding te beperken, wordt de Regering ertoe gemachtigd om een eenmalige premie in te voeren voor ondernemingen die in het opleidingsjaar 2020-2021 opleidingsovereenkomsten sluiten met toepassing van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de KMO's.
   Met toepassing van artikel 16, 16°, van hetzelfde decreet wordt het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's belast met de toekenning en het beheer van de premies vermeld in het eerste lid.
   De Regering bepaalt het bedrag van de premie, de toekenningsvoorwaarden en de nadere regels.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-07-20/10, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2020>

HOOFDSTUK 3.5. [1 - Bijzondere maatregelen inzake gezondheid en ouderen]1   ----------   (1)
Art.5.6. [1 Om voor het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte de negatieve gevolgen te beperken van de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan, wordt de Regering ertoe gemachtigd om een eenmalige forfaitaire subsidie in te voeren voor de woonzorgcentra voor ouderen van het Duitse taalgebied die door de crisis en de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) in te dijken, extra kosten en minder inkomsten via de bewonersprijs hebben.
   Die forfaitaire subsidie bedraagt 3.400 euro, vermenigvuldigd met de ondersteuningscapaciteit van het betrokken woonzorgcentrum voor ouderen.
   De Regering bepaalt de nadere regels voor de toekenning en de uitbetaling in een overeenkomst met de betrokken instelling.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 107, 005; Inwerkingtreding : 10-12-2020>


Art.5.7.[1 De woonzorgcentra voor ouderen en de psychiatrische verzorgingstehuizen kunnen isolatie-afdelingen inrichten die bestaan uit kamers van bewoners om daar bewoners onder te brengen die tot een cluster van besmetting met het coronavirus (COVID-19) behoren. In afwijking van de dienstverleningsovereenkomst vermeld in artikel 32, § 2, tweede lid, 6°, van het decreet van 13 december 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg, respectievelijk in afwijking van de overeenkomst vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 december 1990 houdende vaststelling van de regels voor het bepalen van de opnemingsprijs voor personen die worden opgenomen in psychiatrische verzorgingstehuizen, zorgt het woonzorgcentrum, respectievelijk het psychiatrisch verzorgingstehuis voor een mogelijkheid om de eigenlijke bewoners van de kamers die als isolatie-afdeling gebruikt worden elders onder te brengen.
   De Regering kent de instellingen vermeld in het eerste lid een subsidie toe voor het ter beschikking stellen van de bewonerskamers die als isolatie-afdeling dienen. Zij bepaalt voor elke instelling het aantal isolatiekamers die in aanmerking moeten komen voor de toekenning van de subsidie en de duur van de subisidiëringsduur ]1.
  ----------
  (1)<DDG 2022-03-28/05, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.5.8.[1 Om de negatieve gevolgen van de COVID-19-gezondheidscrisis te beperken wordt de Regering ertoe gemachtigd om aan de volgende dienstverrichters, instellingen en organisaties een eenmalige subsidie te betalen voor de extra kosten en inkomstenverliezen [2 die in het kalenderjaar 2020 zijn ontstaan]2 door de crisis en door de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) in te dijken:
   1° dienstverrichters die activiteiten van de personenondersteuning en diensten van de thuisondersteuning aanbieden in de zin van het decreet van 13 decreet 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg;
   2° inrichtende machten van psychiatrische verzorgingstehuizen in de zin van het decreet van 4 juni 2007 betreffende de psychiatrische verzorgingstehuizen;
   3° initiatieven van beschut wonen in de zin van artikel 6 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
   4° de diensten die erkend zijn overeenkomstig het koninklijk besluit van 20 maart 1975 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg;
   5° huisartsenkringen in de zin van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de opdrachten verleend aan huisartsenkringen.
  [2 [3 De Regering wordt ertoe gemachtigd om :
   1° aan de diensten en organisaties vermeld in het eerste lid, 4° en 5°, dezelfde subsidie uit te betalen voor de extra kosten en inkomstenverliezen die in het kalenderjaar 2021 zijn ontstaan;
   2° aan de diensten en organisaties vermeld in het eerste lid, 1°, dezelfde subsidie uit te betalen voor de extra kosten en inkomstenverliezen die in het kalenderjaar 2022 zijn ontstaan]3.]2
   In een overeenkomst met de betrokken dienstverrichter, de betrokken instelling of de betrokken organisatie [2 bepaalt de Regering daartoe]2:
   1° het bedrag van de subsidie;
   2° de voor de toepassing van dit artikel aanneembare kosten en inkomstenverliezen;
   3° de nadere regels voor de toekenning en de uitbetaling.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 109, 005; Inwerkingtreding : 10-12-2020>
  (2)<DDG 2021-04-26/06, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 27-05-2021>
  (3)<DDG 2022-03-28/05, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.5.9.[1 Om de negatieve gevolgen van de COVID-19-gezondheidscrisis op de ziekenhuizen in het Duitse taalgebied te beperken, wordt de Regering ertoe gemachtigd om aan die ziekenhuizen een [2 ...]2 subsidie te betalen voor de extra kosten voor niet-duurzame infrastructuuraanpassingen [2 die ze in de kalenderjaren 2020 en 2021 hebben gehad]2 door de crisis en door de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) in te dijken.
   De Regering bepaalt het bedrag van de subsidie en de nadere regels voor de toekenning en de uitbetaling in een overeenkomst met het betrokken ziekenhuis.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 110, 005; Inwerkingtreding : 10-12-2020>
  (2)<DDG 2021-04-26/06, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 27-05-2021>

Art.5.10. [1 De Regering kent volgende instellingen een subsidie toe als tegemoetkoming in de kosten voor het verwerven van de consumptiecheques vermeld in artikel 19quinquies van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders:
   1° dienstverrichters van de gezins- en ouderenhulp, de sociale huishoudelijke hulp, de woonzorgcentra voor ouderen en het samenwerkingsverband voor palliatieve zorg in de zin van het decreet van 13 december 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg;
   2° inrichtende machten van psychiatrische verzorgingstehuizen in de zin van het decreet van 4 juni 2007 betreffende de psychiatrische verzorgingstehuizen;
   3° dienstverrichters van instellingsgebonden woonvormen in de zin van artikel 12, 2°, van het decreet van 13 december 2016 tot oprichting van een dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven.
   De instellingen vermeld in het eerste lid ontvangen die subsidie als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
   1° de door hen verworven consumptiecheques voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 19quinquies, § 2, respectievelijk § 3, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
   2° De instellingen hebben die consumptiecheques verworven voor personeelsleden aan wie ze tussen 1 maart 2020 en 31 december 2020 loon uitbetaald hebben.
   De subsidiëring vermeld in het eerste lid moet voldoen aan de volgende nadere regels:
   1° Voor elk personeelslid in de zin van het tweede lid, 2°, voor wie de instellingen een consumptiecheque hebben verworven, ontvangen de instellingen een subsidiëring ten belope van 150 euro als het personeelslid tussen 1 maart 2020 en 31 december 2020 hoogstens halftijds aangesteld was.
   2° Voor elk ander personeelslid in de zin van het tweede lid, 2°, voor wie een consumptiecheque werd verworven, ontvangen de instellingen een subsidiëring ten belope van 300 euro.
   Voor de toepassing van het eerste tot het derde lid delen de instellingen aan de Regering mee aan hoeveel personeelsleden ze tussen 1 maart 2020 en 31 december 2020 loon hebben uitbetaald, opgesplitst naar arbeidstijdregeling.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 111, 005; Inwerkingtreding : 10-12-2020>


Art.5.10.1.[1 Onverminderd artikel 5.3 kan de Regering subsidie toekennen aan woonzorgcentra voor ouderen die door de uitwerkingen van de epidemie of pandemie van het coronavirus (COVID-19) niet kunnen voldoen aan de in de jaarovereenkomst 2021 vastgelegde aanwezigheidsdagen per ondersteuningscategorie en kortverblijven.
   De subsidiëring bepaald in het eerste lid stemt hoogstens overeen met de subsidiëring die in die jaarovereenkomst 2021 was afgesproken. Hierbij gelden de volgende nadere regels:
   1° Overschrijdt een dienstverrichter alle in de jaarovereenkomst vastgelegde aanwezigheidsdagen per categorie en voor kortverblijven, dan worden alle categorieën hoogstens gesubsidieerd op basis van de in de overeenkomst vastgelegde subsidie per categorie;
   2° Als een dienstverrichter de in de jaarovereenkomst vastgestelde aanwezigheidsdagen voor de categorie 'geringe ondersteuning' en voor kortverblijven overschrijdt en de aanwezigheidsdagen voor de categorie 'extra ondersteuning' onderschrijdt, dan worden de voor de categorie 'extra ondersteuning' bereikte aanwezigheidsdagen gesubsidieerd met het overeenkomstige in de overeenkomst vastgestelde dagforfait voor de categorie 'extra ondersteuning' en wordt het totale aantal aanwezigheidsdagen voor de andere twee categorieën vermenigvuldigd met het dagforfait dat voor die categorieën in de jaarovereenkomst is vastgelegd;
   3° Als een dienstverrichter de in de jaarovereenkomst vastgelegde aanwezigheidsdagen voor de categorie 'extra ondersteuning' overschrijdt en de aanwezigheidsdagen voor de categorie 'geringe ondersteuning' en voor de kortverblijven onderschrijdt, worden de aanwezigheidsdagen van de categorie 'extra ondersteuning' hoogstens gesubsidieerd op basis van de in de overeenkomst vastgelegde maximale subsidie voor de categorie 'extra ondersteuning' en worden de in de categorie 'geringe ondersteuning' en kortverblijven bereikte aanwezigheidsdagen vermenigvuldigd met de dagforfaits die in de overeenkomst voor die categorieën zijn vastgelegd. De resterende aanwezigheidsdagen in de categorie 'extra ondersteuning' worden gesubsidieerd tegen de dagforfaits voor de categorie 'geringe ondersteuning' en voor de kortverblijven, totdat de maximale subsidie is bereikt die per categorie in de jaarovereenkomst 2021 is afgesproken.]1
  [2 Op basis van de jaarovereenkomst 2022 wordt de Regering ertoe gemachtigd om eveneens voor het kalenderjaar 2022 aan de woonzorgcentra voor ouderen de subsidie bedoeld in het eerste lid toe te kennen overeenkomstig de modaliteiten bepaald in het tweede lid.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2021-04-26/06, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<DDG 2022-03-28/05, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

HOOFDSTUK 3.6. [1 - Bijzondere maatregelen op het gebied van culturele aangelegenheden]1   ----------   (1)
Art.5.11.[1 Om de negatieve gevolgen van de COVID-19-gezondheidscrisis te beperken wordt de Regering ertoe gemachtigd om [2 telkens in de begrotingsjaren 2021 en 2022]2 een eenmalige subsidie van hoogstens 10.000 euro voor verenigingsinfrastructuur te betalen voor de extra kosten en inkomstenverliezen die zijn ontstaan door de crisis en door de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) in te dijken. Om die subsidie te ontvangen, richten de organisaties vermeld in het tweede lid een aanvraag aan de Regering via het daarvoor door de Regering ter beschikking gestelde formulier.
   De aanvraag kan worden ingediend door verenigingen zonder winstoogmerk:
   1° die een infrastructuur beheren die gebruikt wordt door verenigingen en;
   2° die eigenaar zijn van die infrastructuur of in het bezit zijn van een erfpachtovereenkomst, opstalovereenkomst of huurovereenkomst die, op het ogenblik van de aanvraag, een looptijd van ten minste drie jaar heeft. Als een gemeente eigenaar is van het te subsidiëren onroerend goed, kan de erfpachtovereenkomst, opstalovereenkomst of huurovereenkomst vervangen worden door een gebruiksrecht.
   De aanvraag mag niet worden ingediend door verenigingen die op grond van één van de volgende decreten subsidie voor werkings- en personeelskosten ontvangen:
   1° creatieve ateliers die ondersteund worden overeenkomstig het decreet van 16 december 2003 betreffende de bevordering van creatieve ateliers;
   2° sportorganisaties die ondersteund worden overeenkomstig het sportdecreet van 19 april 2004;
   3° bioscoophouders die ondersteund worden overeenkomstig het[2 decreet van 1 maart 2021 betreffende de mediadiensten en de filmvoorstellingen]2;
   4° musea die erkend zijn overeenkomstig het decreet van 7 mei 2007 over de bevordering van de musea en van de cultureel-erfgoedpublicaties;
   5° instellingen voor volwassenenonderwijs die ondersteund worden overeenkomstig het decreet van 17 november 2008 ter ondersteuning van de instellingen voor volwassenenonderwijs;
   6° jeugdvoorzieningen die ondersteund worden overeenkomstig het decreet van 6 december 2011 ter ondersteuning van het jeugdwerk;
   7° cultuuraanbieders die ondersteund worden overeenkomstig het decreet van 18 november 2013 betreffende de ondersteuning van cultuur in de Duitstalige Gemeenschap.
   De subsidie kan alleen worden toegekend als de volgende voorwaarden vervuld zijn:
   1° de subsidie heeft uitsluitend betrekking op kosten en inkomstenverliezen die in de periode van 10 maart 2020 tot 31 december 2020 [2 of van 1 januari 2021 tot 31 december 2021]2 ontstaan zijn door de crisis en door de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) in te dijken;
   2° er kan aangetoond worden dat de aanvrager getracht heeft om het inkomstenverlies en de extra uitgaven zo laag mogelijk te houden;
   3° de aanvrager heeft, indien van toepassing, aan de mensen die op honorariumbasis werken, honoraria uitbetaald voor hun geplande activiteiten die niet konden doorgaan;
   4° de aanvrager houdt alle relevante bewijsstukken bij om ze op verzoek van de Regering te kunnen voorleggen;
   5° de aanvrager verleent de Regering inzage in alle boekhoudkundige documenten om zijn financiële situatie te kunnen beoordelen; dit omvat ook de begeleiding door een accountant.
   De Regering bepaalt de nadere regels voor de aanvraag, alsook het bedrag van de subsidie en de nadere regels voor de toekenning en de uitbetaling ervan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 113, 005; Inwerkingtreding : 10-12-2020>
  (2)<DDG 2022-03-28/05, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.5.12. [1 Om de negatieve gevolgen te verzachten van de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan, kent de Regering, per bioscoopzaal die in het Duitse taalgebied geëxploiteerd wordt, een eenmalige forfaitaire subsidie van 15.000 euro toe aan de bioscoophouders vermeld in artikel 4, 29°, van het decreet van 1 maart 2021 betreffende de mediadiensten en de filmvoorstellingen.
   Om die subsidie te ontvangen, richten de bioscoophouders uiterlijk op 31 maart 2021 een aanvraag aan de Regering via het daarvoor door de Regering ter beschikking gestelde formulier.
   De subsidie kan worden gecumuleerd met andere subsidies of tegemoetkomingen van de Duitstalige Gemeenschap, het Waals Gewest of de federale overheid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2021-03-01/06, art. 154, 006; Inwerkingtreding : 12-04-2021>


Art.5.13. [1 Om de negatieve gevolgen te beperken van de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan, kent de Regering de volgende eenmalige forfaitaire subsidie toe aan de in artikel 52, tweede lid, 1° tot 3°, van het decreet van 1 maart 2021 betreffende de mediadiensten en de filmvoorstellingen vermelde exploitanten van auditieve lineaire mediadiensten die minstens tijdens de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 maart 2021 werden aangeboden:
   1° voor zendernetten: 15.000 euro;
   2° voor regionale radio's: 10.000 euro;
   3° voor lokale radio's: 7.500 euro.
   Om die subsidie te ontvangen, richten de exploitanten van de auditieve lineaire mediadiensten uiterlijk op 31 mei 2021 een aanvraag aan de Regering via het daarvoor door de Regering ter beschikking gestelde formulier.
   In afwijking van het eerste lid komt het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap niet in aanmerking voor subsidie.
   Met uitzondering van de coronasteunmaatregelen die op grond van dit decreet worden toegekend, kan de subsidie worden gecumuleerd met andere subsidies of tegemoetkomingen van de Duitstalige Gemeenschap, het Waals Gewest of de federale overheid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2021-04-26/06, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 27-05-2021>


Art.5.14. [1 Om de negatieve gevolgen te beperken van de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan, kent de Regering in het kalenderjaar 2022 de volgende eenmalige forfaitaire subsidie van 250 euro per evenement toe aan de kunstenaars en de dienstverrichters gespecialiseerd in het cultureel leven die hun woonplaats in het Duitse taalgebied hebben of daar gevestigd zijn, waarbij het om een evenement moet gaan
   1° dat voor het publiek toegankelijk is;
   2° dat in het jaar 2022 plaatsvindt of in de eerste helft van het jaar 2023 wordt verschoven aantoonbaar naar aanleiding van de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan;
   3° waarvoor de organisator aan de aanvrager een ereloon betaalt ten belope van ten minste 125 euro, tenzij het gaat om een beeldende kunstenaar of een schrijver.
   Om die subsidie te ontvangen, richten de kunstenaars en de dienstverrichters gespecialiseerd in het cultureel leven een aanvraag aan de Regering via het daarvoor door de Regering ter beschikking gestelde formulier.
   De subsidie kan worden toegekend voor hoogstens tien evenementen per kunstenaar of dienstverrichter gespecialiseerd in het cultureel leven. De subsidie wordt uitbetaald in de vorm van een voorschot dat 100 % van het te verwachten bedrag bedraagt.
   In afwijking van het eerste lid komen niet in aanmerking voor deze subsidiëring de culturele centra, cultuurproducenten en cultuurorganisatoren alsmede amateurkunstverenigingen die ondersteund worden overeenkomstig het decreet van 18 november 2013 betreffende de ondersteuning van cultuur in de Duitstalige Gemeenschap. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2022-03-28/05, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


HOOFDSTUK 4. - Diverse bepalingen
Art.6.- De uitvoering van alle administratieve beslissingen waarbij een uithuiszetting wordt bevolen overeenkomstig de artikelen 7 en 172 van het Wetboek van duurzaam wonen en van alle gerechtelijke beslissingen waarbij een uithuiszetting wordt bevolen overeenkomstig artikel 1344ter van het Gerechtelijk Wetboek wordt in het Duitse taalgebied van rechtswege opgeschort [1 tot en met 20 juli 2020]1.
  ----------
  (1)<DDG 2020-07-20/10, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 20-07-2020>

Art.7. - Artikel 2, vierde lid, van het decreet van 12 december 2019 houdende de begroting van de ontvangsten en de algemene begroting van de uitgaven van de Duitstalige Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2020 wordt vervangen als volgt:
  "Met toepassing van artikel 1, § 2, 4°, van het decreet van 17 januari 1994 houdende inrichting van bijkomende begrotingsfondsen van de Duitstalige Gemeenschap wordt 10.000.000 euro van de globale dotatie ter beschikking gesteld van het participatie- en financieringsfonds van de Duitstalige Gemeenschap als toegewezen ontvangsten."

Art.8. - Ongeacht artikel 21, § 2, vijfde lid, en artikel 24, § 2, derde lid, van het decreet van 18 maart 2002 betreffende de infrastructuur kunnen voor het jaar 2020 uiterlijk tot 1 december volledige aanvragen voor infrastructuur- of uitrustingssubsidies ingediend worden bij de Regering.

Art. 8.1. [1 Voor de infrastructuurprojecten die voor de begrotingsjaren 2020 en 2021 in het infrastructuurplan vermeld staan, kan de Regering de in artikel 16 van hetzelfde decreet vastgelegde algemene subsidietarieven, alsook de in hoofdstuk II van hetzelfde decreet vermelde bijzondere subsidietarieven met hoogstens 20 % verhogen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-04-27/06, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 27-04-2020>


Art. 8.2. [1 Ongeacht artikel 186, § 1, eerste lid, van het Gemeentedecreet van 23 april 2018 kunnen de kohieren van het boekjaar 2019 ten laatste op 30 september 2020 door het gemeentecollege vastgesteld en uitvoerbaar verklaard worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-04-27/06, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 27-04-2020>


Art. 8.3.[1 Ongeacht de bepalingen van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap ontvangen de gemeenten, voor het begrotingsjaar 2020, een aanvullende dotatie ten belope van 4.053.500 euro om, voor de toeristische sector op het niveau van de gemeenten, de negatieve gevolgen te beperken van de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan. Dat bedrag wordt als volgt onder de gemeenten verdeeld:
   Amel 268.000 euro
   Büllingen 466.000 euro
   Burg-Reuland 351.000 euro
   Bütgenbach 542.000 euro
   Eupen 961.500 euro
   Kelmis 229.500 euro
   Lontzen 155.500 euro
   Raeren 353.500 euro
   Sankt Vith 726.500 euro.]1
  [1 [2 Voor het begrotingsjaar 2021 ontvangen de gemeenten een aanvullende dotatie van 1.340.919,99 euro om, voor de toeristische sector op het niveau van de gemeenten, de negatieve gevolgen te beperken van de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan. Dat bedrag wordt als volgt onder de gemeenten verdeeld:
   Amel 73.435,26 euro
   Büllingen 135.566,14 euro
   Burg-Reuland 37.520,11 euro
   Bütgenbach 171.984,69 euro
   Eupen 422.438,93 euro
   Kelmis 88.362,08 euro
   Lontzen 34.990,97 euro
   Raeren 80.289,42 euro
   Sankt Vith 296.332,39 euro]2]1
  ----------
  (1)<DDG 2021-04-26/06, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<DDG 2021-12-15/17, art. 88, 009; Inwerkingtreding : 15-12-2021>

Art.8.4. [1 Ongeacht de bepalingen van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap en onverminderd artikel 8.3 ontvangen de gemeenten voor de begrotingsjaren 2020 en 2021 een aanvullende dotatie om, voor de gemeentefinanciën, de negatieve gevolgen te beperken van de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan.
   Voor het begrotingsjaar 2020 bedraagt de aanvullende dotatie 493.381,78 euro. Dat bedrag wordt als volgt onder de gemeenten verdeeld:
   Amel 36.514,97 euro
   Büllingen 39.522,14 euro
   Burg-Reuland 26.900,69 euro
   Bütgenbach 37.200,81 euro
   Eupen 140.973,33 euro
   Kelmis 55.762,73 euro
   Lontzen 31.919,85 euro
   Raeren 58.248,88 euro
   Sankt Vith 66.338,38 euro
   Voor het begrotingsjaar 2021 bedraagt de aanvullende dotatie 659.322,83 euro. Dat bedrag wordt als volgt onder de gemeenten verdeeld:
   Amel 48.516,53 euro
   Büllingen 52.640,77 euro
   Burg-Reuland 35.852,36 euro
   Bütgenbach 49.397,75 euro
   Eupen 189.182,21 euro
   Kelmis 74.626,09 euro
   Lontzen 42.739,17 euro
   Raeren 77.693,28 euro
   Sankt Vith 88.674,67 euro.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 115, 005; Inwerkingtreding : 10-12-2020>


Art.8.5. [1 Ongeacht de bepalingen van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap en onverminderd artikel 8.3 ontvangen de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor de begrotingsjaren 2020 en 2021 een aanvullende dotatie om, voor de OCMW-financiën, de negatieve gevolgen te beperken van de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan.
   Voor het begrotingsjaar 2020 bedraagt de aanvullende dotatie 740.072,68 euro. Dat bedrag wordt als volgt onder de openbare centra voor maatschappelijk welzijn verdeeld:
   Amel 34.159,83 euro
   Büllingen 34.861,26 euro
   Burg-Reuland 26.239,08 euro
   Bütgenbach 36.165,18 euro
   Eupen 317.846,17 euro
   Kelmis 127.541,57 euro
   Lontzen 26.824,30 euro
   Raeren 60.170,55 euro
   Sankt Vith 76.264,74 euro
   Voor het begrotingsjaar 2021 bedraagt de aanvullende dotatie 988.984,25 euro. Dat bedrag wordt als volgt onder de openbare centra voor maatschappelijk welzijn verdeeld:
   Amel 45.866,62 euro
   Büllingen 47.232,04 euro
   Burg-Reuland 35.165,41 euro
   Bütgenbach 49.102,57 euro
   Eupen 424.143,37 euro
   Kelmis 169.962,02 euro
   Lontzen 34.811,26 euro
   Raeren 79.363,63 euro
   Sankt Vith 103.337,33 euro.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 116, 005; Inwerkingtreding : 10-12-2020>


Art.8.6.[1 [2 In afwijking van artikel 11, § 1, derde lid, en § 2.1, van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap worden de dotatiebedragen voor de basisondersteuning van cultuur-, folklore-, sport- en vrijetijdsverenigingen en verenigingen voor vreemdelingenverkeer voor het begrotingsjaar 2021 aangevuld met een bedrag van 1.504.800 euro. Dat aanvullende bedrag wordt als volgt onder de gemeenten verdeeld :
   Amel 130.500 euro
   Büllingen 158.400 euro
   Burg-Reuland 58.800 euro
   Bütgenbach 197.800 euro
   Eupen 341.550 euro
   Kelmis 187.300 euro
   Lontzen 83.300 euro
   Raeren 143.850 euro
   Sankt Vith 203.300 euro]2.
   In het begrotingsjaar 2022 wordt het bedrag uitbetaald dat voor het begrotingsjaar 2020 werd benut, nadat dit bedrag overeenkomstig artikel 11, § 3, van hetzelfde decreet voor de jaren 2021 en 2022 werd aangepast aan het ontwikkelingspercentage.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2021-04-26/06, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<DDG 2022-03-28/05, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.8.7. [1 Ongeacht de bepalingen van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap en onverminderd de artikelen 8.3 en 8.4 ontvangen de gemeenten voor het begrotingsjaar 2021 een aanvullende dotatie van 714.800 euro om, voor de gemeentefinanciën, de negatieve gevolgen te beperken van de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan. Dat bedrag wordt als volgt onder de gemeenten verdeeld:
   Amel 14.000 euro
   Büllingen 29.000 euro
   Burg-Reuland 18.000 euro
   Bütgenbach 47.000 euro
   Eupen 101.812,50 euro
   Kelmis 50.000 euro
   Lontzen 31.000 euro
   Raeren 5.750 euro
   Sankt Vith 418.237,50 euro.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2021-04-26/06, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2021>


Art.9.- Ongeacht artikel 28 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen, artikel 3.12 van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een [1 autonome hogeschool, artikel 16 van het decreet van 23 maart 2009 betreffende de organisatie van het deeltijdse kunstonderwijs]1 en artikel 41 van het besluit van de Regering van 27 juni 2013 betreffende de basisopleiding in het kader van de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de KMO's worden de afwezigheden wegens de opschorting van de lessen naar aanleiding van de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) te beperken, beschouwd als gewettigde afwezigheden voor alle leerlingen, studenten en op te leiden personen die ingeschreven zijn in een van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde scholen voor lager, secundair of [1 hoger onderwijs of in een kunstacademie]1 of in een centrum voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's.
  ----------
  (1)<DDG 2020-06-22/15, art. 143, 003; Inwerkingtreding : 16-03-2020>

Art. 9.1. [1 § 1 - De raden van bestuur van de instellingen van openbaar nut vermeld in artikel 87 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap kunnen bij beslissing van de voorzitter van de raad van bestuur vergaderen, beraadslagen en besluiten via telefoonconferentie, videoconferentie of andere elektronische communicatiemiddelen die de veiligheid van de elektronische communicatie waarborgen.
   Het communicatiemiddel moet elke bestuurder en de andere deelnemers in staat stellen om rechtstreeks, gelijktijdig en voortdurend kennis te nemen van de beraadslagingen, actief deel te nemen aan de beraadslagingen en te stemmen over alle punten waarover de vergadering een besluit moet nemen.
   De uitnodigingen voor de vergadering van de raad van bestuur bevatten een beschrijving van de manier waarop aan die vergadering op afstand kan worden deelgenomen. De bestuurder en regeringscommissaris die via dat communicatiemiddel aan de vergadering van de raad van bestuur deelneemt, wordt als aanwezig beschouwd voor de naleving van de voorschriften inzake aanwezigheid en meerderheid.
   In de notulen van de vergadering van de raad van bestuur worden de eventuele technische problemen en incidenten vermeld die de deelneming aan de vergadering van de raad van bestuur en/of aan de elektronische stemming verhinderd of verstoord hebben.
   De regeringscommissaris moet uitgenodigd worden om aan die vergadering op afstand deel te nemen.
   § 2 - Met behoud van de toepassing van § 1 kunnen de raden van bestuur ook teruggrijpen op een schriftelijke procedure via elektronische communicatie en dit voor alle beslissingen die binnen hun bevoegdheid vallen. Beslissingen die via een schriftelijke procedure tot stand komen, moeten met eenparigheid van stemmen worden genomen.
   De raden van bestuur leggen in hun huishoudelijk reglement vast hoe de schriftelijke procedure via elektronische communicatie precies verloopt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-04-27/06, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2020>


Art. 9.2. [1 Op voorlegging van de desbetreffende bewijsstukken betaalt de Regering aan de gewone en gespecialiseerde scholen in de Duitstalige Gemeenschap de werkelijke kosten terug die door de coronagerelateerde annulatie van meerdaagse schoolreizen zijn ontstaan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-06-22/15, art. 144, 003; Inwerkingtreding : 24-02-2020>


Art.10. - Zolang de maatregelen die bij dit crisisdecreet werden besloten, van kracht zijn, houdt de Regering het Parlement wekelijks in het kader van een uitwisseling op de hoogte van de door haar geplande en ondernomen stappen, alsook van de daarmee gepaard gaande kosten.

HOOFDSTUK 5. - Slotbepaling
Art. 11. - Dit decreet heeft uitwerking met ingang van 26 maart 2020.
  In afwijking van het eerste lid heeft artikel 2, § 1, tweede lid, uitwerking met ingang van 18 maart 2020.