Details





Titel:

28 MEI 2020. - Ministerieel besluit tot wijziging van verscheidende bepalingen betreffende plaagorganismen bij planten op zaden en ander plantaardig teeltmateriaal



Inhoudstafel:


Art. 1-12
BIJLAGEN.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2000016088  2000016089  2005031184  2006031467  2006031468  2006031469  2006031652  2009031536  2015031892  2016031873 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Bij dit besluit wordt uitvoeringsrichtlijn (EU) 2020/177 van de Commissie van 11 februari 2020 tot wijziging van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 68/193/EEG, 2002/55/EG, 2002/56/EG en 2002/57/EG van de Raad, Richtlijnen 93/49/EEG en 93/61/EEG van de Commissie en Uitvoeringsrichtlijnen 2014/21/EU en 2014/98/EU wat betreft plaagorganismen bij planten op zaden en ander plantaardig teeltmateriaal, hierna "richtlijn 2020/177" omgezet.

Art.2. Dit artikel zet het eerste artikel van richtlijn 2020/177 om.
  In het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 mei 2005 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen wordt het punt 5 van bijlage I vervangen door de bijlage I gevoegd bij dit besluit.
  In hetzelfde besluit wordt I.3 van bijlage II vervangen door de bijlage II gevoegd bij dit besluit.

Art.3. § 1. Dit artikel zet artikel 2 van richtlijn 2020/177 om.
  § 2. In het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 31 augustus 2006 houdende de reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen wordt het punt 3.A van bijlage I vervangen als volgt :
  "A. Oryza sativa :
  Het aantal planten dat duidelijk als wilde planten of als planten met rode zaden kan worden herkend, mag niet meer bedragen dan :
  - 0 voor de productie van basiszaad;
  - 1 per 100 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad van de eerste en de tweede generatie."
  § 3. In hetzelfde besluit wordt punt 6 van bijlage I vervangen door de bijlage III gevoegd bij dit besluit.
  § 4. In hetzelfde besluit wordt punt 3 van bijlage II vervangen door de bijlage IV gevoegd bij dit besluit.
  § 5. In bijlage II van hetzelfde besluit wordt een punt 4 ingevoegd, gevoegd als bijlage V bij dit besluit.

Art.4. § 1. Dit artikel zet artikel 3 van richtlijn 2020/177 om.
  § 2. In het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 december 2006 betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken, wordt bijlage I vervangen door de bijlage VI gevoegd bij dit besluit.
  § 3. In hetzelfde besluit wordt punt I.4 van bijlage II vervangen als volgt :
  "4. Het teeltmateriaal moet nagenoeg vrij zijn van plaagorganismen die de bruikbaarheid en de kwaliteit van het teeltmateriaal verminderen.
  Het teeltmateriaal moet voldoen aan de eisen betreffende EU-quarantaineorganismen en plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied die zijn opgenomen in de krachtens Verordening (EU) 2016/2031 vastgestelde uitvoeringshandelingen, alsook aan de krachtens artikel 30, § 1, van die verordening vastgestelde maatregelen."

Art.5. § 1. Dit artikel zet artikel 4 van richtlijn 2020/177 om.
  § 2. In het ministerieel besluit van 19 februari 2000 tot vaststelling van de schema's met de voorwaarden waaraan teeltmateriaal van siergewassen en siergewassen moeten voldoen, van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het toezicht op en de controle van leveranciers van deze materialen, van hun bedrijven en van de laboratoria, van de erkenning van de laboratoria en van aanvullende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de door leveranciers bij te houden lijsten van bovenvermelde gewassen, wordt artikel 4 vervangen als volgt :
  " Art. 4. Het teeltmateriaal van siergewassen moet, althans bij visuele inspectie, op de productieplaats nagenoeg vrij zijn bevonden van alle in de bijlage vermelde plaagorganismen met betrekking tot het respectieve teeltmateriaal van siergewassen.
  De aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op teeltmateriaal van siergewassen dat in de handel wordt gebracht, mag, althans bij visuele inspectie, de in de bijlage vastgestelde respectieve drempelwaarden niet overschrijden.
  Het teeltmateriaal van siergewassen moet, althans bij visuele inspectie, nagenoeg vrij zijn van andere plaagorganismen dan de in de bijlage vermelde plaagorganismen met betrekking tot het specifieke teeltmateriaal van siergewassen, die de bruikbaarheid en de kwaliteit van dat materiaal schaden, en van tekenen of symptomen daarvan.
  Het materiaal moet tevens voldoen aan de eisen betreffende EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied en gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in de krachtens Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad vastgestelde uitvoeringshandelingen, alsook aan de krachtens artikel 30, § 1, van die verordening vastgestelde maatregelen."
  § 3. In hetzelfde besluit wordt artikel 4/1 opgeheven.
  § 4. In hetzelfde besluit wordt bijlage I vervangen door de bijlage VII gevoegd bij dit besluit.

Art.6. § 1. Dit artikel zet artikel 5 van richtlijn 2020/177 om.
  § 2. In het ministerieel besluit van 19 februari 2000 tot vaststelling van de schema's met de voorwaarden waaraan teeltmateriaal en plantgoed van groenten, met uitzondering van zaad, moeten voldoen, van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het toezicht op en de controle van leveranciers van deze materialen, van hun bedrijven en van de laboratoria, en van de erkenning van de laboratoria, wordt artikel 4 vervangen als volgt :
  "Art. 4. Het teeltmateriaal en het plantgoed van groentegewassen moeten, althans bij visuele inspectie, op de productieplaats nagenoeg vrij zijn bevonden van alle in de bijlage vermelde plaagorganismen met betrekking tot het respectieve teeltmateriaal en plantgoed.
  De aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die in de handel worden gebracht, mag, althans bij visuele inspectie, de in de bijlage vastgestelde respectieve drempelwaarden niet overschrijden.
  Het teeltmateriaal en het plantgoed van groentegewassen moeten bij visuele inspectie nagenoeg vrij zijn bevonden van andere plaagorganismen dan de in de bijlage vermelde plaagorganismen met betrekking tot het respectieve teeltmateriaal en plantgoed, die de bruikbaarheid en de kwaliteit van dat teeltmateriaal en dat plantgoed van groentegewassen schaden.
  Het teeltmateriaal en het plantgoed van groentegewassen moeten tevens voldoen aan de eisen betreffende EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied en gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad en de krachtens die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen, en aan de krachtens artikel 30, § 1, van die verordening vastgestelde maatregelen."
  § 3. In hetzelfde besluit wordt bijlage I vervangen door de bijlage VIII gevoegd bij dit besluit.

Art.7. § 1. Dit artikel zet artikel 6 van richtlijn 2020/177 om.
  § 2. In het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 31 augustus 2006 houdende reglementering van de handel in en van de keuring van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie, wordt punt I.5 van bijlage I vervangen als volgt :
  "5. Het gewas moet nagenoeg vrij zijn van plaagorganismen die de bruikbaarheid en de kwaliteit van het teeltmateriaal verminderen.
  Het gewas moet tevens voldoen aan de eisen betreffende EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied en gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in de krachtens Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad vastgestelde uitvoeringshandelingen, alsook aan de krachtens artikel 30, § 1, van die verordening vastgestelde maatregelen."
  § 3. In hetzelfde besluit, wordt punt 2 van bijlage II vervangen als volgt :
  "2. Het zaad moet nagenoeg vrij zijn van plaagorganismen die de bruikbaarheid en de kwaliteit van het teeltmateriaal verminderen.
  Het zaad moet tevens voldoen aan de eisen betreffende EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied en gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in de krachtens Verordening (EU) 2016/2031 vastgestelde uitvoeringshandelingen, alsook aan de krachtens artikel 30, § 1, van die verordening vastgestelde maatregelen."
  § 4. In hetzelfde besluit wordt het punt 3.B van bijlage II vervangen door de bijlage IX gevoegd bij dit besluit.

Art.8. Dit artikel zet artikel 7 van richtlijn 2020/177 om.
  In het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 oktober 2009 houdende de reglementering van de handel in en de keuring van pootaardappelen, wordt bijlage I vervangen door bijlage X gevoegd aan dit besluit.
  In hetzelfde besluit, wordt bijlage II vervangen door bijlage XI gevoegd aan dit besluit.

Art.9. Dit artikel zet artikel 8 van richtlijn 2020/177 om.
  In het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 31 augustus 2006 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, wordt punt 4 van bijlage I vervangen door bijlage XII gevoegd aan dit besluit.
  In hetzelfde besluit, wordt punt I.5 van bijlage II vervangen door bijlage XIII gevoegd aan dit besluit.

Art.10. § 1. Dit artikel zet artikel 9 van richtlijn 2020/177 om.
  § 2. In het ministerieel besluit van 18 december 2015 tot vaststelling van minimumeisen en EU-klassen voor prebasispootgoed van aardappelen, en tot vaststelling van EU-klassen voor basispootgoed en gecertificeerd pootgoed van aardappelen en van de daarvoor geldende eisen en aanduidingen, wordt artikel 3 vervangen als volgt :
  "Art. 3. § 1. Het prebasispootgoed van aardappelen voldoet aan de volgende minimumeisen :
  a) het is afkomstig van moederplanten die vrij zijn van de volgende plaagorganismen : Pectobacterium spp., Dickeya spp., Candidatus Liberibacter solanacearum, Candidatus Phytoplasma solani, de aardappelspoelknolviroïde, het aardappelbladrolvirus en de aardappelvirussen A, M, S, X en Y;
  b) het aantal niet-rasechte planten en het aantal planten van andere rassen bedragen samen niet meer dan 0,01 %;
  c) het maximumaantal veldgeneraties is vier;
  d) gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door de respectieve gereguleerde niet-quarantaineorganismen veroorzaakte symptomen zijn niet boven de in de onderstaande tabel opgenomen drempelwaarden aanwezig op het prebasispootgoed van aardappelen :


Gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door gereguleerde nietquarantaineorganismen veroorzaakte symptomenDrempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen in geteelde planten voor prebasispootgoed van aardappelen
Zwartbenigheid (Dickeya Samson et al. spp. [1DICKG]; Pectobacterium Waldee emend. Hauben et al. spp. [1PECBG])0 %
Candidatus Liberibacter solanacearum Liefting et al. [LIBEPS]0 %
Candidatus Phytoplasma solani Quaglino et al. [PHYPSO]0 %
Door virussen veroorzaakte mozaïeksymptomen
  en
  symptomen veroorzaakt door het aardappelbladrolvirus [PLRV00]
0,1 %
Aardappelspoelknolviroïde [PSTVD0]0 %
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door gereguleerde nietquarantaineorganismen veroorzaakte symptomenDrempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen in de directe nateelt van prebasispootgoed van aardappelen
Symptomen van virusinfecties0,5 %
§ 2. De prebasispootgoed van aardappelen mag overeenkomstig de in artikelen 5 en 6 vermelde eisen in de handel worden gebracht als "EU-klasse PBTC" en als "EU-klasse PB".
  § 3.De naleving van de voorschriften van § 1, onder b) en d), moet worden vastgesteld door middel van officiële veldinspecties. In geval van twijfel worden deze inspecties aangevuld met officiële tests op bladeren.
  Wanneer er methoden voor microvermeerdering worden gebruikt, wordt de naleving van § 1, onder a), vastgesteld door het officieel testen of het testen onder officieel toezicht van de moederplant.
  Wanneer er kloonselectiemethoden worden gebruikt, wordt de naleving van § 1, onder a), vastgesteld door het officieel testen of het testen onder officieel toezicht van het kloonmateriaal."
  § 3. In hetzelfde besluit wordt artikel 4 vervangen als volgt :
  " Art. 4. Partijen van prebasispootgoed van aardappelen moeten aan de volgende minimumeisen voldoen :
  a) aanhangende grond en andere vreemde bestanddelen bedragen samen niet meer dan 1,0 % massa;
  b) het aandeel aardappelen met ander rot dan ring- of bruinrot bedraagt niet meer dan 0,2 % massa;
  c) het aandeel aardappelen met uitwendige onvolkomenheden, inclusief misvormde of beschadigde knollen, bedraagt niet meer dan 3,0 % massa;
  d) het aandeel aardappelen met aardappelschurft op meer dan een derde van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 5,0 % massa;
  e) het aandeel knollen die verschrompeld zijn als gevolg van overmatige uitdroging of door zilverschurft veroorzaakte uitdroging, bedraagt niet meer dan 0,5 % massa;
  f) partijen van prebasispootgoed van aardappelen moeten voldoen aan de volgende eisen betreffende de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door de respectieve gereguleerde niet-quarantaineorganismen veroorzaakte ziekten, zoals aangegeven in de onderstaande tabel :


Gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door gereguleerde nietquarantaineorganismen veroorzaakte symptomenDrempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen in partijen van prebasispootgoed van aardappelen
Candidatus Liberibacter solanacearum Liefting et al. [LIBEPS]0 %
Ditylenchus destructor Thorne [DITYDE]0 %
Lakschurft die knollen voor meer dan 10 % van hun oppervlak bedekt, veroorzaakt door Thanatephorus cucumeris (A.B. Frank) Donk [RHIZSO]1,0 %
Poederschurft die knollen voor meer dan 10 % van hun oppervlak bedekt, veroorzaakt door Spongospora subterranea (Wallr.) Lagerh. [SPONSU]1,0 %
g) het totale aandeel aardappelen uit de in b) tot en met f) genoemde categorieën bedraagt niet meer dan 6,0 % massa."
  § 4. In hetzelfde besluit wordt artikel 5 vervangen als volgt :
  "Art. 5. Prebasispootgoed van aardappelen mag als " EU-klasse PBTC " in de handel worden gebracht als het voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in 1° en 2° :
  1° eisen betreffende de pootaardappelen :
  i) niet-rasechte planten en planten van andere rassen zijn niet in het gewas aanwezig;
  ii) planten, knollen inbegrepen, worden geproduceerd door middel van microvermeerdering;
  iii) planten, knollen inbegrepen, worden geproduceerd in een beschermde faciliteit en in een groeimedium dat vrij is van ziekten;
  iv) knollen worden na de eerste generatie niet meer vermenigvuldigd;
  v) planten moeten voldoen aan de volgende drempelwaarden betreffende de aanwezigheid van gereguleerde nietquarantaineorganismen of door de respectieve gereguleerde niet-quarantaineorganismen veroorzaakte symptomen, zoals opgenomen in de volgende tabel :


Gereguleerde niet-quarantaine- organismen of door gereguleerde nietquarantaineorganismen veroorzaakte symptomenDrempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op de planten van prebasispootgoed van aardappelen van de EU-klasse PBTC
Blackleg (Dickeya Samson et al. spp. [1DICKG]; Pectobacterium Waldee emend. Hauben et al. spp. [1PECBG])0 %
Candidatus Liberibacter solanacearum Liefting et al. [LIBEPS]0 %
Candidatus Phytoplasma solani Quaglino et al. [PHYPSO]0 %
Door virussen veroorzaakte mozaïeksymptomen en symptomen veroorzaakt door Potato leaf roll virus [PLRV00]0 %
Potato spindle tuber viroid [PSTVD0]0 %
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door gereguleerde nietquarantaineorganismen veroorzaakte symptomenDrempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen inde directe nateelt van prebasispootgoed van aardappelen van de EU-klasse PBTC
Symptomen van virusziekten0 %
2° eisen betreffende partijen :
  i) zij zijn vrij van pootaardappelen met rot;
  ii) zij zijn vrij van pootaardappelen met aardappelschurft;
  iii) zij zijn vrij van overmatig verschrompelde pootaardappelen als gevolg van uitdroging;
  iv) zij zijn vrij van pootaardappelen met uitwendige onvolkomenheden, inclusief misvormde of beschadigde knollen;
  v) partijen prebasispootgoed van aardappelen moeten voldoen aan de volgende drempelwaarden betreffende de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door de respectieve gereguleerde nietquarantaineorganismen veroorzaakte symptomen, zoals opgenomen in de volgende tabel :


Gereguleerde niet-quarantaine- organismen of door gereguleerde nietquarantaineorganismen veroorzaakte symptomenDrempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op de partijen prebasispootgoed van aardappelen van de EU-klasse PBTC, massa
Candidatus Liberibacter solanacearum Liefting et al. [LIBEPS]0 %
Ditylenchus destructor Thorne [DITYDE]0 %
Lakschurft veroorzaakt door Thanatephorus cucumeris (A.B. Frank) Donk [RHIZSO]0 %
Poederschurft veroorzaakt door Spongospora subterranea (Wallr.) Lagerh. [SPONSU]0 % ''
§ 5. In hetzelfde besluit wordt artikel 6 vervangen als volgt :
  "Art. 6. Prebasispootgoed van aardappelen mag als " EU-klasse PB " in de handel worden gebracht als het voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in 1° en 2° :
  1° eisen betreffende de pootaardappelen :
  i) het aantal niet-rasechte planten en het aantal planten van andere rassen bedragen samen niet meer dan 0,01 %;
  ii) planten moeten voldoen aan de volgende drempelwaarden betreffende de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door de respectieve gereguleerde niet-quarantaineorganismen veroorzaakte symptomen, zoals opgenomen in de volgende tabel :


Gereguleerde niet-quarantaine- organismen of door gereguleerde nietquarantaineorganismen veroorzaakte symptomenDrempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op de planten van prebasispootgoed van aardappelen van de EU-klasse PB
Blackleg (Dickeya Samson et al. spp. [1DICKG]; Pectobacterium Waldee emend. Hauben et al. spp. [1PECBG])0 %
Candidatus Liberibacter solanacearum Liefting et al. [LIBEPS]0 %
Candidatus Phytoplasma solani Quaglino et al. [PHYPSO]0 %
Door virussen veroorzaakte mozaïeksymptomen en symptomen veroorzaakt door Potato leaf roll virus [PLRV00]0,1 %
Potato spindle tuber viroid [PSTVD0]0 %
Gereguleerde niet-quarantaine- organismen of door gereguleerde nietquarantaineorganismen veroorzaakte symptomenDrempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen in de directe nateelt van prebasispootgoed van aardappelen van de EU-klasse PB
Symptomen van virusziekten0,5 %
2° toleranties voor de partijen met betrekking tot de volgende onzuiverheden, onvolkomenheden en ziekten :
  i) het aandeel pootaardappelen met ander rot dan ring- of bruinrot bedraagt niet meer dan 0,2 % massa;
  ii) het aandeel pootaardappelen met aardappelschurft op meer dan een derde van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 5,0 % massa;
  iii) het aandeel knollen die verschrompeld zijn als gevolg van overmatige uitdroging of door zilverschurft veroorzaakte uitdroging, bedraagt niet meer dan 0,5 % massa;
  iv) het aandeel pootaardappelen met uitwendige onvolkomenheden, inclusief misvormde of beschadigde knollen, bedraagt niet meer dan 3,0 % massa;
  v) aanhangende grond en andere vreemde bestanddelen bedragen samen niet meer dan 1,0 % massa;
  vi) partijen prebasispootgoed van aardappelen moeten voldoen aan de volgende drempelwaarden betreffende de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door de respectieve gereguleerde nietquarantaineorganismen veroorzaakte symptomen, zoals opgenomen in de volgende tabel :


Gereguleerde niet-quarantaine- organismen of door gereguleerde nietquarantaineorganismen veroorzaakte symptomenDrempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op de planten van prebasispootgoed van aardappelen van de EU-klasse PB
Blackleg (Dickeya Samson et al. spp. [1DICKG]; Pectobacterium Waldee emend. Hauben et al. spp. [1PECBG])0 %
Candidatus Liberibacter solanacearum Liefting et al. [LIBEPS]0 %
Candidatus Phytoplasma solani Quaglino et al. [PHYPSO]0 %
Door virussen veroorzaakte mozaïeksymptomen en symptomen veroorzaakt door Potato leaf roll virus [PLRV00]0,1 %
Potato spindle tuber viroid [PSTVD0]0 %
Gereguleerde niet-quarantaine- organismen of door gereguleerde nietquarantaineorganismen veroorzaakte symptomenDrempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen in de directe nateelt van prebasispootgoed van aardappelen van de EU-klasse PB
Symptomen van virusziekten0,5 %
vii) het totale aandeel van de pootaardappelen dat onder de in de punten i) tot en met iv) en vi) genoemde toleranties valt, bedraagt niet meer dan 6,0 % massa.".

Art.11. § 1. Dit artikel zet artikel 10 van richtlijn 2020/177 om.
  § 2. In het ministerieel besluit van 19 december 2016 houdende uitvoering van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 april 2010 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt, wordt artikel 21 vervangen als volgt :
  " Art. 21. § 1. Een prebasismoederplant of prebasismateriaal is bij visuele inspectie van de faciliteiten, velden en partijen vrij bevonden van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, overeenkomstig de voorschriften van bijlage IV, voor het geslacht of de soort in kwestie. Die visuele inspectie wordt door de verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, door de leverancier uitgevoerd.
  De verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, de leverancier voeren bemonstering en toetsing uit van de prebasismoederplant of het prebasismateriaal voor de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, overeenkomstig de voorschriften van bijlage IV, voor het geslacht of de soort in kwestie en de categorie.
  Bij twijfel over de aanwezigheid van de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen voeren de verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, de leverancier bemonstering en toetsing uit van de prebasismoederplant of het prebasismateriaal in kwestie.
  § 2. Voor de in § 1 bedoelde bemonstering en toetsing past de Dienst de protocollen van de EPPO of andere internationaal erkende protocollen toe. Wanneer dergelijke protocollen niet bestaan, past de verantwoordelijke officiële instantie de desbetreffende protocollen toe die op nationaal niveau zijn vastgesteld. In dat geval stelt de dienst deze protocollen op verzoek ter beschikking aan de andere lidstaten en de Commissie.
  De verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, de leverancier zenden de monsters ter toetsing aan laboratoria die door de verantwoordelijke officiële instantie officieel zijn erkend.
  § 3. In geval van een positief toetsingsresultaat voor een of meerdere van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen voor het geslacht of de soort in kwestie, verwijdert de leverancier de aangetaste prebasismoederplant of het prebasismateriaal uit de nabijheid van andere prebasismoederplanten en ander prebasismateriaal krachtens artikel 14, § 3, of artikel 15, § 3, of neemt deze passende maatregelen krachtens bijlage IV.
  § 4. De maatregelen om ervoor te zorgen dat de eisen van § 1 worden nageleefd, zijn opgenomen in bijlage IV voor het geslacht of de soort in kwestie en de categorie.
  § 5. Paragraaf 1 is niet van toepassing op prebasismoederplanten en prebasismateriaal tijdens cryobewaring.".
  § 3. In het hetzelfde besluit, wordt artikel 27 vervangen als volgt :
  "Art. 27. § 1. Een basismoederplant of basismateriaal is bij visuele inspectie van de faciliteiten, velden en partijen vrij bevonden van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, overeenkomstig de voorschriften van bijlage IV, voor het geslacht of de soort in kwestie. Die visuele inspectie wordt door de verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, door de leverancier uitgevoerd.
  De verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, de leverancier voeren bemonstering en toetsing uit van de basismoederplant of het basismateriaal voor de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, overeenkomstig de voorschriften van bijlage IV, voor het geslacht of de soort in kwestie en de categorie.
  Bij twijfel over de aanwezigheid van de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen voeren de verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, de leverancier bemonstering en toetsing uit van de basismoederplant of het basismateriaal in kwestie.
  § 2. Voor de in § 1 bedoelde bemonstering en toetsing past de Dienst de protocollen van de EPPO of andere internationaal erkende protocollen toe. Wanneer dergelijke protocollen niet bestaan, past de verantwoordelijke officiële instantie de desbetreffende protocollen toe die op nationaal niveau zijn vastgesteld. In dat geval stelt de dienst deze protocollen op verzoek ter beschikking aan de andere lidstaten en de Commissie.
  De verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, de leverancier zenden monsters ter toetsing aan laboratoria die door de verantwoordelijke officiële instantie officieel zijn erkend.
  § 3. In geval van een positief toetsingsresultaat voor een of meerdere van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen voor het geslacht of de soort in kwestie, verwijdert de leverancier de aangetaste basismoederplant of het basismateriaal uit de nabijheid van andere basismoederplanten en ander basismateriaal krachtens artikel 26, § 7, of artikel 26, § 8, of neemt deze passende maatregelen krachtens bijlage IV.
  § 4. De maatregelen om ervoor te zorgen dat de eisen van § 1 worden nageleefd, zijn opgenomen in bijlage IV voor het geslacht of de soort in kwestie en de categorie.
  § 5. Paragraaf 1 is niet van toepassing op basismoederplanten en basismateriaal tijdens cryobewaring."
  § 4. In het hetzelfde besluit, wordt artikel 32 vervangen als volgt :
  "Art. 32. § 1. Een gecertificeerde moederplant of gecertificeerd materiaal is bij visuele inspectie van de faciliteiten, velden en partijen vrij bevonden van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, overeenkomstig de voorschriften van bijlage IV, voor het geslacht of de soort in kwestie. Die visuele inspectie wordt door de verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, door de leverancier uitgevoerd.
  De verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, de leverancier voeren bemonstering en toetsing uit van de gecertificeerde moederplant of het gecertificeerd materiaal voor de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, overeenkomstig de voorschriften van bijlage IV, voor het geslacht of de soort in kwestie en de categorie.
  Bij twijfel over de aanwezigheid van de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen voeren de verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, de leverancier bemonstering en toetsing uit van de gecertificeerde moederplant of het gecertificeerd materiaal in kwestie.
  § 2. Voor de in § 1 bedoelde bemonstering en toetsing past de dienst de protocollen van de EPPO of andere internationaal erkende protocollen toe. Wanneer dergelijke protocollen niet bestaan, past de verantwoordelijke officiële instantie de desbetreffende protocollen toe die op nationaal niveau zijn vastgesteld. In dat geval stelt de dienst deze protocollen op verzoek ter beschikking aan de andere lidstaten en de Commissie.
  De verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, de leverancier zenden monsters ter toetsing aan laboratoria die door de verantwoordelijke officiële instantie officieel zijn erkend.
  § 3. In geval van een positief toetsingsresultaat voor een of meerdere van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen voor het geslacht of de soort in kwestie, verwijdert de leverancier de aangetaste gecertificeerde moederplant of het gecertificeerd materiaal uit de nabijheid van andere gecertificeerde moederplanten en ander gecertificeerd materiaal krachtens artikel 31, § 7, of artikel 31, § 8, of neemt deze passende maatregelen krachtens bijlage IV.
  § 4. De maatregelen om ervoor te zorgen dat de eisen van § 1 worden nageleefd, zijn opgenomen in bijlage IV voor het geslacht of de soort in kwestie en de categorie.
  § 5. Paragraaf 1 is niet van toepassing op gecertificeerde moederplanten en gecertificeerd materiaal tijdens cryobewaring."
  § 5. In het hetzelfde besluit, wordt artikel 33, § 2, derde lid vervangen als volgt :
  "Tenzij anders aangegeven, worden bij gecertificeerde fruitgewassen geen bemonstering en toetsing uitgevoerd."
  § 6. In het hetzelfde besluit, wordt artikel 37 vervangen als volgt :
  "Art. 37. § 1. De leverancier van CAC-materiaal moet dit materiaal bij visuele inspectie van de faciliteiten, velden en partijen tijdens de productiefase nagenoeg vrij hebben bevonden van de in de bijlagen I en II vermelde plaagorganismen voor het geslacht of de soort in kwestie, tenzij in bijlage IV anders is bepaald.
  De leverancier voert bemonstering en toetsing uit van de geïdentificeerde bron van het materiaal of het CAC-materiaal voor de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, overeenkomstig de voorschriften van bijlage IV, voor het geslacht of de soort in kwestie en de categorie.
  Bij twijfel over de aanwezigheid van de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen voert de leverancier bemonstering en toetsing uit van de desbetreffende geïdentificeerde bron van materiaal of CAC-materiaal.
  CAC-teeltmateriaal en CAC-fruitgewassen in partijen, na de productiefase, worden slechts in de handel gebracht indien zij vrij zijn bevonden van tekenen of symptomen van de in de bijlagen I en II vermelde plaagorganismen na visuele inspectie door de leverancier.
  De leverancier voert de maatregelen uit om ervoor te zorgen dat de eisen van § 1 worden nageleefd krachtens bijlage IV voor het geslacht of de soort in kwestie en de categorie.
  § 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing op CAC-materiaal tijdens cryobewaring."
  § 7. In het hetzelfde besluit, wordt een nieuw artikel 37/1 ingevoegd, luidende :
  "Art. 37/1. In aanvulling op de in de artikelen 20, 21, 27, 32, 33 en 37 vermelde gezondheidsvoorschriften en voorschriften voor de grond, worden teeltmateriaal en fruitgewassen geproduceerd overeenkomstig de in bijlage IV opgenomen voorschriften voor productielocaties, productieplaatsen of gebieden om de aanwezigheid van de in die bijlage vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen voor het geslacht of de soort in kwestie te beperken."
  § 8. In hetzelfde besluit wordt bijlage I vervangen door de bijlage XIV gevoegd bij dit besluit.
  § 9. In hetzelfde besluit wordt bijlage II vervangen door de bijlage XV gevoegd bij dit besluit.
  § 10. In hetzelfde besluit wordt bijlage III vervangen door de bijlage XVI gevoegd bij dit besluit.
  § 11. In hetzelfde besluit wordt bijlage IV vervangen door de bijlage XVII gevoegd bij dit besluit.

Art.12. Dit besluit treedt in werking op 31 mei 2020.

BIJLAGEN.
Art. N. Bijlagen 1 tot en met 17.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 03-06-2020, p. 38803)