17 AUGUSTUS 2019. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de bepalingen van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden inzake de toegang tot de gevangenis
Art. 1-13
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° bezoeker : eenieder die zich aanmeldt bij de gevangenis met het doel deze te betreden, met inbegrip van de personeelsleden van de penitentiaire administratie;
2° de wet : de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden;
3° identificatie : het proces waarbij de identiteit van de bezoeker wordt geverifieerd;
4° identiteitsdocument : elk document door een overheid afgeleverd, waarvan de geldigheidstermijn niet verstreken is, waaruit de identiteit (naam en voornaam) van de houder blijkt en dat, behoudens voor kinderen jonger dan twaalf jaar, voorzien is van een foto die toelaat de overeenkomst na te gaan tussen de bezoeker en de persoon op wie het document betrekking heeft; voor wat de personeelsleden van de penitentiaire administratie betreft : het door de werkgever ter beschikking gesteld stuk ter fine van identificatie;
5° bagage : alle voorwerpen die de bezoeker, op basis van de op hem van toepassing zijnde reglementering, gerechtigd is mee te nemen in de gevangenis;
6° controleapparaat : apparaat waarvan het gebruik is toegelaten op basis van de geldende reglementering met behulp waarvan de persoon van de bezoeker en zijn bagage kunnen worden gecontroleerd op de aanwezigheid van niet toegelaten voorwerpen en substanties.
Art.2. Onverminderd de regels van toepassing op de personeelsleden van de penitentiaire administratie, is de gevangenis niet toegankelijk tussen 21 uur en 7 uur.
Art.3. De toegang tot de gevangenis wordt afhankelijk gesteld van de volgende controle- en veiligheidsmaatregelen :
1° een identificatie van de bezoeker;
2° een registratie van de gegevens met betrekking tot het bezoek;
3° een controle van de bezoeker op de aanwezigheid van niet toegelaten voorwerpen en substanties;
4° een controle van de bagage van de bezoeker op de aanwezigheid van niet toegelaten voorwerpen en substanties;
5° een controle van het voertuig waarmee de bezoeker de gevangenis betreedt.
Art.4. De identificatie bedoeld in artikel 3, 1°, gebeurt middels voorlegging van het identiteitsdocument bedoeld in artikel 1, 4°, in voorkomend geval aangevuld met een bewijs van de hoedanigheid op basis waarvan de bezoeker toegang tot de inrichting kan worden verschaft en, in geval het een lid van de politiediensten betreft dat in contact wil treden met een gedetineerde, aangevuld met een stuk waaruit blijkt dat hij speciaal daartoe werd aangesteld.
Art.5. Behalve van de leden van de politiediensten, de gerechtelijke diensten en de inlichtingendiensten die de gevangenis in het kader van de uitoefening van hun ambt betreden, wordt er van iedere bezoeker die de gevangenis betreedt een digitale foto genomen. De te fotograferen persoon dient daartoe het aangezicht zodanig te ontbloten dat een identificatie mogelijk is. Deze foto wordt opgeslagen en uitsluitend gebruikt voor de controle bedoeld in artikel 3, 1°, ter gelegenheid van navolgende bezoeken.
Art.6. De bezoeker aan wie bij het betreden van de gevangenis een identificatiedocument wordt verschaft, dient dit voor de volledige duur van zijn aanwezigheid in de gevangenis op zichtbare wijze op zich te dragen. Hij dient het bij het verlaten van de gevangenis verplicht terug af te geven zodat diens identiteit opnieuw kan worden gecontroleerd.
Art.7. De controle van de persoon van de bezoeker bedoeld in artikel 3, 3°, gebeurt aan de hand van een controleapparaat.
De bezoeker is enkel vrijgesteld van de in het eerste lid bedoelde controle wanneer hij een medisch attest voorlegt waarin wordt verklaard dat het controleapparaat om medisch redenen niet mag worden gebruikt en wanneer hij een onderzoek aan de kledij aanvaardt.
Wanneer het controleapparaat tijdens de controle alarm blijft geven nadat de bezoeker uitgenodigd werd om alle voorwerpen te overhandigen die mogelijks een alarm kunnen geven, wordt de bezoeker onderzocht aan de kledij. Indien hij dit onderzoek weigert, wordt hem de toegang tot de gevangenis geweigerd.
Art.8. § 1. De controle van de bagage van de bezoeker bedoeld in artikel 3, 4°, heeft tot doel na te gaan of de bagage enkel de toegelaten voorwerpen bevat. De controle gebeurt aan de hand van een controleapparaat. In voorkomend geval mag het met de controle belaste personeel vragen aan de bezoeker om de bagage te openen en de voorwerpen te overhandigen voor nazicht.
§ 2. Het is de bezoekers bedoeld in de artikelen 33, § 2, en 67, § 1, van de wet, toegestaan de voorwerpen mee te nemen in de gevangenis die door de penitentiaire administratie als noodzakelijk erkend werden voor de uitoefening van hun ambt, taak of functie. De bezoeker die bedoelde voorwerpen mee binnen neemt, staat borg voor het gebruik ervan overeenkomstig de verantwoordelijkheden en de plichten verbonden aan het ambt, de taak of de functie en overeenkomstig de eisen gesteld door de veiligheid.
§ 3. De andere dan de in paragraaf 2 bedoelde bezoekers mogen geen andere voorwerpen meenemen in de gevangenis dan deze die zijn toegelaten op grond van de op hen van toepassing zijnde bepalingen van het huishoudelijk reglement of, voor wat de personeelsleden van de penitentiaire administratie betreft, op grond van de op hen van toepassing zijnde instructies.
Art.9. De directeur kan een bezoeker op individuele basis toegang verlenen tot de gevangenis in afwijking van de bepalingen van dit besluit.
Art.10. In het ministerieel besluit van 12 juli 1971 houdende algemene instructie voor de strafinrichtingen worden opgeheven :
1° artikel 65;
2° artikel 169.
Art.11. In het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen worden opgeheven :
1° artikel 5bis, ingevoegd bij het Koninklijk besluit van 2 maart 1994;
2° artikel 6, gewijzigd bij het Koninklijk besluit van 28 december 2006;
3° artikel 7, gewijzigd bij de Koninklijke besluiten van 4 april 2003 en 28 december 2006;
4° artikel 8, gewijzigd bij het Koninklijk besluit van 28 december 2006;
5° artikel 28, gewijzigd bij het Koninklijk besluit van 28 december 2006;
6° artikel 34, gewijzigd bij het Koninklijk besluit van 28 december 2006.
Art.12. Op 1 december 2019 treden in werking :
1° de artikelen 32, 33 en 34 van de wet;
2° dit besluit.
Art. 13. De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.