26 JUNI 2019. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bedrag en de toekenningsvoorwaarden van de inkomsten uit arbeid en van de opleidingstoelage en tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de tijd besteed aan vormingsactiviteiten in de gevangenis met arbeidstijd wordt gelijkgesteld
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Bepalingen met betrekking tot de inkomsten uit arbeid
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Voorwaarden voor de gelijkstelling van een vormingsactiviteit met arbeid
Art. 4
HOOFDSTUK 4. - Bepalingen met betrekking tot de opleidingstoelage
Art. 5-9
HOOFDSTUK 5. - Aanvraagformulier arbeid
Art. 10
HOOFDSTUK 6. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 11-15
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° vormingsactiviteiten : beroepsgerichte opleidingen en opleidingen van algemene aard die in de gevangenis worden gevolgd;
2° beroepsgerichte opleidingen : opleidingen gericht op het verwerven van kennis en/of vaardigheden, vereist voor de uitoefening van een welbepaald beroep;
3° opleidingen van algemene aard : opleidingen, gericht op het verwerven van kennis en/of vaardigheden op intellectueel of sociaal gebied;
4° gelijkgestelde tijd : de tijd besteed aan een vormingsactiviteit die overeenkomstig dit besluit met arbeidstijd wordt gelijkgesteld;
5° de wet : de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden;
6° directeur-generaal : de leidende ambtenaar bedoeld in artikel 2, 12°, van de wet.
7° opleidingstoelage : de toelage bedoeld in artikel 86, § 2, van de wet.
HOOFDSTUK 2. - Bepalingen met betrekking tot de inkomsten uit arbeid
Art.2. Het bedrag van de inkomsten voor de in de gevangenis verrichte arbeid wordt vastgesteld als volgt :
- tussen 0,75 en 4 euro per uur;
- een vergoeding per stuk, zonder dat die vergoeding meer kan bedragen dan gemiddeld 4 euro per uur.
De beheerscommissie van de Regie voor de Gevangenisarbeid legt de bedragen per gevangenis en per arbeidstype vast.
Art.3. Voor elke dag waarop de gedetineerde niet kan werken ingevolge een staking van het gevangenispersoneel, heeft hij recht op een vergoeding.
Ongeacht of de door de gedetineerde verrichte arbeid vergoed wordt per uur of per stuk, bedraagt de vergoeding 0,75 euro per uur dat hij zou gewerkt hebben, met als maximum 5,25 euro per dag.
Een afwezigheid op het werk om een andere dan de in het eerste lid bedoelde reden, geeft geen recht op een vergoeding.
HOOFDSTUK 3. - Voorwaarden voor de gelijkstelling van een vormingsactiviteit met arbeid
Art.4. § 1. De vormingsactiviteit die gelijkgesteld wordt met arbeid is :
1° de opleiding van algemene aard die cumulatief voldoet aan de volgende voorwaarden :
a) ze beloopt minstens vier lesuren per week;
b) ze wordt ingericht op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van een onderwijs- of opleidingsinstelling en leidt tot een door de bevoegde overheid erkend getuigschrift, certificaat of diploma;
2° de beroepsgerichte opleiding die cumulatief voldoet aan de volgende voorwaarden :
a) ze beloopt minstens vier lesuren per week;
b) ze wordt ingericht op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van een onderwijs- of opleidingsinstelling en leidt tot een door de bevoegde overheid erkende beroepskwalificatie.
3° de opleiding van algemene aard onder de vorm van afstandsonderwijs die voldoet aan de voorwaarde bedoeld in 1°, b), en die door de directeur-generaal of zijn gemachtigde wordt goedgekeurd ten aanzien van een bepaalde gedetineerde in geval het volgen van die opleiding wezenlijk bijdraagt aan de voorbereiding van de sociale re-integratie;
§ 2. Voor de vormingsactiviteiten bedoeld in paragraaf 1, 1° en 2°, bestaat de gelijkgestelde tijd uit de bijgewoonde lesuren;
§ 3. Voor de vormingsactiviteit bedoeld in paragraaf 1, 3°, bestaat de gelijkgestelde tijd uit de uren die effectief en aantoonbaar aan de opleiding worden besteed, met als maximum het aantal uren zoals vastgesteld in de beslissing van de directeur-generaal of zijn gemachtigde.
HOOFDSTUK 4. - Bepalingen met betrekking tot de opleidingstoelage
Art.5. Een opleidingstoelage wordt toegekend voor de met arbeid gelijkgestelde tijd onder de in dit hoofdstuk bepaalde voorwaarden en beperkingen.
Art.6. De opleidingstoelage bedraagt 0,70 euro per uur, met een maximum van 25,20 euro per week.
Art.7. Indien de lesuren niet op een later ogenblik kunnen worden ingehaald, heeft de gedetineerde eveneens recht op de opleidingstoelage voor de lesuren die hij niet kon bijwonen ingevolge een staking van het gevangenispersoneel.
Een afwezigheid tijdens de lesuren om een andere dan de in het eerste lid genoemde reden, geeft geen recht op de opleidingstoelage.
Art.8. Wanneer een opleiding zoals bepaald in artikel 4, § 1, 3°, wordt goedgekeurd, behelst de opleidingstoelage eveneens een éénmalige vergoeding ten belope van het inschrijvingsgeld voor deze opleiding, zonder dat deze vergoeding meer dan 100 euro kan bedragen.
Art.9. De opleidingstoelage wordt slechts toegekend voor zover de gedetineerde voor de gevolgde vormingsactiviteit geen vergoeding ontvangt vanwege een andere overheid.
Indien de gedetineerde een vergoeding vanwege een andere overheid ontvangt die lager is dan de opleidingstoelage, wordt hem het verschil tussen beide toegekend.
HOOFDSTUK 5. - Aanvraagformulier arbeid
Art.10. Het model van formulier bedoeld in artikel 84, § 1, van de wet, wordt in de bijlage van dit besluit vastgesteld.
HOOFDSTUK 6. - Opheffings- en slotbepalingen
Art.11. In het ministerieel besluit van 12 juli 1971 houdende algemene instructie voor de strafinrichtingen worden de artikelen 97 tot en met 103 opgeheven.
Art.12. In het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen worden opgeheven :
1° artikel 62, gewijzigd bij koninklijk besluit van 28 april 1970;
2° artikel 63, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 april 1970, 9 juli 1979 en 28 december 2006;
3° artikel 64, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 28 april 1970 en 28 december 2006;
4° artikel 65;
5° artikel 66, gewijzigd bij koninklijk besluit van 28 april 1970;
6° artikel 69, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 28 april 1970, 25 februari 1971, 9 juli 1979 en 28 december 2006;
7° artikel 71bis, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 15 december 1982 en 28 december 2006.
Art.13. Het ministerieel besluit van 1 oktober 2004 tot vaststelling van de bedragen van de aan de gedetineerden betaalde arbeidslonen wordt opgeheven.
Art.14. Op 1 januari 2020 treden in werking :
1° de artikelen 81 tot en met 86, §§ 1 en 2, van de wet;
2° dit besluit.
Art.15. De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.
Directoraat-generaal EPI
Gevangenis .............
Verzoek tot het verrichten van arbeid in de gevangenis |