Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

8 MEI 2018. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 1991 tot uitvoering van artikel 2, §§ 2 en 3, artikel 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991022102 



Uitvoeringsbesluit(en):

2021031444 



Artikels:

Artikel 1. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991 tot uitvoering van artikel 2, §§ 2 en 3, artikel 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, gewijzigd bij koninklijk besluit van 8 maart 2004, bij de koninklijke besluiten van 26 augustus 2010 en 11 december 2013, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 2. Er bestaan drie types van leden van een ziekenfonds wat betreft de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990, namelijk:
  1° het lid dat een voordeel van deze diensten kan genieten;
  2° het lid van wie de mogelijkheid om een voordeel van deze diensten te genieten, is geschorst;
  3° het lid van wie de mogelijkheid om een voordeel van deze diensten te genieten, is opgeheven.".

Art.2. In hetzelfde besluit, wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidend als volgt:
  "Art. 2bis. § 1. Onder "lid van een ziekenfonds dat een voordeel van de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990 kan genieten", moet verstaan worden de persoon die :
  1° bij dit ziekenfonds, met inachtneming van de van de toepassing zijnde wettelijke, reglementaire en statutaire bepalingen, aangesloten is voor de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, a), van de wet van 6 augustus 1990 en die gelet op het verplichte karakter van de aansluiting bij de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990, zoals voorzien in artikel 67, eerste lid, a), van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering I), ambtshalve bij deze laatstgenoemde diensten aangesloten is;
  2° in functie van de beschikbare middelen, een voordeel kan genieten van deze diensten en van dergelijke diensten georganiseerd door de landsbond waarbij het ziekenfonds is aangesloten of door een maatschappij van onderlinge bijstand waarbij het ziekenfonds is aangesloten, en dit gelet op het feit dat hij in regel is met de bijdragen voor de periode van 23 maanden die voorafgaat aan de maand waarin de gebeurtenis die krachtens de statuten aanleiding kan geven tot uitkering van het voordeel heeft plaatsgevonden en voor de maand waarin deze gebeurtenis plaatsvindt.
  Wordt voor dit besluit gelijkgeschakeld met de persoon bedoeld in het eerste lid, 1°, de persoon die in België pleegt te wonen maar die, in toepassing van de artikelen 17, 24 of 26 van het reglement (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, of van elke andere gelijkaardige bepaling vastgelegd in een internationaal akkoord, is onderworpen aan de wetgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen van een andere Staat dan België en die een formulier S1 of een gelijkwaardig document indient bij een ziekenfonds om, ten laste van het land waarin deze onderworpen is aan de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, te kunnen genieten van de prestaties die voorzien zijn door de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
  § 2. Is eveneens "lid van een ziekenfonds dat een voordeel van de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990 kan genieten", de persoon die niet aan de voorwaarde bedoeld in § 1, eerste lid, 1°, voldoet maar die aan de volgende voorwaarden voldoet:
  1° hij bevindt zich in een van de volgende situaties :
  - hij is, voor de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, ingeschreven bij de Kas der geneeskundige verzorging van HR Rail;
  - hij is, voor de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, ingeschreven bij de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (HZIV). Wordt voor dit besluit gelijkgeschakeld met deze persoon, de persoon die gewoonlijk in België verblijft maar die, in toepassing van de artikelen 17, 24 of 26 van het reglement (EG) 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidstelsels, of van elke andere gelijkaardige bepaling vastgelegd in een internationaal akkoord, is onderworpen aan de wetgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen van een andere Staat dan België en die een formulier S1 bij de HZIV indient om te kunnen genieten, ten laste van het land waarin deze onderworpen is aan de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, van de prestaties die voorzien zijn door de voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994;
  - hij is, voor de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, aangesloten bij de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden;
  - hij is, voor de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, aangesloten bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ)/Stelsel Overzeese Sociale Zekerheid;
  - hij heeft recht op de terugbetaling van gezondheidszorgen krachtens het statuut van een instelling van Europees of internationaal recht gevestigd in België;
  - hij is niet meer onderworpen aan de verplichte verzekering ingevolge een opdracht in het buitenland voor rekening van een Belgische regering;
  - hij maakt deel uit van het personeel van een ambassade of consulaat, in België gevestigd, dat in toepassing van de Conventies van Wenen van 1961 en 1963 voor geneeskundige verstrekkingen verzekerd moet zijn ten laste van het zendland;
  - hij bevindt zich in een situatie, bedoeld in artikel 3ter, 1°, van de wet van 6 augustus 1990 en hij is, voor de voornoemde verplichte verzekering, reeds elders ingeschreven of aangesloten;
  - hij is gedetineerd en hij is, voor de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, ten laste van de FOD Justitie;
  2° hij is evenwel, overeenkomstig de van toepassing zijnde wettelijke, reglementaire en statutaire bepalingen, bij dit ziekenfonds aangesloten voor de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990;
  3° hij voldoet aan de voorwaarde bedoeld in § 1, eerste lid, 2° ;
  § 3. In de berekening van de periode van 23 maanden bedoeld in § 1, eerste lid, 2°, worden de bijdragen die het lid, omdat hij zich in een toestand van collectieve schuldenregeling of van faillissement bevindt, door de wet verhinderd is te betalen, als betaald beschouwd.
  § 4. De persoon, bedoeld door dit artikel, die ten laste was van een gerechtigde die niet in regel was met de bijdragen voor de periode van 23 maanden die voorafgaat aan de maand waarin de gebeurtenis die krachtens de statuten aanleiding kan geven tot uitkering van het voordeel heeft plaatsgevonden en die in regel is met de bijdragen sedert hij zelf gedurende voormelde periode voor de eerste maal gerechtigde geworden is in de zin van artikel 2, k), van de voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994, wordt, voor de toepassing van dit besluit, tot bewijs van het tegendeel, verondersteld in regel te zijn met de bijdragen voor de betrokken diensten voor de voornoemde periode van 23 maanden en voor de 3 maanden die onmiddellijk op deze periode volgen. Dit geldt a fortiori eveneens wanneer de persoon ten laste was van een gerechtigde die in regel was met de bijdragen voor de voornoemde periode.
  § 5. De persoon, bedoeld door dit artikel, die in regel is met zijn bijdragen sinds meer dan 24 maanden wordt, voor de toepassing van dit koninklijk besluit, tot bewijs van het tegendeel, verondersteld in regel te zijn met zijn bijdragen voor de betrokken diensten voor de 3 maanden die onmiddellijk op deze periode volgen.
  § 6. De regels voorzien in § 1, eerste lid, 2°, en tweede lid, in § 3, in § 4 en in § 5, zijn ook van toepassing wanneer de persoon in de loop van de periode van 23 of 24 maanden die er bedoeld wordt, aangesloten was bij verschillende Belgische ziekenfondsen in de hoedanigheid van titularis wat betreft de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990 of gedurende een of meerdere maanden niet aangesloten was bij een Belgisch ziekenfonds voor dergelijke diensten. De berekeningsmodaliteiten, in deze twee hypotheses, van de periode gedurende dewelke men in regel met de bijdragen moest zijn om de voornoemde voordelen te kunnen genieten zullen bepaald worden door de Minister bevoegd voor Sociale Zaken op voorstel van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, hierna "de Controledienst" genoemd.".

Art.3. In hetzelfde besluit, wordt een artikel 2ter ingevoegd, luidend als volgt:
  "Art. 2ter. Onder "lid van een ziekenfonds van wie de mogelijkheid om een voordeel te genieten van de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990, is geschorst", moet verstaan worden de persoon die bedoeld wordt in artikel 2bis, § 1, eerste lid, 1°, of tweede lid, ofwel in artikel 2bis, § 2, maar die niet in regel is met de bijdragen voor de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990 voor een periode die niet verder teruggaat dan de 23e maand die voorafgaat aan de maand waarin de gebeurtenis die krachtens de statuten aanleiding kan geven tot uitkering van het voordeel plaatsgevonden heeft.
  Deze persoon zal, onverminderd de toepassing van artikel 48bis van de wet van 6 augustus 1990, slechts kunnen beschouwd worden als "lid van een ziekenfonds dat een voordeel van de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990 kan genieten " in de zin van artikel 2, 1°, na betaling van alle verschuldigde bijdragen voor de betreffende periode van 23 maanden en voor de maand waarin de gebeurtenis die krachtens de statuten aanleiding kan geven tot uitkering van het voordeel plaatsgevonden heeft.
  In afwijking van het vorige lid, worden de maanden van de voornoemde periode tijdens dewelke deze persoon de hoedanigheid van gerechtigde in voornoemde zin verliest en persoon ten laste van een gerechtigde wordt, gelijkgeschakeld met maanden voor dewelke de bijdragen betaald werden.
  De regels bedoeld in de twee vorige leden zijn ook van toepassing wanneer de persoon in de loop van de betreffende periode, in de hoedanigheid van titularis aangesloten was bij verschillende Belgische ziekenfondsen wat betreft de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990 of gedurende een of meerdere maanden niet aangesloten was bij een Belgisch ziekenfonds voor dergelijke diensten. De berekeningsmodaliteiten, in deze twee hypotheses, van de periode gedurende dewelke men in regel met de bijdragen moest zijn om de voornoemde voordelen te kunnen genieten zullen bepaald worden door de Minister bevoegd voor Sociale Zaken op voorstel van de Controledienst.".

Art.4. In hetzelfde besluit, wordt een artikel 2quater ingevoegd, luidend als volgt:
  "Art. 2quater. Onder "lid van een ziekenfonds van wie de mogelijkheid om een voordeel van deze diensten te genieten, is opgeheven", moet verstaan worden de persoon die bedoeld wordt in artikel 2bis, § 1, eerste lid, 1°, of tweede lid, ofwel in artikel 2bis, § 2, voor de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990 voor een periode die 24 maanden overstijgt.
  Voor de toepassing van het vorige lid, worden de maanden van de voornoemde periode tijdens dewelke deze persoon de hoedanigheid van gerechtigde in voornoemde zin verliest en persoon ten laste van een gerechtigde wordt, gelijkgeschakeld met maanden voor dewelke de bijdragen betaald werden.
  Deze persoon kan, onverminderd de toepassing van artikel 48bis van de wet van 6 augustus 1990, slechts beschouwd worden als "lid van een ziekenfonds dat een voordeel van de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990 kan genieten" in de zin van artikel 2, 1°, na een opeenvolgende periode van 24 maanden waarvoor de bijdragen moeten betaald worden zonder enig voordeel van deze diensten te kunnen genieten.
  Deze periode van 24 maanden wordt opgeschort:
  1° gedurende de periode tijdens dewelke het lid, van wie de mogelijkheid om een voordeel van deze diensten te genieten, is opgeheven en dat begonnen is met de betaling van de bijdragen voor een daaropvolgende periode, door de wet verhinderd is te betalen omdat hij zich in een toestand van collectieve schuldenregeling of van faillissement bevindt;
  2° gedurende de periode tijdens dewelke het lid, van wie de mogelijkheid om een voordeel van deze diensten te genieten, is opgeheven en dat begonnen is met de betaling van de bijdragen voor een daaropvolgende periode, de hoedanigheid van gerechtigde in voornoemde zin heeft verloren en persoon ten laste is van een gerechtigde die niet in regel is met de betaling van de bijdragen voor de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990. ".
  De regels bedoeld in de drie vorige leden zijn ook van toepassing wanneer de persoon in de loop van de betreffende periode, in de hoedanigheid van titularis aangesloten was bij verschillende Belgische ziekenfondsen wat betreft de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990 of gedurende een of meerdere maanden niet aangesloten was bij een Belgisch ziekenfonds voor dergelijke diensten. De berekeningsmodaliteiten, in deze twee hypotheses, van de periode gedurende dewelke men in regel met de bijdragen moest zijn om de voornoemde voordelen te kunnen genieten zullen bepaald worden door de Minister bevoegd voor Sociale Zaken op voorstel van de Controledienst.".

Art.5. Dit besluit treedt in werking op de datum vastgesteld door de minister bevoegd voor Sociale Zaken op voorstel van de Controledienst en uiterlijk op 1 januari 2019.
  Dit besluit is van toepassing voor de beoordeling van de hoedanigheid van lid van een ziekenfonds wat de toekenning betreft van de voordelen van de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990 wegens een gebeurtenis die zich heeft voorgedaan op een datum waarop dit besluit reeds in werking getreden was en rekening houdend met de betaling van de bijdragen voor deze diensten vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.
  De definitie van de notie lid van een ziekenfonds voor de voornoemde diensten, die bedoeld was door artikel 2, van het voornoemde koninklijk besluit van 7 maart 1991 en die opgeheven wordt door dit besluit, blijft van toepassing voor de gevolgen van de niet betaling van de bijdragen voor deze diensten die betrekking hebben op maanden die de inwerkingtreding van dit besluit voorafgaan.

Art. 6. De minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.