22 DECEMBER 2016. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 427 van de programmawet van 27 december 2004
Art. 1-6
Artikel 1. § 1. De ongelode benzine van de GN-codes 2710 11 41, 2710 11 45 en 2710 11 49 bedoeld bij artikel 419, b) en c) van de programmawet van 27 december 2004 en de gasolie van de GN-codes 2710 19 41, 2710 19 45 en 2710 19 49 bedoeld bij artikel 419, e), i) en f), i) van dezelfde wet, die op de dag van de verhoging van de bijzondere accijns bedoeld bij artikel 119 van de programmawet van 1 juli 2016 te 0 uur na inverbruikstelling hier te lande voorhanden is in de inrichtingen van handelaars, van depothouders en van houders van een tankstation of onderweg zijn met bestemming naar genoemde inrichtingen, zijn onderworpen aan een aanvullende bijzondere accijns gelijk aan de ingestelde verhoging van de bijzondere accijns.
§ 2. Voor de toepassing van § 1 wordt verstaan onder:
1° handelaar: iedere persoon die gehouden is over een vergunning energieproducten en elektriciteit te beschikken overeenkomstig artikel 14, § 1, 4° van het koninklijk besluit van 28 juni 2015 betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit;
2° depothouders: alle personen met uitsluiting van particulieren, die, in welke hoedanigheid ook, de bij § 1 bedoelde energieproducten voorhanden hebben en deze niet uitsluitend voor eigen gebruik aanwenden;
3° houder van een tankstation: zoals bedoeld bij artikel 14, § 1, 5° van het koninklijk besluit van 28 juni 2015 betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit.
Art.2. § 1. De aanvullende bijzondere accijns bedoeld bij artikel 1, § 1, is verschuldigd door de in artikel 1, § 2, bedoelde personen die de energieproducten die aan deze aanvullende bijzondere accijns onderworpen zijn, op de dag van de betrokken verhoogde accijnsheffing voorhanden hebben.
Voor de onderweg zijnde energieproducten is de aanvullende bijzondere accijns verschuldigd door de geadresseerde indien deze de hoedanigheid heeft van een in artikel 1, § 2, bedoelde persoon.
§ 2. De verschuldigde aanvullende bijzondere accijns moet worden voldaan uiterlijk de donderdag van de week die volgt op de week van de tariefverhoging van de bijzondere accijns op de door de Minister van Financiën bepaalde wijze.
Art.3. De bij artikel 1, § 1, vastgestelde aanvullende bijzondere accijns wordt slechts geheven in de mate dat de belastbare hoeveelheid 1 000 liter overtreft en dit per soort van energieproduct waarvoor een afzonderlijk tarief van de accijnzen van toepassing is.
Art.4. Onze Minister van Financiën regelt de uitvoeringsmaatregelen in verband met de bij artikel 1, § 1, bedoelde heffing van de aanvullende bijzondere accijns. Hij kan hierbij voorschrijven dat de bezitters en de geadresseerden van belastbare energieproducten aangifte moeten doen van hun voorraden en, in voorkomend geval, alle nodige inlichtingen en bewijsstukken verstrekken bijvoorbeeld om aan te tonen dat de bedoelde motorbrandstoffen uitsluitend voor hun eigen behoeften worden aangewend.
Art.5. Dit besluit treedt in werking de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 6. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.