27 DECEMBER 2016. - Ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit van 22 december 2016 tot uitvoering van artikel 427 van de programmawet van 27 december 2004
Art. 1-6
Artikel 1. § 1. Voor elke plaats waar zij energieproducten voorhanden hebben die belastbaar zijn krachtens artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 22 december tot uitvoering van artikel 427 van de programmawet van 27 december 2004, moeten de handelaars, de depothouders en de houders van een tankstation, zoals gedefinieerd in artikel 1, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, uiterlijk de dag die volgt op de dag waarop de verhoging van het tarief van de bijzondere accijns in werking treedt, een gedateerde en ondertekende voorraadaangifte in tweevoud opmaken waarop per soort van energieproduct waarvoor een afzonderlijk tarief van de accijnzen van toepassing is, de hoeveelheden, bedoeld in artikel 1, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, zijn vermeld, die hier te lande in verbruik werden gesteld:
1° die zij voorhanden hadden te 0 uur op de dag van de tariefverhoging;
2° die hen werden toegezonden vóór de dag van de tariefverhoging maar pas tussen de datum van de tariefverhoging en de datum van indiening van de overeenkomstige voorraadaangifte zijn toegekomen.
§ 2. Geen voorraadaangifte hoeft te worden gedaan in het geval bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 22 december 2016 tot uitvoering van artikel 427 van de programmawet van 27 december 2004.
§ 3. De in de voorraadaangifte te vermelden hoeveelheden moeten in principe worden opgegeven bij de temperatuur van 15 ° C. Indien aan deze eis niet kan worden voldaan mogen de hoeveelheden worden opgegeven bij omgevingstemperatuur met vermelding ervan.
Art.2. Eén exemplaar van de voorraadaangifte moet uiterlijk de donderdag van de week die volgt op de week van de tariefverhoging in het bezit zijn van de ambtenaar belast met het beheer van het hulpkantoor der accijnzen of der douane en accijnzen van het gebied van de inrichting; het tweede exemplaar van deze aangifte moet ter beschikking zijn van de ambtenaren van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen op de plaats waar de in aanmerking komende energieproducten voorhanden zijn.
De aangevers schrijven op het tweede exemplaar, in voorkomend geval, de hier te lande in verbruik gestelde hoeveelheden energieproducten bij die hen werden toegezonden vóór de dag van de tariefverhoging doch die pas na het indienen van hun aangifte zijn toegekomen.
Art.3. Wie overeenkomstig artikel 1 een voorraadaangifte heeft ingediend moet:
1° bij die aangifte een opgave voegen van de personen of firma's aan wie zij sinds één maand vóór de dag waarop de verhoging van de bijzondere accijns werd ingesteld, meer dan 10 000 liter belastbare motorbrandstof hebben geleverd, die hier te lande in verbruik werden gesteld. Die opgave vermeldt de naam en het adres van bedoelde personen of firma's en de hen geleverde hoeveelheden. Indien tijdens de bedoelde periode geen dergelijke leveringen werden verricht wordt een nihil opgave opgemaakt;
2° desgevraagd alle documenten, bescheiden en andere stukken overleggen waaruit de juistheid van die aangifte en van vorenbedoelde opgave kan blijken.
Art.4. § 1. Met uitsluiting van particulieren moeten alle personen die, in welke hoedanigheid ook, de bij artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 22 december 2016 tot uitvoering van artikel 427 van de programmawet van 27 december 2004 bedoelde energieproducten voorhanden hebben en deze uitsluitend aanwenden voor eigen gebruik, ten laatste 2 weken na de inwerkingtreding van dit besluit een opgave van hun plaatsen waar de in artikel 1 van hetzelfde koninklijk besluit bedoelde energieproducten voorhanden worden gehouden indienen bij de ambtenaar belast met het beheer van het hulpkantoor der accijnzen of der douane en accijnzen van het gebied waar deze plaatsen gevestigd zijn.
§ 2. Bij deze opgave dient een gedateerde en ondertekende verklaring van de verantwoordelijke persoon te worden gevoegd waarin op erewoord wordt verklaard dat de betrokken producten uitsluitend voor de eigen behoeften worden aangewend.
Art.5. De verschuldigde sommen van de aanvullende bijzondere accijns dienen, binnen de bij artikel 2, § 2 van het koninklijk besluit van 22 december 2016 tot uitvoering van artikel 427 van de programmawet van 27 december 2004 bepaalde termijn, te worden voldaan op het enig kantoor der douane en accijnzen.
De betaling moet in de betalingsmededeling het volgende vermelden: "betaling aanvullende bijzondere accijns benzine + naam van het hulpkantoor".
Art. 6. Dit besluit treedt in werking de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.