Details





Titel:

25 OKTOBER 2016. - Wet betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-11-2016 en tekstbijwerking tot 15-01-2024)



Inhoudstafel:

TITEL 1. - Doel en definities
Art. 1-2, 2/1, 2/2
TITEL 2. - Toegang tot de uitoefening van beleggingsactiviteite en tot het beleggingsdienstenbedrijf
HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied
Art. 3-5
HOOFDSTUK 2. - Beleggingsondernemingen naar Belgisch recht
Art. 6-9
HOOFDSTUK 3. - Beleggingsondernemingen naar buitenlands recht
Afdeling 1. - Bijkantoren en dienstverrichtingen in België van beleggingsondernemingen die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren
Art. 10-11
Afdeling 2. - Bijkantoren en dienstverrichtingen in België van beleggingsondernemingen die niet onder [1 Richtlijn 2014/65/EU]1 vallen
Art. 12
Afdeling 3. - Bijkantoren in België van beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van derde landen
Art. 13
Afdeling 4. - Dienstverrichtingen in België van beleggingsondernemingingen die ressorteren onder een derde land
Art. 14, 14/1, 14/2
HOOFDSTUK 4. - Samenwerking tussen toezichthoudend overheden
Art. 15
TITEL 3. - Statuut van en toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies
HOOFDSTUK 1. - Vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht
Afdeling 1. - Vergunningsprocedure
Art. 16-19
Afdeling 2. - Vergunningsvoorwaarden
Onderafdeling 1. - Rechtsvorm
Art. 20
Onderafdeling 2. - Aanvangskapitaal
Art. 21
Onderafdeling 3. - Aandeelhouders of vennoten
Art. 22
Onderafdeling 4. - Leiding
Art. 23-24
Onderafdeling 5. - Organisatie
Art. 25, 25/1, 25/2, 25/3, 26, 26/1, 26/2, 26/3, 27
Onderafdeling 6. - Hoofdbestuur
Art. 28
Onderafdeling 7. - Beleggersbescherming
Art. 29
Onderafdeling 8. [1 - Algemene bepaling]1
Art. 29/1
Afdeling 3. - Bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden
Onderafdeling 1. - Minimum eigen vermogen
Art. 30
Onderafdeling 2. - Wijzigingen in de kapitaalstructuur
Art. 31-33
Onderafdeling 3. - Leiding en leiders
Art. 34, 34/1, 34/2, 35, 35/1, 36-37
Onderafdeling 3/1. [1 - Tenuitvoerlegging van het beloningsbeleid]1
Art. 37/1, 37/2
Onderafdeling 4. - Fusies en overdrachten
Art. 38-39
Onderafdeling 5. - Verplichtingen en verbodsbepalingen
Art. 40-44, 44/1, 44/2, 45
Onderafdeling 6. - Opening van dochterondernemingen of bijkantoren in het buitenland
Art. 46-50
Onderafdeling 7. - Vrij verrichten van diensten in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte
Art. 51-53
Onderafdeling 8. - De reglementaire normen en verplichtingen
Art. 54
Onderafdeling 9. - Periodieke informatieverstrekking en boekhoudregels
Art. 55
Afdeling 4. - Toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht
Onderafdeling 1. [1 - Toezicht door de FSMA]1
Art. 56, 56/1, 57-58
Onderafdeling 2. [1 - Procedure van prudentieel toezicht]1
Art. 58/1, 58/2, 58/3, 58/4, 58/5, 58/6, 58/7, 58/8, 58/9, 58/10, 58/11
Onderafdeling 3. [1 - Groepstoezicht]1
Art. 59, 59/1, 59/2, 59/3, 59/4, 59/5, 59/6, 59/7, 59/8, 59/9, 60
Onderafdeling 4. [1 - Revisoraal toezicht]1
Art. 61-62
Onderafdeling 5. [1 - Toezicht op werkzaamheden uitgeoefend in een andere lidstaat]1
Art. 62/1, 62/2, 62/3, 62/4
Afdeling 5. [1 - Intrekking van de vergunning, herstelmaatregelen, dwangsommen en administratieve sancties]1
Onderafdeling 1. [1 - Intrekking van de vergunning]1
Art. 63
Onderafdeling 2. [1 - ]1
Art. 63/1
Onderafdeling 3. [1 - Her-stelmaatregelen]1
Art. 63/2, 64-67, 67/1, 68
Onderafdeling 4. [1 - Dwangsommen en administratieve sancties]1
Art. 69
HOOFDSTUK 2. - Buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies
Afdeling 1. - Bijkantoren en dienstverrichtingen in België van buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren
Art. 70
Onderafdeling 1. - Verplichtingen en verbodsbepalingen
Art. 71
Onderafdeling 2. - Periodieke informatieverstrekking en boekhoudregels
Art. 72-73
Onderafdeling 3. - Toezicht
Art. 74, 74/1, 75
Onderafdeling 4. - Uitzonderingsmaatregelen, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sancties
Art. 76-82
Afdeling 2. - Bijkantoren en dienstverrichtingen in België van buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat, en die niet onder [1 Richtlijn 2014/65/EU]1 vallen
Art. 83
Afdeling 3. - Bijkantoren in België van buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van derde landen
Onderafdeling 1. - Vergunning
Art. 84
Onderafdeling 2. - Bedrijfsuitoefening
Art. 85, 85/1, 85/2
Onderafdeling 3. - Toezicht
Art. 86
Onderafdeling 4. - Intrekking van de vergunning, uitzonderingsmaatregelen en strafbepalingen
Art. 87
Afdeling 4.
Art. 88-94
HOOFDSTUK 3. - Samenwerking tussen nationale autoriteiten
Art. 95
TITEL 4. - Beleggersbeschermingsregelingen
Art. 96-101
TITEL 5. - Bemiddelaars inzake valutahandel
Art. 102-103
TITEL 6. - Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten en informatieverstrekking
HOOFDSTUK 1. - Samenwerking tussen overheden
Art. 104-105
HOOFDSTUK 2. - Informatieverstrekking
Art. 106
TITEL 7. - Strafrechtelijke sancties
Art. 107-111
TITEL 8. - Diverse bepalingen
HOOFDSTUK 1. - Overgangsbepalingen
Art. 112-115
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingsbepalingen
Art. 116-184
HOOFDSTUK 3. - Opheffingsbepalingen
Art. 185-188
BIJLAGE.
N1. [1 BELONINGSBELEID]1
Afdeling I. [1 - Structuur van het beloningsbeleid]1
Art. 1
Afdeling II. [1 - Variabele beloning]1
Art. 2-8
Afdeling III. [1 - Pensioenen]1
Art. 9
Afdeling IV. [1 - Vrijstellingen]1
Art. 10
Afdeling V. [1 - Antifraudebepalingen]1
Art. 11-12
Afdeling VI. [1 - Vertrekvergoedingen en indiensttredingsvergoedingen]1
Art. 13-15
Afdeling VII. [1 - Uitzonderlijke overheidssteun]1
Onderafdeling I. [1 - Variabele beloning - Algemene beperking]1
Art. 16-18
Afdeling VIII. [1 - Openbaarmaking en verstrekking]1
Art. 19-20





Uitvoeringsbesluit(en):

2017032214  2018030838  2018A30838  2021034423  2022042934  2024005517 



Artikels:

TITEL 1. - Doel en definities
Artikel 1.§ 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
  § 2. Deze wet regelt:
  1° de toegang tot de beleggingsactiviteiten en tot de verlening van beleggingsdiensten;
  2° de vergunningsprocedure, de vergunningsvoorwaarden, de bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden voor en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;
  3° de beleggersbeschermingsregeling waaraan de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de beheervennootschappen van AICB's en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging moeten deelnemen;
  4° de toegang tot de deviezenhandel.
  § 3. Deze wet zorgt voor de gedeeltelijke omzetting van de volgende Richtlijnen:
  - Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG;
  - [1 richtlijn 2014/65/EU van het europees parlement en de raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van richtlijn 2002/92/eg en richtlijn 2011/61/eu]1;
  - Richtlijn 2011/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 houdende wijziging van de Richtlijnen 98/78/EG, 2002/87/EG, 2006/48/EG en 2009/138/EG betreffende het aanvullende toezicht op financiële entiteiten in een financieel conglomeraat;
  - Richtlijn 97/9/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels;
  [2 - Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU.]2
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 200, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2022-07-20/31, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
Art.1.[1 § 1. Het beloningsbeleid voorziet in een evenwichtige verdeling tussen de vaste en de variabele component van de totale beloning. Het aandeel van de vaste component in het totale beloningspakket is voldoende groot om een volledig flexibel beleid inzake variabele beloning te kunnen voeren, inclusief de mogelijkheid om geen variabele beloning uit te betalen.
   § 2. Het beloningsbeleid stelt de passende verhoudingen vast tussen de vaste en de variabele component van de totale beloning, rekening houdend met de bedrijfsactiviteiten van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en de daaraan verbonden risico's, alsmede met de impact die verschillende categorieën van personeelsleden als bedoeld in artikel 37/1, § 3 hebben op het risicoprofiel van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies. Het bepaalt dat de variabele beloning voor elke persoon in elk geval beperkt is tot het hoogste van de volgende twee bedragen:
   - 50 % van de vaste beloning;
   - 50 000 euro, zonder dat dit bedrag [2 hoger mag zijn dan de vaste beloning]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
  (2)<W 2023-12-20/08, art. 46, 014; Inwerkingtreding : 25-01-2024>

Art.2.Voor de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder:
  1° beleggingsdiensten en -activiteiten: iedere hierna genoemde dienst of activiteit die betrekking heeft op financiële instrumenten:
  1. het ontvangen en doorgeven van orders met betrekking tot één of meer financiële instrumenten, met inbegrip van het met elkaar in contact brengen van twee of meer beleggers waardoor tussen deze beleggers een verrichting tot stand kan komen;
  2. het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten;
  3. het handelen voor eigen rekening;
  4. vermogensbeheer;
  5. beleggingsadvies;
  6. het overnemen van financiële instrumenten en/of plaatsen van financiële instrumenten met plaatsingsgarantie;
  7. het plaatsen van financiële instrumenten zonder plaatsingsgarantie;
  8. het uitbaten van multilaterale handelsfaciliteiten;
  [1 9. het uitbaten van georganiseerde handelsfaciliteiten (OTF);]1
  2° nevendienst: iedere hierna genoemde dienst:
  1. [1 bewaring en beheer van financiële instrumenten voor rekening van cliënten, met inbegrip van bewaarneming en daarmee samenhangende diensten zoals contanten- en/of zekerhedenbeheer, en met uitsluiting van het aanhouden van effectenrekeningen bovenaan de houderschapsketen;]1
  2. het verstrekken van kredieten of leningen aan een belegger om deze in staat te stellen een transactie in één of meer financiële instrumenten te verrichten, bij welke transactie de onderneming die het krediet of de lening verstrekt, betrokken is;
  3. advisering aan ondernemingen inzake kapitaalstructuur, bedrijfsstrategie en daarmee samenhangende aangelegenheden, alsmede advisering en dienstverrichting op het gebied van fusies en overnames van ondernemingen;
  4. valutawisseldiensten voor zover deze samenhangen met het verrichten van beleggingsdiensten;
  5. onderzoek op beleggingsgebied en financiële analyse of andere vormen van algemene aanbevelingen in verband met transacties in financiële instrumenten;
  6. diensten in verband met het overnemen van financiële instrumenten;
  7. de hierboven bedoelde beleggingsdiensten en -activiteiten alsmede nevendiensten die verband houden met de onderliggende waarde van de derivaten, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1°, e), f), g) en j) van de wet van 2 augustus 2002, wanneer verstrekt in samenhang met de verstrekking van beleggings- en nevendiensten;
  3° financieel instrument: de instrumenten zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste lid,1°, van de wet van 2 augustus 2002;
  4° effecten: de effecten zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste lid, 31°, van de wet van 2 augustus 2002;
  5° geldmarktinstrumenten: de instrumenten zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste lid, 32°, van de wet van 2 augustus 2002;
  6° uitvoering van orders voor rekening van cliënten: optreden om overeenkomsten te sluiten tot verkoop of aankoop van één of meer financiële instrumenten voor rekening van cliënten [1 , met inbegrip van het sluiten van overeenkomsten tot verkoop van door een beleggingsonderneming of kredietinstelling uitgegeven financiële instrumenten op het tijdstip van de uitgifte ervan]1;
  7° handelen voor eigen rekening: met eigen kapitaal handelen in één of meer financiële instrumenten, hetgeen resulteert in het uitvoeren van transacties;
  8° vermogensbeheer: het per cliënt op discretionaire basis beheren van portefeuilles op grond van een door de cliënten gegeven opdracht, voor zover die portefeuilles één of meer financiële instrumenten bevatten;
  9° beleggingsadvies: het doen van gepersonaliseerde aanbevelingen aan een cliënt, hetzij op diens verzoek hetzij op initiatief van de beleggingsonderneming, met betrekking tot één of meer verrichtingen die betrekking hebben op financiële instrumenten;
  10° [3 gepersonaliseerde aanbeveling: een aanbeveling als gedefinieerd in artikel 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn.]3
  11° cliënt: iedere natuurlijke of rechtspersoon voor wie een beleggingsonderneming beleggingsdiensten en/of nevendiensten verricht;
  12° professionele cliënt: de professionele cliënten zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste lid, 28°, van de wet van 2 augustus 2002;
  13° niet-professionele cliënt: de cliënt die niet als een professionele cliënt wordt behandeld;
  14° [1 multilaterale handelsfaciliteit (Multilateral trading facility - MTF): een MTF als gedefinieerd in artikel 3, 10°, van de wet van 21 november 2017;]1
  15° [1 systematische internaliseerder: een systematische internaliseerder als gedefinieerd in artikel 3, 29°, van de wet van 21 november 2017;]1
  16° [1 market maker: een market maker als gedefinieerd in artikel 3, 26°, van de wet van 21 november 2017;]1
  17° lidstaat: een Staat die partij is bij het Akkoord betreffende de Europese Economische Ruimte (EER);
  18° derde land: een Staat die geen partij is bij het Akkoord betreffende de Europese Economische Ruimte;
  19° lidstaat van herkomst:
  a. indien de beleggingsonderneming een natuurlijke persoon is, de lidstaat waar deze persoon zijn hoofdkantoor heeft;
  b. indien de beleggingsonderneming een rechtspersoon is, de lidstaat waar haar statutaire zetel is gelegen;
  c. indien de beleggingsonderneming overeenkomstig haar nationale wetgeving geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar haar hoofdkantoor is gelegen;
  20° lidstaat van ontvangst: de lidstaat die niet de lidstaat van herkomst is en waar de beleggingsonderneming een bijkantoor heeft of diensten en/of activiteiten verricht;
  21° bevoegde autoriteit: de FSMA, de Bank of de buitenlandse autoriteiten die elke lidstaat overeenkomstig [1 artikel 67 van de Richtlijn 2014/65/EU]1 aanwijst, tenzij in de Richtlijn anders is gespecifieerd;
  22° kredietinstelling: iedere instelling bedoeld in Boek II en in de Titels I en II van Boek III van de wet van 25 april 2014;
  23° beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging: een beheervennootschap in de zin van artikel 3, 12° van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvordering;
  24° beheerder van AICB's: een beheerder van alternatieve instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 3, 13°, van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders;
  25° verbonden agent: een natuurlijke of rechtspersoon die, onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van slechts één beleggingsonderneming voor rekening waarvan hij optreedt de beleggings- en/of nevendiensten bij cliënten of potentiële cliënten promoot, instructies of orders van cliënten met betrekking tot beleggingsdiensten of financiële instrumenten ontvangt en doorgeeft, financiële instrumenten plaatst en/of advies verstrekt aan cliënten of potentiële cliënten met betrekking tot deze financiële instrumenten of diensten;
  26° bijkantoor: een bedrijfszetel die niet het hoofdkantoor is en die een onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid vormt van een beleggingsonderneming en beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten verricht, en ook nevendiensten kan verrichten waarvoor de beleggingsonderneming een vergunning heeft gekregen; alle bedrijfszetels in eenzelfde lidstaat van een beleggingsonderneming met hoofdkantoor in een andere lidstaat worden als één enkel bijkantoor beschouwd;
  27° gekwalificeerde deelneming: het rechtstreeks of onrechtstreeks bezit van ten minste 10 % van het kapitaal van een vennootschap of van de stemrechten die zijn verbonden aan de door deze vennootschap uitgegeven effecten, dan wel elke andere mogelijkheid om een invloed van betekenis uit te oefenen op het beleid van de vennootschap waarin wordt deelgenomen; de stemrechten worden berekend conform de bepalingen van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen, alsook conform de bepalingen van haar uitvoeringsbesluiten; er wordt geen rekening gehouden met stemrechten of aandelen die worden gehouden als gevolg van het vast overnemen van financiële instrumenten en/of het plaatsen van financiële instrumenten met plaatsingsgarantie, tenzij die rechten worden uitgeoefend of anderszins worden gebruikt om inspraak uit te oefenen in het bestuur van de uitgevende instelling, en mits ze binnen één jaar na hun verwerving worden overgedragen;
  28° de begrippen controle, deelneming, deelnemingsverhouding, moederonderneming, dochteronderneming en verbonden onderneming: de omschrijving die van die begrippen wordt gegeven in de uitvoeringsbesluiten van artikel 55;
  [1 28° /1 groep: een moederonderneming en al haar dochterondernemingen;]1
  29° nauwe banden: een situatie waarin twee of meer natuurlijke of rechtspersonen verbonden zijn door:
  a) een situatie waarin een deelnemingsverhouding bestaat of
  b) een situatie waarin ondernemingen verbonden ondernemingen zijn of
  c) een band van dezelfde aard als bedoeld in bovenstaande litterae a) en b) tussen een natuurlijke persoon en een rechtspersoon;
  30° financiële instelling: alle ondernemingen bedoeld in artikel 3, 41°, van de wet van 25 april 2014; voor de toepassing van de artikelen 59 en 60 worden met een financiële instelling gelijkgesteld, de instellingen voor postcheque- en girodiensten, de beheervennootschappen van AICB's, de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, de vereffeningsinstellingen bedoeld in artikel 2, 17°, van de wet van 2 augustus 2002 en de instellingen waarvan het bedrijf bestaat uit het gehele of gedeeltelijke operationele beheer van diensten die verstrekt worden door dergelijke vereffeningsinstellingen;
  31° [1 marktexploitant: een marktexploitant als gedefinieerd in artikel 3, 3°, van de wet van 21 november 2017;]1
  32° [1 gereglementeerde markt: een gereglementeerde markt als gedefinieerd in artikel 3, 7°, van de wet van 21 november 2017;]1
  33° [1 Richtlijn 2014/65/EU: Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU;]1
  34° Richtlijn 2009/65/EG: de Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (herschikking);
  35° Richtlijn 2009/138/EG: de Richtlijn 2009/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II);
  36° Richtlijn 2011/61/EU: de Richtlijn 2011/61/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010;
  37° Richtlijn 2013/36/EU: de Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG;
  38° [1 ...]1
  39° Verordening (EU) Nr. 575/2013: Verordening (EU) Nr. 573/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012;
  40° wet van 2 augustus 2002: de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;
  41° wet van 22 maart 2006: de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten;
  42° [2 wet van 11 maart 2018 : de wet van 11 maart 2018 op het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen;]2
  43° wet van 3 augustus 2012: de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen;
  44° wet van 19 april 2014: de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders;
  45° wet van 25 april 2014: de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen [5 ...]5;
  [5 45° /1 wet van 20 juli 2022 : de wet van 20 juli 2022 op het statuut van en het toezicht op beursvennootschappen en houdende diverse bepalingen;]5
  46° gedragsregels: de regels bedoeld in artikel 27 tot 28bis van de wet van 2 augustus 2002;
  47° Bank: de Nationale Bank van België, bedoeld in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;
  48° FSMA: Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten als bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002;
  49° toezichthoudende overheid:
  - de Bank, voor het toezicht op de Belgische of buitenlandse beursvennootschappen [5 als bedoeld in artikel 2 van de wet van 20 juli 2022]5;
  - de FSMA, voor het toezicht op de Belgische of buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;
  50° consoliderende toezichthouder: de bevoegde autoriteit die belast is met het toezicht op geconsolideerde basis op moederbeleggings-ondernemingen in de Europese Unie en beleggingsondernemingen die onder de zeggenschap staan van een financiële moederholding in de Europese Unie;
  51° Europese Autoriteit voor effecten en markten: de Europese Autoriteit voor effecten en markten opgericht bij Verordening nr. 1095/2010 [1 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie]1;
  52° Europese Bankautoriteit: de Europese Bankautoriteit opgericht bij Verordening nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie;
  53° onafhankelijke controlefunctie: de interneauditfunctie, de compliancefunctie of de risicobeheerfunctie, als respectievelijk bedoeld in [1 artikel 25/3]1;
  54° buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsbeheer: de beleggingsondernemingen naar buitenlands recht, ongeacht of het daarbij gaat om het recht van een lidstaat of van een derde land, die, conform het recht waaronder zij ressorteren, niet gemachtigd zijn om de diensten te verstrekken of de activiteiten te verrichten die in het Belgisch recht zijn voorbehouden aan de beursvennootschappen conform artikel 6;
  55° buitenlandse beursvennootschappen: de beleggingsondernemingen naar buitenlands recht [5 als gedefinieerd in artikel 209 van de wet van 20 juli 2022]5;
  56° Garantiefonds: het Garantiefonds voor financiële diensten opgericht bij artikel 3 van het koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit, voor wat betreft de bescherming van de deposito's, de levensverzekeringen en het kapitaal van erkende coöperatieve vennootschappen, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;
  57° werkdag: een dag die noch een zaterdag, noch een zondag, noch een wettelijke feestdag is;
  [1 58° georganiseerde handelsfaciliteit (organised trading facility of OTF): een multilateraal systeem, anders dan een gereglementeerde markt of een MTF, waarin meerdere koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten op zodanige wijze met elkaar kunnen interageren dat er een overeenkomst uit voortvloeit overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II van Titel II van de wet 21 november 2017 ;
   59° algoritmische handel: handel in financiële instrumenten waarbij een computeralgoritme automatisch individuele parameters van orders bepaalt, onder meer of het order moet worden geïnitieerd, het tijdstip, de prijs of de omvang van het order, of hoe het order moet worden beheerd nadat het is ingevoerd, met weinig of geen menselijk ingrijpen; een systeem dat alleen wordt gebruikt voor de routering van orders naar een of meer handelsplatforms, dan wel voor het verwerken van orders waarbij geen sprake is van bepaling van handelsparameters, voor de bevestiging van orders of voor de posttransactionele verwerking van uitgevoerde transacties, valt niet onder deze definitie;
   60° techniek van hoogfrequentie algoritmische handel: elke algoritmische handelstechniek die wordt gekenmerkt door:
   a) infrastructuur die bedoeld is om netwerk- en andere soorten latenties te minimaliseren, daaronder begrepen ten minste één van de volgende faciliteiten voor het invoeren van algoritmische orders: colocatie, proximity hosting of directe elektronische toegang met hoge snelheid;
   b) het initiëren, genereren, geleiden of uitvoeren van orders door het systeem, zonder menselijk ingrijpen, voor afzonderlijke handelstransacties of orders; en
   c) een groot aantal berichten (orders, noteringen of annuleringen) binnen de handelsdag;
   61° directe elektronische toegang: een voorziening waarbij een lid of deelnemer of cliënt van een handelsplatform een persoon toestaat gebruik te maken van zijn handelscode, zodat de betrokken persoon in staat is orders met betrekking tot een financieel instrument langs elektronische weg direct aan een handelsplatform door te geven, met inbegrip van een voorziening waarbij de persoon van de infrastructuur van het lid of de deelnemer of de cliënt gebruik maakt, alsook alle verbindingssystemen die door het lid of de deelnemer of de cliënt beschikbaar worden gesteld om de orders door te geven (directe markttoegang) en regelingen waarbij deze infrastructuur niet wordt gebruikt door deze persoon (gesponsorde toegang);
   62° gestructureerd deposito: een deposito zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt c), van Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad dat op de vervaldatum volledig wordt terugbetaald, waarbij een rente of premie wordt uitbetaald of in het gedrang komt volgens een formule waarin rekening wordt gehouden met factoren als:
   a) een index of een combinatie van indexen, met uitzondering van deposito's met een variabele rente waarvan het rendement rechtstreeks gekoppeld is aan een rente-index zoals Euribor of Libor;
   b) een financieel instrument of een combinatie van financiële instrumenten;
   c) een grondstof of een combinatie van grondstoffen of andere materiële of niet-materiële niet-fungibele activa; of
   d) een buitenlandse wisselkoers of een combinatie van buitenlandse wisselkoersen;
   63° onderneming uit een derde land: een onderneming die zou gelden als een kredietinstelling die beleggingsdiensten verleent of beleggingsactiviteiten verricht, of als een beleggingsonderneming, als haar hoofdkantoor of statutaire zetel zich binnen de Europese Unie zou bevinden;
   64° Verordening (EU) nr. 600/2014: Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012;
   65° Richtlijn 2003/87/EG: Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad;
   66° Richtlijn 2009/72/EG: Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG;
   67° Richtlijn 2009/73/EG: Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG;
   68° Verordening (EG) nr. 714/2009: Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003;
   69° Verordening (EG) nr. 715/2009: Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005;
   70° Verordening (EU) nr. 596/2014: Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie;
   71° Gedelegeerde richtlijn 2017/593: Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2017/593 van de Commissie van 7 april 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het vrijwaren van financiële instrumenten en geldmiddelen die aan cliënten toebehoren, productgovernanceverplichtingen en de regels die van toepassing zijn op het betalen of het ontvangen van provisies, commissies en geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen;
   72° Gedelegeerde verordening 2017/565: Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn;
   73° wet van 21 november 2017: wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en houdende omzetting van richtlijn 2014/65/EU;]1
  [4 74° "make-whole-clausule": een bepaling die tot doel heeft de belegger te beschermen door ervoor te zorgen dat, in geval van vervroegde aflossing van een obligatie, de emittent aan de houder van de obligatie een bedrag moet betalen dat gelijk is aan de som van de netto contante waarde van de resterende couponbetalingen die tot de vervaldatum worden verwacht, en de hoofdsom van de af te lossen obligatie;]4
  [5 75° derivaten: de derivaten als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 29), van Verordening Nr. 600/2014;
   76° genderneutraal beloningsbeleid: een genderneutraal beloningsbeleid dat gebaseerd is op gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid, ongeacht hun gender;
   77° Verordening (EU) 2019/2033: Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014;
   78° Richtlijn (EU) 2019/2034: Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU;
   79° Verordening (EU) 1093/2010: Verordening (EU) Nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie;
   80° kleine en niet-verweven vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies: een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die voldoet aan de bij artikel 2/2, § 1 bepaalde voorwaarden;
   81° systeemrisico: een risico op verstoring van het financiële stelsel met mogelijk ernstige negatieve gevolgen voor het financiële stelsel en de reële economie.]5
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 201, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2018-03-11/07, art. 256, 004; Inwerkingtreding : 26-03-2018>
  (3)<W 2021-07-04/04, art. 71, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2021>
  (4)<W 2022-02-23/09, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 28-02-2022>
  (5)<W 2022-07-20/31, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
Art.2. [1 De totale variabele beloning mag de mogelijkheid voor de vennootschap om haar eigen vermogen te versterken, niet beperken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>



Art. 2/1. [1 Elke verwijzing naar deze wet, naar de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, of naar een van hun bepalingen, alsook elke verwijzing naar de in deze wet bedoelde Europese richtlijnen of verordeningen, of naar een van hun bepalingen, omvat, in voorkomend geval, ook een verwijzing naar de bepalingen van de gedelegeerde handelingen en van de technische regulerings- of uitvoeringsnormen die de Commissie heeft vastgesteld ter uitvoering van de Europese richtlijnen of verordeningen die door deze wet of door de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen worden omgezet of ten uitvoer gelegd, dan wel door de betrokken verwijzing worden geviseerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2021-06-27/09, art. 392, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>


Art. 2/2. [1 § 1. Een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies wordt, voor de toepassing van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, als een kleine en niet-verweven vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies aangemerkt als zij aan alle voorwaarden van artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2033 voldoet. Zodra zij aan deze voorwaarden meent te voldoen, stelt zij de FSMA daarvan onmiddellijk in kennis. Zij stelt haar ook in kennis van de datum waarop zij meent te voldoen aan deze voorwaarden.
   § 2. Indien een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die niet aan alle in artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2033 gestelde voorwaarden voldeed, nadien toch aan deze voorwaarden voldoet, komt de toepassing van de bepalingen van deze wet die niet op de kleine en niet-verweven vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies van toepassing zijn, pas te vervallen na een periode van zes maanden vanaf de datum waarop aan die voorwaarden van artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2033 wordt voldaan.
   De toepassing van de bepalingen van deze wet die niet op de kleine en niet-verweven vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies van toepassing zijn, op een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies komt alleen na die periode te vervallen indien die vennootschap ononderbroken aan de voorwaarden van artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2033 is blijven voldoen, en zij de FSMA daarvan, conform paragraaf 1, in kennis heeft gesteld.
   § 3. Indien een kleine en niet-verweven vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies vaststelt dat zij niet langer aan alle voorwaarden van artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2033 voldoet, stelt zij de FSMA daarvan en van de datum waarop de vaststelling plaatsvond, in kennis, en conformeert zij zich aan de bepalingen van deze wet die niet op de kleine en niet-verweven vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies van toepassing zijn, binnen twaalf maanden vanaf de datum waarop de vaststelling plaatsvond.".
   De vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies past de in de Bijlage I van deze wet neergelegde bepalingen toe op variabele beloningen voor geleverde diensten of prestaties in het boekjaar volgend op het boekjaar waarin de in het eerste lid bedoelde vaststelling plaatsvond.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


TITEL 2. - Toegang tot de uitoefening van beleggingsactiviteite en tot het beleggingsdienstenbedrijf
HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied
Art.3.§ 1. Onverminderd de uitzonderingen zoals bedoeld in artikel 4, gelden de bepalingen van deze titel voor de ondernemingen naar Belgisch recht waarvan het gewone bedrijf bestaat in het beroepsmatig verrichten of aanbieden van een of meer beleggingsdiensten voor derden en/of het uitoefenen van een of meer beleggingsactiviteiten, alsook voor de ondernemingen naar buitenlands recht die dit bedrijf in België uitoefenen.
  Deze ondernemingen worden hierna "beleggingsondernemingen" genoemd.
  § 2. [1 In afwijking van paragraaf 1 mogen de in artikel 2, 1°, 8 en 9, bedoelde beleggingsdiensten ook worden uitgeoefend door een marktexploitant.
   De marktexploitanten die voornemens zijn een beleggingsdienst te verlenen als bedoeld in artikel 2, 1°, 8 en 9, dienen hiervoor de voorafgaande toestemming te krijgen van de FSMA.
  [3 De FSMA verleent haar toestemming uitsluitend als blijkt dat de marktexploitant de volgende bepalingen naleeft:
   1° artikel 13 van de wet van 20 juli 2022;
   2° de artikelen 14 en 45 tot 54 van de wet van 20 juli 2022;
   3° artikel 15, § 2, van de wet van 20 juli 2022;
   4° artikel 17, § 1, 1°, 2°, 3°, 7° en 9°, en §§ 3 en 4, en artikel 19, eerste en tweede lid, van de wet van 20 juli 2022;
   5° artikel 20, § 1, tweede lid, van de wet van 20 juli 2022, tenzij een situatie die door deze bepalingen verboden is, door de marktexploitant wordt gerechtvaardigd en door de FSMA wordt goedgekeurd;
   6° artikel 37 van de wet van 20 juli 2022;
   7° artikel 42 van de wet van 20 juli 2022;
   8° de artikelen 46, 48 en 50 van de wet van 21 november 2017.]3
   Bovendien verleent de FSMA haar toestemming niet als er objectieve en aantoonbare redenen zijn om aan te nemen dat het [2 bestuursorgaan]2 van de marktexploitant een bedreiging kan vormen voor de efficiënte, gezonde en voorzichtige bedrijfsvoering ervan en voor een passende inaanmerkingneming van de belangen van zijn cliënten en de integriteit van de markt.
   De marktexploitant bezorgt de FSMA een programma van werkzaamheden dat beantwoordt aan de voorwaarden die door de FSMA zijn vastgesteld en waarin met name de omvang is vermeld van de verrichtingen die hij voornemens is uit te voeren, alsook zijn organisatiestructuur en welke nauwe banden hij heeft met andere personen. Daarnaast verstrekt de marktexploitant de FSMA alle nodige inlichtingen om haar aanvraag te beoordelen.
   De FSMA neemt een beslissing binnen zes maanden na indiening van een volledig dossier.
  [3 De artikelen 47 tot 53, 56 tot 58 en hoofdstuk III van deze titel zijn mutatis mutandis van toepassing op de marktexploitanten bedoeld in deze paragraaf, alsook de volgende bepalingen van de wet van 20 juli 2022:
   1° artikel 56, §§ 1, 2 en 3, tweede lid. Dit artikel is evenwel enkel van toepassing voor de beoordeling van de organisatie-regelingen die van toepassing zijn verklaard op de marktexploitanten;
   2° artikel 58;
   3° artikel 59, § 1;
   4° de artikelen 71 tot 73.]3
   Artikel 64 is mutatis mutandis van toepassing als de FSMA vaststelt dat niet langer aan voormelde voorwaarden is voldaan.]1
  § 3. [1 ...]1
  § 4. [1 De FSMA stelt een lijst op van de marktexploitanten en de beleggingsondernemingen die toestemming hebben gekregen om een MTF of een OTF te exploiteren, en vermeldt daarbij om welke MTF's en OTF's het gaat. De FSMA publiceert die lijst en de daarin aangebrachte wijzigingen op haar website, en maakt deze lijst over aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten.]1
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 202, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 258, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (3)<W 2022-07-20/31, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
Art.3. [1 Het totale bedrag van de variabele beloning is gebaseerd op een combinatie van de beoordeling van de prestaties van de betrokken persoon en de betrokken bedrijfseenheid, en de resultaten van de vennootschap als geheel.
   Bij de beoordeling van de persoonlijke prestaties worden zowel financiële als niet-financiële criteria gehanteerd.
   De prestatiebeoordeling is gebaseerd op een periode van verschillende jaren, rekening houdend met de bedrijfscyclus van de vennootschap en met haar bedrijfsrisico's.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>



Art.4.[1 § 1. Deze titel geldt niet voor:
   1° de kredietinstellingen bedoeld in Boek II en in de Titels I en II van Boek III van de wet van 25 april 2014. Artikel 9, §§ 1, 3 en 4, is echter wel van toepassing op deze instellingen;
   2° de verzekeringsondernemingen en de ondernemingen die werkzaamheden van herverzekering en retrocessie uitoefenen bedoeld in Richtlijn 2009/138/EG wanneer zij de in die richtlijn bedoelde werkzaamheden uitoefenen;
   3° de ondernemingen die uitsluitend beleggingsdiensten en -activiteiten verrichten voor hun moederonderneming, hun dochterondernemingen of een andere dochteronderneming van hun moederonderneming;
   4° de personen die een beleggingsdienst of -activiteit als incidentele activiteit verrichten in het kader van een beroepswerkzaamheid, indien deze werkzaamheid aan wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften of aan een beroepscode is onderworpen en het verrichten van de dienst of de activiteit op grond daarvan niet is uitgesloten;
   5° personen die voor eigen rekening handelen in andere financiële instrumenten dan grondstoffenderivaten of emissierechten, of derivaten daarvan, en die geen andere beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten met betrekking tot andere financiële instrumenten dan grondstoffenderivaten of emissierechten of derivaten daarvan, tenzij deze personen:
   a) market makers zijn;
   b) leden zijn van of deelnemers zijn in een gereglementeerde markt of een MTF of directe elektronische markttoegang hebben tot een handelsplatform met uitzondering van de niet-financiële entiteiten die transacties uitvoeren op een handelsplatform waarvan de bijdrage tot de vermindering van de risico's die rechtstreeks verband houden met de commerciële activiteit of de treasuryfinancieringsactiviteit van die niet-financiële entiteiten of hun groepen, objectief kan worden vastgesteld;
   c) een techniek van hoogfrequentie algoritmische handel toepassen; of
   d) voor eigen rekening handelen wanneer zij orders van cliënten uitvoeren.
   Personen die krachtens de bepalingen onder 2°, 9° of 10°, zijn vrijgesteld, hoeven niet aan de in dit punt vastgelegde voorwaarden te voldoen om te worden vrijgesteld;
   6° de ondernemingen waarvan de beleggingsdiensten en -activiteiten uitsluitend bestaan in het beheer van een werknemersparticipatieplan;
   7° de ondernemingen waarvan de beleggingsdiensten en -activiteiten bestaan in het verstrekken van zowel de diensten en activiteiten bedoeld onder 3° als die bedoeld onder 6° ;
   8° leden van het Europees Stelsel van Centrale Banken, andere nationale instellingen met een soortgelijke functie, andere overheidsinstellingen die belast zijn met het beheer van de overheidsschuld of bij dat beheer betrokken zijn in de Europese Unie, alsook internationale financiële instellingen die door twee of meer lidstaten zijn opgericht, en die tot doel hebben middelen bijeen te brengen en financiële bijstand te verlenen ten behoeve van hun leden die te maken hebben met of bedreigd worden door ernstige financiële problemen;
   9° de instellingen voor collectieve belegging en pensioenfondsen, ongeacht of hiervoor op het niveau van de Europese Unie gecoördineerde bepalingen gelden, alsmede de bewaarders en beheerders van deze instellingen;
   10° [3 personen die:
   a) voor eigen rekening handelen, met inbegrip van market makers, in grondstoffenderivaten of emissierechten of derivaten daarvan, met uitzondering van personen die voor eigen rekening handelen bij het uitvoeren van orders van cliënten; of
   b) andere beleggingsdiensten dan handel voor eigen rekening in grondstoffenderivaten of emissierechten of derivaten daarvan verlenen aan de cliënten of leveranciers van hun hoofdbedrijf;
   mits:
   i). dit in elk van deze gevallen afzonderlijk en op geaggregeerde basis een nevenactiviteit van hun hoofdbedrijf is op groepsbasis beschouwd;
   ii). deze personen niet behoren tot een groep waarvan het hoofdbedrijf bestaat in het verlenen van beleggingsdiensten in de zin van artikel 2, 1°, van deze wet of het verrichten van bankactiviteiten in de zin van artikel 4 van de wet van 25 april 2014, of het optreden als market maker voor grondstoffenderivaten;
   iii). deze personen geen techniek voor hoogfrequente algoritmische handel toepassen, en;
   iv). deze personen op verzoek de FSMA meedelen op welke basis zij hebben beoordeeld dat hun activiteit overeenkomstig de punten a) en b) een nevenactiviteit is van hun hoofdbedrijf;]3
   11° personen die tijdens het uitoefenen van een andere, niet onder deze wet vallende beroepsactiviteit beleggingsadvies verstrekken mits er niet specifiek voor deze adviesverstrekking wordt betaald;
   12° exploitanten met nalevingsverplichtingen krachtens Richtlijn 2003/87/EG, die bij het handelen in emissierechten geen orders van cliënten uitvoeren, en die geen beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten, anders dan handel voor eigen rekening, op voorwaarde dat deze personen geen techniek voor hoogfrequente algoritmische handel toepassen;
   13° transmissiesysteembeheerders als omschreven in artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2009/72/EG of artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2009/73/EG, bij de uitvoering van hun taken op grond van voornoemde richtlijnen, of Verordening (EG) nr. 714/2009 of Verordening (EG) nr. 715/2009 of overeenkomstig die Verordeningen vastgestelde netwerkcodes of richtsnoeren, personen die in hun naam als dienstverlener optreden teneinde hun taak op grond van die wetgevingshandelingen of overeenkomstig die Verordeningen vastgestelde netwerkcodes of richtsnoeren uit te voeren, en exploitanten of beheerders van een mechanisme voor de balancering van de energiestromen, dan wel van een pijpleidingennetwerk of van een systeem om de energielevering en -afname in evenwicht te houden, wanneer zij deze taken uitoefenen.
   Deze vrijstelling is enkel van toepassing op personen die bij de in dit punt genoemde activiteiten betrokken zijn, wanneer zij beleggingsactiviteiten verrichten of beleggingsdiensten verlenen in verband met grondstoffenderivaten met het oog op bovengenoemde activiteiten. Deze vrijstelling is niet van toepassing op de exploitatie van een secundaire markt, inclusief een platform voor secundaire handel in financiële transmissierechten;
   14° centrale effectenbewaarinstellingen (Central securities depositaries - CSD's) die worden gereguleerd op grond van het Europees Unierecht, voor zover zij door dat Unierecht worden gereguleerd;
  [2 15° crowdfundingdienstverleners zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder e), van Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937.]2
   § 2. De in deze titel verleende rechten gelden niet voor het verlenen van diensten waarbij als tegenpartij wordt opgetreden bij transacties uitgevoerd door overheidsinstellingen die zich met de overheidsschuld bezighouden, of door leden van het Europese stelsel van centrale banken in het kader van de uitoefening van hun taken overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), Protocol nr. 4 betreffende de Statuten van het Europese stelsel van centrale banken en van de Europese centrale bank, of bij de uitoefening van vergelijkbare taken.
   § 3. De overeenkomstig paragraaf 1 vrijgestelde personen conformeren zich aan de artikelen 69 en 70 van de wet van 21 november 2017.
   § 4. De leden of deelnemers van gereglementeerde markten of MTF's aan wie een in paragraaf 1, 2°, 9°, 10° of 12°, bedoelde vrijstelling is verleend, conformeren zich aan de vereisten waarvan sprake in artikel 26/2, in artikel 65/3 van de wet van 25 april 2014 en in de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.
   § 5. De Koning kan de volgende personen vrijstellen van de toepassing van deze Titel:
   1° personen die geen beleggingsdiensten mogen verlenen, met uitzondering van het ontvangen en doorgeven van orders in effecten en rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging en/of het verstrekken van beleggingsadvies over deze financiële instrumenten,
   op voorwaarde dat deze personen:
   a) niet gemachtigd zijn om gelden en/of effecten aan te houden die toebehoren aan hun cliënten, zodat zij ten aanzien van hun cliënten nooit in een debiteurenpositie dreigen te verkeren; en
   b) bij het verlenen van deze diensten, uitsluitend orders mogen doorgeven aan:
   i). beleggingsondernemingen waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU;
   ii). kredietinstellingen waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU;
   iii). bijkantoren van beleggingsondernemingen of kredietinstellingen waaraan in een derde land een vergunning is verleend en die onderworpen zijn en zich houden aan prudentiële regels die als minstens even streng worden beschouwd als de regels van Richtlijn 2014/65/EU, Verordening (EU) nr. 575/2013 of Richtlijn 2013/36/EU;
   iv). instellingen voor collectieve belegging die ingevolge de wetgeving van een lidstaat rechten van deelneming bij het publiek mogen plaatsen en aan de beheerders van dergelijke instellingen; of
   v). beleggingsmaatschappijen met vast kapitaal zoals gedefinieerd in artikel 17, lid 7, van Richtlijn 2012/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 54, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken, waarvan de effecten op een gereglementeerde markt van een lidstaat genoteerd zijn of verhandeld worden;
   2° personen die geen [4 diensten als bedoeld in artikel 2 van de wet van 20 juli 2022]4, mogen verstrekken en die uitsluitend beleggingsdiensten in grondstoffen, emissierechten en/of derivaten daarvan verlenen met als enig oogmerk de commerciële risico's van hun cliënten af te dekken, mits deze cliënten uitsluitend lokale elektriciteitsbedrijven zijn als omschreven in artikel 2, punt 35, van Richtlijn 2009/72/EG en/of aardgasbedrijven zijn als omschreven in artikel 2, punt 1, van Richtlijn 2009/73/EG, en mits deze cliënten samen 100 procent van het kapitaal of van de stemrechten van deze personen hebben, gezamenlijk zeggenschap uitoefenen en op grond van paragraaf 1, 10°, zijn vrijgesteld wanneer zij deze beleggingsdiensten zelf verlenen; en/of
   personen die uitsluitend beleggingsdiensten in emissierechten en/of derivaten daarvan verlenen met als enig oogmerk de commerciële risico's van hun cliënten af te dekken, mits deze cliënten uitsluitend exploitanten zijn als omschreven in artikel 3, punt f), van Richtlijn 2003/87/EG, en mits deze cliënten samen 100 procent van het kapitaal of van de stemrechten van deze personen hebben, gezamenlijk zeggenschap uitoefenen en op grond van paragraaf 1, 10°, zijn vrijgesteld wanneer zij deze beleggingsdiensten zelf verlenen.
   Die personen worden enkel vrijgesteld als zij vereisten naleven die analoog zijn aan de vereisten op grond van de volgende bepalingen van deze wet en aan de artikelen 27 tot 28 van de wet van 2 augustus 2002:
   - artikel 22;
   - artikel 23, § 1, derde lid, §§ 2 en 3;
   - artikel 25, § 1, 1°, 3°, 6° en 10° en § 2;
   - artikel 25/1, § 1, eerste en tweede lid en § 3;
   - artikel 25/2, § 1, 3° en §§ 5 tot 7;
   - artikel 26, §§ 2 en 5;
   - artikel 32, § 1;
   - artikel 34, §§ 1, 2, 6 en 7;
   - artikel 35, §§ 4 en 5;
   - en artikel 36, § 1, § 5, tweede en derde lid, § 6, tweede en derde lid, §§ 7, 9 en 10; en
   - artikel 45;
   alsook de bepalingen van de besluiten en reglementen en van de overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU vastgestelde overeenkomstige gedelegeerde handelingen, die ter uitvoering daarvan zijn genomen.
   De Koning kan aanvullende vereisten opleggen.]1
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 203, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 416, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>
  (3)<W 2022-02-23/09, art. 41, 012; Inwerkingtreding : 28-02-2022>
  (4)<W 2022-07-20/31, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
Art.4. [1 Bij de beoordeling van prestaties met het oog op de berekening van de variabele beloning van individuen of van de groepen waartoe zij behoren, wordt een correctie aangebracht voor alle soorten actuele en toekomstige risico's en wordt rekening gehouden met de kosten van het kapitaal en de vereiste liquiditeit overeenkomstig Verordening (EU) 2019/2033.
   Bij de toewijzing van de variabele beloningscomponenten binnen de vennootschap wordt ook rekening gehouden met alle soorten actuele en toekomstige risico's.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>



Art.5.
  <Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 204, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art.5. [1 Gegarandeerde variabele beloningen zijn verboden, tenzij, in uitzonderlijke gevallen, bij de aanwerving van nieuwe personeelsleden en mits de vennootschap over gezond en solide kapitaal beschikt en de gegarandeerde variabele beloning strikt beperkt is tot het eerste jaar dat volgt op de aanwerving.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>



HOOFDSTUK 2. - Beleggingsondernemingen naar Belgisch recht
Art.6.§ 1. Beleggingsondernemingen naar Belgisch recht moeten, vooraleer hun werkzaamheden aan te vatten, één van de volgende vergunningen verkrijgen van de toezichthouder, ongeacht de plaats waar zij hun werkzaamheden zullen uitoefenen:
  1° een vergunning als beursvennootschap;
  2° een vergunning als vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
  § 2. Onverminderd de voorschriften inzake kapitaal, mag de vergunning als beursvennootschap gelden voor alle beleggingsdiensten, beleggingsactiviteiten en nevendiensten als bedoeld in artikel 2.
  § 3. De vergunning als vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies mag enkel gelden voor de beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 2, 1°, 1, 2, 4, en 5, en voor de nevendiensten als bedoeld in artikel 2, 2°, 3, 5 en 7.
  Om hun eigen middelen te beleggen mogen zij posities houden in financiële instrumenten, buiten de handelsportefeuille.
  § 4. Er kan geen vergunning als beleggingsonderneming worden verstrekt voor het uitsluitend verrichten van nevendiensten.
  § 5. De vergunning als beursvennootschap wordt verleend door de Bank conform de regels en voorwaarden die zijn vastgelegd in [1 de artikelen 5 tot 10 van de wet van 20 juli 2022]1.
  De Bank spreekt zich uit over de vergunningsaanvraag op advies van de FSMA conform [1 artikel 8 van de wet van 20 juli 2022]1.
  De vergunning als vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies wordt verleend door de FSMA conform de regels en voorwaarden die zijn vastgelegd in titel III.
  ----------
  (1)<W 2022-07-20/31, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
Art.6. [1 § 1. Minstens 50 % van de variabele beloning, met inbegrip van het gedeelte dat met toepassing van artikel 7 van deze Bijlage wordt uitgesteld, bestaat uit een van de volgende instrumenten:
   1° aandelen of, afhankelijk van de juridische structuur van de betrokken vennootschap, equivalente deelnemingen in het kapitaal of op aandelen gebaseerde financiële instrumenten of, afhankelijk van de juridische structuur van de betrokken vennootschap, equivalente niet-liquide instrumenten ("non-cash instruments");
   2° andere kapitaalinstrumenten die voldoen aan de voorwaarden om te worden aangemerkt als aanvullend-tier 1- of tier 2-kapitaalinstrumenten, of andere instrumenten die volledig in tier 1-kernkapitaalinstrumenten kunnen worden omgezet of volledig kunnen worden afgeschreven, en die in elk geval een goede weerspiegeling zijn van de kredietkwaliteit van de vennootschap vanuit het oogpunt van de continuïteit; of
   3° niet-liquide instrumenten ("non-cash instruments") die een afspiegeling zijn van de instrumenten in de beheerde portefeuilles.
   Indien een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies geen van de in deze paragraaf bedoelde instrumenten uitgeeft, kan de FSMA toestemming geven voor het gebruik van alternatieve regelingen waarmee hetzelfde doel wordt bereikt.
   § 2. De in de paragraaf 1 bedoelde instrumenten zijn onderworpen aan een passend aanhoudingsbeleid, dat inhoudt dat de houder van de instrumenten er de eigenaar van moet blijven, en dat tot doel heeft de incentives voor de persoon af te stemmen op de langetermijnbelangen van de vennootschap, haar schuldeisers en haar cliënten. De FSMA kan de soorten instrumenten waarvan de kenmerken niet voldoen aan dit vereiste, verbieden of beperken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>



Art.7.De toezichthoudende overheden stellen een lijst op van de beleggingsondernemingen waaraan krachtens deze afdeling een vergunning werd verleend. Die lijst en alle daarin aangebrachte wijzigingen worden op hun website in onderling overleg bekendgemaakt. De FSMA brengt de lijst en de wijzigingen daarin ter kennis van de Europese Autoriteit voor effecten en markten.
  De lijst van de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht bevat volgende rubrieken:
  a. beursvennootschappen;
  b. vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
  De lijst vermeldt de beleggingsdiensten en de andere diensten die de beleggingsondernemingen mogen verrichten.
  In de lijst wordt tevens aangegeven of de beursvennootschap bevoegd is om op te treden als bewaarder voor financiële instrumenten van verzekeringsondernemingen, voor instellingen voor collectieve belegging en voor kredietinstellingen voor zover deze laatste handelen voor rekening van hun cliënten [1 ...]1.
  De lijst kan worden onderverdeeld in subrubrieken en kan andere diensten vermelden.
  Een bijlage bij deze lijst vermeldt de financiële holdings naar Belgisch recht zoals bepaald bij artikel 59, § 1, 2°.
  ----------
  (1)<W 2022-07-20/31, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
Art.7. [1 De betaling van een deel van minstens 40 % van de variabele beloning wordt uitgesteld over een periode van ten minste drie tot vijf jaar, afhankelijk van de bedrijfscyclus van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, van de aard van haar werkzaamheden, van haar risico's en van de activiteiten van de betrokken persoon.
   Wanneer het bedrag van de variabele beloning bijzonder hoog is, moet het deel van de variabele beloning dat wordt uitgesteld, als bedoeld in het eerste lid, minstens 60 % bedragen.
   Het uitgestelde deel van de variabele beloning wordt niet sneller dan op pro-ratabasis toegekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>



Art.8.Wanneer een vergunning is verleend aan een beleggingsonderneming naar Belgisch recht die een rechtstreekse of onrechtstreekse dochteronderneming is van één of meer moederondernemingen die ressorteren onder het recht van één of meer derde landen, wordt in de kennisgeving aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten ook de identiteit opgegeven van deze moederonderneming(en) en, in voorkomend geval, de financiële structuur van de groep die de beleggingsonderneming controleert waaraan een vergunning is verleend. De FSMA stelt tevens de toezichthoudende autoriteiten van de andere lidstaten in kennis van het verlenen van een dergelijke vergunning.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<W 2019-05-02/25, art. 191, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
Art.8. [1 § 1. De variabele beloning die wordt toegekend door vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, met inbegrip van het uitgestelde gedeelte, wordt slechts uitbetaald of is slechts verworven wanneer het bedrag ervan aanvaardbaar is gelet op de financiële toestand van de vennootschap in haar geheel en te rechtvaardigen is door de prestaties van de vennootschap, de bedrijfseenheid en de betrokken persoon.
   § 2. De totale variabele beloning van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies wordt aanzienlijk verminderd indien de vennootschap geringere of negatieve financiële prestaties levert.
   De vermindering als bedoeld in het eerste lid wordt zowel toegepast op de nog niet verworven variabele beloning als op de verworven maar nog niet gestorte variabele beloning en op de reeds effectief uitgekeerde variabele beloning, onder meer door middel van malus- of terugvorderingsregelingen (clawback).
   Voor het totale bedrag van de variabele beloning geldt een malus- of terugvorderingsclausule (clawback), in het bijzonder in situaties waarin de betrokken persoon:
   a) heeft deelgenomen aan of verantwoordelijk was voor praktijken die aanleiding hebben gegeven tot aanzienlijke verliezen voor de vennootschap;
   b) niet langer blijk geeft van de vereiste deskundigheid en professionele betrouwbaarheid;
   c) heeft deelgenomen aan een bijzonder mechanisme met als doel of gevolg fiscale fraude door derden te bevorderen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>



Art.9.§ 1. Alleen de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht, de kredietinstellingen en de in België krachtens artikelen 10 tot 14 werkzame buitenlandse beleggingsondernemingen mogen in België openbaar gebruik maken van de term "beleggingsonderneming", inzonderheid in hun naam, in de opgave van hun [1 voorwerp]1, in hun effecten, waarden, stukken of reclame.
  § 2. Alleen de beursvennootschappen en de in België krachtens artikelen 10 tot 14 werkzame buitenlandse beleggingsondernemingen waarvan de vergunning de in artikel 2, 1°, 3, 6, 7 of 8 bedoelde beleggingsdienst dekt, mogen in België openbaar gebruik maken van de term "beursvennootschap", inzonderheid in hun naam, in de opgave van hun [1 voorwerp]1, in hun effecten, waarden, stukken of reclame.
  § 3. Alleen de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de beursvennootschappen en de kredietinstellingen, alsook de in België krachtens artikelen 10 tot 14 werkzame buitenlandse beleggingsondernemingen waarvan de vergunning de in artikel 2, 1°, 4, bedoelde beleggingsdienst dekt, mogen in België openbaar gebruik maken van de woorden "vermogensbeheerder", "vermogensbeheer" of enig andere term die naar deze werkzaamheid verwijst, inzonderheid in hun naam, in de opgave van hun [1 voorwerp]1, in hun effecten, waarden, stukken of reclame.
  § 4. Alleen de volgende vennootschappen en instellingen mogen in België openbaar gebruik maken van de woorden "beleggings-adviseur","beleggingsadvies" of enig andere term die naar deze werkzaamheid verwijst, inzonderheid in hun naam, in de opgave van hun [1 voorwerp]1, in hun effecten, waarden, stukken of reclame:
  a) de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;
  b) de beursvennootschappen;
  c) de kredietinstellingen;
  d) de in België krachtens artikelen 10 tot 14 werkzame buitenlandse beleggingsondernemingen waarvan de vergunning de in artikel 2, 1°, 5, bedoelde beleggingsdienst dekt;
  e) de makelaars in bank- en beleggingsdiensten als bedoeld in de wet van 22 maart 2006.
  ----------
  (1)<W 2021-06-27/09, art. 241, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>
Art.9. [1 Het pensioenbeleid is afgestemd op de bedrijfsstrategie, de doelstellingen, de waarden en de langetermijnbelangen van de vennootschap.
   Indien een personeelslid de vennootschap verlaat vóór het bereiken van de pensioenleeftijd, houdt de vennootschap de uitkeringen uit hoofde van discretionair pensioen voor dit personeelslid gedurende vijf jaar aan in de vorm van instrumenten als bedoeld in artikel 6 van deze Bijlage.
   Wanneer een personeelslid de pensioenleeftijd bereikt en met pensioen gaat, worden de uitkeringen uit hoofde van discretionair pensioen aan hem uitbetaald in de vorm van instrumenten als bedoeld in artikel 6 van deze Bijlage, en dienen deze instrumenten gedurende vijf jaar te worden aangehouden.
   De bepalingen van artikel 8, § 2 van deze Bijlage zijn van toepassing op de uitkeringen uit hoofde van discretionair pensioen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


HOOFDSTUK 3. - Beleggingsondernemingen naar buitenlands recht
Afdeling 1. - Bijkantoren en dienstverrichtingen in België van beleggingsondernemingen die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren
Art.10.§ 1. De beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat en op grond van hun nationaal recht in hun lidstaat van herkomst beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten en nevendiensten mogen verrichten, mogen, via de vestiging van een bijkantoor [2 ...]2, deze diensten in België aanvatten zodra de toezichthoudende overheid er hen van in kennis heeft gesteld dat zij als bijkantoor van een beleggingsonderneming uit de Europese Economische Ruimte zijn geregistreerd.
  Nevendiensten mogen alleen tezamen met een beleggingsdienst en/of een beleggingsactiviteit worden verricht.
  § 2. De registratie van de bijkantoren van buitenlandse beursvennootschappen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat als bedoeld in paragraaf 1, wordt door de Bank ter kennis gebracht van deze ondernemingen [3 conform artikel 211 van de wet van 20 juli 2022]3.
  De FSMA wordt onmiddellijk in kennis gesteld van deze kennisgevingen van registraties van bijkantoren die door de Bank zijn verricht.
  § 3. De registratie van de buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat als bedoeld in paragraaf 1, wordt door de FSMA ter kennis gebracht van deze ondernemingen met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs.
  Deze kennisgeving geschiedt uiterlijk twee maanden nadat de toezichthoudende autoriteiten voor de beleggingsondernemingen van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming, het op grond van de Europeesrechtelijke regels ter zake vereiste informatiedossier hebben meegedeeld. Bij gebreke van ontvangst van een kennisgeving binnen de vastgestelde termijn mag zij haar bijkantoor openen en de voornoemde werkzaamheden aanvatten. Zij stelt de FSMA hiervan in kennis.
  § 4. De FSMA stelt elk jaar de lijst op van de geregistreerde bijkantoren en maakt die alsook alle wijzigingen die hierin tijdens het jaar zijn aangebracht, bekend op zijn website. Ook de Bank publiceert op haar website een lijst van de beleggingsondernemingen waarvoor zij bevoegd is.
  [2 § 5. De paragrafen 1 tot 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de beleggingsondernemingen die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren en die een beroep wensen te doen op in België gevestigde verbonden agenten om er beleggingsdiensten en/of -activiteiten alsmede, in voorkomend geval, nevendiensten te verrichten.]2
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 205, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 393, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>
  (3)<W 2022-07-20/31, art. 10, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
Art.10. [1 De artikelen 6, 7 en 9, tweede en derde lid van deze Bijlage zijn niet van toepassing op:
   1° de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies waarvan de waarde van de activa binnen en buiten de balanstelling gemiddeld 100 miljoen euro of minder bedraagt over de periode van vier jaar die onmiddellijk voorafgaat aan het betrokken boekjaar en, in voorkomend geval, op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies als bedoeld in artikel 25/2, § 6, tweede lid van de wet;
   2° een personeelslid van wie de jaarlijkse variabele beloning niet meer bedraagt dan 50 000 euro en niet meer vertegenwoordigt dan een vierde van zijn totale jaarlijkse beloning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art.11.De beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat en op grond van hun nationaal recht in hun lidstaat van herkomst beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten en nevendiensten mogen verrichten, mogen deze werkzaamheden in België aanvatten in het kader van het vrij verrichten van diensten, zodra de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst aan de FSMA mededeling heeft gedaan van de op grond van de Europeesrechtelijke regels ter zake vereiste kennisgeving.
  [1 ...]1
  Nevendiensten mogen alleen tezamen met een beleggingsdienst en/of beleggingsactiviteit worden verricht.
  De FSMA stelt elk jaar een lijst op van de beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat en haar in kennis hebben gesteld van hun voornemen om in België de beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 2, 1° en de beleggingsactiviteiten als bedoeld in ditzelfde artikel te verrichten. Op haar website publiceert de FSMA deze lijst en alle wijzigingen die er in de loop van het jaar in worden aangebracht. [3 ...]3
  [2 De voorafgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing op de beleggingsondernemingen die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren en die in België beleggingsdiensten en/of -activiteiten alsmede, in voorkomend geval, nevendiensten wensen te verrichten door een beroep te doen op verbonden agenten die in die andere lidstaat zijn gevestigd.]2
  De FSMA vraagt bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst informatie op met betrekking tot de identiteitsgegevens van de verbonden agenten waarvan de beleggingsonderneming voornemens is gebruik te maken. Zij maakt deze gegevens bekend op haar website.
  [3 Wanneer de FSMA duidelijke en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat een beursvennootschap die in België door middel van het vrij verrichten van diensten werkzaamheden uitoefent, de verplichtingen schendt die voortvloeien uit de met toepassing van Richtlijn 2014/65/EU, Verordening nr. 600/2014 en Verordening 2017/565 vastgestelde bepalingen, waarbij aan de FSMA geen bevoegdheden worden verleend, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze bevindingen in kennis.
   Indien de betrokken beursvennootschap, ondanks de door de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn, blijft handelen op een wijze die de belangen van beleggers in België of de ordelijke werking van de markten kennelijk schaadt, kan de FSMA, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, maatregelen treffen of doen treffen om de beleggers te beschermen en de goede werking van de markten te handhaven. Het gaat, met name, om de in artikel 64, § 1, eerste lid, 2° en tweede lid, en § 2, eerste lid bedoelde maatregelen. De Europese Commissie en de Europese Autoriteit voor effecten en markten worden onmiddellijk van deze maatregelen in kennis gesteld.
   In het in het zesde lid bedoelde geval kan de FSMA de Europese Autoriteit voor effecten en markten om bijstand vragen conform artikel 19 van Verordening Nr. 1095/2010.]3
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 206, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 394, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>
  (3)<W 2022-07-20/31, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
Art.11. [1 De personen bedoeld in artikel 37/1, § 3 onthouden zich van het uitvoeren van verrichtingen, met inbegrip van verzekeringsverrichtingen, die geheel of gedeeltelijk afbreuk doen aan de naleving van de bepalingen van deze Bijlage, in het bijzonder verrichtingen die tot doel hebben het risico dat voortvloeit uit de regeling voor hun variabele beloning te neutraliseren of die dit risico zouden kunnen neutraliseren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Afdeling 2. - Bijkantoren en dienstverrichtingen in België van beleggingsondernemingen die niet onder [1 Richtlijn 2014/65/EU]1 vallen   ----------   (1)
Art.12.De artikelen 10 tot 11 zijn niet van toepassing op de beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat die niet in het toepassingsgebied van [1 Richtlijn 2014/65/EU vallen op grond van artikel 2, § 1, l) en m)]1 en artikel 3 van deze richtlijn.
  Voor de bijkantoren en de dienstverrichtingen in België van deze ondernemingen zijn de bepalingen van afdelingen 3 en 4 van toepassing.
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 208, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art.12. [1 De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies onthouden zich van het toekennen of uitbetalen van een variabele beloning door middel van vehikels of methodes die de niet-naleving van de bepalingen van deze wet of van Verordening (EU) 2019/2033 vergemakkelijken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Afdeling 3. - Bijkantoren in België van beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van derde landen
Art.13.§ 1. De beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een derde land en voornemens zijn om in België beleggingsdiensten aan te bieden of te verstrekken en/of om er beleggingsactiviteiten te verrichten via het oprichten van bijkantoren, moeten vooraf een vergunning verkrijgen van de toezichthouder.
  [1 Ingeval een in de Europese Unie gevestigde of gesitueerde [2 niet-professionele of professionele cliënt]2 uitsluitend op eigen initiatief de verlening van een beleggingsdienst of de verrichting van een beleggingsactiviteit door een onderneming uit een derde land initieert, is de vergunningsvereiste op grond van het eerste lid noch van toepassing op de verlening van die dienst of de verrichting van die activiteit door de onderneming uit het derde land voor die persoon, noch op een relatie die specifiek verband houdt met de verlening van die dienst of de verrichting van die activiteit.
   Een door dergelijke cliënten genomen initiatief geeft de onderneming uit het derde land niet het recht om op andere wijze dan via het bijkantoor nieuwe categorieën van beleggingsproducten of beleggingsdiensten aan die clënt aan te bieden.]1
  [3 Zonder afbreuk te doen aan intragroepsbetrekkingen wordt, indien een onderneming uit een derde land, onder meer via een entiteit die namens haar handelt of nauwe banden heeft met de onderneming uit het derde land of een andere persoon die namens een dergelijke entiteit handelt, cliënten of potentiële cliënten in de Europese Unie benadert, de dienst niet geacht uitsluitend op eigen initiatief van de cliënt te zijn verleend.]3
  § 2. De bijkantoren van buitenlandse beursvennootschappen die ressorteren onder het recht van een derde land moeten een vergunning verkrijgen van de Bank [3 conform artikel 226 van de wet van 20 juli 2022]3.
  De bijkantoren van buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van een derde land moeten een vergunning verkrijgen van de FSMA conform de regels en voorwaarden die zijn vastgelegd in artikel 84.
  § 3. De FSMA stelt elk jaar een lijst op van de bijkantoren waaraan een vergunning is verleend en publiceert die op haar website, evenals alle wijzigingen die er in de loop van het jaar in worden aangebracht. Ook de Bank publiceert op haar website een lijst van de bijkantoren waarvoor zij bevoegd is. [3 De FSMA deelt deze lijsten jaarlijks mee aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten.]3
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 209, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2019-05-02/25, art. 192, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
  (3)<W 2022-07-20/31, art. 12, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
Art.13. [1 Voor de toepassing van deze Bijlage wordt onder vertrekvergoeding elke vorm van beloning of compensatie verstaan die aan een in artikel 37/1, § 3 bedoelde persoon wordt toegekend bij zijn of haar vertrek, ongeacht het tijdstip van dat vertrek en ongeacht of dit al dan niet op vrijwillige basis gebeurt. De vertrekvergoeding kan in voorkomend geval een ontslagvergoeding omvatten, namelijk een bedrag dat of een vergoeding die in het kader van de voortijdige beëindiging op niet-vrijwillige basis van een arbeidsovereenkomst of een vennootschapsmandaat wordt betaald aan een persoon als bedoeld in artikel 73, tweede, derde, en in voorkomend geval, vierde lid.
   Vertrekvergoedingen zijn variabele beloning waarop de bepalingen van de artikelen 1 tot en met 8 van deze Bijlage derhalve van toepassing zijn.
   Onverminderd het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen moet elke vertrekvergoeding rekening houden met in de loop der tijd gerealiseerde prestaties en zodanig zijn ontworpen dat falen of onrechtmatig gedrag niet wordt beloond.
   Bovendien kan een vertrekvergoeding die hoger is dan een bedrag dat gelijk is aan 12 maanden vaste beloning of, op eensluidend gemotiveerd advies van het remuneratiecomité, hoger dan een bedrag dat gelijk is aan 18 maanden vaste beloning, enkel worden toegekend, niettegenstaande eventuele andersluidende statutaire bepalingen of contractuele bedingen, onder voorbehoud van goedkeuring door de eerstvolgende gewone algemene vergadering. De procedure van artikel 7:92, tweede en derde lid van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen is naar analogie van toepassing.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>



Afdeling 4. - Dienstverrichtingen in België van beleggingsondernemingingen die ressorteren onder een derde land
Art.14.[1 § 1. [2 Beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een derde land en in hun land van herkomst daadwerkelijk beleggingsdiensten verlenen dan wel beleggingsactiviteiten verrichten, mogen deze diensten of activiteiten in België, zonder er gevestigd te zijn, enkel aanbieden of verlenen aan, dan wel verrichten voor de volgende beleggers :]2
   1° de in aanmerking komende tegenpartijen als bepaald ter uitvoering van artikel 26, achtste lid, van de wet van 2 augustus 2002;
   2° de als professioneel beschouwde cliënten overeenkomstig de bepalingen naar Belgisch recht tot omzetting van Afdeling I van bijlage II van Richtlijn 2014/65/EU;
   3° de in België gevestigde personen die de nationaliteit hebben van het land van herkomst van de betrokken beleggingsonderneming of van een land waar deze beleggingsonderneming een bijkantoor heeft, voor zover de beleggingsonderneming [2 wat betreft de in België aangeboden of verleende beleggingsdiensten, dan wel verrichte beleggingsactiviteiten]2 in het land van herkomst of in het betrokken land van vestiging onderworpen is aan een gelijkwaardig toezicht als Belgische beleggingsondernemingen.
   § 2. De in de eerste paragraaf bedoelde ondernemingen dienen zich vooraf bij de FSMA bekend te maken, [2 met opgave van de beleggingsdiensten of beleggingsactiviteiten die ze voornemens zijn te verlenen of te verrichten, alsook van de categorieën van beleggers voor wie deze diensten of activiteiten bestemd zijn]2
   Onverminderd de internationale akkoorden die België binden, kan de FSMA [2 het verlenen van beleggingsdiensten of verrichten van beleggingsactiviteiten in België]2 verbieden aan een beleggingsonderneming die ressorteert onder het recht van een Staat die niet dezelfde toegangsmogelijkheden tot zijn markt aan de beleggingsondernemingen onder Belgisch recht biedt.
   § 3. De FSMA stelt elk jaar een lijst op van de in dit artikel bedoelde beleggingsondernemingen [2 die in België de beleggingsdiensten verlenen of de beleggingsactiviteiten verrichten als bedoeld in artikel 2, 1°, van deze wet]2. Op haar website publiceert de FSMA deze lijst en alle wijzigingen die er in de loop van het jaar in worden aangebracht. [3 ...]3]1
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 210, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2019-04-03/02, art. 17, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (3)<W 2022-07-20/31, art. 13, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
Art.14. [1 § 1. In afwijking van artikel 13, tweede lid van deze Bijlage zijn de artikelen 1, § 2 en 2 tot en met 8 van deze Bijlage niet van toepassing op:
   1° de vertrekvergoeding die bestaat uit een bedrag dat bedoeld is om het inkomensverlies te compenseren op grond van een concurrentiebeding en waarvan de vennootschap vóór de toekenning ervan aan de FSMA kan aantonen dat ze voldoet aan de criteria om als vaste beloning te worden aangemerkt;
   2° de vertrekvergoeding die wordt toegekend aan een persoon die zijn of haar taken in het kader van een arbeidsovereenkomst of een vennootschapsmandaat uitoefent, en die bestaat uit een ontslagvergoeding die niet hoger mag zijn dan het bedrag waarop de betrokkene recht heeft of, naar analogie, recht zou hebben gehad op grond van zijn of haar anciënniteit, krachtens de wettelijke bepalingen inzake ontslag in het kader van een arbeidsovereenkomst.
   § 2. Indien de vertrekvergoeding bestaat uit een ontslagvergoeding, kan bij wijze van uitzondering op artikel 13, tweede lid van deze Bijlage het bedrag van de vergoedingen die niet in aanmerking komen voor de in paragraaf 1 bedoelde uitzonderingen, bovendien geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van de toepassing van de artikelen 1, § 2, 6 en 7 van deze Bijlage, mits deze vrijstelling naar behoren wordt gemotiveerd en de FSMA er vooraf van in kennis wordt gesteld, met dien verstande dat deze vrijstelling uitsluitend gerechtvaardigd is in de specifieke en uitzonderlijke situaties die zijn vastgesteld in de richtsnoeren van de Europese Bankautoriteit inzake beloningsbeleid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>



Art. 14/1.[1 § 1. De beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een derde land, moeten bij de uitoefening van hun activiteiten in België, naast hun naam, hun land van herkomst en hun zetel vermelden.
   § 2. De bepalingen van deze afdeling doen geen afbreuk aan de naleving van de wettelijke en reglementaire bepalingen, met inbegrip van de gedragsregels, die in België van toepassing zijn op de beleggingsondernemingen en hun verrichtingen.
  [2 De Koning kan, op advies van de FSMA, de wettelijke en reglementaire bepalingen als bedoeld in het eerste lid, aanvullen met bepalingen die van toepassing zijn op de beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een derde land, die Hij noodzakelijk acht voor het beschermen van de belangen van de beleggers en voor het vrijwaren van de goede werking, de integriteit en de transparantie van de financiële markten.
   Hij kan, inzonderheid, regels vastleggen voor de bewaring van gegevens en de kennisgeving van transacties die de beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van derde landen als bedoeld in artikel 14 moeten naleven als zij beleggingsdiensten verlenen die bestaan uit het uitvoeren van orders en als die diensten betrekking hebben op :
   a) financiële instrumenten die tot de handel zijn toegelaten of worden verhandeld op een handelsplatform in de zin van Richtlijn 2014/65/EU of waarvoor een verzoek om toelating tot de handel is gedaan;
   b) financiële instrumenten waarvan de onderliggende waarde een financieel instrument is dat wordt verhandeld op een handelsplatform in de zin van Richtlijn 2014/65/EU;
   c) financiële instrumenten waarvan de onderliggende waarde een index of mand is die is samengesteld uit financiële instrumenten die worden verhandeld op een handelsplatform in de zin van Richtlijn 2014/65/EU.
   Voor de toepassing van de het tweede en het derde lid houdt de Koning inzonderheid rekening met de bepalingen van Verordening (EU) nr. 600/2014 van 15 mei 2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, of andere Europeesrechtelijke teksten ter zake.]2
   § 3. De FSMA mag de in artikel 14 bedoelde buitenlandse beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een derde land, gelasten haar alle inlichtingen te verstrekken over hun dienstverlening in België om na te gaan of de in paragraaf 2 bedoelde bepalingen waarvoor zij bevoegd is, worden nageleefd. De FSMA mag de certificatie of de aanpassing van deze inlichtingen gelasten aan de buitenlandse toezichthoudende autoriteiten van de betrokken beleggingsonderneming, haar externe revisor of de erkende auditor die belast is met de certificatie van haar rekeningen.
   § 4. Wanneer de FSMA vaststelt dat een in artikel 14 bedoelde buitenlandse beleggingsonderneming die ressorteert onder het recht van een derde land, in België niet handelt in overeenstemming met de op haar toepasselijke bepalingen of de belangen van haar cliënten in gevaar brengt, maant zij de onderneming aan de vastgestelde toestand binnen de door haar bepaalde termijn recht te zetten.
   Indien de toestand na deze termijn niet is verholpen, brengt de FSMA haar bemerkingen ter kennis van de toezichthoudende autoriteiten van het land van herkomst van de beleggingsonderneming.
   Wanneer de overtredingen blijven aanhouden, kan de FSMA na de buitenlandse toezichthoudende autoriteiten hiervan in kennis te hebben gesteld, de voortzetting van alle of een deel van de werkzaamheden van de beleggingsonderneming in België schorsen of verbieden.
   Wanneer de betrokken beleggingsonderneming niet onder toezicht staat van een toezichthoudende autoriteit, kan de FSMA, indien de toestand na het verstrijken van de krachtens het eerste lid bepaalde termijn niet is verholpen, onmiddellijk overgaan tot het schorsen of verbieden van alle of een deel van de werkzaamheden van de beleggingsonderneming in België.
   Artikel 64, § 2, is van toepassing op de in dit artikel bedoelde beslissingen.
   § 5. Artikel 68 is van toepassing op de in artikel 14 bedoelde buitenlandse beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een derde land.
   § 6. Artikel 107, § 1, is van toepassing op wie handelingen stelt of verrichtingen uitvoert die indruisen tegen het verbod of de schorsing bedoeld in paragraaf 4.
   Artikel 108 is van toepassing.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-11-21/08, art. 211, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2019-04-03/02, art. 18, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 14/2. [1 De artikelen 14 en 14/1 zijn van toepassing onverminderd de artikelen 46 tot 49 van Verordening (EU) nr. 600/2014.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-11-21/08, art. 212, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>


HOOFDSTUK 4. - Samenwerking tussen toezichthoudend overheden
Art.15. Met het oog op een efficiënt en gecoördineerd toezicht op de beleggingsondernemingen sluiten de Bank en de FSMA een protocol dat op hun respectieve websites wordt bekend gemaakt.
  Dit protocol bepaalt de modaliteiten van de samenwerking tussen de Bank en de FSMA in alle gevallen waar de wet een advies, raadpleging, informatie of ander contact tussen de twee instellingen voorziet of waar overleg tussen beide instellingen noodzakelijk is om een eenvormige toepassing van de wetgeving te verzekeren.
Art.15. [1 De vergoedingen die bij de indiensttreding worden uitgekeerd ter compensatie van een verlies met betrekking tot een eerdere arbeidsovereenkomst, moeten aansluiten bij de langetermijnbelangen van de vennootschap.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>



TITEL 3. - Statuut van en toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies
HOOFDSTUK 1. - Vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht
Afdeling 1. - Vergunningsprocedure
Art.16.De vergunning als vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies wordt afgeleverd door de FSMA.
  De aanvragers duiden aan welke in artikel 2 bedoelde beleggingsdiensten en -activiteiten en nevendiensten zij voornemens zijn te verrichten of aan te bieden. Daarbij verduidelijken zij op welke financiële instrumenten deze diensten en activiteiten betrekking hebben. Bij de vergunningsaanvraag wordt een programma van werkzaamheden gevoegd dat beantwoordt aan de door de FSMA gestelde voorwaarden en waarin met name de aard en de omvang van de voorgenomen verrichtingen alsook de organisatiestructuur van de onderneming worden vermeld en de nauwe banden die zij heeft met andere personen. De aanvragers moeten alle inlichtingen verstrekken die nodig zijn om hun aanvraag te kunnen beoordelen.
  Het tweede lid is eveneens van toepassing op de aanvragen van vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die reeds over een vergunning beschikken, die ertoe strekken bijkomende diensten en activiteiten bedoeld in artikel 2 waarvoor zij nog geen vergunning hebben te mogen verrichten. De artikelen 7 en 17 tot 19 zijn van toepassing.
  [1 In zijn vergunningsdossier bepaalt de aanvrager of de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies zal voldoen aan de in artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2033 gestelde voorwaarden om als kleine en niet-verweven vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies te worden aangemerkt.]1
  ----------
  (1)<W 2022-07-20/31, art. 14, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
Art.16.[1 Voor de toepassing van deze Afdeling geldt het volgende:
   1° er bestaat een onweerlegbaar vermoeden dat er sprake is van uitzonderlijke overheidssteun wanneer:
   - de door de Federale Staat verstrekte leningen nog niet zijn terugbetaald;
   - een door de Federale Staat verleende waarborg niet vervallen is of beëindigd werd;
   2° onverminderd het bepaalde in punt 1° wordt de uitzonderlijke overheidssteun beëindigd wanneer de volgende voorwaarden cumulatief zijn vervuld:
   - de vennootschap moet geen herstructureringsplan opstellen op basis van de beslissing van de Europese Commissie of voldoet geheel en correct aan de vereisten van een dergelijk plan, waaronder moet worden verstaan dat de vennootschap kan aantonen dat zij alle structurele maatregelen (met name de verkoop van deelnemingen) heeft uitgevoerd en dat de beperkende maatregelen (met name het verbod om de controle over ondernemingen te verwerven) niet langer van toepassing zijn en dat zij bovendien heeft bewezen dat zij voldoet aan haar verplichtingen met betrekking tot de geplande intrekking van de overheidssteun; en
   - de FSMA bevestigt dat de vennootschap voldoet aan de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen, evenals aan Verordening (EU) 2019/2033 [2 en aan Verordening (EU) Nr. 575/2013]2 wat betreft de toepasselijke solvabiliteits- en liquiditeitsvereisten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
  (2)<W 2023-12-20/08, art. 46, 014; Inwerkingtreding : 25-01-2024>

Art.17.Wanneer de vergunningsaanvraag uitgaat van een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die hetzij de dochteronderneming is van een beursvennootschap, van een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming naar Belgisch recht, hetzij de dochteronderneming van de moederonderneming van een beurs-vennootschap, van een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming naar Belgisch recht, hetzij onder de controle staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als een beursvennootschap, een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming naar Belgisch recht raadpleegt de FSMA, vooraleer een beslissing te nemen, de Bank.
  Wanneer de vergunningsaanvraag uitgaat van een vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die hetzij de dochter-onderneming is van een andere beleggings-onderneming, van een kredietinstelling, een verzekerings-onderneming, een herverzekerings-onderneming, een beheerder van AICB's of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning of toelating in een andere lidstaat, hetzij de dochteronderneming van de moeder-onderneming van een andere beleggings-onderneming, van een kredietinstelling, een verzekerings-onderneming, een herverzekerings-onderneming, een beheerder van AICB's of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning of toelating in een andere lidstaat, hetzij onder de controle staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als een andere beleggingsonderneming, een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beheerder van AICB's of een beheer-vennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning of toelating in een andere lidstaat, raadpleegt de FSMA, vooraleer een beslissing te nemen, de nationale toezichthoudende overheden die in deze andere lidstaten bevoegd zijn voor het toezicht op de beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, beheerders van AICB's of beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, waaraan zij krachtens hun recht een vergunning of toelating hebben verleend.
  [1 De FSMA raadpleegt eveneens vooraf de Bank of de toezichthouders als bedoeld in het tweede lid voor het beoordelen van de geschiktheid van de aandeelhouders, de leiding en de personen die verantwoordelijk zijn voor de onafhankelijke con-trolefuncties, overeenkomstig de artikelen 22 en 23, wanneer deze aandeelhouder een onderneming is als, naargelang het geval, bedoeld in het eerste of tweede lid, of wanneer de persoon die deelneemt aan de leiding van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies eveneens deelneemt aan de leiding van een van de, naargelang het geval, in het eerste of tweede lid bedoelde ondernemingen, of van een onderneming die tot dezelfde groep behoort, of wanneer de persoon die verantwoordelijk is voor een onafhankelijke controlefunctie deze functie uitoefent bij de in het eerste of tweede lid bedoelde onderneming of bij een onderneming die tot dezelfde groep behoort. Deze autoriteiten delen elkaar alle nuttige informatie mee voor het beoordelen van de geschiktheid van de aandeelhouders, de personen die deelnemen aan de leiding en de personen die verantwoordelijk zijn voor de onafhankelijke controlefuncties als bedoeld in dit lid.]1
  ----------
  (1)<W 2022-07-20/31, art. 15, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
Art.17. [1 Bij vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die uitzonderlijke overheidssteun genieten in de zin van artikel 2, lid 1, punt 28) van Richtlijn 2014/59/EU, is de variabele beloning onverminderd artikel 18 van deze Bijlage strikt beperkt tot een percentage van de totale winst van de vennootschap wanneer deze beloning niet strookt met de handhaving van een solide kapitaalbasis en een tijdige beëindiging van de overheidssteun.
   De vennootschappen die steun genieten als bedoeld in het eerste lid, herstructureren de beloningen zodanig dat zij overeenstemmen met een degelijk risicobeheer en de langetermijnontwikkeling, onder meer door, waar nodig, de beloning te beperken van de leden van het bestuursorgaan en van de personen belast met de effectieve leiding, als er geen directiecomité is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>



Art.18. De FSMA verleent de aangevraagde vergunning aan vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die voldoen aan de voorwaarden van afdeling II. Zij spreekt zich uit over de vergunning binnen de zes maanden na de indiening van een volledige aanvraag.
  De beslissingen inzake vergunning vermelden de beleggingsdiensten en -activiteiten evenals de nevendiensten die de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies mag verrichten.
  De beslissingen inzake vergunning worden binnen vijftien dagen met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de aanvragers.
Art.18. [1 Wanneer een vennootschap uitzonderlijke overheidssteun geniet, wordt noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks een variabele beloning betaald aan de leden van het bestuursorgaan van die vennootschap en aan de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval aan de leden van het directiecomité.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>



Art.19. Gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies kan de FSMA de vergunning van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies beperken tot bepaalde diensten of activiteiten of tot bepaalde financiële instrumenten, alsook in haar vergunning voor het verrichten van bepaalde diensten of activiteiten met betrekking tot bepaalde financiële instrumenten voorwaarden stellen.
Art.19. [1 De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies maken hun beloningsbeleid openbaar overeenkomstig de toepasselijke Europeesrechtelijke bepalingen, in het bijzonder artikel 51 van Verordening (EU) 2019/2033.
   De vennootschappen verstrekken de FSMA de informatie die zij overeenkomstig artikel 51, lid 1, punt c) en d) van Verordening (EU) 2019/2033 openbaar hebben gemaakt, alsmede de informatie over het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen opdat zij de nodige vergelijkende analyses kan uitvoeren van de tendensen en praktijken op het gebied van beloning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>



Afdeling 2. - Vergunningsvoorwaarden
Onderafdeling 1. - Rechtsvorm
Art.20.[1 De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht moeten worden opgericht in een van de volgende vennootschapsvormen: coöperatieve vennootschap, naamloze vennootschap, Europese vennootschap of Europese coöperatieve vennootschap, met inachtneming van de specifieke vereisten die neergelegd zijn in deze wet, het Wetboek van vennootschappen of verenigingen of in de Europese regelgeving.]1
  ----------
  (1)<W 2021-06-27/09, art. 242, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>
Art. 20.[1 De vennootschappen verstrekken de FSMA informatie over het aantal personen in de vennootschap die een beloning genieten van minstens 1 miljoen euro per boekjaar, in beloningstranches van 1 miljoen euro, met inbegrip van hun taakomschrijving, de betrokken bedrijfssector en de voornaamste elementen van beloning, met inbegrip van premies, vergoedingen op lange termijn en pensioenbijdragen.
   Op verzoek van de FSMA delen de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies het bedrag mee van de totale beloning van elk lid van het bestuursorgaan en van elke persoon belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval, van elk lid van het directiecomité.
   De FSMA maakt de in het eerste en tweede lid bedoelde informatie over aan de Europese Bankautoriteit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 92, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Onderafdeling 2. - Aanvangskapitaal
Art.21.§ 1. Om een vergunning als vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies te verkrijgen moet het volstort gedeelte van het kapitaal [1 75 000 euro bedragen. Dit aanvangskapitaal is samengesteld conform artikel 9 van Verordening (EU) 2019/2033.]1
  § 2. Voor bestaande instellingen die een vergunning als vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies aanvragen, worden voor de toepassing van § 1 de uitgiftepremies, de reserves en het overgedragen resultaat gelijkgesteld met kapitaal.
  [1 § 3. In afwijking van artikel 6:4 en van de bepalingen van boek 6, titel 6 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen moet iedere vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die is opgericht als coöperatieve vennootschap over een kapitaal beschikken waarvan het vast gedeelte, dat vastgesteld is in de statuten, niet lager mag zijn dan het bedrag bedoeld in paragraaf 1, en dat volgestort moet zijn ten belope van het dit bedrag. Artikel 7:6 van het genoemd wetboek is van overeenkomstige toepassing.]1
  ----------
  (1)<W 2022-07-20/31, art. 16, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Onderafdeling 3. - Aandeelhouders of vennoten
Art.22.De FSMA verleent pas een vergunning nadat zij in kennis is gesteld van de identiteit van de [1 natuurlijke of rechtspersoon of -personen]1 die, alleen of in onderling overleg handelend, rechtstreeks of onrechtstreeks, een gekwalificeerde deelneming bezitten in het kapitaal van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies. De kennisgeving moet vermelden welke kapitaalfracties en hoeveel stemrechten deze personen bezitten.
  De vergunning wordt geweigerd wanneer de FSMA gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, redenen heeft om aan te nemen dat de in het eerste lid bedoelde [1 natuurlijke of rechtspersoon of -personen]1 niet geschikt zijn.
  Wanneer er nauwe banden bestaan tussen de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en andere natuurlijke of rechtspersonen, wordt de vergunning pas verleend indien deze banden de juiste uitoefening van de toezichthoudende taak van de FSMA niet belemmeren.
  De FSMA weigert de vergunning indien de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land die van toepassing zijn op één of meer natuurlijke of rechtspersonen met wie de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies nauwe banden heeft, of moeilijkheden in verband met de toepassing van die bepalingen, een belemmering vormen voor de juiste uitoefening van haar toezichthoudende taken.
  ----------
  (1)<W 2021-06-27/09, art. 243, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>

Onderafdeling 4. - Leiding
Art.23.§ 1. De leden van het [3 bestuursorgaan]3 van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval de leden van het directiecomité, evenals de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties, zijn uitsluitend natuurlijke personen.
  De in het eerste lid bedoelde personen moeten permanent over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken [1 , en genoeg tijd besteden aan de vervulling van hun taken]1.
  [1 De leden van het [3 bestuursorgaan]3 beschikken gezamenlijk over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring om inzicht te hebben in de bedrijfsactiviteiten van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, met inbegrip van de voornaamste risico's die zij loopt.]1
  [2 De FSMA kan, bij reglement genomen ter uitvoering van de artikelen 49, § 3, en 64, van de wet van 2 augustus 2002, de minimale voorwaarden verduidelijken waaraan moet worden voldaan met betrekking tot het vereiste inzake de passende deskundigheid, inclusief de modaliteiten van de beoordelingsprocedure van dat vereiste.]2
  § 2. De effectieve leiding van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies moet aan ten minste twee natuurlijke personen worden toevertrouwd.
  § 3. [1 De FSMA verleent geen vergunning indien er objectieve en aantoonbare redenen zijn om aan te nemen dat het [3 bestuursorgaan]3 een bedreiging zou kunnen vormen voor het efficiënt, gezond en voorzichtig beleid van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, en voor de passende inaanmerkingneming van de belangen van haar cliënten en de integriteit van de markt.]1
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 213, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2017-12-05/04, art. 53, 003; Inwerkingtreding : 28-12-2017>
  (3)<W 2021-06-27/09, art. 258, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.24.Artikel 20 van de wet van 25 april 2014 [1 is van toepassing op de personen als bedoeld in artikel 23, § 1, eerste lid]1.
  ----------
  (1)<W 2022-07-20/31, art. 17, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Onderafdeling 5. - Organisatie
Art.25.[1 § 1. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies moeten beschikken over een solide en passende regeling voor de bedrijfsorganisatie, waaronder toezichtsmaatregelen, om een efficiënt, gezond en voorzichtig beleid van de vennootschap te garanderen en de integriteit van de markt en de belangen van de cliënten te bevorderen, die met name berust op:
   1° een passende beleidsstructuur die op het hoogste niveau gebaseerd is op een duidelijk onderscheid tussen, enerzijds, de effectieve leiding van de vennootschap en, anderzijds, het toezicht [2 op die leiding en die binnen de vennootschap]2 voorziet in een passende functiescheiding en in een duidelijk omschreven, transparante en coherente regeling voor de toewijzing van verantwoordelijkheden;
   2° een passende administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle, waarvan de werking minstens jaarlijks dient te worden beoordeeld, wat met name de organisatie van een controlesysteem impliceert dat een redelijke mate van zekerheid verschaft over de betrouwbaarheid van het financiële verslaggevingsproces, zodat de jaarrekening in overeenstemming is met de geldende boekhoudreglementering;
   3° doeltreffende procedures voor de identificatie, de meting, het beheer en de opvolging van en de interne verslaggeving over de belangrijke risico's die de vennootschap mogelijk loopt, inclusief de voorkoming van belangenconflicten [4 en, behalve voor de kleine niet-verweven vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de voorkoming van de risico's die zij kan inhouden voor derden]4;
   4° een passende onafhankelijke interneauditfunctie, risicobeheerfunctie en compliancefunctie;
   5° een passend integriteitsbeleid, dat geregeld wordt geactualiseerd;
   6° [4 een beloningsbeleid dat een gezond en doeltreffend risicobeheer garandeert, en dat, behalve bij de kleine niet-verweven vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, voorkomt dat de mate waarin er risico's worden genomen, het door de vennootschap vastgestelde tolerantieniveau te boven gaat, alsook een beloningsbeleid voor de personen die bij de dienstverlening aan cliënten betrokken zijn, dat verantwoord ondernemerschap en een billijke behandeling van cliënten aanmoedigt en belangenconflicten in de betrekkingen met de cliënten voorkomt. Behalve bij de kleine niet-verweven vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, moeten de beleidslijnen en praktijken op het gebied van beloning genderneutraal zijn;]4
   7° voor de werkzaamheden van de vennootschap passende controle- en beveiligingsmaatregelen op informaticagebied, inclusief deugdelijke beveiligingsmechanismen om de beveiliging en authentificatie van de middelen voor de informatieoverdracht te garanderen, het risico op datacorruptie en ongeoorloofde toegang tot een minimum te beperken, en te voorkomen dat informatie uitlekt door de vertrouwelijkheid van de gegevens te allen tijde te bewaren;
   8° een passend intern waarschuwingssysteem [4 conform de wetgeving die is aangenomen voor de omzetting van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden]4 dat met name voorziet in een specifieke, onafhankelijke en autonome melding van inbreuken op de normen en de gedragscodes van de vennootschap;
   9° de invoering van passende maatregelen om de continuïteit van hun beleggingsdiensten en beleggingsactiviteiten te garanderen;
   10° een beleid op het gebied van diensten, activiteiten, producten en verrichtingen die worden aangeboden of verstrekt, in overeenstemming met de risicotolerantie van de vennootschap en de kenmerken en behoeften van de cliënten van de vennootschap aan wie deze worden aangeboden of verstrekt, in voorkomend geval, met inbegrip van de uitvoering van passende stresstests.
   De bepalingen onder 6° en 10° zijn ook van toepassing op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies wanneer zij aan cliënten verkopen verrichten of advies verstrekken in verband met gestructureerde deposito's.
  [3 § 1/1. Het is de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies verboden een bijzonder mechanisme in te stellen.
   Onder "bijzonder mechanisme" wordt een procedé verstaan dat aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet:
   1° het heeft als doel of gevolg fiscale fraude door derden mogelijk te maken of te bevorderen;
   2° het initiatief ertoe wordt door de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies zelf genomen of de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies neemt er duidelijk actief aan deel, of het is het gevolg van een grove nalatigheid van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;
   3° het bestaat uit een reeks gedragingen of onthoudingen;
   4° het heeft een bijzonder karakter, wat betekent dat de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies weet of zou moeten weten dat het mechanisme afwijkt van de normen en de normale praktijken inzake financiële verrichtingen.]3
   § 2. De in paragraaf 1 bedoelde organisatieregeling is uitputtend uitgewerkt en is passend voor de aard, schaal en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan het bedrijfsmodel en aan de werkzaamheden van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
   § 3. Iedere vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies stelt een governancememorandum op dat voor de betrokken vennootschap en, in voorkomend geval, de groep of subgroep waarvan zij de uiteindelijke moederonderneming is, de volledige in paragraaf 1 en artikel 26 bedoelde interne organisatieregeling bevat.
   Indien de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies deel uitmaakt van een groep die onder het toezicht van de FSMA staat, kan het memorandum dat op het niveau van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies wordt opgesteld, deel uitmaken van het memorandum van die groep.
   § 4. In [4 de artikelen 25/1 tot 26/3]4 wordt bepaald wat, in specifieke domeinen, de reikwijdte is van de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde algemene verplichtingen.
   § 5. Als de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies nauwe banden heeft met andere natuurlijke of rechtspersonen, [4 of indien de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies deel uitmaakt van een groep, mogen die banden of de juridische structuur van de groep geen belemmering vormen]4 voor een individueel of geconsolideerd prudentieel toezicht op de vennootschap.
   Als de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies nauwe banden heeft met een natuurlijke of rechtspersoon die ressorteert onder het recht van een derde land, mogen de voor die persoon geldende wettelijke, reglementaire en bestuursrechtelijke bepalingen of hun uitvoering, geen belemmering vormen voor een individueel of geconsolideerd prudentieel toezicht op de vennootschap.]1
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 214, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2019-05-02/25, art. 193, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
  (3)<W 2021-06-02/03, art. 31, 008; Inwerkingtreding : 28-06-2021>
  (4)<W 2022-07-20/31, art. 18, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Art. 25/1.[1 § 1. [4 Het bestuursorgaan is een collegiaal orgaan. In dit verband kan de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies artikel 7:101, § 1, tweede lid van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen niet toepassen.]4
  Het [3 bestuursorgaan]3 draagt de algemene verantwoordelijkheid voor de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
  [4 Behalve bij de kleine niet-verweven vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies bevat het risicobeleid als bedoeld in het tweede lid, 2°, de risicotolerantie als bedoeld in artikel 34/2.]4
   Hiertoe bepaalt en controleert het [3 bestuursorgaan]3 met name:
   1° de strategie en de doelstellingen van de vennootschap;
   2° het risicobeleid;
   3° de in artikel 25 bedoelde organisatieregeling van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;
   4° de organisatie van de vennootschap voor het verlenen van beleggingsdiensten, het verrichten van beleggingsactiviteiten, het verlenen van nevendiensten, en het commercialiseren van gestructureerde deposito's en het verstrekken van advies aan cliënten in verband met gestructureerde deposito's, zoals onder meer de vereiste vaardigheden, kennis en deskundigheid van het personeel, de middelen, procedures en regelingen voor het verlenen van diensten en het verrichten van activiteiten door de vennootschap, rekening houdend met de aard, schaal en complexiteit van haar bedrijfsactiviteiten en alle vereisten waaraan de vennootschap moet voldoen.
   Het [3 bestuursorgaan]3 keurt het in artikel 25, § 3, bedoelde governancememorandum van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies goed.
   § 2. [2 Onder voorbehoud van de toepassing van het tweede en derde lid van deze paragraaf stelt een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die is opgericht in de vorm van een naamloze vennootschap een monistisch bestuur in als bedoeld in de artikelen 7:85 tot 7:100 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
   Vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die zijn opgericht in de vorm van een naamloze vennootschap, kunnen een directiecomité oprichten dat de bevoegdheden heeft van de directieraad als bedoeld in artikel 7:110 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, onverminderd de bepalingen van deze wet, en dat uitsluitend bestaat uit leden van de raad van bestuur. De aldus overgedragen bevoegdheden mogen niet gelijktijdig door de raad van bestuur worden uitgeoefend.
   Het persoonlijk statuut van de leden van het directiecomité voldoet aan de eisen die gesteld worden aan de leden van de directieraad als bedoeld in artikel 7:107 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, inzonderheid in het tweede lid van dat artikel 7:107.
   Voor een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die gebruik maakt van de mogelijkheid in het tweede en derde lid, wordt met de term bestuursorgaan, ten behoeve van deze wet, uitsluitend de raad van bestuur bedoeld.]2
  [4 De vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies kan artikel 7:104 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen niet toepassen.]4
  [2 § 2/1. Wanneer een lid van het in paragraaf 2 bedoeld directiecomité een rechtstreeks of onrechtstreeks belang van vermogensrechtelijke aard heeft dat strijdig is met het belang van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar aanleiding van een beslissing of een verrichting die tot de bevoegdheid behoort van het directiecomité, moet het betrokken lid dit mededelen aan de andere leden vóór het directiecomité een besluit neemt. Zijn verklaring en toelichting over de aard van dit strijdig belang worden opgenomen in de notulen van de vergadering van het directiecomité dat de beslissing moet nemen. Het directiecomité mag deze beslissing niet delegeren.
   Het directiecomité omschrijft in de notulen de aard van de in het eerste lid bedoelde beslissing of verrichting en de vermogensrechtelijke gevolgen ervan voor de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en verantwoordt het genomen besluit, en bezorgt een afschrift van deze notulen aan de raad van bestuur tijdens zijn volgende vergadering. In het jaarverslag als bedoeld in artikel 3:5 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen wordt dit deel van de notulen in zijn geheel opgenomen.
   De notulen van de vergadering van het directiecomité worden aan de commissaris meegedeeld. In het in artikel 3:74 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde verslag beoordeelt de commissaris, in een afzonderlijke sectie, de vermogensrechtelijke gevolgen voor de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies van de besluiten van het directiecomité, zoals door hem omschreven, waarvoor een strijdig belang als bedoeld in het eerste lid bestaat.
   Het lid met een belangenconflict als bedoeld in het eerste lid mag niet deelnemen aan de beraadslagingen van het directiecomité over deze verrichtingen of beslissingen, noch aan de stemming in dat verband. Wanneer alle leden een belangenconflict hebben, wordt de beslissing of de verrichting aan de raad van bestuur voorgelegd; ingeval de raad van bestuur de beslissing of de verrichting goedkeurt, kan het directiecomité ze uitvoeren.
   Onverminderd het recht voor de in de artikelen 2:44 en 2:46 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen genoemde personen om de nietigheid of de opschorting van het besluit van het directiecomité te vorderen, kan de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies de nietigheid vorderen van besluiten of verrichtingen die hebben plaatsgevonden met overtreding van de in dit artikel bepaalde regels, indien de wederpartij bij die beslissingen of verrichtingen van die overtreding op de hoogte was of had moeten zijn.
   De leden 1 tot 4 zijn niet van toepassing wanneer de beslissingen of verrichtingen die tot de bevoegdheid behoren van het directiecomité, betrekking hebben op beslissingen of verrichtingen die tot stand zijn gekomen tussen vennootschappen, waaronder de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, waarvan de ene rechtstreeks of onrechtstreeks ten minste 95 % bezit van de stemmen verbonden aan het geheel van de door de andere uitgegeven effecten, dan wel tussen vennootschappen, waaronder de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, waarvan ten minste 95 % van de stemmen verbonden aan het geheel van de door elk van hen uitgegeven effecten in het bezit zijn van een andere vennootschap.
   Bovendien zijn de leden 1 tot 4 niet van toepassing wanneer de beslissingen van het directiecomité betrekking hebben op gebruikelijke verrichtingen die plaatshebben onder de voorwaarden en tegen de zekerheden die op de markt gewoonlijk gelden voor soortgelijke verrichtingen.]2
   § 3. De voorzitter van het [3 bestuursorgaan]3 in zijn toezichtsfunctie mag geen effectief leider zijn van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, tenzij dat door de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies wordt verantwoord en door de FSMA wordt goedgekeurd op grond van de omvang en het risicoprofiel van de vennootschap.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-11-21/08, art. 215, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 244, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>
  (3)<W 2021-06-27/09, art. 258, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (4)<W 2022-07-20/31, art. 19, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Art. 25/2.[1 § 1. [4 Onverminderd de taken van het bestuursorgaan richten de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies binnen dit orgaan een risicocomité en een remuneratiecomité op.
   Naast de verplichting van eerste lid, kan de FSMA eisen dat een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ze als significant beschouwt gezien haar omvang of interne organisatie of gelet op de aard, de schaal en de complexiteit van haar werkzaamheden, binnen haar bestuursorgaan ook een auditcomité en een benoemingscomité opricht.
   De in dit artikel bedoelde comités zijn uitsluitend samengesteld uit leden van het bestuursorgaan die er geen uitvoerend lid van zijn en waarvan minstens één lid onafhankelijk is in de zin van artikel 7:87, § 1 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen; een lid mag niet in meer dan drie van de comités zetelen.]4
   § 2. Naast de vereisten van paragraaf 1 beschikken de leden van het auditcomité over een collectieve deskundigheid op het gebied van de werkzaamheden van de betrokken vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en op het gebied van boekhouding en audit, en minstens één lid van het auditcomité beschikt over deskundigheid op het gebied van boekhouding en/of audit.
   Onverminderd de wettelijke taken van het [3 bestuursorgaan]3, heeft het auditcomité minstens de volgende taken:
   1° monitoring van het financiële verslaggevingsproces;
   2° monitoring van de doeltreffendheid van de systemen voor interne controle en risicobeheer van de vennootschap;
   3° monitoring van de interne audit en zijn activiteiten;
   4° monitoring van de wettelijke controle van de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening.
   Het auditcomité brengt bij het [3 bestuursorgaan]3 geregeld verslag uit over de uitoefening van zijn taken, en ten minste wanneer het [3 bestuursorgaan]3 de in artikel 55 bedoelde jaarrekening, geconsolideerde jaarrekening en periodieke staten opstelt die de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies respectievelijk aan het einde van het boekjaar en aan het einde van het eerste halfjaar overmaakt.
   De FSMA kan, bij reglement vastgesteld overeenkomstig artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, de in voornoemde lijst opgesomde elementen op technische punten preciseren en aanvullen.
   § 3. Naast de in paragraaf 1 vermelde vereisten, is het remuneratiecomité zodanig samengesteld dat het een gedegen en onafhankelijk oordeel kan geven over het beloningsbeleid en de beloningspraktijken en de prikkels die daarvan uitgaan voor het risicobeheer, de eigenvermogensbehoeften en de liquiditeitspositie. [4 Het remuneratiecomité is evenwichtig samengesteld qua geslacht. Het remuneratiecomité mag worden opgericht op groepsniveau.]4
   Het remuneratiecomité is belast met de voorbereiding van beslissingen over beloning, met name beslissingen die gevolgen hebben voor de risico's en het risicobeheer van de betrokken vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, en die het [3 bestuursorgaan]3 [2 ...]2 moet nemen. Bij de voorbereiding van dergelijke beslissingen houdt het remuneratiecomité rekening met de langetermijnbelangen van aandeelhouders, beleggers en andere belanghebbenden van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
   Het tweede lid is ook van toepassing op beslissingen over de beloning van de personen die verantwoordelijk zijn voor de onafhankelijke controlefuncties. Bovendien oefent het remuneratiecomité rechtstreeks toezicht uit op de beloning van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties.
   § 4. [2 Paragrafen 1 tot 3 doen geen afbreuk aan de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen over het auditcomité en het remuneratiecomité in genoteerde vennootschappen in de zin van artikel 1:11 van dit Wetboek.]2
   § 5. Het benoemingscomité is zodanig samengesteld dat het een gedegen en onafhankelijk oordeel kan geven over de samenstelling en de werking van de bestuurs- en beleidsorganen van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, in het bijzonder over de individuele en collectieve deskundigheid van hun leden, en over hun integriteit, reputatie, onafhankelijkheid van geest en beschikbaarheid.
   Het benoemingscomité is belast met:
   1° het aanwijzen en aanbevelen, voor goedkeuring door de algemene vergadering, of, in voorkomend geval, door het [3 bestuursorgaan]3, van kandidaten voor het invullen van vacatures in het [3 bestuursorgaan]3, het nagaan hoe de kennis, vaardigheden, diversiteit en ervaring in het [3 bestuursorgaan]3 zijn verdeeld, het opstellen van een beschrijving van de taken en bekwaamheden die voor een bepaalde benoeming zijn vereist, en het beoordelen hoeveel tijd er aan die taken moet worden besteed.
   Verder stelt het benoemingscomité een streefcijfer vast voor de vertegenwoordiging van het ondervertegenwoordigde geslacht in het wettelijk bestuursorgaan en stippelt het een beleid uit om het aantal vertegenwoordigers van dit geslacht in het [3 bestuursorgaan]3 te vergroten en op die manier het streefcijfer te halen. Het streefcijfer, de beleidslijn en de tenuitvoerlegging ervan worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 435, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 575/2013;
   2° het periodiek, en minimaal jaarlijks, evalueren van de structuur, omvang, samenstelling en prestaties van het [3 bestuursorgaan]3 en het formuleren van aanbevelingen aan het [3 bestuursorgaan]3 met betrekking tot eventuele wijzigingen;
   3° het periodiek, en minimaal jaarlijks, beoordelen van de kennis, vaardigheden, ervaring, mate van betrokkenheid, met name de regelmatige aanwezigheid, van de individuele leden van het [3 bestuursorgaan]3 en van het [3 bestuursorgaan]3 als geheel, en daar verslag over uitbrengen aan dit orgaan;
   4° het periodiek toetsen van het beleid van het [3 bestuursorgaan]3 voor de selectie en benoeming van de uitvoerende leden ervan, en het formuleren van aanbevelingen aan het [3 bestuursorgaan]3.
   Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden ziet het benoemingscomité erop toe dat één persoon of een kleine groep van personen de besluitvorming van het wettelijk bestuursorgaan niet domineren op een wijze die de belangen van de instelling in haar geheel schade berokkent.
   Het benoemingscomité kan gebruik maken van alle vormen van hulpmiddelen die het geschikt acht voor de uitvoering van zijn opdracht, zoals het inwinnen van extern advies, en ontvangt hiertoe toereikende financiële middelen.
  [4 § 5/1. De leden van het risicocomité bezitten de nodige kennis, deskundigheid en vaardigheden om het risicobeleid en de risicotolerantie van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies met kennis van zaken te begrijpen, te beheren en op te volgen. Zij zorgen ervoor dat het risicocomité het bestuursorgaan adviseert over het algemene risicobeleid en de algemene risicotolerantie van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, zowel voor de huidige als voor de toekomstige risico's, en het bestuursorgaan assisteert bij het toezicht op de uitvoering van dit beleid door de personen belast met de effectieve leiding van de vennootschap, in voorkomend geval, het directiecomité. Het bestuursorgaan blijft de algehele verantwoordelijkheid dragen voor de risicostrategieën en -beleidsmaatregelen van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
   Onverminderd de in artikel 34/2, § 4 bedoelde informatie bepaalt het risicocomité de aard, omvang, vorm en frequentie van de informatie die eraan moet worden overgemaakt over de risico's die de vennootschap kan lopen. Het risicocomité heeft toegang tot de informatie over de risico's waaraan de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies is of kan worden blootgesteld. Het heeft met name rechtstreeks toegang tot de risicobeheerfunctie van de vennootschap en tot het advies van externe deskundigen.
   Ter bevordering van gezonde beloningspraktijken en een gezond beloningsbeleid, onderzoekt het risicocomité, onverminderd de taken van het remuneratiecomité, of de incentives die uitgaan van het beloningssysteem op passende wijze rekening houden met de risicobeheersing, de eigenvermogensbehoeften en de liquiditeitspositie van de vennootschap, evenals met de waarschijnlijkheid en de spreiding in de tijd van de winst.]4
   § 6. [4 In afwijking van paragraaf 1, geldt er een vrijstelling van de verplichting om de in dit artikel bedoelde comités op te richten voor de kleine niet-verweven vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, alsook voor de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies waarvan de waarde van de activa binnen en buiten de balanstelling gemiddeld 100 miljoen euro of minder bedraagt over de periode van vier jaar die onmiddellijk voorafgaat aan het betrokken boekjaar.
   Daarnaast kan de FSMA besluiten een vrijstelling te verlenen aan een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die niet voldoet aan de in het eerste lid bepaalde criteria, maar wel voldoet aan de volgende criteria, met name wegens de aard en de omvang van haar werkzaamheden, haar interne organisatie en, in voorkomend geval, de kenmerken van de groep waartoe zij behoort:
   1° de vennootschap behoort niet tot de drie grootste beleggingsondernemingen naar Belgisch recht, gerekend naar de totale waarde van hun activa;
   2° de omvang van de derivatenactiviteiten binnen en buiten de balanstelling is gelijk aan of kleiner dan 100 miljoen euro; en
   3° de waarde van de activa binnen en buiten de balanstelling bedraagt gemiddeld 300 miljoen euro of minder over de periode van vier jaar die onmiddellijk voorafgaat aan het lopende boekjaar.]4
   § 7. De FSMA kan aan een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die een dochter of een kleindochter is van een gemengde financiële holding, een verzekeringsholding, een financiële holding, een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een andere beleggingsonderneming, [4 een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of een beheervennootschap van alternatieve instellingen voor collectieve belegging,]4 volledige of gedeeltelijke afwijkingen toestaan van de bepalingen van dit artikel en specifieke voorwaarden vastleggen voor het verlenen van deze afwijkingen, voor zover er binnen de betrokken groepen of subgroepen comités zijn opgericht in de zin van paragraaf 1, die bevoegd zijn voor de betrokken vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en voldoen aan de vereisten van deze wet.]1
  [4 § 8. Indien er met toepassing van paragraaf 6 geen comités worden opgericht als bedoeld in paragraaf 1, of indien de FSMA geen toepassing maakt van paragraaf 1, tweede lid om de oprichting van de daarin bedoelde comités op te leggen, moeten de aan die comités toegewezen taken worden uitgevoerd door het wettelijk bestuursorgaan als geheel. Wanneer de voorzitter van het wettelijk bestuursorgaan ingevolge een met toepassing van artikel 25/1, § 3 toegestane afwijking, een uitvoerend lid is, neemt hij het voorzitterschap van het wettelijk bestuursorgaan niet waar als dit optreedt in de hoedanigheid van één van de in paragraaf 1 bedoelde comités.]4
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-11-21/08, art. 216, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 245, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>
  (3)<W 2021-06-27/09, art. 258, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (4)<W 2022-07-20/31, art. 20, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Art. 25/3.[1 § 1. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies nemen de nodige maatregelen om blijvend over de volgende passende onafhankelijke controlefuncties te kunnen beschikken:
   1° compliance;
   2° risicobeheer;
   3° interne audit,
   die worden uitgeoefend door personen die onafhankelijk zijn van de bedrijfseenheden van de vennootschappen en over de nodige bevoegdheden beschikken om hun functie naar behoren te kunnen uitoefenen. De beloning van deze personen wordt vastgesteld volgens de verwezenlijking van de doelstellingen waarop hun functie gericht is, onafhankelijk van de resultaten van de werkzaamheden waarop toezicht wordt gehouden.
   § 2. Bij haar beoordeling van het passende karakter van de in paragraaf 1 bedoelde functies houdt de FSMA rekening met de bepalingen van artikel 25, § 2.
   § 3. Iedere vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies beschikt over een passende onafhankelijke compliancefunctie om de naleving door de vennootschap, de leden van haar [2 bestuursorgaan]2, haar effectieve leiding, haar werknemers, haar gevolmachtigden en haar verbonden agenten te verzekeren van de wettelijke en reglementaire regels inzake integriteit en gedrag die van toepassing zijn op het bedrijf van de vennootschap.
   Het eerste lid doet geen afbreuk aan de bepalingen van artikel 87bis van de wet van 2 augustus 2002.
   De personen die belast zijn met de compliancefunctie, brengen minstens eenmaal per jaar verslag uit aan het [2 bestuursorgaan]2.
  [3 Het bestuursorgaan bezorgt de FSMA jaarlijks een verslag over de beoordeling van de compliancefunctie die het met toepassing van artikel 34, § 3 verricht.]3
  [3 § 3/1. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies beschikken over een passende risicobeheer-functie die onafhankelijk is van de operationele functies en die voldoende gezag, status en middelen heeft en rechtstreeks toegang heeft tot het bestuursorgaan.
   De personen die belast zijn met de risicobeheerfunctie zorgen ervoor dat alle significante risico's worden gedetecteerd en gemeten en naar behoren worden gemeld. Zij zijn actief betrokken bij de uitstippeling van de risicostrategie van de vennootschap en bij alle beleidsbeslissingen die een significante invloed hebben op de risico's en zijn in staat een volledig beeld te geven van het hele scala van risico's die de vennootschap loopt.
   Het hoofd van de risicobeheerfunctie is een persoon belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval een lid van het directiecomité, waarvoor de risicobeheerfunctie de enige functie is waarvoor hij individueel verantwoordelijk is. De FSMA kan toestaan dat een lid van het hoger kaderpersoneel binnen de vennootschap deze functie vervult, mits er in hoofde van deze persoon geen belangenconflict bestaat.
   In afwijking van het derde lid, eerste zin kan de FSMA, met het oog op de versterking van de autonomie en de onafhankelijkheid van de risicobeheerfunctie en de compliancefunctie als bedoeld in paragraaf 3, toestaan dat de persoon belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het lid van het directiecomité, die verantwoordelijk is voor de risicobeheerfunctie, ook verantwoordelijk is voor de compliancefunctie, op voorwaarde dat de twee betrokken functies los van elkaar worden uitgeoefend.
   § 3/2. De verantwoordelijken voor de risicobeheerfunctie en de compliancefunctie kunnen, onafhankelijk van de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval de leden van het directiecomité, rechtstreeks rapporteren, in voorkomend geval via het risicocomité, aan het bestuursorgaan, en het over hun bezorgdheid inlichten en in voorkomend geval waarschuwen indien specifieke risico-ontwikkelingen een negatieve invloed op de vennootschap hebben of zouden kunnen hebben, met name haar reputatie zouden kunnen schaden.
   Het eerste lid doet geen afbreuk aan de verantwoordelijkheden van het bestuursorgaan krachtens deze wet en Verordening (EU) 2019/2033.
   § 3/3. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies waarborgen in een auditcharter ten minste dat de interne auditfunctie onafhankelijk is, een onbeperkt recht op toegang tot informatie heeft en dat haar taken betrekking hebben op alle werkzaamheden en entiteiten van de vennootschap, ook in geval van uitbesteding.
   De interne auditfunctie bezorgt aan het bestuursorgaan en de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval de leden van het directiecomité, een onafhankelijke beoordeling van de kwaliteit en de doeltreffendheid van de interne controle, het risicobeheer en de governanceregeling van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
   § 3/4. De interne auditfunctie rapporteert rechtstreeks aan het bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité, met kennisgeving aan de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval, de leden van het directiecomité.]3
   § 4. De FSMA kan, onverminderd de bepalingen van [3 artikel 25, § 1 en de paragrafen 1 tot 3/4]3, nader bepalen wat moet worden verstaan onder een passende beleidsstructuur, een passende interne controle, een passende onafhankelijke interneauditfunctie, een passende risicobeheerfunctie en een passende onafhankelijke compliancefunctie, en nadere regels uitwerken overeenkomstig de Europese wetgeving.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-11-21/08, art. 217, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 258, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (3)<W 2022-07-20/31, art. 21, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Art.26.§ 1. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies leggen passende beleidslijnen en procedures vast om de naleving van de wettelijke [1 en reglementaire]1 voorschriften inzake beleggingsdiensten en -activiteiten door de onderneming, hun bestuurders, effectieve leiding, werknemers, verbonden agenten en gevolmachtigden te verzekeren.
  Zij werken passende regels uit voor de rechtstreekse en onrechtstreekse persoonlijke verrichtingen in financiële instrumenten die worden uitgevoerd door de in het eerste lid bedoelde personen.
  [1 Op advies van de FSMA kan de Koning de desbetreffende nadere regels en verplichtingen bepalen]1. Deze regels en verplichtingen kunnen inzonderheid betrekking hebben op:
  - de relevante personen op wie deze regels en verplichtingen van toepassing zijn;
  - de persoonlijke verrichtingen die in strijd worden geacht met de wet;
  - de modaliteiten waaronder de relevante personen hun persoonlijke verrichtingen dienen mee te delen aan de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;
  - de wijze waarop de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies gegevens over de persoonlijke verrichtingen dienen te bewaren.
  § 2. De vennootschappen voor vermogens-beheer en beleggingsadvies nemen passende organisatorische en administratieve maatregelen om te voorkomen dat belangenconflicten inzake beleggingsdiensten en -activiteiten tussen de onderneming, hun bestuurders, effectieve leiding, werknemers en gevolmachtigden, of een met hen verbonden onderneming, enerzijds, en hun cliënteel anderzijds, of tussen hun cliënten onderling, de belangen van deze laatsten zouden schaden.
  [1 Op advies van de FSMA kan de Koning de desbetreffende nadere regels en verplichtingen bepalen]1. Deze regels en verplichtingen kunnen inzonderheid betrekking hebben op de organisatorische regels die in acht moeten worden genomen ter voorkoming van belangenconflicten en wanneer de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies onderzoek op beleggingsgebied produceert en verspreidt.
  § 3. [1 ...]1
  § 4. Wanneer een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies operationele taken die van kritiek belang zijn voor een continue en bevredigende dienstverlening inzake beleggingsdiensten en -activiteiten, aan derden uitbesteedt, neemt zij passende maatregelen om het hiermee gepaard gaande operationeel risico te beperken.
  De in het eerste lid bedoelde uitbesteding mag geen wezenlijke afbreuk doen aan het passende karakter van de interne controleprocedures van de onderneming [2 noch aan het vermogen van de FSMA om te controleren of de onderneming haar wettelijke verplichtingen nakomt]2.
  [1 ...]1
  § 5. [1 De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies houden de gegevens bij over alle door hen verleende beleggingsdiensten, verrichte beleggingsactiviteiten en uitgevoerde verrichtingen, om de FSMA in staat te stellen haar toezichtsbevoegdheden uit te oefenen conform deze wet, de wet van 2 augustus 2002, de wet van 21 november 2017, de ter uitvoering van voornoemde wetten genomen besluiten en reglementen, Verordening (EU) nr. 600/2014, Verordening (EU) nr. 596/2014 en Gedelegeerde Verordening 2017/565, en inzonderheid na te gaan of de onderneming haar verplichtingen tegenover haar cliënteel of potentieel cliënteel en met betrekking tot de marktintegriteit nakomt.
   Het bijhouden van gegevens omvat het opnemen van telefoongesprekken of elektronische communicatie die ten minste met het verstrekken van diensten betreffende het ontvangen, doorgeven en uitvoeren van cliëntenorders verband houden.
   Daartoe neemt iedere vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies alle redelijke maatregelen voor de opname of opslag van voornoemde telefoongesprekken en elektronische communicatie die tot stand zijn gekomen met, verstuurd zijn vanaf of ontvangen zijn door apparatuur die door de vennootschap ter beschikking is gesteld van een werknemer of contractant, of waarvan het gebruik door een werknemer of contractant wordt goedgekeurd of toegestaan door de vennootschap.
   Cliënten kunnen hun orders langs andere kanalen plaatsen; deze mededelingen moeten evenwel gebeuren met gebruikmaking van duurzame dragers, zoals brieven, faxen, e-mails of documentatie over orders die tijdens bijeenkomsten door de betrokken cliënten zijn geplaatst. In het bijzonder kan de inhoud van relevante rechtstreekse gesprekken met een cliënt worden geregistreerd door middel van notulen of notities. Aldus geplaatste orders worden gelijkgesteld met telefonisch ontvangen orders.
   Iedere vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies neemt alle redelijke maatregelen om te voorkomen dat een werknemer of contractant relevante telefoongesprekken en elektronische communicatie tot stand brengt, verstuurt of ontvangt op privéapparatuur waarvan de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies geen gegevens kan opnemen of kopiëren.
   Gegevens die overeenkomstig deze paragraaf zijn opgenomen, worden vijf jaar bewaard en, indien de FSMA daarom verzoekt, tot maximaal zeven jaar.]1
  § 6. [1 Paragrafen 1, 2 en 5 zijn ook van toepassing op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies wanneer deze verkopen verrichten of advies verstrekken aan cliënten in verband met gestructureerde deposito's.]1
  § 7. De FSMA kan nadere bepalingen van dit artikel vaststellen met een reglement genomen ter uitvoering van de artikelen 49, § 3, en 64 van de wet van 2 augustus 2002.
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 218, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2022-07-20/31, art. 22, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Art. 26/1.[1 § 1. Een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die financiële instrumenten ontwikkelt voor verkoop aan cliënten, zorgt voor het onderhoud, de exploitatie en de toetsing van een proces voor de goedkeuring van elk financieel instrument en significante aanpassingen van bestaande financiële instrumenten voor zij in de handel worden gebracht of onder cliënten in omloop worden gebracht.
   In het kader van dat productgoedkeuringsproces wordt, voor elk financieel instrument, een geïdentificeerde doelgroep van eindcliënten binnen de relevante categorie van cliënten gespecificeerd, en wordt gewaarborgd dat alle desbetreffende risico's voor een dergelijke geïdentificeerde doelmarkt zijn geëvalueerd, en dat de geplande distributiestrategie op de geïdentificeerde doelgroep is afgestemd.
  [2 De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies worden vrijgesteld van de vereisten van de vorige leden, indien de beleggingsdienst die zij verlenen, betrekking heeft op obligaties zonder andere ingebedde derivaten dan een make-whole-clausule, of indien de financiële instrumenten uitsluitend onder in aanmerking komende tegenpartijen als bepaald ter uitvoering van artikel 26, achtste lid, van de wet van 2 augustus 2002 worden verhandeld of verspreid.]2
   § 2. Wanneer een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies financiële instrumenten aanbiedt of aanbeveelt die zij niet zelf ontwikkelt, beschikt zij over adequate regelingen om alle nuttige informatie over het financieel instrument en het goedkeuringsproces ervan, inclusief de geïdentificeerde doelmarkt, te verkrijgen, de kenmerken van elk financieel instrument te begrijpen, en de beoogde doelgroep ervan te identificeren.
   De in dit artikel bedoelde maatregelen, processen en regelingen laten alle andere vereisten van deze wet, de wet van 2 augustus 2002, Verordening (EU) nr. 600/2014 en Gedelegeerde Verordening 2017/565 onverlet, met inbegrip van de vereisten inzake openbaarmaking, geschiktheid of passendheid, vaststelling en beheer van belangenconflicten, en inducements.
   § 3. Op advies van de FSMA bepaalt de Koning de regels voor de tenuitvoerlegging van de in dit artikel bedoelde regels, inzonderheid om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit Richtlijn 2014/65/EU en Gedelegeerde richtlijn 2017/593.
   § 4. Dit artikel is ook van toepassing op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies wanneer deze verkopen verrichten of advies verstrekken aan cliënten in verband met gestructureerde deposito's.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-11-21/08, art. 219, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2022-02-23/09, art. 42, 012; Inwerkingtreding : 28-02-2022>

Art. 26/2. [1 Op advies van de FSMA bepaalt de Koning de organisatorische vereisten die van toepassing zijn op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die zich met algoritmische handel bezighouden, en/of die directe elektronische toegang tot een handelsplatform aanbieden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-11-21/08, art. 220, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>


Art. 26/3. [1 § 1. Iedere vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies beschikt over passende processen en systemen om de volgende aspecten te identificeren, meten, beheren en monitoren:
   1° de wezenlijke oorzaken en effecten van de risico's voor de cliënten, alsmede elke wezenlijke invloed op het niveau van het eigen vermogen van de vennootschap;
   2° de wezenlijke oorzaken en effecten van de risico's voor de markt, alsmede elke wezenlijke invloed op het niveau van het eigen vermogen van de vennootschap;
   3° de wezenlijke oorzaken en effecten van de risico's voor de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, in het bijzonder de risico's die het niveau van het beschikbaar eigen vermogen kunnen verminderen;
   4° het liquiditeitsrisico over relevante periodes, waaronder intradayperiodes, om te garanderen dat toereikende niveaus van liquiditeit in stand worden gehouden, met name voor het aanpakken van de wezenlijke oorzaken van risico's als bedoeld in 1° en 2°.
   Voor de toepassing van de bepaling onder 3° omvatten wezenlijke oorzaken van risico's voor de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies in voorkomend geval: materiële wijzigingen in de boekwaarde van activa, met inbegrip van schuldvorderingen op verbonden agenten en het faillissement van cliënten of tegenpartijen, posities in financiële instrumenten, buitenlandse valuta en grondstoffen, en verplichtingen ten aanzien van pensioenregelingen met een gegarandeerde toezegging.
   Het eerste lid, 2° is niet van toepassing op de kleine niet-verweven vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies in de zin van artikel 2/2, § 1.
   § 2. Als de FSMA de naleving beoordeelt van paragraaf 1 door de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, kan zij rekening houden met de onderschrijving van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering, als die verzekering een doeltreffende tool is voor hun risicobeheer.
   § 3 De in paragraaf 1 bedoelde processen en systemen staan in verhouding tot de complexiteit, het risicoprofiel en de omvang van de werkzaamheden van de vennootschap en tot de conform artikel 34/2 vastgestelde risicotolerantie, en houden rekening met het belang van de vennootschap in de lidstaten waarin zij werkzaam is.
   § 4. Iedere vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies houdt terdege rekening met elke wezenlijke invloed op het eigen vermogen indien zulke risico's niet op passende wijze worden ondervangen door de overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) 2019/2033 berekende eigenvermogensvereisten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 23, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art.27.§ 1. [1 De FSMA kan bepalen]1 welke minimuminformatie de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies publiek moeten maken over hun solvabiliteit, liquiditeit, risicoconcentratie en andere risicoposities, hun beleid voor kapitaalbehoeften, [2 kapitaal- en liquiditeits behoeften, onder verwijzing naar de vereisten bedoeld in de artikelen 54 en 58/4 tot 58/10, alsook over hun beloningsbeleid als bedoeld in artikel 25, § 1, 6°]2. [1 In dat geval bepaalt zij tevens]1 de minimale frequentie en de wijze van bekendmaking van deze informatie.
  [2 De FSMA kan van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies eisen dat zij de in artikel 46 van Verordening (EU) 20199/2033 bedoelde informatie meer dan eenmaal per jaar bekendmaken, dat zij termijnen voor die bekendmaking vaststellen, en dat zij gebruikmaken van specifieke media en locaties, met name hun websites, voor andere bekendmakingen dan de financiële overzichten.
   Het tweede lid is niet van toepassing op de kleine en niet-verweven vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, behalve op dergelijke vennootschappen als bedoeld in artikel 46, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2033.]2
  § 2. De vennootschappen voor vermogens-beheer en beleggingsadvies voorzien de noodzakelijke regels en procedures om te voldoen aan de informatieverplichtingen bedoeld in § 1. Ze evalueren het passend karakter van hun publiciteitsmaatregelen, daarin begrepen de controle van de gepubliceerde gegevens alsook de frequentie van de informatieverschaffing.
  § 3. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies voorzien de noodzakelijke regels en procedures teneinde te evalueren of de informatie die zij publiceren over hun organisatie, hun financiële positie en hun risicostaat aan de marktdeelnemers een volledig inzicht in hun risicoprofiel verschaffen.
  § 4. De in dit artikel bedoelde reglementen worden genomen conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002.
  § 5. In bijzondere gevallen kan de FSMA binnen de perken van de Europese wetgeving afwijkingen toestaan van de bepalingen van de met toepassing van dit artikel genomen reglementen.
  ----------
  (1)<W 2019-05-02/25, art. 195, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
  (2)<W 2022-07-20/31, art. 24, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Onderafdeling 6. - Hoofdbestuur
Art.28.[1 Het hoofdbestuur en de maatschappelijke zetel van een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies moeten in België zijn gevestigd.]1
  ----------
  (1)<W 2021-06-27/09, art. 246, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>

Onderafdeling 7. - Beleggersbescherming
Art.29.De vennootschappen voor vermogens-beheer en beleggingsadvies moeten aansluiten bij de beleggersbeschermingsregeling [1 als bedoeld in titel IV]1.
  ----------
  (1)<W 2019-05-02/25, art. 196, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2019>

Onderafdeling 8. [1 - Algemene bepaling]1   ----------   (1)
Art. 29/1. [1 Behalve met de voorwaarden van deze afdeling, houdt de FSMA ook rekening met het vermogen van de aanvragende vennootschap om te voldoen aan de in afdeling 3 bedoelde bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden en om haar ontwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken:
   1° op een wijze die een gezond, doeltreffend en voorzichtig beleid van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies garandeert;
   2° onder de voorwaarden die nodig zijn voor de goede werking van het financiële stelsel, de integriteit van de markt, de veiligheid van de beleggers en de behartiging van hun belangen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 26, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Afdeling 3. - Bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden
Onderafdeling 1. - Minimum eigen vermogen
Art.30.§ 1. [2 Onverminderd de artikelen 77 en 78 van Verordening nr. 575/2013, die van toepassing worden verklaard door artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) 2019/2033, mag het eigen vermogen van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies niet dalen onder het bedrag van het overeenkomstig artikel 21 vastgestelde minimumkapitaal.]2
  In coöperatieve vennootschappen [1 mag er geen uittreding of uitsluiting ten laste van het vennootschapsvermogen plaatsvinden]1 als dit voor de onderneming tot gevolg zou hebben dat de eigen vermogenscoëfficiënten, als vastgesteld met toepassing van artikel 54, niet meer zouden worden gehaald.
  [2 Elke verhoging van het in artikel 21, § 3 bedoelde vast gedeelde van het kapitaal moet volledig geplaatst en gestort zijn en bij authentieke akte vastgesteld worden. De artikelen 7:179 en 7:195 van het Wetboek van vennootschappen en vereni-gingen zijn van overeenkomstige toepassing.
   De artikelen 7:208, 7:209 en 7:210 van genoemd wetboek zijn van overeenkomstige toepassing op elke vermindering van dit vast gedeelte, die onderworpen is aan de voorafgaande goedkeuring van de FSMA.]2
  § 2. Wanneer het eigen vermogen niet meer het peil bereikt zoals vastgesteld bij § 1 kan de FSMA een termijn vaststellen waarbinnen dit opnieuw op het betrokken peil moet worden gebracht.
  ----------
  (1)<W 2021-06-27/09, art. 247, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>
  (2)<W 2022-07-20/31, art. 27, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Onderafdeling 2. - Wijzigingen in de kapitaalstructuur
Art.31.§ 1. Onverminderd artikel 59 en onverminderd de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen, moet iedere alleen of in onderling overleg handelende natuurlijke of rechtspersoon die besloten heeft om, rechtstreeks of onrechtstreeks, een gekwalificeerde deelneming in een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht te verwerven of te vergroten, waardoor het percentage van de gehouden stemrechten of aandelen in het kapitaal de drempel van 20 %, 30 % of 50 % zou bereiken of overschrijden, dan wel de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies zijn dochteronderneming zou worden, de FSMA daarvan vooraf schriftelijk kennis geven met vermelding van de omvang van de beoogde deelneming en de in paragraaf 3, derde lid, bedoelde relevante informatie.
  § 2. De FSMA zendt de kandidaatverwerver snel en in elk geval binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving en van alle in paragraaf 1 bedoelde informatie, alsook na de eventuele ontvangst, op een later tijdstip, van de in het derde lid bedoelde informatie, een schriftelijke ontvangstbevestiging. Zij vermeldt daarin de datum waarop de beoordelingsperiode afloopt.
  De beoordelingsperiode waarover de FSMA beschikt om de in paragraaf 3 bedoelde beoordeling uit te voeren, bedraagt ten hoogste zestig werkdagen te rekenen vanaf de datum van de ontvangstbevestiging van de kennisgeving en van alle documenten die bij de kennisgeving gevoegd moeten worden conform de in paragraaf 3, derde lid, bedoelde lijst.
  De FSMA kan tijdens de beoordelingsperiode, doch niet na de vijftigste werkdag daarvan, aanvullende informatie opvragen die noodzakelijk is om haar beoordeling af te ronden. Dit verzoek wordt schriftelijk gedaan en vermeldt welke aanvullende informatie nodig is.
  De beoordelingsperiode wordt onderbroken vanaf de datum van het verzoek van de FSMA om informatie tot de ontvangst van een antwoord daarop van de kandidaat-verwerver. De onderbreking duurt ten hoogste twintig werkdagen. Hoewel het de FSMA na het verstrijken van de uiterste datum vastgelegd conform het vorige lid, vrij staat om ter vervollediging of verduidelijking bijkomende verzoeken om informatie te formuleren, hebben deze verzoeken evenwel geen onderbreking van de beoordelingsperiode tot gevolg.
  [1 De FSMA kan de in het vierde lid bedoelde onderbreking verlengen tot ten hoogste dertig werkdagen:
   1° ) indien de kandidaat-verwerver een natuurlijke of rechtspersoon is die buiten de Europese Unie is gevestigd of aan een reglementering van een derde land is onderworpen; of
   2° ) indien de kandidaat-verwerver een natuurlijke of rechtspersoon is die niet aan toezicht is onderworpen ingevolge Richtlijn 2013/36/EU, Richtlijn 2009/65/EG, Richtlijn 2009/138/EG of Richtlijn 2014/68/EU.]1
  § 3. De FSMA kan zich in de loop van de beoordelingsperiode bedoeld in paragraaf 2, verzetten tegen de voorgenomen verwerving indien zij, uitgaande van de in het tweede lid vastgestelde criteria, om gegronde redenen niet overtuigd is van de geschiktheid van de kandidaat-verwerver gelet op de noodzaak om een gezond en voorzichtig beleid van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies te waarborgen, of indien de informatie die de kandidaat-verwerver heeft verstrekt onvolledig is.
  Bij de beoordeling van de in paragraaf 1 bedoelde kennisgeving en informatie, en van de in paragraaf 2 bedoelde aanvullende informatie, toetst de FSMA, met het oog op een gezond en voorzichtig beleid van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die het doelwit is van de verwerving en rekening houdend met de vermoedelijke invloed van de kandidaat-verwerver op de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de [1 passendheid]1 van de kandidaat-verwerver en de financiële soliditeit van de voorgenomen verwerving aan alle onderstaande criteria:
  a) de reputatie van de kandidaat-verwerver;
  b) de betrouwbaarheid en deskundigheid van elke in artikel 23 bedoelde persoon die het bedrijf van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies als gevolg van de voorgenomen verwerving feitelijk gaat leiden;
  c) de financiële soliditeit van de kandidaat-verwerver, met name met betrekking tot de aard van de werkzaamheden die verricht en beoogd worden in de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die het doelwit is van de verwerving;
  d) of de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies zal kunnen voldoen en blijven voldoen aan de prudentiële voorschriften op grond van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, met name of de groep waarvan zij deel gaat uitmaken zo gestructureerd is dat effectief toezicht en effectieve uitwisseling van informatie tussen de bevoegde overheden mogelijk zijn, en dat de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de bevoegde overheden kan worden bepaald;
  e) of er gegronde redenen zijn om te vermoeden dat in verband met de voorgenomen verwerving geld wordt of werd witgewassen of terrorisme wordt of werd gefinancierd dan wel dat gepoogd wordt of werd geld wit te wassen of terrorisme te financieren in de zin van artikel 1 van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, of dat de voorgenomen verwerving het risico daarop zou kunnen vergroten.
  De FSMA publiceert op haar website een lijst met de voor de beoordeling vereiste relevante informatie die in verhouding staat tot en is afgestemd op de aard van de kandidaat-verwerver en de voorgenomen verwerving en die haar samen met de in paragraaf 1 bedoelde kennisgeving moet worden verstrekt.
  Indien de FSMA na voltooiing van de beoordeling besluit zich te verzetten tegen de voorgenomen verwerving, stelt zij de kandidaat-verwerver daarvan schriftelijk in kennis binnen twee werkdagen en zonder de beoordelingsperiode te overschrijden. Op verzoek van de kandidaat-verwerver kan een passende motivering van het besluit voor het publiek toegankelijk worden gemaakt.
  Indien de FSMA zich binnen de beoordelingsperiode niet heeft verzet tegen de voorgenomen verwerving, wordt deze geacht te zijn goedgekeurd.
  De FSMA mag voor de voltooiing van de voorgenomen verwerving een maximumtermijn vaststellen en deze termijn zo nodig verlengen.
  § 4. Voor het verrichten van de in paragraaf 3 bedoelde beoordeling werkt de FSMA in onderling overleg samen met iedere andere betrokken bevoegde overheid of, al naargelang het geval, met de Bank, indien de kandidaat-verwerver een van de volgende personen is:
  a) een kredietinstelling, een beursvennootschap, een verzekerings-onderneming, een herverzekeringsonder-neming, een beleggingsonderneming, een beheerder van AICB's of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging waaraan een vergunning is verleend door de Bank of door een bevoegde overheid in een andere lidstaat; of
  b) de moederonderneming van een van de in de bepaling onder a) bedoelde ondernemingen; of
  c) een natuurlijke of rechtspersoon die de controle heeft over een van de in de bepaling onder a) bedoelde ondernemingen.
  In de in het voormelde lid bedoelde gevallen vermeldt de FSMA in haar besluit steeds de eventuele standpunten en bedenkingen van de overheid die bevoegd is voor de kandidaat-verwerver of, al naargelang het geval, van de Bank.
  Indien de prudentiële beoordeling van een voorgenomen verwerving tot de bevoegdheid behoort van een in een andere lidstaat competente toezichthouder op krediet-instellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, beleggings-ondernemingen, beheerders van AICB's of beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, of van de Bank wisselt de FSMA met deze toezichthouder of met de Bank zo spoedig mogelijk alle informatie uit die relevant of van essentieel belang is voor de beoordeling. Daartoe verstrekt zij deze toezichthouder op verzoek alle relevante informatie en uit eigen beweging alle essentiële informatie.
  § 5. Iedere natuurlijke of rechtspersoon die heeft besloten om niet langer een rechtstreekse of onrechtstreekse gekwalificeerde deelneming in een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies te bezitten, stelt de FSMA daarvan vooraf schriftelijk in kennis met vermelding van het bedrag van de voorgenomen deelneming. Een dergelijke persoon stelt de FSMA evenzo in kennis van zijn beslissing om de omvang van zijn gekwalificeerde deelneming zodanig te verkleinen dat het percentage van de door hem gehouden stemrechten of aandelen in het kapitaal onder de drempel van 20 %, 30 % of 50 % daalt of dat de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies ophoudt zijn dochteronderneming te zijn.
  § 6. [1 ...]1
  § 7. Onverminderd artikel 59 en onverminderd de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen, moet iedere alleen of in onderling overleg handelende natuurlijke of rechtspersoon die, rechtstreeks of onrechtstreeks, een deelneming heeft verworven in een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht, dan wel zijn deelneming in een vennootschap voor vermogenssbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht rechtstreeks of onrechtstreeks heeft vergroot, waardoor het percentage van de gehouden stemrechten of aandelen in het kapitaal de drempel van 5 % van de stemrechten of het kapitaal bereikt of overschrijdt zonder dat hij aldus een gekwalificeerde deelneming verkrijgt, de FSMA daarvan schriftelijk kennis geven binnen een termijn van tien werkdagen na de verwerving.
  Iedere alleen of in onderling overleg handelende natuurlijke of rechtspersoon die niet langer een rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming bezit van meer dan 5 % van de stemrechten of het kapitaal in een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, die geen gekwalificeerde deelneming was, dient binnen een termijn van tien werkdagen eenzelfde kennisgeving te verrichten.
  De kennisgevingen bedoeld in het eerste en tweede lid vermelden de exacte identiteit van de verwerver of verwervers, het aantal verworven of vervreemde aandelen en het percentage van de stemrechten en van het kapitaal van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die na de verwerving of vervreemding worden gehouden, alsook de vereiste informatie als opgegeven in de lijst die de FSMA conform paragraaf 3, derde lid, op haar website publiceert.
  § 8. Zodra zij daarvan kennis hebben, stellen de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies de FSMA in kennis van de verwervingen of vervreemdingen van hun aandelen die een stijging boven of daling onder een van de drempels bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, tot gevolg hebben.
  Onder dezelfde voorwaarden delen zij de FSMA ten minste eens per jaar de identiteit mee van de alleen of in onderling overleg handelende aandeelhouders of vennoten die rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde deelneming bezitten in hun kapitaal, alsook welke kapitaalfractie en hoeveel stemrechten zij aldus bezitten. [2 ...]2
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 221, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 248, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>

Art.32.[1 § 1.]1 Indien de FSMA grond heeft om aan te nemen dat de invloed van een natuurlijke of rechtspersoon die rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde deelneming bezit in een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, een gezond en voorzichtig beleid van deze beleggingsonderneming kan belemmeren, kan zij, onverminderd de andere bij deze wet bepaalde maatregelen:
  1° de uitoefening schorsen van de aan de aandelen verbonden stemrechten die in bezit zijn van de betrokken aandeelhouder of vennoot; zij kan, op verzoek van elke belanghebbende, toestaan dat de door haar bevolen maatregelen worden opgeheven; haar beslissing wordt op de meest geschikte wijze ter kennis gebracht van de betrokken aandeelhouder of vennoot; haar beslissing is uitvoerbaar zodra zij ter kennis is gebracht; de FSMA kan haar beslissing openbaar maken;
  2° de betrokken aandeelhouder of vennoot aanmanen om, binnen de termijn die zij bepaalt, de aandeelhoudersrechten in zijn bezit over te dragen.
  Als zij binnen de vastgestelde termijn niet worden overgedragen, kan de FSMA bevelen de aandeelhoudersrechten te sekwestreren bij de instelling of de persoon die zij bepaalt. Het sekwester brengt dit ter kennis van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die het register van de aandelen op naam dienovereenkomstig wijzigt en de uitoefening van de hieraan verbonden rechten enkel aanvaardt vanwege het sekwester. Het sekwester handelt in het belang van een gezond en voorzichtig beleid van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en in het belang van de houder van de gesekwestreerde aandeelhoudersrechten. Het oefent alle rechten uit die aan de aandelen zijn verbonden. De bedragen die het sekwester als dividend of anderszins int, worden slechts aan de voornoemde houder overgemaakt indien hij gevolg heeft gegeven aan de in het eerste lid, 2°, bedoelde aanmaning. Om in te schrijven op kapitaalverhogingen of andere al dan niet stemrechtverlenende effecten, om te kiezen voor dividenduitkering in aandelen van de vennootschap, om in te gaan op openbare overname- of ruilaanbiedingen en om nog niet volgestorte aandelen vol te storten, is de instemming van de voornoemde houder vereist. De aandeelhoudersrechten die zijn verworven in het kader van dergelijke verrichtingen worden van rechtswege toegevoegd aan het voornoemde sekwester. De vergoeding van het sekwester wordt vastgesteld door de FSMA en betaald door de voornoemde houder. Het sekwester kan deze vergoeding aftrekken van de bedragen die hem worden gestort in zijn hoedanigheid van sekwester of die hem worden gestort door de voornoemde houder in het vooruitzicht of na uitvoering van de hierboven bedoelde verrichtingen.
  Indien na afloop van de overeenkomstig het eerste lid, 2°, eerste zin, vastgestelde termijn, stemrechten werden uitgeoefend door de oorspronkelijke houder of door een andere persoon, buiten het sekwester, die optreedt voor rekening van deze houder, niettegenstaande een schorsing van hun uitoefening overeenkomstig het eerste lid, 1°, kan de [2 ondernemingsrechtbank]2 van het rechtsgebied waar de vennootschap haar zetel heeft, op verzoek van de FSMA alle of een deel van de beslissingen van de algemene vergadering nietig verklaren wanneer het aanwezigheids- of meerderheidsquorum dat is vereist voor de genoemde beslissingen, buiten de onwettig uitgeoefende stemrechten niet zou zijn bereikt.
  [1 § 2. Indien een deelneming wordt verworven of vergroot ondanks het in artikel 31, § 3, bedoelde verzet van de FSMA, kan de voorzitter van de [2 ondernemingsrechtbank]2 van het rechtsgebied waar de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies haar zetel heeft, uitspraak doende als in kort geding, de in [3 artikel 7:84, § 1, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]3 bedoelde maatregelen nemen, alsook alle of een deel van de beslissingen van een algemene vergadering die in voornoemde gevallen zou zijn gehouden, nietig verklaren.
   De procedure wordt ingeleid bij dagvaarding door de FSMA.
   [3 Artikel 7:84, § 3 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]3 is van toepassing.
   § 3. De FSMA neemt soortgelijke maatregelen als bedoeld in paragraaf 1 ten aanzien van de personen die de in artikel 31, §§ 1 of 5, bedoelde voorafgaande kennisgevingen niet hebben verricht.]1
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 222, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
  (3)<W 2021-06-27/09, art. 249, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>

Art.33.[1 De kennisgevingsverplichtingen als bedoeld in artikel 31 gelden ook bij overschrijding of onderschrijding van drempels als bedoeld in dat artikel ingevolge het bestaan van dubbele of meervoudige stemrechten, of door de verwerving van eigen aandelen door de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, of door enige andere situatie die leidt tot een wijziging van de omvang van een deelneming die niet het gevolg is van een verwerving of vervreemding.
   Bij een wijziging van de drempel als bedoeld in artikel 31, § 1 ingevolge de toepassing van het eerste lid, wordt de beoordeling als bedoeld in artikel 31, §§ 2 tot 4 uitgevoerd, met dien verstande dat de in die bepalingen bedoelde verwerving dan tot doel heeft de omvang van de deelneming te wijzigen.]1
  ----------
  (1)<W 2021-06-27/09, art. 250, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>

Onderafdeling 3. - Leiding en leiders
Art.34.[1 § 1. Het [2 bestuursorgaan]2 beoordeelt periodiek en minstens eenmaal per jaar de doeltreffendheid van de in de artikelen 25 tot 25/3 bedoelde organisatieregeling van de vennootschap, met inbegrip van de [3 in de artikelen 26 tot 26/3 bedoelde]3 specifieke organisatieregeling en de overeenstemming ervan met de wettelijke en reglementaire bepalingen. Het ziet erop toe dat de personen belast met de effectieve leiding van de vennootschap, in voorkomend geval het directiecomité, de nodige maatregelen nemen om eventuele tekortkomingen aan te pakken.
   Het [2 bestuursorgaan]2 monitort en beoordeelt periodiek de adequaatheid en de implementatie van de strategische doelstellingen van de vennootschap bij het verlenen van beleggingsdiensten, het verrichten van beleggingsactiviteiten, het verlenen van nevendiensten, de verkoop van gestructureerde deposito's en het verstrekken van advies aan cliënten in verband met gestructureerde deposito's en de adequaatheid van de beleidsregels voor het verlenen van diensten aan cliënten, en onderneemt passende stappen om eventuele tekortkomingen aan te pakken.
   § 2. Het [2 bestuursorgaan]2 oefent effectief toezicht uit op de personen belast met de effectieve leiding van de vennootschap, in voorkomend geval het directiecomité, en is verantwoordelijk voor het toezicht op de door die personen genomen beslissingen.
   Elk lid van het [2 bestuursorgaan]2 handelt eerlijk, integer en met onafhankelijkheid van geest om daadwerkelijk de besluiten van de personen belast met de effectieve leiding van de vennootschap, in voorkomend geval het directiecomité, te beoordelen en deze, zo nodig, aan te vechten, en om daadwerkelijk toe te zien en controle uit te oefenen op de besluitvorming van het management.
   [3 De leden van het bestuursorgaan hebben passende toegang tot alle informatie en documenten die nodig zijn om de opdrachten uit te voeren waarmee ze zijn belast met toepassing van de bepalingen van deze wet, de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen en de rechtstreeks toepasbare Europese regelgeving.]3
   § 3. Het [2 bestuursorgaan]2 beoordeelt in het bijzonder de goede werking van de in artikel 25/3 bedoelde onafhankelijke controlefuncties.
   § 4. In het jaarverslag van het [2 bestuursorgaan]2 wordt aangetoond dat de leden van de in artikel 25/2 bedoelde comités over de nodige individuele en collectieve deskundigheid beschikken.
   § 5. Het [2 bestuursorgaan]2 waakt erover dat het in artikel 25, § 3, bedoelde governancememorandum wordt geactualiseerd en dat het geactualiseerde governancememorandum aan de FSMA wordt overgemaakt.
   § 6. Het [2 bestuursorgaan]2 ziet toe op de integriteit van de boekhoud- en financiëleverslaggevingssystemen, met inbegrip van de regelingen voor de operationele en financiële controle. Het beoordeelt de werking van de interne controle minstens eenmaal per jaar en waakt erover dat deze controle een redelijke mate van zekerheid verschaft over de betrouwbaarheid van het financiëleverslaggevingsproces, zodat de jaarrekening en de financiële informatie in overeenstemming is met de geldende boekhoudreglementering.
   § 7. Het [2 bestuursorgaan]2 houdt toezicht op de procedure voor de bekendmaking en de mededeling van gegevens [3 die door of krachtens deze wet en Verordening (EU) 2019/2033]3 is vereist.]1
  [3 § 8. Het bestuursorgaan legt de algemene beginselen van het beloningsbeleid vast, beoordeelt deze regelmatig, en minstens eenmaal per jaar, en is verantwoordelijk voor het toezicht op de tenuitvoerlegging ervan. Voor die beoordeling doet het een beroep op de onafhankelijke controlefuncties.]3
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 224, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 258, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (3)<W 2022-07-20/31, art. 28, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Art. 34/1.[1 Onverminderd de bevoegdheden van het [3 bestuursorgaan]3 inzake vaststelling van het algemeen beleid als bepaald bij het [2 Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen]2, nemen de personen belast met de effectieve leiding van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, in voorkomend geval het directiecomité, onder toezicht van het [3 bestuursorgaan]3, de nodige maatregelen voor de naleving en de tenuitvoerlegging van het bepaalde bij de artikelen 25 tot 25/3, met inbegrip van de [4 in de artikelen 26 tot 26/3 bedoelde]4 bedoelde specifieke organisatieregeling.
   De personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het directiecomité, rapporteren minstens eenmaal per jaar aan het [3 bestuursorgaan]3 en aan de FSMA over de naleving van de bepalingen van het eerste lid en over de maatregelen die, in voorkomend geval, worden genomen om eventuele tekortkomingen aan te pakken. Het verslag rechtvaardigt waarom deze maatregelen voldoen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-11-21/08, art. 225, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 251, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>
  (3)<W 2021-06-27/09, art. 258, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (4)<W 2022-07-20/31, art. 29, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Art. 34/2. [1 § 1. Dit artikel is niet van toepassing op de kleine en niet-verweven vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies in de zin van artikel 2/2, § 1.
   § 2. In het kader van zijn taken als bedoeld in artikel 25/1 stelt het bestuursorgaan de risicotolerantie van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies vast voor al haar werkzaamheden.
   Daartoe hecht het bestuursorgaan zijn goedkeuring aan en gaat het regelmatig over tot de toetsing van de strategieën en beleidslijnen voor het aangaan, beheren, opvolgen en beperken van de risico's waaraan de vennootschap voor vermogenbeheer en beleggingsadvies is of kan zijn blootgesteld, met inbegrip van de risico's die voortvloeien uit de macro-economische context waarin die vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies actief is en die verband houden met de stand van de conjunctuurcyclus.
   De risicotolerantie van de vennootschap voor alle betrokken werkzaamheden wordt meegedeeld aan de FSMA, die op de hoogte wordt gehouden van de wijzigingen op dit vlak.
   § 3. Het bestuursorgaan trekt voldoende tijd uit voor een adequate inaanmerkingneming van de in paragraaf 2 bedoelde aspecten. Bovendien wijst het de nodige middelen toe aan het toezicht op het beheer van alle significante risico's waaraan de vennootschap is blootgesteld.
   § 4. De personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het directiecomité, delen aan het bestuursorgaan passende informatie mee over alle significante risico's en over alle beleidslijnen inzake het beheer en de beheersing van de significante risico's van de vennootschap en de wijzigingen daarin.
   Het bestuursorgaan heeft doorgaans toegang tot de informatie over de risico's waaraan de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies blootstaat of kan worden blootgesteld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 30, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art.35.(NOTA : de geplande veranderingen bij art. 55 2017-12-05/04 worden overschreven) § 1. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies brengen de FSMA voorafgaandelijk op de hoogte van het voorstel tot benoeming van de leden van het [2 bestuursorgaan]2 en van de leden van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, van de personen belast met de effectieve leiding, evenals van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties.
  In het kader van de krachtens het eerste lid vereiste informatieverstrekking delen de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies aan de FSMA alle documenten en informatie mee die haar toelaten te beoordelen of de personen waarvan de benoeming wordt voorgesteld, overeenkomstig artikel 23 over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken.
  Het eerste lid is eveneens van toepassing op het voorstel tot hernieuwing van de benoeming van de in het eerste lid bedoelde personen, evenals op de niet-hernieuwing van hun benoeming, hun afzetting of hun ontslag.
  § 2. De benoeming van de in paragraaf 1 bedoelde personen wordt voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd aan de FSMA.
  Wanneer het de benoeming betreft van een persoon die voor het eerst voor een functie als bedoeld in paragraaf 1 wordt voorgedragen bij een instelling die onder het toezicht staat van de FSMA overeenkomstig artikel 45, § 1, 2°, van de wet van 2 augustus 2002, raadpleegt de FSMA eerst de Bank.
  De Bank deelt haar advies mee aan de FSMA binnen een termijn van een week na ontvangst van het verzoek om advies.
  § 3. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies informeren de FSMA over de eventuele taakverdeling tussen de leden van het [2 bestuursorgaan]2 en tussen de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval tussen de leden van het directiecomité.
  Belangrijke wijzigingen in de taakverdeling als bedoeld in het eerste lid, geven aanleiding tot de toepassing van de paragrafen 1 en 2.
  [1 § 4. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en, in voorkomend geval, hun benoemingscomité zorgen voor een breed scala van kenmerken en vaardigheden bij de werving van leden voor het [2 bestuursorgaan]2 en voeren derhalve een beleid ter bevordering van diversiteit binnen dat orgaan.
   § 5. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies wijden voldoende personele en financiële middelen aan de introductie en opleiding van leden van het [2 bestuursorgaan]2.]1
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 226, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 258, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 35/1.[3 § 1.]3 [1 De personen die verantwoordelijk zijn voor de in artikel 25/3 bedoelde onafhankelijke controlefuncties, kunnen niet zonder voorafgaande goedkeuring van het [2 bestuursorgaan]2 uit hun functie worden verwijderd.
   De vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies stelt de FSMA hier voorafgaandelijk van in kennis.]1
  [3 § 2. De personen die verantwoordelijk zijn voor de in artikel 25/3 bedoelde onafhankelijke controlefuncties, besteden de nodige tijd aan de uitoefening van hun functies in de vennootschap.
   De in artikel 36, § 3, bedoelde interne regels moeten ervoor zorgen dat een externe functie die door een in het eerste lid bedoelde persoon wordt uitgeoefend, geen afbreuk kan doen aan de beschikbaarheid die vereist is voor de uitoefening van zijn onafhankelijke controlefunctie, en moeten voorkomen dat belangenconflicten ontstaan met de uitoefening van die functie.]3
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-11-21/08, art. 227, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 258, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (3)<W 2022-07-20/31, art. 31, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Art.36.[1 § 1. De leden van het [4 bestuursorgaan]4, de leden van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, de personen belast met de effectieve leiding, besteden de nodige tijd aan de uitoefening van hun functies in de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
   § 2. Onverminderd paragraaf 1 en de artikelen 25 tot 26 mogen [5 de leden van de organen van een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies]5 en alle personen die, onder welke benaming of in welke hoedanigheid ook, deelnemen aan het bestuur of het beleid van de onderneming, al dan niet ter vertegenwoordiging van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, op de voorwaarden en binnen de grenzen vastgesteld in dit artikel, mandaten als bestuurder of zaakvoerder waarnemen in dan wel deelnemen aan het bestuur of het beleid van een [3 vennootschap]3, een onderneming met een andere Belgische of buitenlandse rechtsvorm, of een Belgische of buitenlandse openbare instelling met industriële, commerciële of financiële werkzaamheden.
   § 3. De externe functies als bedoeld in § 2 worden beheerst door de interne regels die de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies moet invoeren en doen naleven teneinde:
   1° te vermijden dat personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, door de uitoefening van die functies, niet langer voldoende beschikbaar zijn om deze leiding waar te nemen;
   2° te voorkomen dat bij de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies belangenconflicten zouden optreden alsook risico's die gepaard gaan met de uitoefening van die functies, onder andere op het vlak van transacties van ingewijden;
   3° te zorgen voor een passende openbaarmaking van die functies.
   De FSMA bepaalt, bij reglement goedgekeurd door de Koning, hoe die verplichtingen ten uitvoer worden gelegd.
   § 4. De mandatarissen van een vennootschap die worden benoemd op de voordracht van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, moeten personen zijn die deelnemen aan de effectieve leiding van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies dan wel personen die zij aanwijst.
   § 5. [5 De leden van het bestuursorgaan die niet deelnemen aan de effectieve leiding van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies mogen geen mandaat uitoefenen in een vennootschap waarin de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies een deelneming bezit, tenzij zij niet deelnemen aan het dagelijks bestuur van die vennootschap.]5
   Onverminderd de paragrafen 1 en 3 zijn de in paragraaf 2 bedoelde externe functies bovendien beperkt, voor zover ze worden uitgeoefend in andere [3 vennootschappen]3 dan de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, tenzij het mandaat in de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies wordt uitgeoefend ter vertegenwoordiging van een lidstaat, tot het volgend aantal mandaten:
   1° hetzij drie mandaten die geen deelname aan het dagelijks bestuur mogen impliceren; of
   2° een mandaat dat een deelname aan het dagelijks bestuur impliceert en een mandaat dat geen deelname aan het dagelijks bestuur mag impliceren.
   [5 De in het tweede lid bedoelde regel is niet van toepassing op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die niet significant zijn omwille van hun interne organisatie of de aard, de reikwijdte, de complexiteit of het grensoverschrijdende karakter van hun activiteiten.]5
   § 6. De personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies mogen geen mandaat uitoefenen dat een deelname aan het dagelijks bestuur inhoudt, tenzij in een vennootschap als bedoeld in artikel 41, § 3, waarmee de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies nauwe banden heeft, of in een instelling voor collectieve belegging die geregeld is bij statuten in de zin van de wet van 3 augustus 2012 of van de wet van 19 april 2014, of in een patrimonium-vennootschap waarin zij of hun familie, in het kader van het normale beheer van hun vermogen, een significant belang bezitten.
   Onverminderd de paragrafen 1 en 3 zijn de in paragraaf 2 bedoelde externe functies bovendien beperkt, voor zover ze worden uitgeoefend in andere [3 vennootschappen]3 dan de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, beperkt tot twee mandaten die geen deelname aan het dagelijks bestuur mogen impliceren, tenzij het mandaat in de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies wordt uitgeoefend ter vertegenwoordiging van een lidstaat.
   [5 De in het tweede lid bedoelde regel is niet van toepassing op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die niet significant zijn omwille van hun interne organisatie of de aard, de reikwijdte, de complexiteit of het grensoverschrijdende karakter van hun activiteiten.]5
   § 7. In individuele gevallen kan de FSMA een afwijking toestaan van het maximum aantal mandaten waarin is voorzien in paragrafen 5 en 6, door toe te staan dat een bijkomend mandaat wordt uitgeoefend dat geen deelname aan het dagelijks bestuur impliceert. De FSMA stelt de Europese Bankautoriteit regelmatig op de hoogte van het gebruik dat zij van deze afwijkingsbevoegdheid maakt.
   § 8. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies notifiëren zonder uitstel aan de FSMA de functies uitgeoefend buiten de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies door de in paragraaf 2 bedoelde personen met het oog op het toezicht op de naleving van de bepalingen voorzien in dit artikel.
   § 9. Voor de toepassing van paragrafen 5, tweede lid, en 6, tweede lid, wordt de uitoefening van verschillende mandaten, die al dan niet een deelname aan het dagelijks bestuur impliceren, in ondernemingen die deel uitmaken van de groep waartoe de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies behoort of van een andere groep, als één enkel mandaat beschouwd.
   Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "groep" een geheel van ondernemingen verstaan dat wordt gevormd door een moederonderneming, haar dochterondernemingen, de ondernemingen waarin de moederonderneming of haar dochterondernemingen rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhouden in de zin van artikel 3, 26°, van deze wet, alsook de ondernemingen waarmee een consortium wordt gevormd, en de ondernemingen die door deze laatste ondernemingen worden gecontroleerd of waarin deze een deelneming aanhouden in de zin van artikel 3, 26°, van deze wet.
   § 10. Voor de toepassing van dit artikel kan de FSMA aan de hand van de statuten nagaan of al dan niet externe functies worden uitgeoefend in [3 vennootschappen]3, in het bijzonder wat externe functies in patrimoniumvennootschappen betreft.".
   § 11. In afwijking van paragraaf 5 mag een lid van het [4 bestuursorgaan]4 van een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies dat niet deelneemt aan de effectieve leiding van die vennootschap en dat benoemd is naar aanleiding van de verwerving van een deelneming of de overname van de activiteiten van een vennootschap waarin diezelfde persoon deelneemt aan de effectieve leiding, het mandaat dat hij bij deze laatste vennootschap uitoefent op de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijven uitoefenen tot het verstrijkt, voor zover dat mandaat niet langer dan 6 jaar na de voornoemde verwerving of overname wordt uitgeoefend.
   § 12. [2 In afwijking van paragraaf 6 mogen de leden van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, de personen die deelnemen aan de effectieve leiding van een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, tot 3 januari 2021 hun lopende mandaten blijven uitoefenen die een deelname inhouden aan het dagelijks bestuur van een vennootschap waarvan zij de enige leiders zijn en waarvan het bedrijf beperkt is tot het verlenen van beheerdiensten aan de in artikel 36, § 6, bedoelde vennootschappen.]2]1
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 228, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2019-05-02/25, art. 197, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
  (3)<W 2021-06-27/09, art. 252, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>
  (4)<W 2021-06-27/09, art. 258, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (5)<W 2022-07-20/31, art. 32, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Art.37. In geval van faillissement van een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies zijn, met betrekking tot de boedel, alle betalingen nietig en zonder gevolg die deze vennootschap, hetzij in contanten, hetzij anderszins, heeft gedaan aan haar bestuurders of zaakvoerders in de vorm van tantièmes of andere winstdeelnemingen, tijdens de twee jaren die het tijdstip voorafgaan dat door de rechtbank is vastgesteld als het ogenblik waarop zij haar betalingen heeft gestaakt.
  Het eerste lid is niet van toepassing wanneer de rechtbank erkent dat geen enkele ernstige en duidelijke fout van deze personen tot het faillissement heeft bijgedragen.

Onderafdeling 3/1. [1 - Tenuitvoerlegging van het beloningsbeleid]1   ----------   (1)
Art. 37/1. [1 § 1. Dit artikel is niet van toepassing op de kleine en niet-verweven vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies in de zin van artikel 2/2, § 1.
   § 2. Het beloningsbeleid dat conform de artikelen 25, § 1, eerste lid, 6°, en 34, § 8 wordt vastgelegd, strookt met de bedrijfsstrategie, de doelstellingen, de waarden en de langetermijnbelangen van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, omvat maatregelen om belangenconflicten te vermijden, en houdt rekening met de langetermijneffecten van de beleggingsbeslissingen van de vennootschap. Het beloningsbeleid is genderneutraal en wordt duidelijk gedocumenteerd. Het zet aan tot verantwoord ondernemerschap en bevordert risicobewustzijn en voorzichtig risicogedrag. Bij de opstelling en de toepassing van hun beloningsbeleid nemen de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies de beginselen van Bijlage I bij deze wet in acht op een wijze en in een mate die aansluit bij de omvang en de interne organisatie van de vennootschap en bij de aard, reikwijdte en complexiteit van haar werkzaamheden.
   § 3. Het beloningsbeleid heeft betrekking op de categorieën van personeelsleden van wie de beroepsactiviteiten een significante invloed hebben op het risicoprofiel van de vennootschap of van de door haar beheerde activa.
   Voor de toepassing van het eerste lid omvatten de categorieën van personeelsleden van wie de beroepsactiviteiten een significante invloed hebben op het risicoprofiel van de vennootschap voor vermogensbeheer of beleggingsadvies of van de door haar beheerde activa, ten minste:
   1° de leden van het bestuursorgaan en de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval, de leden van het directiecomité;
   2° de personen die onafhankelijke controlefuncties uitoefenen;
   3° de personen die risiconemende functies uitoefenen; en
   4° de medewerkers van wie de totale beloning op zijn minst gelijk is aan de laagste beloning van de in 1° en 3° bedoelde personen.
   § 4. Het beloningsbeleid heeft betrekking op alle beloningen, met inbegrip van de variabele beloningen en de uitkeringen uit hoofde van discretionair pensioen, van de in paragraaf 3 bedoelde personen, en maakt, overeenkomstig de voorschriften van Bijlage I bij deze wet, een duidelijk onderscheid om de criteria te bepalen ter vastlegging van:
   - de vaste basisbeloning, die in de eerste plaats de relevante beroepservaring en organisatorische verantwoordelijkheden moet weerspiegelen, zoals uiteengezet in de functieomschrijving die deel uitmaakt van de arbeidsvoorwaarden, en
   - de variabele beloning, die afhankelijk is van prestatiecriteria, die een duurzaam en aan de risico's aangepast rendement moet weerspiegelen, alsook extra prestaties die worden geleverd naast de prestaties beschreven in de functieomschrijving die deel uitmaakt van de arbeidsvoorwaarden.
   § 5. Bijlage I bij deze wet legt de criteria, regels en verplichtingen vast waaraan het beloningsbeleid van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en de tenuitvoerlegging ervan moeten voldoen, in het bijzonder de voorwaarden voor de vaststelling en de betaling van de variabele beloning.
   § 6. De beloningspraktijken met betrekking tot de in paragraaf 3 bedoelde personen stroken met het door de vennootschap vastgestelde beloningsbeleid en voldoen aan de verplichtingen van Bijlage I bij deze wet. Deze beloningspraktijken worden regelmatig, en minstens eenmaal per jaar, intern beoordeeld door de controlefuncties om na te gaan of de bepalingen van Bijlage I te allen tijde worden nageleefd, rekening houdend met de ontwikkeling van de situatie van de vennootschap.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 34, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 37/2. [1 De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die uitzonderlijke overheidssteun hebben verkregen, passen hun beloningsbeleid en -praktijken aan conform de vereisten van Bijlage I bij deze wet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 35, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Onderafdeling 4. - Fusies en overdrachten
Art.38. De toestemming van de FSMA is vereist:
  1° voor fusies van vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, of van dergelijke vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en andere beleggingsondernemingen of andere in de financiële sector bedrijvige instellingen;
  2° wanneer tussen vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of tussen dergelijke vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en andere beleggingsondernemingen of andere in de financiële sector bedrijvige instellingen, het bedrijf of het net integraal of gedeeltelijk wordt overgedragen.
  De FSMA kan haar toestemming enkel weigeren binnen drie maanden nadat zij van het project in kennis is gesteld, om redenen die verband houden met het gezond en voorzichtig beleid van de betrokken vennootschap(pen) voor vermogensbeheer en beleggingsadvies. Als zij niet binnen voornoemde termijn optreedt, wordt de toestemming geacht te zijn verkregen.

Art.39. Iedere gehele of gedeeltelijke overdracht tussen vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of tussen dergelijke vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en andere beleggingsondernemingen of andere in de financiële sector bedrijvige instellingen, van rechten en verplichtingen die voortkomen uit verrichtingen van de betrokken vennootschappen of ondernemingen, waarvoor toestemming is verleend overeenkomstig artikel 38, is aan derden tegenstelbaar zodra de toestemming van de FSMA is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Onderafdeling 5. - Verplichtingen en verbodsbepalingen
Art.40.Buiten de diensten en activiteiten die zij overeenkomstig hun vergunning mogen verrichten, en buiten [1 de diensten en]1 de werkzaamheden die zich in dit kader situeren of hier rechtstreeks bij aansluiten of bijkomend of aanvullend zijn, mogen vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies [1 geen andere diensten of werkzaamheden verrichten]1, tenzij met de toestemming van de FSMA.
  ----------
  (1)<W 2022-07-20/31, art. 36, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Art.41.§ 1. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies mogen rechtstreeks of onrechtstreeks deelnemingen bezitten, in welke vorm ook, in één of meer ondernemingen, onder de voorwaarden en binnen de grenzen zoals vastgesteld bij dit artikel.
  § 2. [1 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ondernemingen, de vennootschappen en de Europese economische samenwerkingsverbanden verstaan.]1
  § 3. De vennootschappen voor vermogens-beheer en beleggingsadvies mogen deelnemingen houden in:
  1° Belgische of buitenlandse krediet-instellingen;
  2° Belgische of buitenlandse beleggingsondernemingen;
  3° vereffeningsinstellingen of met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen als bedoeld in het koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 36/26 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;
  4° Belgische of buitenlandse verzekerings-ondernemingen of herverzekerings-ondernemingen;
  5° Belgische of buitenlandse beheervennoot-schappen van instellingen voor collectieve belegging, als bedoeld in de wet van 3 augustus 2012;
  6° Belgische of buitenlandse beheer-vennootschappen van AICB's als bedoeld in de wet van 19 april 2014;
  7° andere Belgische of buitenlandse ondernemingen met als hoofdbedrijf het verrichten van de werkzaamheden bedoeld in artikel 40 of de werkzaamheden van de in 1° tot en met 6° bedoelde ondernemingen, alsook in vennootschappen die zijn opgericht om het kapitaal van dergelijke ondernemingen in onder te brengen;
  8° Belgische of buitenlandse ondernemingen met als hoofdbedrijf het verrichten van nevendiensten van het bedrijf van instellingen als bedoeld in 1° tot en met 6°.
  § 4. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies mogen deelnemingen bezitten in andere gevallen dan bedoeld in paragraaf 3, voor zover het om deelnemingen gaat die geen gekwalificeerde deelneming vormen, of elke post ten hoogste 15 pct. en het totale bedrag van deze posten ten hoogste 45 pct. van het eigen vermogen van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies bedraagt. Deze grenzen kunnen evenwel bij koninklijk besluit worden verhoogd, op advies van de FSMA, maar een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies mag per post nooit voor meer dan 15 pct. van haar eigen vermogen gekwalificeerde deelnemingen bezitten en het totaal van deze deelnemingen mag nooit 60 pct. van haar eigen vermogen overschrijden.
  Voor de toepassing van de begrenzing per post overeenkomstig het eerste lid, worden de deelnemingen die zijn uitgegeven door vennootschappen die, ongeacht hun statuut en hun rechtsvorm, ten aanzien van het risico een samenhangend geheel vormen, als één enkele post beschouwd; tot bewijs van het tegendeel moeten verbonden ondernemingen ten aanzien van het risico als een samenhangend geheel worden beschouwd.
  Onverminderd het eerste lid moeten voor de toepassing van de artikelen 30 en 54, integraal van het eigen vermogen worden afgetrokken:
  a) de deelnemingen in ondernemingen die een gekwalificeerde deelneming bezitten in de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of in een dochteronderneming hiervan;
  b) de deelnemingen in ondernemingen die worden gecontroleerd door natuurlijke of rechtspersonen die dergelijke gekwalificeerde deelnemingen bezitten.
  § 5. In bijzondere gevallen kan de FSMA het tijdelijk bezit van deelnemingen toestaan ongeacht de voorwaarden en beperkingen als bedoeld in § 4.
  Indien een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, als gevolg van toestemmingen overeenkomstig het eerste lid, in andere gevallen dan bedoeld in paragraaf 3, een gekwalificeerde deelneming bezit waarvan het bedrag hoger ligt dan het bij paragraaf 4 voorgeschreven percentage van het eigen vermogen van de onderneming of indien het totaal van dergelijke deelnemingen hoger ligt dan het bij dezelfde paragraaf 4 voorgeschreven percentage van het eigen vermogen, wordt voor de toepassing van de artikelen 30 en 54 het overschrijdende bedrag afgetrokken van het eigen vermogen. Bij overschrijding van beide voornoemde grenzen wordt de grootste overschrijding van het eigen vermogen afgetrokken.
  § 6. De in dit artikel vermelde besluiten worden genomen na raadpleging van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies via hun representatieve beroepsverenigingen.
  § 7. De voorschriften van dit artikel doen geen afbreuk aan de met toepassing van artikel 54 uitgevaardigde reglementaire voorschriften.
  ----------
  (1)<W 2021-06-27/09, art. 253, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>

Art.42. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies mogen geen gelddeposito's ontvangen.

Art.43. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies mogen geen leningen, noch kredieten toestaan.

Art.44.§ 1. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies mogen geen beroep doen op in België gevestigde tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten die niet zijn ingeschreven overeenkomstig artikel 5, § 1, van de wet van 22 maart 2006.
  Indien zij een beroep wensen te doen op een in een andere lidstaat gevestigde verbonden agent dienen zij zich ervan te vergewissen dat deze persoon in de betrokken lidstaat is ingeschreven [1 in het register bedoeld in artikel 29, lid 3, van richtlijn 2014/65/EU]1. Zij vergewissen zich van de beperkingen die in de betrokken lidstaat van toepassing zijn op de verbonden agenten.
  [1 ...]1
  § 2. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die samenwerken met een verbonden agent blijven volledig en onvoorwaardelijk verantwoordelijk voor elke handeling of elk verzuim van deze verbonden agent die voor hun rekening optreedt.
  De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies zien erop toe dat de verbonden agenten waarmee zij samenwerken kenbaar maken in welke hoedanigheid zij optreden voordat zij zaken doen met een cliënt.
  § 3. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies dienen de werkzaamheden van de verbonden agenten te controleren. Zij treffen daarbij afdoende maatregelen ter voorkoming van eventuele negatieve gevolgen die de gebeurlijke bijkomende activiteiten van de verbonden agenten zouden hebben op de werkzaamheden die deze voor hun rekening verrichten.
  § 4. De FMSA kan de bepalingen van dit artikel aanvullen met reglementen genomen met toepassing van de artikelen 49, § 3, en 64 van de wet van 2 augustus 2002. Deze reglementen kunnen inzonderheid de verplichtingen bepalen die op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies rusten die samenwerken met verbonden agenten.
  ----------
  (1)<W 2019-05-02/25, art. 198, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2019>

Art. 44/1. [1 § 1. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die, namens verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, beleggen in aandelen van vennootschappen die op een gereglementeerde markt zijn genoteerd, voldoen aan de in paragraaf 2 uiteengezette vereisten, of maken een duidelijke en gemotiveerde toelichting openbaar over de redenen waarom zij ervoor hebben gekozen niet aan een of meer van die vereisten te voldoen.
   § 2. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies ontwikkelen een betrokkenheidsbeleid waarin wordt beschreven hoe zij aandeelhoudersbetrokkenheid in hun beleggingsstrategie integreren, en maken dat beleid openbaar. In dat beleid wordt beschreven hoe zij (i) toezicht uitoefenen op de vennootschappen waarin is belegd, ten aanzien van relevante aangelegenheden waaronder toezicht op de strategie, de financiële en niet-financiële prestaties en risico's, de kapitaalstructuur, maatschappelijke en ecologische effecten, en corporate governance, (ii) een dialoog voeren met de vennootschappen waarin is belegd, (iii) stemrechten en andere aan aandelen verbonden rechten uitoefenen, (iv) samenwerken met andere aandeelhouders, (v) communiceren met relevante belanghebbenden van de vennootschappen waarin is belegd, en (vi) feitelijke en potentiële belangenconflicten in verband met hun betrokkenheid beheersen.
   De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies maken elk jaar openbaar hoe hun betrokkenheidsbeleid is uitgevoerd, met onder meer een algemene beschrijving van stemgedrag, een toelichting bij de belangrijkste stemmingen en het gebruik van de diensten van volmachtadviseurs. Zij maken openbaar hoe zij hebben gestemd op de algemene vergaderingen van vennootschappen waarvan zij aandelen bezitten. Stemmingen die wegens het onderwerp van de stemming of de grootte van het belang in de vennootschap onbetekenend zijn, mogen uit deze openbaarmaking worden weggelaten.
   § 3. De in paragraaf 2 bedoelde informatie is gratis beschikbaar op de website van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
   § 4. De bepalingen van artikel 27, § 4, van de wet van 2 augustus 2002, de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, alsook de overeenkomstige gedelegeerde handelingen die zijn vastgesteld overeenkomstig richtlijn 2014/65/EU, zijn ook van toepassing op betrokkenheidsactiviteiten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2020-04-28/06, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 16-05-2020>


Art. 44/2. [1 § 1. De in artikel 44/1 bedoelde vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies maken aan de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of de instelling voor bedrijfspensioenvoorziening waarmee zij de in artikel 101/2 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of in artikel 95, § 3, tweede lid, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening bedoelde overeenkomsten zijn aangegaan jaarlijks bekend hoe hun beleggingsstrategie en de uitvoering daarvan in overeenstemming zijn met deze overeenkomst en bijdragen aan de middellange- tot langetermijnprestaties van de activa van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming, de instelling voor bedrijfspensioenvoorziening of de instelling voor collectieve belegging. Die bekendmaking omvat rapportage over de voornaamste materiële middellange- tot langetermijnrisico's die aan de beleggingen zijn verbonden, de samenstelling, de omloopsnelheid en de aan de omloopsnelheid van de portefeuille verbonden kosten, het gebruik van volmachtadviseurs voor betrokkenheidsactiviteiten en hun beleid inzake effectenleningen en hoe dat in voorkomend geval wordt toegepast ten behoeve van hun betrokkenheidsactiviteiten, met name tijdens de algemene vergadering van de vennootschappen waarin is belegd. Die bekendmaking omvat ook informatie over of en zo ja, hoe zij beleggingsbeslissingen nemen op basis van een beoordeling van de middellange- tot langetermijnprestaties, waaronder de niet-financiële prestaties, van de vennootschap waarin is belegd, en over of en zo ja, welke belangenconflicten er in verband met betrokkenheidsactiviteiten zijn ontstaan en hoe de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies daarmee zijn omgegaan.
   § 2. De in paragraaf 1 bedoelde informatie moet openbaar worden gemaakt samen met de in artikel 27ter, § 7, van de wet van 2 augustus 2002 bedoelde periodieke mededelingen.
   Indien de ingevolge paragraaf 1 bekendgemaakte informatie reeds voor het publiek beschikbaar is, hoeft de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies de informatie niet rechtstreeks aan de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of de instelling voor bedrijfspensioenvoorziening te verstrekken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2020-04-28/06, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 16-05-2020>


Art.45. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies waaraan een vergunning is verleend moeten te allen tijde voldoen aan de voorwaarden voor de initiële vergunningverlening.
  Zij dienen de FSMA op de hoogte te brengen van elke betekenisvolle wijziging met betrekking tot de voorwaarden voor de initiële vergunningverlening.

Onderafdeling 6. - Opening van dochterondernemingen of bijkantoren in het buitenland
Art.46. Iedere vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die voornemens is om rechtstreeks of via de tussenkomst van een financiële holding of van een gemengde financiële holding in het buitenland een dochteronderneming te verwerven of op te richten die werkzaam is als kredietinstelling of beleggingsonderneming, stelt de FSMA daarvan in kennis. Bij deze kennisgeving wordt informatie gevoegd over de werkzaamheden, de organisatie, de aandeelhoudersstructuur en de bestuurders van de betrokken onderneming.

Art.47.§ 1. Iedere vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies [1 die een bijkantoor wenst te vestigen op het grondgebied van een andere lidstaat, of die gebruik wenst te maken van verbonden agenten die zijn gevestigd in een andere lidstaat waar zij geen bijkantoor heeft gevestigd]1 om er alle of een deel van de in artikel 2 opgesomde beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten of nevendiensten te verrichten die haar in België zijn toegestaan, stelt de FSMA daarvan in kennis.
  Zij verstrekt hierbij de volgende gegevens:
  1° de lidstaten op het grondgebied waarvan zij voornemens is een bijkantoor te vestigen [1 of de lidstaten waar zij geen bijkantoor heeft gevestigd maar voornemens is gebruik te maken van daar gevestigde verbonden agenten]1;
  2° [1 een programma van werkzaamheden waarin onder meer de beleggings-diensten en/of beleggingsactiviteiten alsook de nevendiensten die het bijkantoor zal verlenen en/of verrichten, en, als zij een bijkantoor heeft gevestigd, de organisatiestructuur van dat bijkantoor worden vermeld en waarin wordt aangegeven of het bijkantoor voornemens is gebruik te maken van verbonden agenten, alsook de identiteit van die verbonden agenten wordt vermeld;]1
  [1 2° /1 indien de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies voornemens is gebruik te maken van verbonden agenten in een lidstaat waar zij geen bijkantoor heeft gevestigd, een beschrijving van het beoogde gebruik van de verbonden agent(en) en een organisatiestructuur, met opgave van rapportagelijnen, waarbij wordt aangegeven hoe de agent(en) in de bedrijfsstructuur van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies past (passen);]1
  3° het adres in de lidstaat van ontvangst waar documenten kunnen worden opgevraagd;
  4° de naam van de effectieve leiders van het bijkantoor [1 of van de verbonden agent]1 en, in voorkomend geval, van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties van het bijkantoor.
  [1 Ingeval een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies gebruik maakt van een in een andere lidstaat gevestigde verbonden agent, wordt die verbonden agent gelijkgesteld aan het bijkantoor, indien er een is gevestigd, en wordt hij in elk geval onderworpen aan de bepalingen van deze wet met betrekking tot bijkantoren.]1
  § 2. [1 ...]1
  § 3. De FSMA kan zich verzetten tegen de uitvoering van het project bij beslissing die is ingegeven door de nadelige gevolgen van de opening van een bijkantoor op de administratieve structuur of de financiële positie van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
  § 4. De beslissing van de FSMA moet, uiterlijk drie maanden na ontvangst van het volledige dossier met alle in § 1, tweede lid, bedoelde gegevens, met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis worden gebracht van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies. Indien de FSMA haar beslissing niet binnen deze termijn ter kennis heeft gebracht, wordt zij geacht geen bezwaar te maken tegen het project van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
  § 5. [1 ...]1
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 229, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>

Art.48.[1 Tenzij de FSMA,]1 gelet op de voorgenomen werkzaamheden, redenen heeft om te twijfelen aan de deugdelijkheid van de administratieve structuur of van de financiële positie van een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, [1 doet zij,]1 binnen drie maanden na ontvangst van alle gegevens, mededeling van deze gegevens aan de bevoegde overheid van de lidstaat van ontvangst [1 die overeenkomstig artikel 79, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU als contactpunt is aangewezen,]1 en stelt zij de betrokken vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies hiervan in kennis.
  De FSMA doet aan de bevoegde overheid van de lidstaat van ontvangst mededeling van de gegevens over het erkende compensatiestelsel waarvan de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies lid is overeenkomstig Richtlijn 97/9/EG. Eventuele wijzigingen in de gegevens worden door de FSMA aan de bevoegde overheid van de lidstaat van ontvangst gemeld.
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 230, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>

Art.49.
  <Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 231, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>

Art.50. Iedere vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die in het buitenland een bijkantoor heeft geopend stelt, in geval van wijziging van de overeenkomstig artikel 47, § 1, tweede lid, verstrekte gegevens, ten minste één maand vóór de doorvoering van de wijziging de FSMA schriftelijk van deze wijziging in kennis.
  Indien het een bijkantoor betreft geopend in een lidstaat, stelt de FSMA de bevoegde overheid van de lidstaat van ontvangst van deze wijziging in kennis.
  Artikel 47, §§ 2 en 3, is in voorkomend geval van toepassing, alsook artikel 48, naar gelang van de wijzigingen in de in artikel 47 bedoelde gegevens of in de geldende beleggersbeschermings-regeling.

Onderafdeling 7. - Vrij verrichten van diensten in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte
Art.51.[1 Iedere vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die voor de eerste maal alle of een deel van de in artikel 2 opgesomde beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten of nevendiensten op het grondgebied van een andere lidstaat wil verrichten die haar in België zijn toegestaan of die de soort van aldaar verrichte diensten of activiteiten wenst uit te breiden, verstrekt de FSMA de volgende informatie:
   1° de lidstaat waarin zij voornemens is werkzaamheden uit te oefenen;
   2° een programma van werkzaamheden waarin met name wordt aangegeven welke beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten alsmede nevendiensten zij voornemens is op het grondgebied van die lidstaat te verlenen of te verrichten, en of zij voornemens is om gebruik te maken van in België gevestigde verbonden agenten.
   Indien de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies voornemens is gebruik te maken van verbonden agenten, stelt zij de FSMA in kennis van hun identiteitsgegevens.
   Indien de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies voornemens is gebruik te maken van in België gevestigde verbonden agenten op het grondgebied van de lidstaat waar zij voornemens is diensten te verlenen, deelt de FSMA, uiterlijk een maand na ontvangst van alle informatie, aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst die overeenkomstig artikel 79, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU als contactpunt is aangewezen, de identiteitsgegevens mee van de verbonden agenten die de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies voornemens is te gebruiken om in die lidstaat beleggingsdiensten te verlenen en beleggingsactiviteiten te verrichten. De lidstaat van ontvangst maakt die informatie openbaar.]1
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 232, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>

Art.52.In het in artikel 51 bedoelde geval doet de FSMA deze informatie binnen een maand na de ontvangst ervan toekomen aan de bevoegde overheid van de lidstaat van ontvangst [1 die overeenkomstig artikel 79, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU als contactpunt is aangewezen]1, waarna de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies kan aanvangen met het verrichten van de betrokken beleggingsdiensten in de lidstaat van ontvangst.
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 233, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>

Art.53. In geval van wijziging van de overeenkomstig artikel 51 verstrekte gegevens stelt de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies de FSMA schriftelijk van de desbetreffende wijziging in kennis, zulks ten minste een maand voordat de wijziging plaatsvindt.
  De FSMA doet de bevoegde overheid van de lidstaat van ontvangst mededeling van die wijziging.

Onderafdeling 8. - De reglementaire normen en verplichtingen
Art.54.§ 1. [2 Onverminderd de bepalingen van Verordening (EU) 2019/2033 of andere Europeesrechtelijke bepalingen kan de FSMA het volgende bepalen bij reglement vastgesteld met toepassing van artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002:
   1° de normen inzake solvabiliteit, liquiditeit en risicoconcentratie en andere begrenzingsnormen die door alle vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies moeten worden nageleefd, wanneer deze normen niet in Verordening (EU) 2019/2033 zijn bepaald;
   2° de toepassingsmodaliteiten van de normen inzake solvabiliteit, liquiditeit en risicoconcentratie bepaald in Verordening (EU) 2019/2033, met inbegrip van de toepassingsmodaliteiten van de verschillende opties die deze Verordeningen aan de lidstaten en aan de FSMA als bevoegde autoriteit bieden, rekening houdend met de richtsnoeren die de Europese Bankautoriteit bepaalt in verband met voornoemde Verordeningen en de technische reguleringsnormen die de Europese Commissie met toepassing van die verordeningen vaststelt;
   3° de waarderingsregels die gelden voor de waardering van de activa, de passiva en de posten buiten de balanstelling, voor de controle van de naleving van de normen inzake solvabiliteit, liquiditeit of risicoconcentratie.
   De in deze paragraaf bedoelde normen kunnen zowel van kwantitatieve als van kwalitatieve aard zijn.]2
  § 2. [2 Onverminderd het bepaalde bij paragraaf 1, moet iedere vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies beschikken over een voor haar werkzaamheden en voorgenomen werkzaamheden passend beleid inzake kapitaal- en liquiditeitsbehoeften. De personen belast met de effectieve leiding van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, in voorkomend geval het directiecomité, werken daartoe onder toezicht van het bestuursorgaan een beleid uit dat de huidige en toekomstige kapitaal- en liquiditeitsbehoeften van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies identificeert en vastlegt, rekening houdend met de aard, de omvang en de complexiteit van deze werkzaamheden, de eraan verbonden risico's, het risicobeheerbeleid van de onderneming, alsook de risico's die de vennootschap voor anderen kan inhouden.]2
  De vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies evalueert regelmatig haar beleid [2 inzake kapitaal- en liquiditeitsbehoeften]2 en past dit beleid zonodig aan. De FSMA kan bij reglement de frequentie van deze evaluatie nader bepalen.
  § 3. [2 ...]2
  § 4. De FSMA stelt de Europese Bankautoriteit, de Europese Commissie en de Raad in kennis van de informatie vereist door de Europese Richtlijnen die verband houden met de toepassing van de in dit artikel bedoelde reglementen.
  § 5. De in dit artikel bedoelde reglementen worden genomen conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002.
  § 6. In bijzondere gevallen kan de FSMA binnen de perken van de Europese wetgeving afwijkingen toestaan van de bepalingen van de met toepassing van dit artikel genomen reglementen.
  ----------
  (1)<W 2021-06-27/09, art. 258, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<W 2022-07-20/31, art. 37, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Onderafdeling 9. - Periodieke informatieverstrekking en boekhoudregels
Art.55.De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies leggen periodiek aan de FSMA een gedetailleerde financiële staat voor. Die staat wordt opgemaakt overeenkomstig de regels vastgesteld door de FSMA die ook de rapporteringsfrequentie bepaalt. Bovendien kan de FSMA voorschrijven dat haar geregeld andere cijfergegevens of uitleg wordt verstrekt om te kunnen nagaan of de voorschriften [1 van deze titel, de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, of Verordening (EU) 2019/2033]1 zijn nageleefd.
  De effectieve leiding van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, in voorkomend geval het directiecomité, verklaart aan de FSMA dat voornoemde periodieke staten die zij aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar overmaakt, in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen. Daartoe is vereist dat de periodieke staten volledig zijn, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juist zijn, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld. Zij bevestigt het nodige gedaan te hebben opdat de voornoemde staten volgens de geldende richtlijnen van de FSMA opgemaakt zijn, en opgesteld zijn met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening, of, voor de periodieke rapporteringsstaten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar.
  De Koning bepaalt, op advies van de FSMA volgens welke regels de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies:
  1° hun boekhouding voeren, inventarisramingen verrichten en hun jaarrekening opmaken en openbaar maken;
  2° hun geconsolideerde jaarrekening opmaken, controleren en openbaar maken en het jaar- en controleverslag over deze geconsolideerde jaarrekening opmaken en openbaar maken.
  [1 De leden van het bestuursorgaan zijn zowel jegens de vennootschap als jegens derden hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van de overtreding van de ter uitvoering van het derde lid vastgestelde bepalingen.
   Het vierde lid is ook van toepassing op de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval, op de leden van het directiecomité.
   Wat de overtredingen betreft waaraan zij geen deel hebben gehad, worden de leden van het bestuursorgaan en de personen belast met de effectieve leiding slechts van de in het vierde en vijfde lid bedoelde aansprakelijkheid ontheven indien hen geen schuld kan worden verweten en zij die overtredingen hebben aangeklaagd, naargelang het geval, tijdens de eerste algemene vergadering of de eerstkomende zitting van het bestuursorgaan nadat zij er kennis van hebben gekregen.
   De FSMA kan, voor bepaalde categorieën van vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of in bijzondere gevallen, afwijkingen toestaan van de in het eerste en derde lid bedoelde besluiten en reglementen.]1
  ----------
  (1)<W 2022-07-20/31, art. 38, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Afdeling 4. - Toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht
Onderafdeling 1. [1 - Toezicht door de FSMA]1   ----------   (1)
Art.56.§ 1. De FSMA ziet erop toe dat iedere vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies werkt overeenkomstig de bepalingen van deze wet en de [2 , de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen en de Verordening (EU) nr. 600/2014 en Verordening (EU) 2019/2033]2.
  § 2. [2 ...]2
  § 3. [2 De FSMA kan zich, voor de uitoefening van haar opdracht, alle inlichtingen doen verstrekken]2 over de organisatie, de werking, de positie en de verrichtingen van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die zij controleert [1 evenals alle opnames van telefoonverkeer en elektronische communicatie of ander dataverkeer die in het bezit zijn van een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies]1.
  Zij kan ter plaatse inspecties verrichten en ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk gegeven in bezit van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies:
  1° om na te gaan of de wettelijke en reglementaire bepalingen [2 en de rechtstreeks toepasbare Europese verordeningen]2 op het statuut van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies zijn nageleefd en of de boekhouding en jaarrekening, alsook de haar door de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies voorgelegde staten en inlichtingen, juist en waarheidsgetrouw zijn;
  2° om het passende karakter te toetsen van de beleidstructuren, de administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle en het beleid van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies inzake haar kapitaalbehoeften; om het passende karakter te toetsen van de beleidstructuren, de administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle en het beleid van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies [2 inzake haar kapitaal- en liquiditeitsbehoeften]2;
  3° om zich ervan te vergewissen dat het beleid van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies gezond en voorzichtig is en dat haar positie of haar verrichtingen haar liquiditeit, rendabiliteit of solvabiliteit niet in het gedrang kunnen brengen.
  [2 De in het eerste en tweede lid bedoelde prerogatieven omvatten ook de toegang tot de agenda's en de notulen van de vergaderingen van de verschillende organen van de vennootschap en van hun interne comités, alsook tot de desbetreffende documenten en de resultaten van de interne en/of externe beoordeling van de werking van die organen.
   De in het eerste en tweede lid bedoelde prerogatieven omvatten ook de inontvangstneming van alle schriftelijke of mondelinge informatie en toelichting vanwege de leiders en de werknemers van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, of van elke andere betrokken persoon, die de FSMA nodig acht voor de uitvoering van haar opdrachten. De FSMA kan daartoe gesprekken eisen met leiders of personeelsleden van de vennootschap die zij aanduidt.]2
  [2 § 3/1. De FSMA mag alleen een aanvullende rapporteringsverplichting of een frequentere rapportering opleggen dan voorzien door of krachtens artikel 55 wanneer de gevraagde informatie niet leidt tot duplicering in de zin van paragraaf 3/2, eerste lid, en wanneer:
   1° de aanvullende informatie vereist is voor de uitvoering van de procedure van toetsing en evaluatie als bedoeld in artikel 58/1; of
   2° zij het nodig acht informatie te verzamelen om te beoordelen of het risico bestaat dat deze vennootschap in de komende 12 maanden niet meer zal werken overeenkomstig de bepalingen van deze wet, de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, of Verordening (EU) 2019/2033.]2
  [2 § 3/2. Voor de toepassing van paragraaf 3/1, van de artikelen 58/1 tot 58/4 en van artikel 63/2, § 2, 10°, wordt alle informatie die in wezen identiek is aan informatie die reeds met toepassing van een andere wettelijke of reglementaire bepaling aan de FSMA is meegedeeld, of die door de FSMA kan worden geproduceerd, of die de FSMA op een andere manier kan verkrijgen dan van de vennootschap te eisen dat zij ze meedeelt, geacht tot duplicering te leiden.
   Daarnaast vereist de FSMA niet dat reeds ontvangen informatie in een ander formaat of ander niveau van granulariteit wordt meegedeeld voor zover dit verschil haar niet belet informatie te produceren die van dezelfde kwaliteit en betrouwbaarheid is als de informatie die zou worden vereist.]2
  § 4. De Koning bepaalt welke vergoeding de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies aan de FSMA moeten betalen om de kosten van toezicht te dekken.
  [1 § 5. De bepalingen van de artikelen 79 tot 86 van de wet van 2 augustus 2002 zijn van toepassing voor de uitoefening van de bevoegdheden die aan de FSMA zijn toegekend door en krachtens deze wet.]1
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 234, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2022-07-20/31, art. 40, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Art. 56/1.[1 Onverminderd artikel 26, § 4, tweede lid kan de FSMA in geval van uitbesteding ook haar in artikel 56, paragraaf 3, tweede lid bedoelde inspectieprerogatieven uitoefenen bij ondernemingen waarop een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies een beroep doet [2 in hun hoedanigheid van dienstverlener]2, teneinde na te gaan of de voorwaarden waaronder die diensten worden verleend geen afbreuk doen aan de naleving door de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies van haar wettelijke en reglementaire verplichtingen. De prerogatieven bedoeld in de artikelen 56, § 3 en 58 kunnen, naar analogie, ook worden uitgeoefend ten aanzien van die dienstverleners.
   De bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat waar de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die onder hun toezichtsbevoegdheid vallen, een beroep doen op in België gevestigde dienstverlenende ondernemingen, mogen ten aanzien van die dienstverleners de in het eerste lid bedoelde prerogatieven uitoefenen, in voorkomend geval met inschakeling van personen die zij daartoe machtigen. Als zij daar om verzoeken, kan de FSMA haar prerogatieven namens die autoriteiten uitoefenen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-11-21/08, art. 235, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2019-05-02/25, art. 199, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2019>

Art.57. Relaties tussen een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en een bepaalde cliënt behoren niet tot de bevoegdheid van de FSMA, tenzij het toezicht op de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies dit vergt.

Art.58.
  <Opgeheven bij W 2022-07-20/31, art. 41, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Onderafdeling 2. [1 - Procedure van prudentieel toezicht]1   ----------   (1)
Art. 58/1. [1 Voor zover zij dit nodig acht gelet op de omvang, het risicoprofiel en het bedrijfsmodel van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, toetst de FSMA of de door hen ingevoerde procedures en mechanismen vol-doen aan de bepalingen van deze wet, de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, en Verordening (EU) 2019/2033, op basis van de in deze onderafdeling vastgestelde procedure.
   Aan de hand van de in artikel 58/2 bedoelde criteria evalueert de FSMA de risico's waaraan de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies zijn of zouden kunnen zijn blootgesteld, alsook het passende karakter, in het licht van voornoemde risico's, van het beleid inzake hun kapitaal- en liquiditeitsbehoeften als bedoeld in artikel 54.
   In het licht van het evenredigheidsbeginsel stelt de FSMA de frequentie en de reikwijdte van die toetsing en evaluatie vast, rekening houdend met de omvang, de aard, het volume, de complexiteit en het belang, in voorkomend geval de systeemrelevantie, van de werkzaamheden van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
   De FSMA beslist geval per geval hoe en in welke vorm de in het eerste lid bedoelde toetsing en evaluatie moeten worden uitgevoerd voor de kleine en niet-verweven vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, uitsluitend wanneer zij dat nodig acht gelet op de omvang, de aard, de schaal en de complexiteit van de activiteiten van die vennootschappen.
   Met het oog op de in het eerste lid bedoelde evaluatie houdt de FSMA, in voorkomend geval, rekening met het afsluiten van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 43, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 58/2. [1 § 1. De toetsing en de evaluatie die de FSMA met toepassing van artikel 58/1 verricht, hebben betrekking op de volgende aspecten:
   1° de toetsing of de in artikel 34/2 bedoelde risico's worden beheerst;
   2° de geografische locatie van de blootstellingen van de vennootschap;
   3° het bedrijfsmodel van de vennootschap;
   4° in voorkomend geval, de beoordeling van het systeemrisico, rekening houdend met de vaststelling en meting van het systeemrisico krachtens artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) of met aanbevelingen van het ESRB;
   5° de risico's voor de beveiliging van de door de vennootschap gebruikte netwerk- en informatiesystemen om te zorgen voor de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van haar processen, gegevens en activa;
   6° de blootstelling van de vennootschap aan het renterisico dat voortvloeit uit activiteiten buiten de handelsportefeuille;
   7° de organisatieregeling van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies als bedoeld in artikel 25 en het vermogen van het bestuursorgaan en van de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het direc-tiecomité, om hun taken te vervullen.
   § 2. De FSMA kan, bij reglement vastgesteld met toepassing van artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, de kwantitatieve en kwalitatieve criteria verduidelijken waarop zij zich baseert voor de beoordeling van de omvang van de risico's en van het passende karakter van hun behandeling door de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 44, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 58/3. [1 § 1. De FSMA onderzoekt regelmatig en minstens om de drie jaar of de interne benaderingen voor de berekening van de reglementaire eigenvermogensvereisten in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2019/2033. Zij onderzoekt ook of de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die de toestemming hebben gekregen om deze benaderingen te gebruiken, voldoen aan de vooraf door de FSMA vastgestelde voorwaarden voor dit gebruik. Zij houdt in het bijzonder rekening met de evolutie van de werkzaamheden van de vennootschap en met de toepassing van deze benaderingen op nieuwe producten.
   § 2. De FSMA toetst en evalueert met name of de vennootschappen de in paragraaf 1 bedoelde interne benaderingen gebruiken, en gebruikmaken van adequaat ontwikkelde technieken en praktijken die worden geactualiseerd.
   § 3. Wanneer de FSMA vaststelt dat de interne benadering die een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies gebruikt, wezenlijke tekortkomingen vertoont in het vatten van de risico's, eist zij dat de vennootschap passende maatregelen neemt om deze situatie te verhelpen en de gevolgen ervan te beperken, en legt zij, in voorkomend geval, met toepassing van artikel 58/4 een verhoging van de vermenigvuldigingscoëfficiënten of van de specifieke eigenvermogensvereisten op.
   § 4. Indien een groot aantal overschrijdingen, in de zin van artikel 366 van Verordening Nr. 575/2013, erop wijst dat een intern risicomodel onvoldoende accuraat is voor de markt, kan de FSMA de toestemming voor het gebruik van dit interne model intrekken of passende maatregelen opleggen om ervoor te zorgen dat dit model snel wordt verbeterd binnen een door haar vastgestelde termijn.
   § 5. Wanneer zij vaststelt dat een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die de toestemming heeft gekregen om een interne benadering te gebruiken voor de berekening van de reglementaire eigenvermogensvereisten, niet langer aan de voorwaarden voor het gebruik van deze benadering voldoet, eist de FSMA dat de vennootschap een plan met een tijdschema voorlegt om opnieuw aan de voorwaarden te voldoen, of dat de vennootschap aantoont dat de gevolgen van de niet-naleving van de voorwaarden te verwaarlozen zijn.
   De FSMA eist dat het plan om opnieuw aan de voorwaarden te voldoen, wordt gewijzigd indien zij van oordeel is dat de uitvoering ervan niet tot de naleving van de toepasselijke voorwaarden kan leiden, of dat de door de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies voorgestelde termijn om opnieuw aan de voorwaarden te voldoen, inadequaat of irrealistisch is. Indien de FSMA van oordeel is dat de vennootschap niet aan de voorwaarden voor het gebruik van de interne benadering zal kunnen voldoen binnen de termijn die zij passend acht, trekt zij de toestemming om die interne benadering te gebruiken in, of beperkt zij dit gebruik tot de domeinen waarvoor wel aan de voorwaarden is of kan worden voldaan binnen een termijn die de FSMA passend acht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 45, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 58/4. [1 § 1. De FSMA kan een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies enkel een specifiek eigenvermogensvereiste opleggen bovenop de vereisten die door of krachtens (EU) Verordening 2019/2033 of de met toepassing van artikel 54, § 1, vastgestelde reglementen zijn opgelegd, indien zij op basis van de resultaten van de met toepassing van artikel 58/1 uitgevoerde procedure van toetsing en evaluatie en van het in artikel 58/3 bedoelde onderzoek van de interne benaderingen, vaststelt dat:
   1° de vennootschap is blootgesteld aan risico's of aspecten van risico's, of voor derden wezenlijke risico's inhoudt, die niet of onvoldoende zijn gedekt door de eigenvermogensvereisten als beschreven in deel drie of deel vier van Verordening (EU) 2019/2033 en in de met toepassing van artikel 54, § 1, vastgestelde reglementen;
   2° uit het met toepassing van artikel 58/3, § 5, verrichte onderzoek blijkt dat de niet-naleving van de voorwaarden voor het gebruik van een toegestane interne benadering tot gevolg kan hebben dat de betrokken vennootschap niet langer aan de toepasselijke reglementaire eigenvermogensvereisten voldoet;
   3° de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies herhaaldelijk heeft nagelaten een toereikend aanvullend-eigenvermogensniveau vast te stellen of te handhaven om te voldoen aan de overeenkomstig artikel 58/6 meegedeelde richtsnoeren inzake aanvullend eigen vermogen.
   In de in het eerste lid bedoelde gevallen kan de FSMA ook alle andere in artikel 63/2, § 2, bepaalde maatregelen opleggen.
   § 2. Voor de toepassing van paragraaf 1, eerste lid, 1°, worden risico's of aspecten van risico's alleen geacht niet of onvoldoende door de in deel drie en deel vier van Verordening (EU) 2019/2033 bedoelde eigenvermogensvereisten te zijn gedekt, wanneer het bedrag, de categorieën, de verdeling en/of de kwaliteit van het eigen vermogen dat nodig is om aan deze eigenvermogensvereisten te voldoen, van een lager niveau zijn dan deze die de FSMA toereikend acht, rekening houdend met het in artikel 54 bedoelde prospectieve beheer van het eigen vermogen.
   Om de toereikendheid van het eigen vermogen te beoordelen, kan de FSMA rekening houden met de risico's of aspecten van risico's die uitdrukkelijk zijn uitgesloten uit de berekening van de in deel drie of deel vier van Verordening (EU) 2019/2033 bedoelde eigenvermogensvereisten.
   § 3. De FSMA bepaalt het aanvullend-eigenvermogensniveau dat nodig is om te voldoen aan het in paragraaf 1 bedoelde specifieke vereiste als het verschil tussen het eigen vermogen dat de FSMA toereikend acht overeenkomstig paragraaf 2, en het eigen vermogen dat voortvloeit uit de vereisten die van toepassing zijn overeenkomstig deel drie of deel vier van Verordening (EU) 2019/2033.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 46, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 58/5. [1 Een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies moet voldoen aan het specifiek aanvullend-eigenvermogensvereiste van artikel 58/4, § 1, met eigen vermogen dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
   1° ten minste drie vierde van het specifiek eigenvermogensvereiste wordt voldaan met tier 1-kapitaal;
   2° ten minste drie vierde van het in 1° bedoelde tier 1-kapitaal bestaat uit tier 1-kernkapitaal;
   3° dat eigen vermogen wordt niet gebruikt om te voldoen aan de in artikel 11, lid 1, onder a), b), en c), van Verordening (EU) 2019/2033 bepaalde eigenvermogensvereisten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 47, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 58/6. [1 De FSMA rechtvaardigt schriftelijk haar beslissing om een specifiek eigenvermogensvereiste op te leggen overeenkomstig artikel 58/4, § 1, aan de hand van een duidelijke uiteenzetting van de volledige beoordeling van de in de artikelen 58/4 en 58/5 bedoelde elementen. In het in artikel 58/4, § 1, eerste lid, 3°, bedoelde geval omvat dit document een specifieke uiteenzetting van de redenen waarom de richtsnoeren inzake aanvullend eigen vermogen niet langer als toereikend worden beschouwd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 48, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 58/7. [1 Conform de artikelen 58/4 tot 58/6 kan de FSMA de kleine en nietverweven vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, geval per geval en als zij dat gerechtvaardigd acht, een aanvullend-eigenvermogensvereiste opleggen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 49, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 58/8. [1 § 1. Dit artikel is niet van toepassing op de kleine en niet-verweven vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.".
   § 2. De FSMA kan eisen dat een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies over een eigenvermogens niveau beschikt dat, in overeenstemming met het in artikel 54 bedoelde prospectieve beheer van de eigenvermogensbe-hoeften, voldoende boven de vereisten van deel drie van Verordening (EU) 2019/2033 en van deze wet ligt, waaronder de in artikel 58/4 bedoelde specifieke eigenvermogensvereisten, om ervoor te zorgen dat conjuncturele economische schommelingen niet leiden tot de niet-naleving van deze vereisten of afbreuk doen aan de capaciteit van de vennootschap om haar werkzaamheden op ordelijke wijze af te wikkelen en stop te zetten.
   Voor de toepassing van het eerste lid houdt de FSMA rekening met de omvang, de systeemrelevantie, de aard, de schaal en de complexiteit van de werkzaamheden van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, alsook met het evenredigheidsbeginstel.
   § 3. De FSMA toetst of het eigenvermogensniveau, dat door de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies met toepassing van paragraaf 2 is vastgesteld, toereikend is.
   Indien zij dit nodig acht, deelt de FSMA de betrokken vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies de richtsnoeren mee die uit de in het eerste lid bedoelde toetsing voortvloeien met betrekking tot het bedrag aan aanvullend eigen vermogen waarmee het op grond van paragraaf 1 bepaalde eigenvermogensniveau kan worden bereikt, alsook de datum waarop de FSMA verwacht dat deze richtsnoeren ten uitvoer zijn gelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 50, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 58/9. [1 De FSMA stelt de Europese Bankautoriteit in kennis van de door haar gebruikte methode om de in de artikelen 58/4 tot 58/8 bedoelde beslissingen te nemen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 51, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 58/10. [1 § 1. Dit artikel is niet van toepassing op de kleine en niet-verweven vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, behalve op diegene die zijn vrijgesteld van het liquiditeitsvereiste conform artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2033.
   § 2. De FSMA kan alleen specifieke liquiditeitsvereisten opleggen als zij op basis van de overeenkomstig de artikelen 58/1 en 58/3 uitgevoerde toetsingen en onderzoeken van oordeel is dat een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies is blootgesteld aan een liquiditeitsrisico of aspecten van een liquiditeitsrisico die wezenlijk zijn en niet of onvoldoende worden gedekt door het liquiditeitsvereiste als bepaald in deel vijf van Verordening (EU) 2019/2033.
   § 3. Voor de toepassing van paragraaf 2 worden een liquiditeitsrisico of aspecten van een liquiditeitsrisico alleen geacht niet of onvoldoende te worden gedekt door het liquiditeitsvereiste als bepaald in deel vijf van Verordening (EU) 2019/2033 indien de bedragen en/of de soorten liquiditeit die nodig zijn om aan dit liquiditeitsvereiste te voldoen, van een lager niveau zijn dan deze die de FSMA toereikend acht, rekening houdend met het in artikel 54 bedoelde prospectieve liquiditeitsbeheer.
   § 4. De FSMA bepaalt het niveau van de op grond van paragraaf 2 vereiste specifieke liquiditeit als het verschil tussen het liquiditeitsniveau dat de FSMA toereikend acht overeenkomstig paragraaf 3, en het liquiditeitsvereiste dat van toepassing is op grond van deel vijf van Verordening (EU) 2019/2033.
   § 5. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies moeten voldoen aan het in paragraaf 2 bedoelde specifieke liquiditeitsvereiste met de in artikel 43 van Verordening (EU) 2019/2033 beschreven liquide activa.
   § 6. De FSMA rechtvaardigt schriftelijk haar beslissing om een specifiek liquiditeitsvereiste op te leggen overeenkomstig paragraaf 2 aan de hand van een duidelijke uiteenzetting van de volledige beoordeling van de in paragrafen 2 tot 4 bedoelde elementen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 52, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 58/11. [1 De FSMA kan beslissen om een termijn vast te leggen voor de met toepassing van de artikelen 58/4 tot 58/10 opgelegde maatregelen. De toepassing van deze bepalingen doet noch afbreuk aan de toepassing van andere bepalingen van deze wet, met name artikel 63/2, noch aan de toepassing van in andere wetten, besluiten of reglementen vastgelegde maatregelen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 53, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Onderafdeling 3. [1 - Groepstoezicht]1   ----------   (1)
Art.59.[1 § 1. Onverminderd artikel 2 van deze wet moet, voor de toepassing van dit artikel en de artikelen 59/1 tot 59/9, en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, worden verstaan onder:
   1° "beleggingsondernemingsgroep": een beleggingsondernemingsgroep als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 25), van Verordening (EU) 2019/2033;
   2° "nevendiensten verrichtende onderneming": een onderneming waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het bezit of het beheer van onroerend goed, het beheer van gegevensverwerkingsdiensten of een andere soortgelijke activiteit die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit van een of meer beleggingsondernemingen;
   3° "naleving van het groepskapitaalcriterium": de naleving, door een moederonderneming in een beleggingsondernemingsgroep, van de vereisten van artikel 8 van Verordening (EU) 2019/2033;
   4° "groepstoezichthouder": een bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het toezicht op de naleving van het groepskapitaalcriterium door EU-moederbeleggingsondernemingen en beleggingsondernemingen die onder zeggenschap staan van EU-moederbeleggingsholdings of gemengde financiële EU-moederholdings;
   5° "beleggingsholding": een beleggingsholding in de zin van artikel 4, lid 1, punt 23), van Verordening (EU) 2019/2033;
   6° "gemengde financiële holding": een gemengde financiële holding in de zin van artikel 2, punt 15, van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad;
   7° "gemengde holding": een moederonderneming die geen financiële holding, beleggingsholding, kredietinstelling, beleggingsonderneming of gemengde financiële holding in de zin van Richtlijn 2002/87/EG is en die onder haar dochterondernemingen ten minste één beleggingsonderneming telt;
   8° "moederonderneming": een moederonderneming in de zin van artikel 2, punt 9, en artikel 22 van Richtlijn 2013/34/EU;
   9° "EU-moederbeleggingsonderneming": een EU-moederbeleggingsonderneming in de zin van artikel 4, lid 1, punt 56, van Verordening (EU) 2019/2033;
   10° "EU-moederbeleggingsholding": een EU-moederbeleggingsholding in de zin van artikel 4, lid 1, punt 57, van Verorde-ning (EU) 2019/2033;
   11° "gemengde financiële EU-moederholding": een gemengde financiële EU-moederholding in de zin van artikel 4, lid 1, punt 58, van Verordening (EU) 2019/2033;
   12° "groep": een geheel van ondernemingen dat wordt gevormd door een moederonderneming en haar dochterondernemingen, alsook de ondernemingen waarmee een consortium wordt gevormd, en de ondernemingen die door deze laatste ondernemingen worden gecontroleerd;
   13° "geconsolideerde situatie": de situatie die overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) 2019/2033 resulteert uit de toepassing van de vereisten van deze verordening op een EU-moederbeleggingsonderneming, een EU-moederbeleggingsholding of een gemengde financiële EU-moederholding alsof die onderneming samen met alle beleg-gingsondernemingen, financiële instellingen, nevendiensten verrichtende ondernemingen en verbonden agenten in de be-leggingsondernemingsgroep één enkele beleggingsonderneming vormde; voor de toepassing van deze definitie zijn de termen "beleggingsonderneming", "financiële instelling", "nevendiensten verrichtende onderneming" en "verbonden agent" ook van toepassing op ondernemingen in derde landen die, indien zij in de Unie waren gevestigd, aan de definities van die termen zouden beantwoorden;
   14° exclusieve of gezamenlijke controle, controle in de zin van haar definitie in de reglementering op de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van de beleggingsondernemingen die met toepassing van artikel 55, derde lid, is uitgevaardigd.
   § 2. Groepen van ondernemingen met een kredietinstelling zijn, voor hun toezicht op geconsolideerde basis, onderworpen aan de bepalingen van boek II, titel III, hoofdstuk IV, afdeling II en afdeling IV, van de wet van 25 april 2014.
   De groepstoezichthouder van een groep van ondernemingen met een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht die geen beursvennootschap omvat, wordt bepaald conform de bepalingen van paragrafen 3 tot 6.
   Als de beleggingsondernemingsgroep ook een beursvennootschap omvat, zijn de artikelen 162 tot 172 van de wet van 20 juli 2022 van toepassing.
   § 3. In de mate en op de wijze bepaald door artikel 7 van Verordening (EU) 2019/2033 en door deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, zijn de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht die deel uitmaken van een beleggingsondernemingsgroep:
   1° die een Belgische EU-moederbeleggings-onderneming zijn, onderworpen aan een toezicht op basis van hun geconsolideerde positie;
   2° met als moederonderneming een EU-moederbeleggingsonderneming, een EU-moederbeleggingsholding of een gemengde financiële EU-moederholding, onderworpen aan een toezicht op basis van de geconsolideerde positie van de moederbeleggingsonderneming, de moederbeleggingsholding of de gemengde financiële moederholding.
   Het eerste lid is niet van toepassing wanneer de groepstoezichthouder toestaat dat het in artikel 8 van Verordening (EU) 2019/2033 bepaalde groepskapitaalcriterium wordt toegepast.
   § 4. Wanneer artikel 7 van Verordening (EU) 2019/233 van toepassing is, moeten vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht die als Belgische EU-moederbeleggingsondernemingen worden beschouwd, de Belgische beleggingsholdings en de Belgische gemengde financiële EU-moederholdings op geconsolideerde basis, in voorkomend geval, voldoen aan de artikelen 25, 25/2 t/m 26, 26/3, 27, 34 t/m 34/2, 37/1, 37/2, 55 en 56/1, inclusief de bepalingen van de Bijlage.
   De verplichtingen die voor dochterondernemingen uit derde landen voortvloeien uit de in het eerste lid genoemde artikelen, zijn niet van toepassing indien de in het eerste lid bedoelde vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, beleggingsholdings of gemengde financiële holdings aan de FSMA kunnen aantonen dat de toepassing ervan onrechtmatig is volgens de wetten van dat land.
   § 5. Onverminderd paragraaf 2 wordt het toezicht op geconsolideerde basis of het toezicht op de naleving van het groepskapitaalcriterium op een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht die deel uit-maakt van een beleggingsondernemingsgroep, als volgt uitgeoefend:
   1° indien zij een Belgische EU-moederbeleggings-onderneming is, door de FSMA;
   2° indien haar moederonderneming een EU-moederbeleggingsonderneming is, door de bevoegde autoriteit van de EU-moederbeleggingsonderneming;
   3° indien haar moederonderneming een EU-moederbeleggingsholding of een gemengde financiële EU-moederholding is, die geen andere dochterbeleggingsondernemingen heeft in de EER, door de FSMA;
   4° indien haar moederonderneming een EU-moederbeleggingsholding of een gemengde financiële EU-moederholding is, die verschillende dochterbeleggingsondernemingen in de EER heeft, waarvan er minstens één vergund is in de lidstaat waarin deze moederholding gevestigd is, door de bevoegde autoriteit van die lidstaat;
   5° indien haar moederonderneming een Belgische EU-moederbeleggingsholding of een Belgische gemengde financiële EU-moederholding is, die verschillende dochterbeleggingsondernemingen in de EER heeft, door de FSMA;
   6° indien haar moederonderneming een EU-moederbeleggingsholding of een gemengde financiële EU-moederholding is, die verschillende dochterbeleggingsondernemingen in de EER heeft, waarvan er geen enkele is vergund in de lidstaat waar deze moederholding gevestigd is, door de bevoegde autoriteit van de beleggingsonderneming met het hoogste balanstotaal;
   7° indien meerdere beleggingsholdings of gemengde financiële holdings, gevestigd in diverse lidstaten, moederonderneming zijn van beleggingsondernemingen die vergund zijn in verschillende lidstaten, waaronder een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht, en zich in elk van deze lidstaten een beleggingsonderneming bevindt, door de bevoegde autoriteit van de beleggingsonderneming met het hoogste balanstotaal.
   § 6. De FSMA en de betrokken bevoegde autoriteiten kunnen onderling overeenkomen om af te wijken van de in paragraaf 5, 4° tot 7°, vermelde criteria, en om een andere bevoegde autoriteit aan te stellen om het toezicht op geconsolideerde basis of het toezicht op de naleving van het groepskapitaalcriterium uit te oefenen, indien de toepassing van die criteria niet passend zou zijn om de efficiënte uitoefening van het toezicht op geconsolideerde basis of het toezicht op de naleving van het groepskapitaalcriterium te garanderen, gelet op de betrokken beleggingsondernemingen en het relatieve belang van hun activiteiten in de verschillende lidstaten.
   In die gevallen geven de FSMA en de betrokken bevoegde autoriteiten, vóór zij een dergelijke beslissing nemen, de EU-moederbeleggingsholding, de gemengde financiële EU-moederholding of de beleggingsonderneming met het hoogste balanstotaal, naargelang het geval, de mogelijkheid om hun mening over die geplande beslissing te geven.
   De FSMA brengt de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit op de hoogte van elke beslissing die met toepassing van deze paragraaf wordt genomen.
   § 7. De beleggingsholdings en de gemengde financiële holdings worden opgenomen in het toezicht op de naleving van het groepskapitaalcriterium.
   § 8. Het toezicht op geconsolideerde basis en het toezicht op de naleving van het groepskapitaalcriterium hebben niet tot gevolg dat de FSMA individueel toezicht uitoefent op een beleggingsholding, op een gemengde financiële holding en op elke andere in de consolidatie opgenomen onderneming.
   Onverminderd het in het eerste lid vermelde beginsel en wanneer het toezicht op geconsolideerde basis of het toezicht op de naleving van het groepskapitaalcriterium door de FSMA wordt uitgeoefend, zijn de leden van het bestuursorgaan en de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval de leden van het directiecomité, van de beleggingsholdings en de gemengde financiële holdings naar Belgisch recht onderworpen aan de vereisten van artikel 23, § 1, tweede en derde lid, van deze wet, rekening houdend met de specifieke rol van een beleggingsholding of een gemengde financiële holding.
   Het toezicht op geconsolideerde basis en het toezicht op de naleving van het groepskapitaalcriterium doen geen afbreuk aan het individuele toezicht op de in de consolidatie opgenomen vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies. Er kan echter rekening worden gehouden met de implicaties van het toezicht op geconsolideerde basis of het toezicht op de naleving van het groepskapitaalcriterium bij de bepaling van de inhoud en de modaliteiten van het individueel toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of van het toezicht op gesubconsolideerde basis op een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die een dochteronderneming is van een andere vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
   § 9. Een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht die een consortium vormt met een of meer andere ondernemingen, valt onder een toezicht op geconsolideerde basis dat geldt voor alle ondernemingen van het consortium en hun dochterondernemingen. De bepalingen die gelden voor de vennootschappen voor vermogens-beheer en beleggingsadvies als bedoeld in artikel 59, § 3, eerste lid, 2°, zijn van toepassing.
   § 10. De FSMA kan, bij reglement vastgesteld met toepassing van artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, de praktische modaliteiten van het toezicht op geconsolideerde basis en van het toezicht op de naleving van het groepskapitaalcriterium, zoals opgenomen in dit artikel, nader bepalen.
   § 11. Met het oog op een zo efficiënt mogelijk toezicht op geconsolideerde basis en toezicht op de naleving van het groepskapitaalcriterium, kan de FSMA individuele afwijkingen toestaan op de bepalingen van dit artikel en, in voorkomend geval, op de met toepassing van vorig lid genomen reglementen, voor zover deze in lijn blijven met de ter zake relevante bepalingen van Richtlijn (EU) 2019/2034. In dat geval stelt zij de Europese Commissie en, wat het toezicht op geconsolideerde basis betreft, ook de Europese Bankautoriteit daarvan in kennis.]1
  ----------
  (1)<W 2022-07-20/31, art. 55, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Art. 59/1. [1 § 1. Indien de FSMA tot groepstoezichthouder wordt aangesteld conform artikel 59/5, § 5, richt zij een college van toezichthouders op om de uitoefening van de in dit artikel bedoelde taken te faciliteren en te zorgen voor coördinatie en samenwerking met de relevante toezichthoudende autoriteiten van de betrokken derde landen, in het bijzonder indien dit voor de toepassing van artikel 23, lid 1, alinea 1, onder c), en lid 2, van Verordening (EU) 2019/2033 nodig is om met de toezichthoudende autoriteiten van de gekwalificeerde centrale tegenpartijen (GCTP's) relevante informatie over het margemodel uit te wisselen en deze bij te werken.
   § 2. Het college van toezichthouders biedt een kader waarbinnen de FSMA, als groepstoezichthouder, de Europese Bankautoriteit en de andere bevoegde autoriteiten de volgende taken verrichten:
   a) de in artikel 59/2 bedoelde taken;
   b) de coördinatie van verzoeken om informatie indien dit nodig is voor het faciliteren van het toezicht op geconsolideerde basis, overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) 2019/2033;
   c) de coördinatie van verzoeken om informatie in gevallen waarin verscheidene bevoegde autoriteiten van beleggingsondernemingen die tot dezelfde groep behoren, hetzij van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van een clearinglid, hetzij van de bevoegde autoriteit van de gekwalificeerde centrale tegenpartij (GCTP) informatie moeten vragen over het margemodel en de parameters die worden gebruikt voor de berekening van het margevereiste van de betrokken beleggingsondernemingen;
   d) de uitwisseling van informatie tussen alle bevoegde autoriteiten en met de Europese Bankautoriteit overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 en met de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA) overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1095/2010;
   e) een akkoord bereiken over de vrijwillige delegatie van taken en verantwoordelijkheden tussen bevoegde autoriteiten, indien van toepassing;
   f) de efficiëntie van het toezicht vergroten door te voorkomen dat onnodig tweemaal aan hetzelfde toezichtsvereiste moet worden voldaan.
   In voorkomend geval, mag een college van toezichthouders eveneens worden opgericht wanneer de dochterondernemingen van een beleggingsondernemingsgroep onder leiding van een EU-beleggingsonderneming, een EU-beleggingsmoederholding of een gemengde financiële EU-moederholding in een derde land zijn gevestigd.
   De Europese Bankautoriteit neemt overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 deel aan de vergaderingen van de colleges van toezichthouders.
   § 3. De volgende autoriteiten zijn leden van het college van toezichthouders:
   a) de FSMA;
   b) de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op dochterondernemingen van een beleggingsondernemingsgroep onder leiding van een EU-beleggingsonderneming, een EU-moederbeleggingsholding of een gemengde financiële EU-moederholding;
   c) in voorkomend geval, de toezichthoudende autoriteiten van derde landen, met inachtneming van vertrouwelijkheidsvereisten die, volgens alle bevoegde autoriteiten, gelijkwaardig zijn aan de vereisten van titel IV, hoofdstuk 1, afdeling 2, van Richtlijn (EU) 2019/2034.
   § 4. Als de FSMA, conform artikel 59, § 5, tot groepstoezichthouder wordt aangesteld, zit zij de vergaderingen van het college van toezichthouders voor en stelt zij besluiten vast. De FSMA informeert alle leden van het college van toezichthouders vooraf volledig over de organisatie van deze vergaderingen, de voornaamste agendapunten en de te onderzoeken activiteiten. De FSMA informeert alle leden van het college van toezichthouders ook tijdig en volledig over de tijdens die verga-deringen genomen beslissingen en over de uitgevoerde maatregelen.
   Bij het nemen van beslissingen houdt de FSMA rekening met de relevantie van de door de in paragraaf 3 bedoelde autoriteiten te plannen of te coördineren toezichtsactiviteit.
   De oprichting en de werking van de colleges van toezichthouders worden schriftelijk vastgelegd.
   Bij een meningsverschil over een door de groepstoezichthouder genomen beslissing over de werking van colleges van toezichthouders mag iedere betrokken bevoegde autoriteit de zaak naar de Europese Bankautoriteit verwijzen en de Euro-pese Bankautoriteit om bijstand verzoeken overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 56, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 59/2. [1 Indien zich een noodsituatie voordoet, met inbegrip van een situatie als omschreven in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 of een situatie van ongunstige ontwikkelingen op de markten, die de liquiditeit van de markt en de stabiliteit van het financiële stelsel mogelijk in gevaar brengen in lidstaten waar entiteiten van een beleggingsondernemingsgroep een vergunning hebben gekregen, brengt de FSMA, als ze overeenkomstig artikel 59, § 5 als groepstoezichthouder wordt aangewezen, de Europese Bankautoriteit, het Europees Comité voor Systeemrisico's en andere relevante bevoegde autoriteiten daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte en deelt hij alle informatie mee die noodzakelijk is om hun taken uit te oefenen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 57, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 59/3. [1 In haar hoedanigheid van bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het toezicht op dochterondernemingen naar Belgisch recht van een beleggingsondernemingsgroep onder leiding van een EU-moederbeleggingsonderneming, een EU-moederbeleggingsholding of een gemengde financiële EU-moederholding, neemt de FSMA deel aan de colleges van toezichthoudende autoriteiten die opgericht zijn door de groepstoezichthouder.
   In geval van een verschil van mening tussen de FSMA, in haar hoedanigheid bedoeld in het eerste lid, over een door de groepstoezichthouder genomen besluit over de werking van de colleges van toezichthouders, mag zij de zaak aan de Europese Bankautoriteit voorleggen en haar om bijstand verzoeken overeenkomstig artikel 19 van Verordening nr. 1093/2010.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 58, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 59/4. [1 § 1. De FSMA verstrekt de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 59/1, § 3, en, in voorkomend geval, de groepstoezichthouder, alle nodige relevante informatie, waaronder:
   a) de identificatie van de juridische en bestuursstructuur van de beleggingsondernemingsgroep, met inbegrip van haar organisatiestructuur, die alle gereguleerde en niet-gereguleerde entiteiten, niet-gereguleerde dochterondernemingen en de moederondernemingen omvat, en van de bevoegde autoriteiten van de gereguleerde entiteiten in de beleggingsondernemingsgroep;
   b) de procedures voor het vergaren van informatie bij de beleggingsondernemingen in een beleggingsondernemingsgroep en de procedures voor de verificatie van die informatie;
   c) ongunstige ontwikkelingen in beleggingsondernemingen of in andere entiteiten van een beleggingsondernemingsgroep die ernstige nadelige gevolgen voor deze beleggingsondernemingen zouden kunnen hebben;
   d) belangrijke sancties en buitengewone maatregelen die de bevoegde autoriteiten hebben genomen overeenkomstig de nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn `(EU) 2019/2034;
   e) het feit dat een specifiek eigenvermogensvereiste uit hoofde van artikel 39 van Richtlijn (EU) 2019/2034 wordt opgelegd.
   § 2. De bevoegde autoriteiten en de groepstoezichthouder kunnen overeenkomstig artikel 19, lid 1 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, een zaak aan Europese Bankautoriteit voorleggen indien relevante informatie niet zonder onnodige vertraging is meegedeeld overeenkomstig lid 1 of een verzoek om samenwerking, met name om relevante informatie uit te wisselen, is afgewezen of niet binnen een redelijke termijn is beantwoord.
   § 3. De FSMA raadpleegt de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 59/1, § 3 en, in voorkomend geval, de groepstoezichthouder, alvorens een besluit te nemen dat van belang kan zijn voor de toezichtstaken van die andere bevoegde autoriteiten, over het volgende:
   a) veranderingen in de aandeelhouders-, de organisatie- of de bestuursstructuur van de beleggingsondernemingen in een beleggingsondernemingsgroep die goedkeuring of machtiging door de bevoegde autoriteiten vereisen;
   b) significante sancties en uitzonderlijke maatregelen die opgelegd zijn aan de beleggingsondernemingen in de beleg-gingsondernemingsgroep;
   c) specifieke eigenvermogensvereisten die zijn opgelegd met toepassing van de omzetting van artikel 39 van (EU) Richtlijn 2019/2034 in nationaal recht.
   § 4. De FSMA moet, in haar hoedanigheid van bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het toezicht op dochterondernemingen naar Belgisch recht van een beleggingsondernemingsgroep onder leiding van een EU-moederbeleggingsonderneming, een EU-moederbeleggingsholding of een gemengde financiële EU-moederholding, steeds de groepstoezichthouder raadplegen als zij overweegt om een beslissing te nemen als bedoeld in paragraaf 3, punt b).
   § 5. In afwijking van paragraaf 3, is de FSMA niet verplicht om de andere bevoegde autoriteiten te raadplegen in noodsituaties of als een dergelijke raadpleging ertoe kan leiden dat haar besluit zijn doel mist; in dergelijk geval brengt zij de andere bevoegde autoriteiten onverwijld op de hoogte van haar besluit om geen overleg te plegen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 59, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 59/5. [1 § 1. Voor het toezicht op geconsolideerde basis leggen de betrokken vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies periodiek aan de FSMA een geconsolideerde financiële staat voor. De FSMA bepaalt, na raadpleging van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies via hun representatieve beroepsverenigingen, vol-gens welke regels deze staat moet worden opgemaakt en inzonderheid volgens welke regels de consolidatiekring wordt bepaald, consolidatie moet worden toegepast en hoe vaak deze staten moeten worden voorgelegd.
   Wanneer zij dit voor het prudentiële toezicht noodzakelijk acht, kan de FSMA eisen dat de vennootschappen die geen dochteronderneming zijn maar waarin de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies deelneemt of waarmee zij een andere kapitaalbinding heeft, in de consolidatie worden opgenomen.
   § 2. De FSMA kan voorschrijven of eisen dat de betrokken vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de betrokken beleggingsholdings, gemengde financiële holdings, gemengde holdings, hun dochterondernemingen en alle andere geconsolideerde of in het groepskapitaalcriterium opgenomen ondernemingen, alsook alle personen die behoren tot deze entiteiten, haar alle inlichtingen verstrekken die nuttig zijn voor haar toezicht op geconsolideerde basis of voor haar toezicht op de naleving van het groepskapitaalcriterium. Voor dit toezicht kan de FSMA, ter plaatse, in alle geconsolideerde of in het groepskapitaalcriterium opgenomen ondernemingen, de inlichtingen toetsen die zij heeft ontvangen in het kader van het toezicht op geconsolideerde basis of van het toezicht op de naleving van het groepskapitaalcriterium, of, op kosten van de betrokken vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, erkende revisoren of, in voorkomend geval, door haar daartoe erkende buitenlandse deskundigen hiermee gelasten.
   § 3. Ondernemingen die uitsluitend of samen met andere ondernemingen de controle hebben over een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, en de dochterondernemingen van deze ondernemingen moeten, indien die ondernemingen en hun dochterondernemingen niet vallen binnen het toepassingsgebied van de bepalingen betreffende het toezicht op geconsolideerde basis of het toezicht op de naleving van het groepskapitaalcriterium, of binnen het toepassingsgebied van artikel 60 betreffende het aanvullend groepstoezicht, de FSMA en de bevoegde buitenlandse overheden alle gegevens en inlichtingen verstrekken die nuttig zijn voor het toezicht op de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies waarover deze ondernemingen de controle hebben.
   § 4. De FSMA kan eisen dat de inlichtingen bedoeld in paragraaf 2 omtrent ondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat dan België haar worden meegedeeld door de onder Belgisch recht ressorterende vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, beleggingsholding of gemengde financiële holding.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 60, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 59/6. [1 § 1. Indien een gemengde holding een of meer dochterondernemingen heeft die vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht zijn, kan de FSMA de gegevens en inlichtingen opvragen die zij dienstig acht voor haar toezicht op deze vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, hetzij rechtstreeks bij de gemengde holding, hetzij via de genoemde dochterondernemingen. In dit laatste geval blijft de gemengde holding samen met de rapporterende vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies verantwoordelijk voor de juistheid en stipte mededeling van de verstrekte informatie.
   Indien de in het eerste lid bedoelde gemengde holding een onderneming naar Belgisch recht is, beschikt deze over een passende administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle, teneinde de juistheid en conformiteit met de geldende regels te waarborgen van de te verstrekken gegevens en inlichtingen.
   § 2. De FSMA kan de met toepassing van paragraaf 1 verstrekte gegevens en inlichtingen ter plaatse controleren.
   Indien de gemengde holding of een van haar dochterondernemingen in een andere lidstaat is gevestigd dan België, wordt de informatie ter plaatse gecontroleerd in overeenstemming met de procedure die vervat is in artikel 59/7, § 2.
   Wanneer de gemengde holding of een van haar dochterondernemingen gevestigd is buiten de Europese Economische Ruimte, worden de modaliteiten voor de uitvoering van het bepaalde bij paragraaf 2 vastgelegd in overeenkomsten tussen de FSMA en de betrokken buitenlandse toezichthoudende autoriteiten, in voorkomend geval overeenkomstig artikel 77, § 2 van de wet van 2 augustus 2002.
   § 3. De FSMA kan de met toepassing van paragraaf 1 verstrekte gegevens en inlichtingen laten controleren op hun juistheid en volledigheid:
   1° wanneer de rapporterende onderneming een vennootschap naar Belgisch recht is, door de commissaris belast met de controle van de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van deze onderneming conform het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen;
   2° wanneer de rapporterende onderneming buiten België gevestigd is, door de commissaris die conform het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen belast is met de controle van de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht die een dochteronderneming van de gemengde holding is.
   § 4. De in paragraaf 2 bedoelde vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies beschikken over passende risicobeheerprocessen en internecontrolemechanismen, met inbegrip van gedegen rapporterings- en boekhoudkundige systemen, met het oog op een passende herkenning, meting, bewaking en controle van transacties met hun gemengde moederholding en haar dochterondernemingen. Deze transacties worden door de FSMA gecontroleerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 61, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 59/7. [1 § 1. De FSMA kan de naleving van de verplichtingen bepaald bij deze onderafdeling, en de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en inlichtingen ter plaatse nagaan bij de in artikel 59/5, § 2 bedoelde ondernemingen, de gemengde holdings en hun dochterondernemingen en de ondernemingen die nevendiensten verrichten. Zij kan, op kosten van deze ondernemingen, commissarissen of door haar daartoe erkende buitenlandse deskundigen hiermee belasten.
   § 2. Wanneer de in paragraaf 1 bedoelde ondernemingen ressorteren onder het recht van een andere lidstaat, verzoekt de FSMA de bevoegde autoriteit van die lidstaat om deze controle uit te voeren. De FSMA verricht deze controle zelf als zij daarvoor de toestemming krijgt van de bevoegde autoriteit van die lidstaat. Wanneer deze laatste de controle zelf wenst te verrichten, of een erkend revisor of een deskundige daartoe aanstelt, kan de FSMA niettemin aan de controle deelnemen indien zij dat wenst.
   § 3. Als de FSMA zelf een dergelijk verzoek ontvangt:
   a) verricht ze de gevraagde controle zelf;
   b) staat ze de bevoegde autoriteiten die het verzoek hebben ingediend toe de controle te verrichten; of
   c) verzoekt zij een revisor of een deskundige om de controle op onpartijdige wijze te verrichten en de resultaten terstond te rapporteren.
   Voor de toepassing van de punten a) en c) is het de verzoekende bevoegde autoriteiten toegestaan deel te nemen aan de controle.
   § 4. Wanneer de in paragraaf 1 bedoelde ondernemingen ressorteren onder het recht van een derde land, worden de modaliteiten van de controle ter plaatse geregeld in samenwerkingsovereenkomsten die de FSMA met de betrokken buitenlandse autoriteiten heeft gesloten of die de Europese Commissie met de betrokken buitenlandse autoriteiten heeft gesloten, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 56 van Richtlijn (EU) 2019/2034.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 62, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 59/8. [1 § 1. Wanneer een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht behoort tot een beleggingsondernemingsgroep uit een derde land, die meerdere EER-dochterondernemingen heeft, waarvan er minstens twee vergund zijn als beleggingsonderneming, moet de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies aan één van de volgende voorwaarden voldoen:
   1° de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies is in handen van een intermediaire EER-moederonderneming;
   2° de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies behoort tot een beleggingsondernemingsgroep uit een derde land waarvan de totale waarde van de activa in de EER minder bedraagt dan 40 miljard euro.
   § 2. Voor de toepassing van dit artikel is de totale waarde van de activa in de EER van een beleggingsondernemingsgroep uit een derde land de som van het volgende:
   1° de totale waarde van de activa van elke beleggingsonderneming in de EER die deel uitmaakt van de groep uit een derde land, zoals die blijkt uit haar geconsolideerde balans of, bij ontstentenis daarvan, zoals die blijkt uit haar afzonderlijke balansen; en
   2° de totale waarde van de activa van elk bijkantoor van de groep uit een derde land waaraan in een lidstaat een vergunning is verleend in overeenstemming met Verordening nr. 600/2014 of Richtlijn 2014/65/EU.
   § 3. Vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies als bedoeld in paragraaf 1, 1° moeten in handen zijn van een intermediaire EER-moederonderneming die alle dochterondernemingen in de EER van de beleggingsondernemingsgroep uit een derde land bezit die als beleggingsonderneming vergund zijn.
   § 4. Onverminderd artikel 218/1 van de wet van 25 april 2014 dient de in paragraaf 1, 1° bedoelde intermediaire EER-moederonderneming een beleggingsonderneming te zijn die overeenkomstig artikel 6 of overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat een vergunning heeft verkregen en die onderworpen is aan Richtlijn 2014/59/EU.
   § 5. Vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht met als moederonderneming een moederbeleggingsonderneming, beleggingsholding of gemengde financiële holding die onder een derde land ressorteert met als dochteronderneming minstens een andere beleggingsonderneming die onder het recht van een lidstaat ressorteert, die niet reeds onderworpen zijn aan of opgenomen zijn in de reikwijdte van het toezicht op geconsolideerde basis of van het toezicht op de naleving van het groepskapitaalcriterium, overeenkomstig deze onderafdeling, uitgeoefend door de FSMA of een andere bevoegde autoriteit, worden, onverminderd de paragrafen 1 tot 4, aan een beoordeling onderworpen volgens de bepalingen van paragrafen 6 en 7.
   § 6. De FSMA beoordeelt of de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies onderworpen is aan toezicht door de toezichthoudende autoriteit van het derde land dat gelijkwaardig is aan het toezicht uit hoofde van deze wet en deel één van Verordening (EU) 2019/2033.
   § 7. Indien uit de in paragraaf 6 bedoelde beoordeling blijkt dat er geen gelijkwaardig toezicht wordt uitgeoefend, kan de FSMA passende toezichtsmethoden hanteren die de doelstellingen voor toezicht overeenkomstig artikel 7 of 8 van Verordening (EU) 2019/2033 verwezenlijken. Deze toezichtstechnieken worden vastgesteld door de FSMA die de groepstoezichthouder zou zijn indien de moederonderneming in de Europese Unie was gevestigd, na overleg met de andere betrokken bevoegde autoriteiten. Iedere krachtens dit lid genomen maatregel wordt aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten, aan Europese Bankautoriteit en aan de Europese Commissie meegedeeld.
   De FSMA die de groepstoezichthouder zou zijn indien de moederonderneming in de Europese Unie was gevestigd, kan met name eisen dat in de Europese Unie een beleggingsholding of een gemengde financiële holding wordt opgericht, en artikel 7 of 8 van Verordening (EU) 2019/2033 toepassen op die beleggingsholding of gemengde financiële holding.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 63, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 59/9. [1 Aan beleggingsholdings, gemengde financiële holdings en gemengde holdings, of hun feitelijke bestuurders, die inbreuk maken op deze onderafdeling, kunnen de sancties of maatregelen van artikel 64 tot 69 worden opgelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 64, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art.60. § 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
  1° "groep": een geheel van ondernemingen dat gevormd wordt door een moederondememing, haar dochterondernemingen, de ondernemingen waarin de moederonderneming of haar dochterondememingen rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhouden, alsook de ondernemingen waarmee een consortium wordt gevormd en de ondernemingen die door deze laatste ondernemingen worden gecontroleerd of waarin deze laatste ondernemingen een deelneming aanhouden;
  2° "financiële dienstengroep": een groep of subgroep waarvan ten minste één van de dochterondernemingen een gereglementeerde onderneming is en die aan de volgende voorwaarden voldoet:
  a) wanneer een gereglementeerde onderneming aan het hoofd van de groep of subgroep staat:
  i) is deze onderneming een moederonderneming van een onderneming in de financiële sector, een onderneming die houder is van een deelneming in een onderneming in de financiële sector, dan wel een onderneming die met een onderneming in de financiële sector verbonden is onder de vorm van een consortium;
  ii) is ten minste één van de entiteiten in de groep of subgroep een onderneming uit de verzekeringssector en is ten minste één van de entiteiten in de groep een onderneming uit de banksector of de beleggingsdienstensector, en
  iii) zijn de geconsolideerde en/of geaggregeerde activiteiten van de tot de groep of subgroep behorende entiteiten uit de verzekeringssector en van de entiteiten uit de banksector en de beleggingsdienstensector significant; of
  b) wanneer aan het hoofd van de groep of subgroep geen gereglementeerde onderneming staat:
  i) vinden de activiteiten van de groep of subgroep in hoofdzaak plaats in de financiële sector;
  ii) is ten minste één van de entiteiten in de groep of subgroep een onderneming uit de verzekeringssector en ten minste één van de entiteiten in de groep of subgroep is een onderneming uit de banksector of de beleggingsdienstensector, en
  iii) zijn de geconsolideerde en/of geaggregeerde activiteiten van de tot de groep of subgroep behorende entiteiten uit de verzekeringssector en van de entiteiten uit de banksector en de beleggingsdienstensector significant;
  De Koning bepaalt wat moet worden verstaan onder de begrippen "in hoofdzaak" en "significant";
  3° "gereglementeerde onderneming": een rechtspersoon die hetzij een beleggings-onderneming is als gedefinieerd in artikel 3, hetzij een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 1, § 3, van de wet van 25 april 2014, hetzij een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 5, 1° en 2° van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, hetzij een beheerder van AICB's, hetzij een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, en elke andere onderneming opgericht naar buitenlands recht die, indien ze haar maatschappelijke zetel in België zou hebben, een toelating dient te verkrijgen voor de uitoefening van het bedrijf van beleggingsonderneming, van beheerder van AICB's of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;
  4° "financiële sector": een sector die bestaat uit een of meer van de volgende ondernemingen:
  a) een gereglementeerde onderneming die een kredietinstelling is, een financiële instelling in de zin van artikel 3, 41°, van de wet van 25 april 2014, een onderneming die nevendiensten verricht in de zin van artikel 4, lid 1, punt 18), van Verordening (EU) Nr. 575/2013; deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de banksector" wordt genoemd;
  b) een gereglementeerde onderneming die een verzekerings- of herverzekerings-onderneming is, een verzekeringsholding in de zin van artikel 338, 5° van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen; deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de verzekeringssector" wordt genoemd;
  c) een gereglementeerde onderneming die een beleggingsonderneming is, een onderneming die nevendiensten verricht in de zin van artikel 2, 2°, een financiële instelling in de zin van artikel 2, 7° ; deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de beleggings-dienstensector" wordt genoemd;
  5° "gemengde financiële holding": een moederonderneming, andere dan een gereglementeerde onderneming, aan het hoofd van een financiële dienstengroep;
  6° "moederonderneming", "dochteronder-neming", "controle", "consortium", "deelneming": de begrippen in de zin van de omschrijving die ervan wordt gegeven in artikelen 2, 28° en 59, artikel 3, § 1, 26° en de Afdelingen I, II en IV van Boek II, Titel III, Hoofdstuk IV van de wet van 25 april 2014, of artikel 338, 1°, 2° en 3° van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen.
  § 2. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht:
  1° die aan het hoofd staan van een financiële dienstengroep; of
  2° waarvan de moederonderneming een gemengde financiële holding met hoofdkantoor in een lidstaat is,
  zijn onderworpen aan een aanvullend groepstoezicht overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf.
  Indien verschillende gereglementeerde ondernemingen dochterondernemingen van de in het eerste lid, 2°, bedoelde gemengde financiële holding zijn, betreft het aanvullend toezicht op de financiële dienstengroep uitsluitend de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht, voor zover de FSMA bevoegd is voor het aanvullend toezicht op de financiële dienstengroep.
  Wanneer een gereglementeerde onderneming naar Belgisch recht aan het hoofd staat van een financiële dienstengroep wordt het aanvullende groepstoezicht uitgeoefend door de toezichthoudende overheid verantwoordelijk voor het toezicht op de betrokken gereglementeerde onderneming.
  Het aanvullende toezicht slaat op de financiële positie van de financiële dienstengroep in het algemeen en de solvabiliteit van de groep in het bijzonder, de risicoconcentratie, de intragroep-verrichtingen, en de interne controleprocedures en de risicobeheer-procedures voor het geheel van de groep.
  De Koning bepaalt de normen die in uitvoering van het tweede en derde lid van toepassing zijn.
  Alle ondernemingen van de financiële dienstengroep die behoren tot de financiële sector worden in het aanvullende groepstoezicht opgenomen, volgens de nadere regels die de Koning bepaalt.
  De Koning kan het aanvullende groepstoezicht uitbreiden tot andere domeinen en tot groepsondernemingen buiten de financiële sector, conform de Europese regelgeving.
  De FSMA kan voorschrijven dat de in het aanvullende groepstoezicht opgenomen gereglementeerde en niet gereglementeerde ondernemingen haar alle inlichtingen dienen te verstrekken die nuttig zijn voor haar aanvullend groepstoezicht. Voor dit toezicht kan de FSMA ter plaatse in alle in het aanvullende groepstoezicht opgenomen ondernemingen de inlichtingen toetsen die zij heeft ontvangen, of, op kosten van de betrokken gereglementeerde onderneming, erkende revisoren, of in voorkomend geval door haar daartoe erkende buitenlandse deskundigen hiermee belasten. De FSMA verricht deze toetsing of laat die verrichten bij een onderneming die in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte is gevestigd, nadat zij de bevoegde toezichthoudende overheid van die andere Staat hiervan in kennis heeft gesteld en voorzover deze laatste die toetsing niet zelf verricht of toestaat dat een revisor of deskundige deze verricht. Indien de toezichthoudende overheid de toetsing niet zelf verricht, kan zij niettemin aan de verificatie deelnemen zo zij dit wenselijk acht.
  Het aanvullende groepstoezicht heeft niet tot gevolg dat de FSMA op elke in dit toezicht opgenomen onderneming individueel toezicht uitoefent. Het aanvullende groepstoezicht doet evenmin afbreuk aan het toezicht op vennootschappelijke en op geconsolideerde basis overeenkomstig de andere bepalingen van deze wet.
  De Koning kan bepalen onder welke voorwaarden Belgische ondernemingen, die deel uit maken van een financiële dienstengroep en opgenomen zijn in het aanvullende groepstoezicht dat wordt uitgeoefend door een buitenlandse toezichthoudende overheid, verplicht kunnen worden bepaalde inlichtingen te verstrekken aan die toezichthoudende overheid voor de uitoefening van diens aanvullend groepstoezicht, en waarbij deze overheid zelf of via door haar gemachtigde revisoren of deskundigen de verstrekte inlichtingen ter plaatse kan toetsen.
  § 3. De Koning bepaalt de regels voor het aanvullende groepstoezicht overeenkomstig de bepalingen van de Richtlijn 2002/87/EG van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekerings-ondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad.
  § 4. In bijzondere gevallen kan de FSMA, met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel, met redenen omklede afwijkingen toestaan van de krachtens dit artikel genomen besluiten en reglementen, voorzover dergelijke afwijkingen gelden voor alle gereglementeerde ondernemingen die zich in gelijkwaardige omstandigheden bevinden. Gebruik van deze bevoegdheid mag niet indruisen tegen de bepalingen van Europees recht.

Onderafdeling 4. [1 - Revisoraal toezicht]1   ----------   (1)
Art.61.§ 1. De commissarissen die, overeenkomstig het [1 Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen]1, belast zijn met het toezicht op de jaarrekeningen en de geconsolideerde jaarrekening van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, brengen op eigen initiatief verslag uit bij de FSMA zodra zij, in het kader van hun opdracht bij een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of in het kader van een revisorale opdracht bij een met de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies verbonden vennootschap:
  a) beslissingen, feiten of ontwikkelingen vaststellen die de positie van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies financieel of op het vlak van haar administratieve en boekhoudkundige organisatie of van haar interne controle, op betekenisvolle wijze kunnen beïnvloeden;
  b) beslissingen of feiten vaststellen die kunnen wijzen op een overtreding van het [1 Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen]1, de statuten, dit boek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen;
  c) andere beslissingen of feiten vaststellen die kunnen leiden tot een weigering van de certificering van de jaarrekening of tot het formuleren van voorbehoud;
  d) beslissingen of feiten vaststellen met betrekking tot de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die van aard zijn de bedrijfscontinuïteit ervan aan te tasten.
  § 2. Tegen commissarissen die te goeder trouw informatie hebben verstrekt als bedoeld in paragraaf 1, kunnen geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vorderingen worden ingesteld, noch professionele sancties worden uitgesproken.
  ----------
  (1)<W 2021-06-27/09, art. 254, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.62.De FSMA kan een door haar aangesteld erkend revisor of de commissarissen belast met het toezicht op de jaarrekeningen en de geconsolideerde jaarrekeningen van vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, overeenkomstig het [1 Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen]1, vragen om haar, op kosten van die entiteiten, bijzondere verslagen te bezorgen over de onderwerpen die zij bepaalt.
  ----------
  (1)<W 2021-06-27/09, art. 255, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>

Onderafdeling 5. [1 - Toezicht op werkzaamheden uitgeoefend in een andere lidstaat]1   ----------   (1)
Art. 62/1. [1 § 1. Onverminderd de bevoegdheden waarover de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst beschikken op grond van de wetgeving tot omzetting van Richtlijn 2019/2034 in die lidstaat, omvat ook het toezicht dat wordt uitgeoefend door de FSMA overeenkomstig onderafdeling I, de werkzaamheden die de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies uitoefenen via de vestiging van bijkantoren of het vrij verrichten van diensten in andere lidstaten.
   Het toezicht bedoeld in het eerste lid doet geen afbreuk aan het toezicht op geconsolideerde basis.
   § 2. De FSMA neemt bij de uitoefening van haar taak naar behoren de gevolgen in overweging die haar beslissingen, met name in noodsituaties, kunnen hebben voor de stabiliteit van het financiële stelsel van alle andere betrokken lidstaten, uitgaande van de op het betrokken tijdstip beschikbare informatie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 67, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 62/2. [1 Wanneer de toezichthouders van beleggingsondernemingen in een andere lidstaat waar een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht een bijkantoor heeft gevestigd of beleggingsdiensten dan wel nevendiensten verricht als bedoeld in artikel 2 in het kader van het vrij verrichten van diensten, de FSMA in kennis stellen van inbreuken op de wettelijke, reglementaire of administratieve bepalingen die in die lidstaat van toepassing zijn onder toezicht van die toezichthouders conform Richtlijn 2014/65/EU, neemt de FSMA zo spoedig mogelijk de vereiste maatregelen als bedoeld in artikel 64, § 1. De FSMA stelt de voornoemde toezichthouders hiervan in kennis. Artikel 64, § 2 is van toepassing.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 68, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 62/3. [1 § 1. Teneinde toezicht te houden op de werkzaamheden die vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies in andere lidstaten uitoefenen via een bijkantoor, werkt de FSMA nauw samen met de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst.
   De FSMA verstrekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst:
   1° alle gegevens betreffende het bestuur en de aandeelhouderskring van de betrokken vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die het toezicht op deze vennootschappen en het onderzoek van hun vergunningsvoorwaarden kunnen vergemakkelijken;
   2° alle gegevens die de monitoring van deze vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies kunnen vergemakkelijken, met name op het gebied van liquiditeit, solvabiliteit, administratieve en boekhoudkundige organisatie en internecontrolemechanismen, alsook beperking van concentratierisico's of, in voorkomend geval, beperking van grote risico's; en
   3° alle gegevens betreffende eventuele andere factoren die van invloed kunnen zijn op het risico, in voorkomend geval het systeemrisico, dat deze vennootschappen vormen.
   § 2. De FSMA verstrekt aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst onmiddellijk alle inlichtingen en bevindingen over mogelijke problemen en risico's die een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies kan inhouden met betrekking tot de bescherming van de cliënten of de stabiliteit van het financiële stelsel in de betrokken lidstaat van ontvangst.
   § 3. De FSMA geeft gevolg aan informatie waarvan zij door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst in kennis is gesteld, door alle maatregelen te nemen die nodig zijn om mogelijke problemen en risico's als bedoeld in paragraaf 2 te voorkomen of te verhelpen.
   Op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst deelt de FSMA mee en legt zij in detail uit hoe zij rekening heeft gehouden met de inlichtingen en bevindingen die de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst haar heeft meegedeeld.
   Indien de FSMA bezwaar maakt tegen de maatregelen die door een bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst moeten worden getroffen om verdere tekortkomingen te voorkomen teneinde de belangen van beleggers en andere personen voor wie diensten worden verricht te beschermen of de stabiliteit van het financiële stelsel te vrijwaren, kan zij de zaak aan de Europese Bankautoriteit voorleggen overeenkomstig artikel 19 van Verordening nr. 1093/2010.
   § 4. De FSMA kan eveneens situaties waarin een verzoek om samenwerking, met name een verzoek om uitwisseling van informatie, is afgewezen of niet binnen een redelijke termijn is ingewilligd, aan de Europese Bankautoriteit voorleggen overeenkomstig artikel 19 van Verordening nr. 1093/2010.
   § 5. Voor het beoordelen van de voorwaarde in artikel 23, lid 1, eerste alinea, onder c) van Verordening 2019/2033, kan de FSMA de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van een clearinglid verzoeken om informatie in verband met het margemodel en de parameters die worden gebruikt voor het berekenen van het margevereiste van de betrokken vennootschap.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 69, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 62/4. [1 § 1. De FSMA kan bij de bijkantoren van vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht die in een andere lidstaat zijn gevestigd, na voorafgaande kennisgeving aan de autoriteiten van deze lidstaat die bevoegd zijn voor het toezicht op beleggingsondernemingen, de inspecties verrichten als bedoeld in artikel 56, § 3, tweede lid, alsook inspecties om informatie over de leiding en het beheer van het bijkantoor, en alle informatie die het toezicht op de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies kan vergemakkelijken, ter plaatse in te zamelen of te controleren, inzonderheid op het vlak van de liquiditeit, solvabiliteit, beleggersbescherming, administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle, alsook op het vlak van beperking van concentratierisico's of, in voorkomend geval, beperking van grote risico's.
   De FSMA kan, met hetzelfde doel voor ogen, en na voorafgaande kennisgeving aan de in het eerste lid bedoelde toezichthouders, een deskundige aanstellen om de nodige controles en expertises te verrichten. De bezoldiging en de kosten van de deskundige worden gedragen door de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
   De FSMA kan deze toezichthouders ook verzoeken om de in het eerste lid bedoelde controles en expertises die zij aanstipt te verrichten.
   § 2. Voor toezichtsdoeleinden en indien zij dit om redenen van stabiliteit van hun financiële stelsel van belang achten, zijn de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies een bijkantoor heeft gevestigd, bevoegd om, per geval, de activiteiten van het bijkantoor van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies op hun grondgebied ter plaatse te controleren en te inspecteren, en om bij dit bijkantoor informatie over zijn activiteiten op te vragen.
   Alvorens dergelijke controles en inspecties uit te voeren, raadplegen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst onverwijld de FSMA.
   Zo spoedig mogelijk na afronding van die controles en inspecties stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst de FSMA in kennis van de bevindingen en verkregen informatie die van belang zijn voor de risicobeoordeling van de betrokken vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 70, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Afdeling 5. [1 - Intrekking van de vergunning, herstelmaatregelen, dwangsommen en administratieve sancties]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Intrekking van de vergunning]1   ----------   (1)
Art.63. Bij beslissing die met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis wordt gebracht, trekt de FSMA de vergunning in van vennootschappen van vermogensbeheer en beleggingsadvies die hun bedrijf niet binnen twaalf maanden na het verlenen van een vergunning hebben aangevat, die afstand doen van hun vergunning of hun bedrijf hebben stopgezet. Zij wijzigt de vergunning van de vennootschappen van vermogensbeheer en beleggingsadvies die gedeeltelijk afstand doen van hun vergunning.

Onderafdeling 2. [1 - ]1   ----------   (1)
Art. 63/1. [1 Ingeval de FSMA van oordeel is dat in hoofde van een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies aan de in artikel XX.99 van het Wetboek van economisch recht bepaalde voorwaarden is voldaan, kan de FSMA, in afwijking van artikel XX.100 van het Wetboek van Economisch Recht, de zaak uit eigen beweging bij dagvaarding aanhangig maken bij de insolventierechtbank.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 74, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Onderafdeling 3. [1 - Her-stelmaatregelen]1   ----------   (1)
Art. 63/2. [1 § 1. Wanneer de FSMA vaststelt dat:
   - een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies niet werkt overeenkomstig de bepalingen van deze titel, van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen of van Verordening (EU) 2019/2033 die op haar van toepassing zijn;
   - of wanneer de FSMA beschikt over gegevens waaruit blijkt dat het gevaar bestaat dat deze vennootschap in de komende twaalf maanden niet meer zal werken overeenkomstig deze bepalingen,
   stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen.
   § 2. Zolang de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies de in paragraaf 1 bedoelde toestand niet heeft verholpen, kan de FSMA te allen tijde:
   1° onverminderd artikel 58/4, § 1, eigenvermogensvereisten opleggen die strenger zijn of een aanvulling vormen op die waarin voorzien is door of krachtens artikel 11 van Verordening (EU) 2019/2033 of de reglementen die met toepassing van artikel 54 zijn vastgesteld, wanneer een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies niet voldoet aan de vereisten van de artikelen 25 en 54 en het onwaarschijnlijk is dat andere toezichtsmaatregelen kunnen garanderen dat deze vereisten binnen een passende termijn worden nageleefd;
   2° een verstrenging eisen van het beleid inzake eigenvermogensbehoeften en liquiditeitsbehoeften van de vennootschap en de organisatieregelingen die zijn ingevoerd conform artikel 54, § 2 en 25 van deze wet;
   3° van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies eisen dat zij, binnen een termijn van een jaar, een plan indienen om opnieuw te voldoen aan de toezichtsvereisten uit hoofde van deze wet en Verordening (EU) 2019/2033, dat zij een uiterste termijn vaststellen voor de uitvoering van dat plan, en dat ze verbeteringen aanbrengen in dat plan wat toepassingsgebied en uiterste termijn betreft;
   4° de toepassing opleggen van bijzondere regels inzake waardering of waardeaanpassing voor de berekening van de eigenvermogensvereisten die opgelegd zijn door of krachtens artikel 11 van Verordening (EU) 2019/2033, of door de met toepassing van artikel 54 van deze wet vastgestelde reglementen;
   5° van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies eisen dat zij hun nettowinst gebruiken om hun eigen vermogen te versterken;
   6° alle dividenduitkeringen of betalingen, met name van interesten, aan aandeelhouders of houders van aanvullend-tier 1-kapitaalinstrumenten, beperken of verbieden, voor zover de schorsing van de betalingen die daaruit zou voortvloeien, niet leidt tot de opening van een liquidatieprocedure met toepassing van de bepalingen van Boek XX van het Wetboek van Economisch Recht;
   7° eisen dat de variabele beloning beperkt wordt tot een percentage van de winst;
   8° onverminderd artikel 58/10, specifieke liquiditeitsvereisten opleggen die dwingender zijn dan die waarin is voorzien door of krachtens Verordening (EU) 2019/2033 of de reglementen die met toepassing van artikel 54 van deze wet zijn vastgesteld, wanneer een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies niet voldoet aan de vereisten van de artikel 25 en 54 en het onwaarschijnlijk is dat andere toezichtsmaatregelen kunnen garanderen dat deze vereisten binnen een passende termijn worden nageleefd;
   9° eisen dat de vennootschap het risico dat verbonden is aan bepaalde werkzaamheden of producten of aan haar organisatie, met inbegrip van uitbestede werkzaamheden, beperkt, in voorkomend geval door de integrale of gedeeltelijke overdracht op te leggen van haar bedrijf of haar net;
   10° binnen de grenzen van artikel 56, § 3/2, tweede lid en voor zover de gevraagde informatie niet leidt tot duplicering in de zin van artikel 56, § 3/2, eerste lid, een aanvullende rapporteringsverplichting opleggen of een frequentere rapportering opleggen dan waarin voorzien is door of krachtens artikel 55 of Verordening (EU) 2019/2033, met name voor de rapportering over risico's, eigen vermogen of liquiditeitsposities;
   11° volledigere en frequentere openbaarmakingen eisen dan die waarin is voorzien door of krachtens artikel 27 of Verordening (EU) 2019/2033;
   12° eisen dat de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies de risico's beperken in verband met de beveiliging van de netwerk- en informatiesystemen die zij gebruiken teneinde de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van haar processen, gegevens en activa te waarborgen.
   § 3. Wanneer de FSMA van oordeel is dat de maatregelen die de vennootschap binnen de met toepassing van paragraaf 1 vastgestelde termijn heeft genomen om de vastgestelde toestand te verhelpen, bevredigend zijn, heft zij volgens de modaliteiten die zij bepaalt, alle of een deel van de maatregelen op waartoe zij met toepassing van paragraaf 2 heeft.
   § 4. De FSMA stelt de Europese Bankautoriteit in kennis van de methode die gebruikt wordt ter staving van de vaststelling dat er een gevaar bestaat dat een vennootschap in de komende 12 maanden niet meer zal werken overeenkomstig de in paragraaf 1 bedoelde bepalingen, alsook van de methode die gebruikt wordt om de in paragraaf 2 bedoelde beslissingen te nemen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 76, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art.64.§ 1. [4 Onverminderd de andere bepalingen van deze wet kan de FSMA, wanneer zij vaststelt dat een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies niet of niet langer voldoet aan de met toepassing van artikel 63/2, § 2 genomen maatregelen, of dat de toestand na het verstrijken van de met toepassing van artikel 63/2, § 1 vastgestelde termijn niet is verholpen:
   1° een speciaal commissaris aanstellen;
   In dit geval is voor alle handelingen en beslissingen van alle organen van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, inclusief de algemene vergadering, alsook voor die van de personen die instaan voor het beleid, zijn schriftelijke, algemene of bijzondere toestemming vereist; de FSMA kan de verrichtingen waarvoor toestemming is vereist, evenwel beperken.
   De speciaal commissaris mag elk voorstel dat hij nuttig acht aan alle organen van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, inclusief de algemene vergadering voorleggen. De bezoldiging van de speciale commissaris wordt vastgesteld door de FSMA en gedragen door de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
   De leden van het bestuursorgaan en de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval de leden van het directiecomité, die handelingen stellen of beslissingen nemen zonder de vereiste toestemming van de speciaal commissaris, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voortvloeit voor de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of voor derden.
   Indien de FSMA de aanstelling van de speciaal commissaris in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, met opgave van de handelingen en beslissingen waarvoor zijn toestemming is vereist, zijn alle handelingen en beslissingen zonder deze vereiste toestemming nietig, tenzij de speciaal commissaris die bekrachtigt. Onder dezelfde voorwaarden zijn alle beslissingen van de algemene vergadering zonder de vereiste toestemming van de speciaal commissaris nietig, tenzij hij die bekrachtigt.
   De FSMA kan een plaatsvervangend commissaris aanstellen;
   2° voor de termijn die zij bepaalt, de rechtstreekse of onrechtstreekse uitoefening van het bedrijf van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies geheel of ten dele schorsen dan wel verbieden; deze schorsing kan, in de door de FSMA bepaalde mate, de volledige of gedeeltelijke schorsing van de uitvoering van de lopende overeenkomsten tot gevolg hebben;
   De leden van het bestuursorgaan en de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval de leden van het directiecomité, die handelingen stellen of beslissingen nemen ondanks de schorsing of het verbod, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voortvloeit voor de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of voor derden.
   Indien de FSMA de schorsing of het verbod in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, zijn alle hiermee strijdige handelingen en beslissingen nietig.
   De FSMA kan een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies tevens gelasten aandeelhoudersrechten over te dragen die zij bezit overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 2019/2033. In dat geval is artikel 32, tweede lid van toepassing;
   3° de vervanging gelasten van alle of bepaalde leden van het bestuursorgaan en personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval leden van het directiecomité, van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies binnen een termijn die zij bepaalt en, indien er binnen die termijn geen vervanging plaatsvindt, een of meerdere leden van het bestuursorgaan, of een of meerdere personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval een of meerdere leden van het directiecomité van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies uit hun functie ontheffen of in de plaats van het voltallige bestuursorgaan één of meer voorlopig bestuurders of zaakvoerders aanstellen die alleen of collegiaal, naar gelang van het geval, de bevoegdheden hebben van de vervangen personen. De FSMA maakt haar beslissing bekend in het Belgisch Staatsblad.
   Wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen, kan de FSMA een of meer voorlopig bestuurders of zaakvoerders aanstellen zonder vooraf de vervanging te gelasten van alle of een deel van de in het eerste lid bedoelde leiders.
   Mits de FSMA hiermee instemt, kan of kunnen de voorlopig bestuurder(s) een algemene vergadering bijeenroepen en de agenda ervan vaststellen.
   De FSMA kan, volgens de regels die zij bepaalt, eisen dat de voorlopig bestuurder(s) of zaakvoerder(s) bij haar verslag uitbrengen over de financiële situatie van de vennootschap en over de maatregelen die zij in het kader van hun opdracht hebben genomen, alsook over de financiële situatie bij het begin en aan het einde van die opdracht.
   De bezoldiging van de voorlopig bestuurder(s) of zaakvoerder(s) wordt vastgesteld door de FSMA en gedragen door de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
   De FSMA kan te allen tijde de voorlopig bestuurder(s) of zaakvoerder(s) vervangen, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een meerderheid van aandeelhouders of vennoten wanneer zij aantonen dat het beleid van de betrokkenen niet meer de nodige waarborgen biedt;
   4° de vennootschap gelasten binnen de door haar vastgestelde termijn een algemene vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen waarvan zij de agenda vaststelt;
   5° de vergunning volledig of gedeeltelijk intrekken.
   Bij uiterste hoogdringendheid en inzonderheid bij ernstig gevaar voor de beleggers, kan de FSMA de in deze paragraaf bedoelde maatregelen nemen zonder dat vooraf een hersteltermijn wordt vastgesteld.]4
  § 2. [4 De in § 1 bedoelde beslissingen van de FSMA hebben voor de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies uitwerking vanaf de datum van hun kennisgeving met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs en, voor derden, vanaf de datum van hun bekendmaking overeenkomstig de bepalingen van § 1.
   Als deze maatregelen zijn genomen ingevolge een overtreding van de verplichtingen die zijn opgelegd door Verordening (EU) nr. 600/2014, Verordening (EU) 2019/2033, deze wet voor de omzetting van Richtlijn 2014/65/EU of Richtlijn (EU) 2019/2034, of door bepalingen die zijn genomen op grond van of ter uitvoering van deze Verordeningen of deze bepalingen, publiceert de FSMA de genomen maatregelen als bedoeld in paragraaf 1, conform artikel 72, § 3, vierde tot zevende lid, van de wet van 2 augustus 2002.
   De FSMA informeert de Europese Autoriteit voor effecten en markten als zij een maatregel publiceert conform het vorige lid ingevolge een overtreding van de verplichtingen die zijn opgelegd door Verordening (EU) nr. 600/2014, door deze wet voor de omzetting van Richtlijn 2014/65/EU, of door bepalingen die zijn genomen op grond van of ter uitvoering van deze Verordening of deze bepalingen. Daarbij verstrekt de FSMA de Europese Autoriteit voor effecten en markten tevens algemene informatie over de maatregelen die worden genomen voor dit type inbreuk.
   De FSMA informeert de Europese Bankautoriteit over de maatregelen die zij oplegt conform paragraaf 1 ingevolge een overtreding van de verplichtingen die zijn opgelegd door Verordening (EU) 2019/2033, door deze wet voor de omzetting van Richtlijn (EU) 2019/2034, of door bepalingen die zijn genomen op grond van of ter uitvoering van deze Verordening of deze bepalingen, alsook over elk beroep tegen deze maatregelen en de uitkomst ervan.]4
  § 3. [3 [4 De paragrafen 1 en 2]4 zijn van toepassing wanneer de FSMA kennis heeft van het feit dat een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies een bijzonder mechanisme heeft ingesteld in de zin van artikel 25, § 1/1.]3
  § 4. Paragraaf 1, eerste lid, en paragraaf 2 zijn niet van toepassing bij herroeping van de vergunning van een failliet verklaarde vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
  § 5. De [2 ondernemingsrechtbank]2 spreekt op verzoek van elke belanghebbende de nietigverklaringen uit als bedoeld in § 1, tweede lid, 1° en 4°.
  De nietigheidsvordering wordt ingesteld tegen de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies. Indien verantwoord om ernstige redenen kan de eiser in kort geding de voorlopige schorsing vorderen van de gewraakte handelingen of beslissingen. Het schorsingsbevel en het vonnis van nietigverklaring hebben uitwerking ten aanzien van iedereen. Ingeval de geschorste of vernietigde handeling of beslissing waren openbaar gemaakt, worden het schorsingsbevel en het vonnis van nietigverklaring bij uittreksel op dezelfde wijze bekendgemaakt.
  Wanneer de nietigheid de rechten kan benadelen die een derde te goeder trouw ten aanzien van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies heeft verworven, kan de rechtbank verklaren dat die nietigheid geen uitwerking heeft ten aanzien van de betrokken rechten, onder voorbehoud van het eventuele recht van de eiser op schadevergoeding.
  De nietigheidsvordering kan niet meer worden ingesteld na afloop van een termijn van zes maanden vanaf de datum waarop de betrokken handelingen of beslissingen kunnen worden tegengeworpen aan wie hun nietigheid inroept, dan wel hem bekend zijn.
  [4 § 6. De FSMA kan de in dit artikel bedoelde maatregelen ook nemen wanneer een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies een vergunning heeft verkregen door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze.]4
  [5 § 7. Wanneer de FSMA vaststelt dat een persoon die een in artikel 23, § 1, eerste lid, bedoelde functie uitoefent of heeft uitgeoefend, niet langer voldoet aan het wettelijke vereiste om over de nodige professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid te beschikken, kan de FSMA aan deze persoon een verbod opleggen om functies bij vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies uit te oefenen, waarvan de duur niet meer dan vijf jaar mag bedragen.
   De FSMA kan een krachtens het eerste lid genomen verbodsbeslissing aanvullen met een verbod om functies uit te oefenen in andere instellingen die onder het toezicht van de FSMA staan krachtens artikel 45, § 1, 2°, van de wet van 2 augustus 2002 of, op eensluidend advies van de Bank, in de instellingen bedoeld in artikel 36/2, § 1, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België.]5
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 236, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
  (3)<W 2021-06-02/03, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 28-06-2021>
  (4)<W 2022-07-20/31, art. 77, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
  (5)<W 2023-12-20/08, art. 45, 014; Inwerkingtreding : 25-01-2024>

Art.65.Wanneer de overheden die toezicht houden op beleggingsondernemingen van een andere lidstaat, waar een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht een bijkantoor heeft gevestigd of er beleggings- of nevendiensten verricht bedoeld in artikel 2 in het kader van het vrij verrichten van diensten, de FSMA ervan in kennis stellen dat de wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen die deze Staat heeft vastgesteld met toepassing van [1 Richtlijn 2014/65/EU]1 en waarop genoemde overheden toezien, worden overtreden, neemt de FSMA zo spoedig mogelijk de wegens deze overtredingen vereiste maatregelen, als bedoeld in artikel 64, § 1. Zij brengt dit ter kennis van de voornoemde overheden. Artikel 64, § 2, is van toepassing.
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 237, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>

Art.66.De FSMA stelt onmiddellijk de overheden in kennis die toezicht houden op de beleggingsondernemingen van de andere lidstaten waar een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht een bijkantoor heeft gevestigd of beleggings- of nevendiensten verricht bedoeld in artikel 2, in het kader van het vrij verrichten van diensten, [1 welke beslissingen zij overeenkomstig de artikelen 63, 63/2 en 64 heeft genomen]1.
  ----------
  (1)<W 2022-07-20/31, art. 78, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Art.67.[1 De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies waarvan de vergunning is ingetrokken of herroepen op grond van artikel 63 en 64, blijven onderworpen aan de Europeesrechtelijke bepalingen die rechtstreeks op hen van toepassing zijn, aan de bepalingen van deze titel en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglement, tenzij de FSMA hen vrijstelt van bepaalde bepalingen:
   1° tot de vereffening van de verbintenissen van de vennootschap die, in voorkomend geval, voortvloeien uit aan beleggers verschuldigde gelden en financiële instrumenten;
   2° tot de vereffening van al hun andere verbintenissen op de financiële markten. Daarbij houden de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, met inachtneming van hun levensvatbaarheid en de houdbaarheid van hun bedrijfsmodellen en strategieën, rekening met de vereisten en de noodzakelijke middelen die qua tijdpad en instandhouding van hun eigen vermogen en liquide middelen realistisch zijn.]1
  Het eerste lid is niet van toepassing bij de herroeping van de vergunning van een failliet verklaarde vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
  De FSMA brengt de Europese Autoriteit voor effecten en markten op de hoogte van de intrekking of herroeping van een vergunning op grond van de artikelen 63 en 64.
  ----------
  (1)<W 2022-07-20/31, art. 79, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Art. 67/1. [1 Onverminderd artikel 64, § 1, 1°, 2° en 3° en § 2, tweede lid, maakt de FSMA zonder onnodige vertraging en nadat zij de betrokken vennootschap vooraf in kennis heeft gesteld, op haar website alle overeenkomstig artikel 64 genomen maatregelen bekend indien zij van mening is dat die bekendmaking noodzakelijk en evenredig is. Zij verricht deze bekendmaking conform artikel 72, § 3, vierde tot zevende lid van de wet van 2 augustus 2002.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 80, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art.68.[1 Onverminderd de andere bij deze wet voorgeschreven maatregelen, kan de FSMA, na de betrokken entiteit daarvan ik kennis te hebben gesteld, openbaar maken dat een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, een financiële holding, een gemengde holding in de zin van artikel 3, 40° van de wet van 25 april 2014 of een gemengde financiële holding, geen gevolg heeft gegeven aan de aanmaningen die zij haar heeft gericht om zich binnen de termijn die zij vaststelt te conformeren aan de voorschriften van deze titel of de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, of van de bepalingen van Verordening (EU) 600/2014 of Verordening (EU) 2019/2033. De kosten voor deze openbaarmaking worden gedragen door de betrokken onderneming.
   In de openbaarmaking als bedoeld in het eerste lid, wordt de aard van de inbreuk vermeld en wordt de verantwoordelijke entiteit geïdentificeerd.
   Deze openbaarmaking gebeurt conform artikel 72, § 3, vierde tot zevende lid van de wet van 2 augustus 2002.
   De FSMA stelt de Europese Autoriteit voor effecten en markten in kennis van de openbaarmaking als bedoeld in het eerste lid.
   Als de openbaarmaking als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op inbreuken op de bepalingen van Verordening (EU) 20119/2033 of op de bepalingen van deze wet tot omzetting van Richtlijn (EU) 2019/2034, of op de bepalingen genomen op grond van of ter uitvoering van deze Verordening of deze bepalingen, brengt de FSMA dit ook ter kennis van de Europese Bankautoriteit. Zij stelt haar tevens in kennis van elk beroep tegen deze openbaarmaking, en van de uitkomst ervan.]1
  ----------
  (1)<W 2022-07-20/31, art. 81, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Onderafdeling 4. [1 - Dwangsommen en administratieve sancties]1   ----------   (1)
Art.69.§ 1. [3 Onverminderd de andere bij deze wet voorgeschreven maatregelen, kan de FSMA voor een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, een financiële holding, een gemengde holding als bedoeld in artikel 68 of een gemengde financiële holding een termijn bepalen:
   a) waarbinnen zij zich moet conformeren aan welbepaalde voorschriften van deze titel of de ter uitvoering ervan genomen besluiten of reglementen of de bepalingen van Verordening (EU) 600/2014 of Verordening (EU) 2019/2033; of
   b) waarbinnen zij de nodige aanpassingen moet aanbrengen in haar organisatie of in haar beleid inzake haar eigenvermogensbehoeften of liquiditeitsbehoeften. Voor de bijkantoren van vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren, geldt deze aanmaning enkel voor niet-nakoming van een in artikel 71 bedoelde verplichtingen, of
   c) waarbinnen zij zich moet conformeren aan de bepalingen van titel II van Verordening nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters; of
   d) waarbinnen zij zich moet conformeren aan een vereiste die door de FSMA is opgelegd met toepassing van de in punt a) bedoelde bepalingen, of;
   e) waarbinnen zij zich moet conformeren aan de vereisten die door de FSMA zijn vastgesteld als voorwaarden voor een besluit genomen met toepassing van de in punt a) bedoelde bepalingen, met name de toekenning van een toestemming of afwijking.]3
  Indien de betrokken vennootschap in gebreke blijft bij het verstrijken van de termijn kan de FSMA, na de onderneming gehoord of tenminste opgeroepen te hebben, haar een dwangsom opleggen van maximum 2.500.000 euro per overtreding of van maximum 50.000 euro per dag vertraging.
  § 2. [3 Onverminderd de andere bij deze wet voorgeschreven maatregelen, en onverminderd de maatregelen die zijn vastgelegd door andere wetten of andere reglementen, kan de FSMA als zij vaststelt:
   1° dat er een inbreuk is gepleegd op de bepalingen van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen maatregelen of op de bepalingen van Verordening (EU) 600/2014 of Verordening (EU) 2019/2033; of
   2° dat er een inbreuk is gepleegd op de bepalingen van titel II van Verordening nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters; of
   3° dat er een vereiste niet wordt nageleefd die door de FSMA is opgelegd met toepassing van de in punt 1° of 2° bedoelde bepalingen; of
   4° dat vereisten niet worden nageleefd die door de FSMA zijn vastgesteld als voorwaarde voor een besluit genomen met toepassing van bepalingen als bedoeld in punt 1° of 2°, met name het verlenen van toestemming of van een afwijking,
   aan een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, een financiële holding, een gemengde holding als bedoeld in artikel 68 of een gemengde financiële holding, naar Belgisch of buitenlands recht en gevestigd in België, een administratieve geldboete opleggen die niet meer mag bedragen dan 2 500 000 euro voor hetzelfde feit of voor hetzelfde geheel van feiten.
   In geval van een inbreuk op de bepalingen van Verordening (EU) 600/2014 of van Verordening (EU) 2019/2033, op de bepalingen van deze wet tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU of van Richtlijn (EU) 2019/2034, of op de bepalingen genomen op basis van of ter uitvoering van deze Verordening of deze bepalingen, kan de FSMA ook een administratieve geldboete opleggen aan een of meerdere leden van het bestuursorgaan en aan elke persoon die belast is met de effectieve leiding van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
   In afwijking van het eerste lid gelden de volgende maximumbedragen bij een inbreuk op de bepalingen van Verordening (EU) 600/2014, op de bepalingen van deze wet tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU, of op de bepalingen genomen op basis van of ter uitvoering van deze Verordening of deze bepalingen: voor natuurlijke personen 5 000 000 euro, en voor rechtspersonen 5 000 000 euro of, indien dit hoger is, tien procent van de totale jaaromzet. Als de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het tweevoud van het bedrag van deze winst of dit verlies.
   In afwijking van het eerste lid, in geval van een inbreuk op de bepalingen van Verordening (EU) 2019/2033, op de bepalingen van deze wet voor de omzetting van Richtlijn (EU) 2019/2034, of op de bepalingen genomen op basis van of ter uitvoering van deze Verordening of deze bepalingen, gelden de volgende maximumbedragen: voor natuurlijke personen 5 000 000 euro, en voor rechtspersonen tien procent van hun nettojaaromzet. Als de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het tweevoud van het bedrag van deze winst of dit verlies.
   Voor de toepassing van het vierde lid worden voor de berekening van de nettojaaromzet van de betrokken rechtspersoon, de bruto-inkomsten van de onderneming in aanmerking genomen die bestaan uit ontvangen interesten en soortgelijke inkomsten, inkomsten uit aandelen en andere niet-vastrentende of vastrentende waardepapieren, alsook commissies die de onderneming ontvangen heeft tijdens het vorige boekjaar. Als de betrokken rechtspersoon een dochteronderneming is, worden de bruto-inkomsten in aanmerking genomen, zoals blijkt uit de laatste beschikbare geconsolideerde jaarrekening die is opgesteld door het bestuursorgaan van de uiteindelijke moederonderneming.]3
  § 3. De dwangsommen en boeten die met toepassing van de §§ 1 en 2 worden opgelegd, worden ingevorderd ten bate van de schatkist door de Algemene Administratie van de inning en de invordering.
  Wanneer de FSMA een maatregel die zij oplegt in overeenstemming met paragrafen 1 en 2 openbaar maakt, [3 die betrekking heeft op de inbreuken op de bepalingen van Verordening (EU) 600/2014 of op de bepalingen van deze wet tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU, of op de bepalingen genomen op grond van of ter uitvoering van deze Verordening of deze bepalingen,]3 stelt ze de Europese Autoriteit voor effecten en markten daarvan tegelijktertijd in kennis.
  [3 Als de maatregelen als bedoeld in paragraaf 1 en 2 betrekking hebben op inbreuken op de bepalingen van Verordening (EU) 2019/2033 of op de bepalingen van deze wet tot omzetting van Richtlijn (EU) 2019/2034, of op de bepalingen genomen op grond van of ter uitvoering van deze Verordening of deze bepalingen, stelt de FSMA de Europese Bankautoriteit hiervan in kennis. Zij informeert haar ook over elk beroep tegen deze maatregelen en de uitkomst ervan.]3
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 239, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 258, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (3)<W 2022-07-20/31, art. 83, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

HOOFDSTUK 2. - Buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies
Afdeling 1. - Bijkantoren en dienstverrichtingen in België van buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren
Art.70. Deze afdeling is van toepassing op de buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat, en die hun activiteiten in België mogen verrichten conform artikelen 10 en 11.

Onderafdeling 1. - Verplichtingen en verbodsbepalingen
Art.71. Onverminderd de voorschriften bepaald door en krachtens de wet van 2 augustus 2002 en onverminderd andere bepalingen die de FSMA bevoegdheid verlenen ten aanzien van de buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat, is artikel 26, § 5, van toepassing op de bijkantoren van die vennootschappen, met betrekking tot door die bijkantoren uitgevoerde verrichtingen.

Onderafdeling 2. - Periodieke informatieverstrekking en boekhoudregels
Art.72. De bijkantoren van de buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat, bezorgen de FSMA, in de vorm en volgens de frequentie die zij vaststelt, voor statistische doeleinden bestemde periodieke staten over hun verrichtingen in België.
  De FSMA kan die bijkantoren gelasten haar, in de vorm en volgens de frequentie die zij vaststelt, gegevens mee te delen van dezelfde aard als de gegevens die aan de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht worden gevraagd, over materies die niet tot de bevoegdheid van de toezichthoudende overheden van de lidstaat van herkomst behoren.
  De buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat, kunnen ook worden verplicht om gegevens die aan de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht worden gevraagd, mee te delen aan de Bank en aan de Europese Centrale Bank.

Art.73.[1 Artikel 55, derde lid]1, is van toepassing op de bijkantoren van de buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat.
  ----------
  (1)<W 2019-05-02/25, art. 200, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2019>

Onderafdeling 3. - Toezicht
Art.74.Onverminderd de bevoegdheden bepaald door en krachtens de wet van 2 augustus 2002, staan de buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat, onder het toezicht van de FSMA met betrekking tot het bepaalde in de artikelen 71 tot 73 voor de door die bepalingen geviseerde materies waarvoor de FSMA bevoegd is.
  [1 De FSMA ziet er eveneens op toe dat diensten die worden verleend door bijkantoren van buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat, voldoen aan de eisen van de artikelen 14 tot 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014.]1
  [2 Na raadpleging van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kan de FSMA, geval per geval, controles en inspecties ter plaatse uitvoeren met betrekking tot de werkzaamheden van de in België gevestigde bijkantoren van vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren en, voor toe-zichtsdoeleinden, van deze bijkantoren informatie verlangen over hun werkzaamheden, indien zij dit om redenen van stabiliteit van het Belgische financiële stelsel relevant acht. De artikelen 56, §§ 3 en 4, en 57 zijn dienovereenkomstig van toepassing. Na deze controles en inspecties stelt de FSMA de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst in kennis van de verkregen informatie en de bevindingen die relevant zijn voor de beoordeling van de risico's van de betrokken vennootschap of voor de stabiliteit van het Belgische financiële stelsel.]2
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 240, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2022-07-20/31, art. 84, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Art. 74/1. [1 § 1. Teneinde toezicht te houden op de werkzaamheden van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren en die in België of in andere lidstaten werkzaam zijn, met name via een bijkantoor, werkt de FSMA nauw samen met de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten.
   Daartoe verstrekt de FSMA, voor zover zij daarover beschikt:
   1° alle gegevens betreffende het bestuur en de eigendom van de betrokken vennootschappen die het toezicht op die vennootschappen en het onderzoek van de voorwaarden voor het verlenen van een vergunning aan die vennootschappen kunnen vergemakkelijken;
   2° alle gegevens die de monitoring van deze vennootschappen kunnen vergemakkelijken, met name op het gebied van liquiditeit, solvabiliteit administratieve en boekhoudkundige organisatie, internecontrolemechanismen alsook beperking van concentratierisico's of, in voorkomend geval, van grote risico's; en
   3° alle gegevens met betreffende andere factoren die van invloed kunnen zijn op het door de instelling gevormde risico, in voorkomend geval het systeemrisico.
   § 2. In haar hoedanigheid van bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, kan de FSMA de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst vragen dat zij haar meedeelt en uitlegt hoe rekening werd gehouden met de inlichtingen en bevindingen die met toepassing van paragraaf 1 werden meegedeeld.
   Indien de FSMA na de mededeling van de inlichtingen en bevindingen van oordeel blijft dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst geen passende maatregelen heeft genomen, kan zij, na de Europese Autoriteit voor effecten en markten, de Europese Bankautoriteit en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst te hebben ingelicht, en zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid voor deze laatste om de zaak voor te leggen aan de Europese Bankautoriteit met toepassing van artikel 19 van Verordening nr. 1093/2010, passende maatregelen treffen om verdere inbreuken te voorkomen om de belangen van beleggers en andere personen voor wie diensten worden verricht, te beschermen of de stabiliteit van het financiële stelsel te vrijwaren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 85, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art.75.§ 1. Op verzoek van de toezichthoudende overheden van de lidstaat van herkomst van de buitenlandse vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies kan de FSMA, als een vorm van bijstand aan deze overheden, bij de bijkantoren van die vennootschappen inspecties verrichten, die kunnen slaan op zowel de in artikel 74 als de in artikel 58, eerste lid, bedoelde materies.
  De kosten voor de in het eerste lid bedoelde inspecties en controles worden gedragen door de overheid die erom verzoekt.
  § 2. De buitenlandse overheden die bevoegd zijn voor het prudentieel toezicht op de buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat, en die in België een bijkantoor hebben geopend, mogen, na voorafgaande kennisgeving aan de FSMA, in het kader van de uitoefening van hun verantwoordelijkheden, in dat bijkantoor zelf inspecties ter plaatse verrichten of op hun kosten controles laten uitvoeren door deskundigen die zij aanstellen.
  [1 Deze overheden hebben eveneens toegang tot de in artikel 26, § 5, bedoelde gegevens die zijn bijgehouden door de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ingevolge artikel 71 onder hun bevoegdheid vallen.]1
  § 3. De FSMA kan de bevoegde consoliderende toezichthouder of anders de bevoegde overheid van de lidstaat van herkomst verzoeken een bijkantoor van een buitenlandse vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat, als significant aan te merken in de zin van artikel 59, § 6.
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 241, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>

Onderafdeling 4. - Uitzonderingsmaatregelen, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sancties
Art.76.§ 1. Wanneer de FSMA duidelijke en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat een buitenlandse vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat die op Belgisch grondgebied door middel van een bijkantoor of van het vrij verrichten van diensten werkzaamheden uitoefent, de verplichtingen schendt die uit de ter uitvoering van de [1 richtlijn 2014/65/EU]1 vastgestelde bepalingen voortvloeien, waarbij aan FSMA geen bevoegdheden worden verleend, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze bevindingen in kennis.
  Indien de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, in weerwil van de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn, blijft handelen op een wijze die de belangen van beleggers in België of de ordelijke werking van de markten kennelijk schaadt, kan de FSMA na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, maatregelen treffen om de beleggers en de goede werking van de markten te beschermen. [3 Ten aanzien van bijkantoren gaat het om de in artikel 64, § 1, 1°, 2° en 3° en § 2, bedoelde maatregelen]3; ten aanzien van buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die bedrijvig zijn via het verrichten van diensten [3 betreft het de in artikel 64, § 1, 2° en § 2, bedoelde maatregelen]3. De Europese Commissie en de Europese Autoriteit voor effecten en markten worden onverwijld van deze maatregelen in kennis gesteld.
  § 2. Indien de FSMA vaststelt dat een buitenlandse vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die in België een bijkantoor heeft, zich niet conformeert aan de in België geldende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die met toepassing van de in § 1 vermelde richtlijn tot de bevoegdheidssfeer van de FSMA behoren, maant zij de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies aan om, binnen de termijn die zij bepaalt, de vastgestelde toestand te verhelpen.
  Indien de betrokken vennootschap niet het nodige doet, neemt de FSMA alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de betrokken vennootschap een eind maakt aan deze onregelmatige situatie. Van de strekking van deze maatregelen wordt mededeling gedaan aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst.
  Wanneer de overtredingen van een bijkantoor beoogd in het eerste lid blijven aanhouden, kan de FSMA, na de autoriteiten van de lidstaat van herkomst hiervan in kennis te hebben gesteld, [3 de in artikel 64, § 1, 1°, 2° en 3°, bedoelde maatregelen]3 treffen. [2 Artikel 64, § 2,]2 is ook van toepassing. [2 ...]2 De Europese Commissie en de Europese Autoriteit voor effecten en markten worden onverwijld van deze maatregelen in kennis gesteld.
  § 3. De FSMA kan de zaak naar de Europese Autoriteit voor effecten en markten verwijzen, zoals bepaald bij artikel 77, § 1, van de wet van 2 augustus 2002.
  § 4. [2 Paragraaf 2, behalve de laatste zin, is eveneens van toepassing wanneer een buitenlandse vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat verplichtingen schendt die niet uit de ter uitvoering van de Richtlijn 2014/65/EU vastgestelde bepalingen voortvloeien, maar die wel tot de bevoegdheid behoren van de FSMA.]2
  ----------
  (1)<W 2019-05-02/25, art. 201, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
  (2)<W 2021-06-02/03, art. 33, 008; Inwerkingtreding : 28-06-2021>
  (3)<W 2022-07-20/31, art. 86, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Art.77. Bij intrekking of herroeping van de vergunning van een buitenlandse vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat door de toezichthoudende autoriteiten van haar lidstaat van herkomst, beveelt de FSMA, na deze autoriteiten hiervan in kennis te hebben gesteld, de sluiting van het bijkantoor dat deze onderneming in België heeft gevestigd. Zij kan een voorlopige zaakvoerder aanstellen die waakt over de tegoeden en de financiële instrumenten van het bijkantoor in afwachting van een uitspraak omtrent hun bestemming en die gemachtigd is in het belang van de schuldeisers alle bewarende maatregelen te treffen.

Art.78. De FSMA kan de autoriteiten die toezicht houden op een buitenlandse vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat, meedelen om welke redenen zij van oordeel is dat de positie van het bijkantoor van deze onderneming in België niet de nodige waarborgen biedt voor een goede administratieve of boekhoudkundige organisatie of interne controle.

Art.79. Artikel 68 is van toepassing op de in deze afdeling bedoelde vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.

Art.80. Artikel 69, eerste lid, a), en tweede en derde lid, is van toepassing op de buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat en met een bijkantoor op het Belgisch grondgebied.

Art.81.Artikel 107, § 1, is van toepassing op:
  1° elke bestuurder, zaakvoerder of directeur die de bepalingen waarvan sprake in artikel 73 en de in uitvoering van die bepalingen getroffen besluiten overtreedt;
  2° wie handelingen stelt of verrichtingen uitvoert zonder daartoe toestemming te hebben gekregen van de speciale commissaris als bedoeld in artikel 64, § 1, 1°, in de gevallen waarvan sprake in artikel 76, §§ 1 en 2;
  3° wie handelingen stelt of verrichtingen uitvoert die indruisen tegen een schorsingsbevel of een verbod [1 als bedoeld in artikel 64, § 1, 2°]1, in de gevallen als bedoeld in artikel 76, §§ 2 en 3;
  ----------
  (1)<W 2022-07-20/31, art. 87, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Art.82. Artikel 108 is van toepassing op de misdrijven geviseerd door artikel 81.

Afdeling 2. - Bijkantoren en dienstverrichtingen in België van buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat, en die niet onder [1 Richtlijn 2014/65/EU]1 vallen   ----------   (1)
Art.83.De buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat, en die niet onder de toepassing van [1 Richtlijn 2014/65/EU vallen krachtens artikel 2, § 1, l) en m)]1, en artikel 3 van die Richtlijn, zijn onderworpen aan de bepalingen van afdelingen 3 en 4 van dit hoofdstuk.
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 243, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>

Afdeling 3. - Bijkantoren in België van buitenlandse vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van derde landen
Onderafdeling 1. - Vergunning
Art.84.[1 § 1. Een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteert onder het recht van een derde land en om een vergunning van de FSMA verzoekt overeenkomst artikel 13, § 2, tweede lid, stelt de FSMA in kennis van het volgende:
   1° de naam van de autoriteit die in het betrokken derde land verantwoordelijk is voor het toezicht op de vennootschap. Wanneer er meer dan een autoriteit verantwoordelijk is voor dat toezicht, worden nadere bijzonderheden over hun respectieve bevoegdheidsterreinen verstrekt;
   2° alle relevante bijzonderheden over de vennootschap (naam, rechtsvorm, statutaire zetel en adres, leden van het leidinggevend orgaan en relevante aandeelhouders) en een programma van werkzaamheden waarin de aangeboden beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten alsook nevendiensten en de organisatiestructuur van het bijkantoor worden vermeld, en een beschrijving wordt gegeven van elke uitbesteding van belangrijke operationele taken;
   3° de naam van de bestuurders van het bijkantoor en de relevante documenten om aan te tonen dat aan de vereisten die zijn vastgesteld in artikel 23 is voldaan;
   4° informatie over het aanvangskapitaal dat vrij beschikbaar is voor het bijkantoor.
   § 2. De FSMA verleent de gevraagde vergunning aan de bijkantoren die aan de volgende voorwaarden voldoen:
   1° het bijkantoor moet beschikken over een dotatie ten belope van minimum 125 000 euro. De FSMA beoordeelt de bestanddelen van die dotatie;
   2° wat de identiteit van de aandeelhouders of vennoten van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies betreft, is artikel 22 van toepassing;
   3° de verantwoordelijken voor het bestuur van het bijkantoor conformeren zich aan de artikelen 23 tot 26;
   4° indien de verplichtingen van de in deze afdeling bedoelde bijkantoren niet door een beleggersbeschermingsregeling op een tenminste evenwaardige wijze zijn gedekt als in het kader van de overeenstemmende Belgische beleggersbeschermingsregeling, is artikel 29 van toepassing;
   5° het verlenen van diensten waarvoor de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteert onder het recht van een derde land, een vergunning aanvraagt, is onderworpen aan een vergunning van en toezicht door het derde land waar de vennootschap is gevestigd en aan de betrokken vennootschap is op geldige wijze een vergunning verleend, waarbij de bevoegde autoriteit terdege rekening houdt met de aanbevelingen van de Financiële Actiegroep (Financial Action Task Force) in het kader van de bestrijding van het witwassen van geld en van terrorismefinanciering;
   6° tussen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van het derde land waar de vennootschap is gevestigd en de FSMA bestaan samenwerkingsovereenkomsten die onder meer voorzien in bepalingen die de uitwisseling van informatie regelen met het oog op de handhaving van de integriteit van de markt en de bescherming van de beleggers;
   7° het derde land waar de vennootschap uit een derde land is gevestigd, heeft met België een overeenkomst gesloten die volledig voldoet aan de normen van artikel 26 van het OESO-modelverdrag inzake dubbele belasting naar inkomen en vermogen, en die doeltreffende informatie-uitwisseling over fiscale aangelegenheden, inclusief eventuele multilaterale belastingovereenkomsten, waarborgt;
   8° het bijkantoor is in staat de in artikel 85 bedoelde bepalingen in acht te nemen.
   De FSMA spreekt zich binnen zes maanden na de indiening van een volledig dossier over de aanvraag uit. Alvorens zich over de vergunningsaanvraag van een bijkantoor uit te spreken, raadpleegt de FSMA de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de buitenlandse vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteert onder het recht van het derde land.
   De beslissing van de FSMA over de vergunning vermeldt de beleggingsdiensten en beleggingsactiviteiten evenals de nevendiensten die het bijkantoor in België mag verrichten.
   De vergunningsbeslissingen worden binnen vijftien dagen met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de aanvragers.
   Artikel 7 is van toepassing, aangezien de door deze onderafdeling geviseerde bijkantoren worden vermeld in een speciale rubriek van de in dat artikel bedoelde lijst.
  [2 De FSMA maakt elk jaar aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten de lijst over van de bijkantoren van vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies van derde landen die actief zijn op Belgisch grondgebied.]2
   § 3. Zonder afbreuk te doen aan de internationale overeenkomsten die België binden, kan de FSMA een vergunning weigeren aan het bijkantoor van een buitenlandse vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteert onder het recht van een derde land dat niet dezelfde toegangsmogelijkheden tot zijn markt biedt aan vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht.]1
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 244, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2022-07-20/31, art. 88, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Onderafdeling 2. - Bedrijfsuitoefening
Art.85.[1 De in deze afdeling bedoelde bijkantoren voldoen aan de volgende bepalingen, onder toezicht van de FSMA, alsook aan de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen:
   1° [2 de artikelen 25, §§ 1, 9° en 1/1, en 26 tot 26/2 van deze wet;]2
   2° de artikelen 26, zevende tot negende lid, 27, 27bis, 27ter, §§ 1 tot 3 en 5 tot 8, 27quater, § 1, en 28 van de wet van 2 augustus 2002;
   3° de artikelen 46, 48, 50, 51 en 52 van de wet van 21 november 2017;
   4° de artikelen 3 tot 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014.]1
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 245, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
  (2)<W 2021-06-02/03, art. 34, 008; Inwerkingtreding : 28-06-2021>

Art. 85/1. [1 De in deze afdeling bedoelde bijkantoren delen de FSMA jaarlijks de volgende informatie mee:
   a) de schaal en reikwijdte van de diensten en activiteiten die het bijkantoor verricht in België;
   b) de omzet en de totale waarde van de activa die overeenstemmen met de in punt a) bedoelde diensten en activiteiten;
   c) een gedetailleerde beschrijving van de voor de cliënten van het bijkantoor beschikbare beleggersbeschermingsregeling, met inbegrip van de rechten van deze cliënten die voortvloeien uit de beleggersbeschermingsregeling die van toepassing is in hun land van herkomst;
   d) het beleid en de regelingen voor risicobeheer van het bijkantoor voor de in punt a) bedoelde diensten en activiteiten;
   e) de governanceregelingen, met vermelding van de medewerkers met een sleutelfunctie voor de activiteiten van het bijkantoor;
   f) alle andere informatie die de bevoegde autoriteit noodzakelijk acht voor een alomvattende monitoring van de activiteiten van het bijkantoor.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 89, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Art. 85/2. [1 Op verzoek deelt de FSMA aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten de volgende informatie mee:
   a) alle vergunningen voor de conform artikel 84, § 2 vergunde bijkantoren en elke latere wijziging die in deze vergunningen wordt aangebracht;
   b) de schaal en reikwijdte van de diensten en activiteiten die een vergund bijkantoor verricht conform artikel 84, § 2;
   c) de omzet en de totale waarde van de activa die overeenstemmen met de in punt b) bedoelde diensten en activiteiten;
   d) de benaming van de groep van derde landen waartoe een vergund bijkantoor, in voorkomend geval, behoort.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-07-20/31, art. 90, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>


Onderafdeling 3. - Toezicht
Art.86. De artikelen 56, §§ 1 tot 3, en 57 zijn van toepassing.

Onderafdeling 4. - Intrekking van de vergunning, uitzonderingsmaatregelen en strafbepalingen
Art.87.[1 Bij beslissing die met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis wordt gebracht, trekt de FSMA de vergunning in van vennootschappen van vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van een derde land, en die binnen een termijn van twaalf maanden geen gebruik van de vergunning hebben gemaakt, uitdrukkelijk te kennen geven geen gebruik van de vergunning te zullen maken, of tijdens de zes voorafgaande maanden geen beleggingsdiensten hebben verleend of beleggingsactiviteiten hebben verricht.
   De volgende bepalingen van deze wet zijn van toepassing:
   1° de artikelen 64, 67, 68 en 69;
   2° de artikelen 107 en 108.]1
  ----------
  (1)<W 2017-11-21/08, art. 246, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>

Afdeling 4.   
Art.88.
  <Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 247, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>

Art.89.
  <Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 247, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>

Art.90.
  <Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 247, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>

Art.91.
  <Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 247, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>

Art.92.
  <Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 247, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>

Art.93.
  <Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 247, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>

Art.94.
  <Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 247, 002; Inwerkingtreding : 03-01-2018>

HOOFDSTUK 3. - Samenwerking tussen nationale autoriteiten
Art.95.[2 Vooraleer er uitspraak gedaan wordt over de opening van een faillissementsprocedure of over een voorlopige ontneming van beheer in de zin van artikel XX.32 van het Wetboek van economisch recht ten aanzien van een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, richt de voorzitter van de ondernemingsrechtbank een verzoek om advies aan de FSMA.]2 De griffier geeft dit verzoek onverwijld door. Hij stelt de procureur des Konings ervan in kennis.
  De FSMA wordt schriftelijk om advies verzocht. Bij deze aanvraag worden de nodige documenten ter informatie gevoegd.
  De FSMA brengt haar advies uit binnen vijftien dagen na de ontvangst van het verzoek om advies. Ingeval een procedure betrekking heeft op een beleggingsonderneming waarbij de FSMA vermoedt dat zich belangrijke verwikkelingen kunnen voordoen op het vlak van het systeemrisico of waarvoor een voorafgaande coördinatie met de buitenlandse overheden vereist is, beschikt de FSMA over een ruimere termijn om haar advies uit te brengen, met dien verstande dat de totale termijn niet meer dan dertig dagen mag bedragen. Indien de FSMA van oordeel is gebruik te moeten maken van deze uitzonderlijke termijn, brengt zij dit ter kennis van de rechterlijke instantie die een uitspraak moet doen. De termijn waarover de FSMA beschikt om een advies uit te brengen schorst de termijn waarbinnen de rechterlijke instantie uitspraak moet doen. Indien de FSMA geen advies verstrekt binnen de vastgestelde termijn, kan de rechtbank uitspraak doen over het verzoek.
  De FSMA verstrekt haar advies schriftelijk. Het wordt door ongeacht welk middel bezorgd aan de griffier, die het doorgeeft aan de voorzitter van de [1 ondernemingsrechtbank]1 en aan de procureur des Konings. Het advies wordt toegevoegd aan het dossier.
  ----------
  (1)<W 2018-04-15/14, art. 252, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 256, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>

TITEL 4. - Beleggersbeschermingsregelingen
Art.96. De in België gevestigde vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de beheervennootschappen van AICB's als bedoeld in artikel 35 van de wet van 19 april 2014 en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 205 van de wet van 3 augustus 2012 moeten deelnemen aan een collectieve beleggersbeschermingsregeling waaraan zij een bijdrage betalen en die tot doel heeft aan bepaalde categorieën van beleggers een schadeloosstelling toe te kennen wanneer het faillissement van een dergelijke vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, beheervennootschap van AICB's of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging wordt uitgesproken, of wanneer de FSMA de in artikel 97 bedoelde beslissing heeft genomen ten aanzien van een dergelijke vennootschap.
  Het eerste lid geldt niet voor de bijkantoren van vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en van beheer-vennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat, noch voor de bijkantoren van buitenlandse beheer-vennootschappen van AICB's. Het geldt evenmin voor de bijkantoren van vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en van beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder het recht van een derde land en waarvan de verplichtingen door een beleggersbeschermings-regeling van dat land op een ten minste evenwaardige wijze zijn gedekt als in het kader van de in het eerste lid bedoelde beleggersbeschermingsregeling.
  Het Garantiefonds neemt het beheer en de verrichtingen van de beleggersbeschermings-regeling waar.

Art.97. De FSMA informeert het Garantiefonds zo spoedig mogelijk ingeval zij problemen op het spoor komt die waarschijnlijk tot de interventie van de beleggersbeschermingsregeling zullen leiden.
  Behalve in de gevallen waarin het faillissement is uitgesproken, neemt de FSMA de beslissing waarmee wordt vastgesteld dat, om redenen die rechtstreeks verband houden met haar financiële positie, een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, een beheervennootschap van AICB's of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht niet in staat lijkt om aan de beleggers de gelddeposito's of de financiële instrumenten terug te geven of terug te betalen, en dat de vennootschap dat ook in een nabije toekomst niet zal kunnen doen. Deze vaststelling geschiedt zo spoedig mogelijk en alleszins uiterlijk vijf werkdagen nadat voor het eerst is vastgesteld dat een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, een beheervennootschap van AICB's of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging heeft nagelaten om gelddeposito's of financiële instrumenten terug te geven.
  Het Garantiefonds zorgt voor de in artikel 96 bedoelde schadeloosstelling binnen drie maanden nadat de vordering van de belegger in aanmerking is genomen en het bedrag van die vordering is vastgesteld. De FSMA kan deze termijn met ten hoogste drie maanden verlengen. Die verlenging mag alleen worden toegestaan in zeer uitzonderlijke omstandigheden en specifieke gevallen.
  De in gebreke gebleven vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, beheer-vennootschap van AICB's, beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of, als deze failliet zijn, de curator deelt te allen tijde en op vraag van het Garantiefonds alle gegevens mee die laatstgenoemde nodig heeft om de in artikel 96 bedoelde schadeloosstelling van beleggers te kunnen garanderen. De Koning kan de nadere regels bepalen voor de uitwisseling van de gegevens tussen de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de beheervennootschap van AICB's, de beheer-vennootschap van instellingen voor collectieve belegging of de curator, enerzijds, en het Garantiefonds, anderzijds.
  Indien er twijfels rijzen over de juistheid van de gegevens die het Garantiefonds heeft ontvangen ter uitvoering van het vorige lid, kijkt de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de beheervennootschap van AICB's, de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of de curator deze op zijn verzoek na en deelt hem, desgevallend, de verbeterde gegevens mee.

Art.98. Onverminderd eventuele franchises overeenkomstig het Europees recht, voorzien de door het Garantiefonds ingestelde beleggersbeschermingsregeling in een schadeloosstelling voor elk geval waarin financiële instrumenten niet worden teruggegeven of terugbetaald, die te goeder trouw worden toevertrouwd zonder weet te hebben van het verbod voor die vennootschappen om gelddeposito's of financiële instrumenten van cliënten in ontvangst te nemen, te houden of te bewaren, tot een maximumbedrag van 20.000 euro per belegger en per vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, beheervennootschap van AICB's of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die aan de beleggerbeschermingsregeling deelneemt, ongeacht de valuta waarin die financiële instrumenten zijn uitgedrukt.
  Het deel gelddeposito's van de door het Garantiefonds ingestelde beleggers-beschermingsregeling voorziet, ten belope van een maximumbedrag van 100.000 euro per belegger en per vennootschap voor vermogens-beheer en beleggingsadvies, beheer-vennootschap van AICB's of beheer-vennootschap van instellingen voor collectieve belegging die aan deze regeling deelneemt, in de terugbetaling van de gelddeposito's, die te goeder trouw worden toevertrouwd zonder weet te hebben van het verbod voor die vennootschappen om gelddeposito's van cliënten in ontvangst te nemen, te houden of te bewaren, ongeacht de valuta waarin die zijn uitgedrukt, op voorwaarde dat deze gelddeposito's niet reeds zijn gedekt door de depositobeschermings-regeling als bedoeld in de artikelen 380 tot 384/1 van de wet van 25 april 2014.

Art.99. De Koning kan bepalen welke informatie de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de beheervennootschappen van AICB's en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging aan de beleggers moeten verstrekken over de dekking van hun tegoeden ingevolge voornoemde regeling.

Art.100. Het Garantiefonds neemt de nodige maatregelen en treft de nodige voorzieningen om de bijkantoren van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de beheervennootschappen van AICB's en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat, in staat te stellen deel te nemen aan de beleggers-beschermingsregeling die het beheert, met de bedoeling, binnen de grenzen van die regeling, de waarborgen verstrekt door de regeling waaraan de vennootschap in haar Staat deelneemt, aan te vullen.
  Indien het bijkantoor dat de mogelijkheid van het eerste lid heeft benut, zijn verplichtingen tegenover de beleggersbeschermingsregeling niet nakomt, wendt het Garantiefonds zich in samenwerking met de FSMA tot de bevoegde overheid die de vergunning heeft verleend aan de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de beheervennootschap van AICB's of de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging waaronder het bijkantoor ressorteert. Indien de toestand niet binnen twaalf maanden wordt verholpen, kan het Garantiefonds, op eensluidend advies van deze overheid, het bijkantoor uitsluiten na afloop van een opzeggingstermijn van twaalf maanden. De termijnverbintenissen van voor de uitsluiting blijven door de beschermingsregeling gedekt tot ze vervallen. De andere tegoeden die voor de uitsluiting werden gehouden, blijven nog twaalf maanden gedekt. De beleggers worden door het bijkantoor of, zo niet, door de FSMA op de hoogte gebracht van het verval van de dekking.

Art.101. De Koning kan, op advies van de FSMA, de waarderings- en berekeningswijze vaststellen voor de initiële bijdrage die aan de beleggersbeschermingsregeling moet worden gestort door de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de beheervennootschappen van AICB's en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die voor het eerst toetreden en waarvoor onvoldoende bijdragen worden ingebracht, afkomstig van een regeling waaraan zij vroeger hebben deelgenomen.

TITEL 5. - Bemiddelaars inzake valutahandel
Art.102.[1 Zijn enkel gemachtigd om in België voor eigen rekening of als commissionair dan wel als lasthebber deviezen te verhandelen, ongeacht of het om termijnverrichtingen dan wel om contantverrichtingen gaat :
   1° de Nationale Bank van België en de Europese Centrale Bank;
   2° de kredietinstellingen naar Belgisch recht;
   3° de buitenlandse kredietinstellingen die hun werkzaamheden in België mogen uitoefenen krachtens de wet van 25 april 2014;
   4° de beursvennootschappen naar Belgisch recht bedoeld in titel II van boek XII van de wet van 25 april 2014;
   5° de buitenlandse beursvennootschappen die hun werkzaamheden in België mogen uitoefenen krachtens Boek XII, Titel III van de wet van 25 april 2014;
   6° de betalingsinstellingen naar Belgisch recht waaraan de Bank een vergunning heeft verleend conform artikel 9 van de wet van 11 maart 2018;
   7° de betalingsinstellingen die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren en die hun werkzaamheden in België mogen uitoefenen krachtens de wet van 11 maart 2018;
   8° de instellingen voor elektronisch geld naar Belgisch recht waaraan de Bank een vergunning heeft verleend overeenkomstig artikel 169 van de wet van 11 maart 2018;
   9° de instellingen voor elektronisch geld die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren en die hun werkzaamheden in België mogen uitoefenen krachtens de wet van 11 maart 2018;
   10° de naamloze vennootschap van publiek recht bpost.
   Voor de bemiddelaars bedoeld in het eerste lid, 7° en 9°, geldt het eerste lid enkel voor valutawisseldiensten die nauw samenhangen met het aanbieden van betalingsdiensten en/of de uitgifte van elektronisch geld.
   Buiten de in het eerste lid bedoelde personen kunnen de personen die overeenkomstig artikel 103 geregistreerd zijn ook verrichtingen uitvoeren voor de contante aankoop of verkoop van deviezen, met name in contanten of met cheques in deviezen dan wel met gebruik van een krediet- of betaalkaart.]1
  ----------
  (1)<W 2018-03-11/07, art. 257, 004; Inwerkingtreding : 26-03-2018>

Art.103.De Koning bepaalt:
  1° de regels betreffende de registratie van de in België gevestigde personen die beroepshalve verrichtingen uitvoeren als bedoeld in artikel 102, tweede lid en de regeling alsook het toezicht die op hen van toepassing zijn;
  2° de regels waaraan de in artikel 102, tweede lid, bedoelde deviezenverrichtingen zijn onderworpen.
  De personen bedoeld in het eerste lid dienen over de noodzakelijke professionele betrouw-baarheid en de passende ervaring te beschikken voor de uitoefening van de werkzaamheden omschreven in artikel 102, tweede lid. Zij mogen zich niet in één van de gevallen bevinden als beschreven in artikel 20 van de wet van 25 april 2014.
  Wanneer het een vennootschap betreft, gelden de voornoemde voorwaarden voor de personen die de feitelijke leiding hebben.
  [1 De registratie van de vennootschap wordt geweigerd indien de personen die, rechtstreeks of onrechtstreeks, ten minste 5 percent bezitten van het kapitaal of van de stemrechten niet geschikt zijn, gelet op een gezond en voorzichtig beleid van de vennootschap.]1
  De Koning kan bepalen dat de registratie wordt geweigerd, herroepen of geschorst wanneer de personen bedoeld in het eerste lid, 1°, niet voldoen aan de wettelijke voorwaarden of de andere voorwaarden die Hij bepaalt.
  De Koning regelt de procedure van registratie, alsook van schorsing en herroeping van de registratie.
  De FSMA kan aan de instellingen als bedoeld in artikel 102, eerste lid, 1° tot 8°, vragen haar inlichtingen te verstrekken, binnen de termijn die zij vaststelt, betreffende de door die instellingen met deze personen verrichte transacties.
  ----------
  (1)<W 2021-06-27/09, art. 257, 009; Inwerkingtreding : 19-07-2021>

TITEL 6. - Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten en informatieverstrekking
HOOFDSTUK 1. - Samenwerking tussen overheden
Art.104. De FSMA kan, zoals bepaald bij artikel 77, § 1, van de wet van 2 augustus 2002, situaties naar de Europese Autoriteit voor effecten en markten verwijzen waarin een verzoek in verband met toezichtsactiviteiten, verificatie ter plaatse, onderzoek en informatie-uitwisseling werd afgewezen, of niet binnen een redelijke termijn gehonoreerd werd.

Art.105. Met de goedkeuring van de minister van Financiën kan de FSMA, op basis van het wederkerigheidsbeginsel, met de toezichthoudende overheden van het land van herkomst van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteert onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Unie, en met de toezichthoudende overheden voor de andere bijkantoren van deze onderneming die buiten België gevestigd zijn, overeenkomen welke verplichtingen en verbodsbepalingen voor het bijkantoor van deze vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies in België gelden, hoe het toezicht wordt opgevat en uitgeoefend en op welke wijze de samenwerking en de informatie-uitwisseling met deze overheden worden georganiseerd.
  Om regels en modaliteiten te kunnen vaststellen die beter aansluiten bij de aard en spreiding van de werkzaamheden van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en het toezicht, mogen de overeenkomsten afwijken van de bepalingen van afdeling 3 van het huidig hoofdstuk.
  Voor zover er een algemeen toezicht bestaat dat voldoet aan de criteria vastgesteld krachtens afdeling 3 van het huidig hoofdstuk, mogen deze overeenkomsten vrijstelling verlenen van de toepassing van bepaalde voorschriften van deze afdeling en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.
  De in dit artikel bedoelde overeenkomsten mogen voor de bijkantoren van een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies in een derde land waarop zij betrekking hebben, geen gunstiger regels bevatten dan voor de in België gevestigde bijkantoren van vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat.
  De overeenkomsten moeten een opzeggingsclausule met opzegging van ten hoogste zes maanden bevatten.
  De FSMA publiceert in haar jaarverslag de lijst en de inhoud van de op grond van dit artikel gesloten overeenkomsten.

HOOFDSTUK 2. - Informatieverstrekking
Art.106. De FSMA verstrekt op haar website de volgende informatie:
  1° de wetgeving op het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, en de besluiten, reglementen en circulaires genomen in uitvoering of met toepassing van deze wetgeving;
  2° een omzettingstabel van de bepalingen van de Europese richtlijnen inzake prudentieel toezicht op beleggingsondernemingen, met opgaaf van de weerhouden opties;
  3° de toetsingscriteria en de methodiek die zij gebruikt bij haar beoordeling als bedoeld in artikel 56, § 2;
  4° geaggregeerde statistische gegevens over de belangrijkste aspecten inzake toepassing van de in 1° bedoelde wetgeving;
  5° andere informatie, als voorgeschreven bij besluiten en reglementen genomen in uitvoering van deze wet.
  De in het eerste lid bedoelde informatie wordt in voorkomend geval op de website bekendgemaakt op de wijze als overeengekomen tussen de landen van de Europese Economische Ruimte. De FSMA zorgt voor een geregelde actualisering van de op haar website verstrekte informatie.

TITEL 7. - Strafrechtelijke sancties
Art.107.§ 1. Met gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met een geldboete van 50 euro tot 10.000 euro of met één van die straffen alleen wordt gestraft:
  1° wie het bedrijf uitoefent van een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 3 zonder daartoe te zijn vergund of geregistreerd overeenkomstig de bepalingen van de huidige wet of wanneer afstand is gedaan van die vergunning of registratie of die vergunning of registratie is ingetrokken, herroepen, geschorst of geschrapt;
  2° wie zich niet conformeert aan artikel 9;
  3° wie met opzet de kennisgevingen als bedoeld in artikel 31, §§ 1 en 5, niet verricht, wie het in artikel 31, § 3, bedoelde verzet negeert of wie de in artikel 32, eerste lid, 1°, bedoelde schorsing negeert;
  4° elke bestuurder, zaakvoerder of directeur die de artikelen 36, 44, 55, eerste lid, eerste en derde zin, en tweede lid, 59, § 2, vierde lid, eerste zin, en § 5, eerste en tweede lid, en 60, § 2, achtste lid, overtreedt;
  5° elke bestuurder, zaakvoerder of directeur van een beleggingsonderneming die in het buitenland een bijkantoor opent of diensten verstrekt, zonder de kennisgevingen te hebben verricht bepaald in de artikelen 47 of 51 of die zich niet conformeert aan de artikelen 50 en 53;
  6° elke bestuurder, zaakvoerder of directeur die de in artikel 55, eerste lid, tweede zin, en derde lid, 59, § 2, vierde lid, en negende lid, § 4, en § 5, derde lid, en § 9, 60, § 2, vijfde en laatste lid, en § 3;
  7° wie zich niet conformeert aan de artikelen 102, eerste lid en 103;
  8° wie handelingen stelt of verrichtingen uitvoert zonder daartoe de toestemming te hebben verkregen van de speciaal commissaris als bedoeld in artikel 64, § 1, 1°, of die indruisen tegen [2 en schorsingsbeslissing overeenkomstig artikel 64, § 1, 2°]2 ;
  9° wie de onderzoeken en controles verhindert waartoe hij verplicht is in het land of in het buitenland, dan wel weigert de gegevens te verstrekken waartoe hij verplicht is op grond van titels III en V, of wie bewust onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekt;
  [1 10° wie met opzet een bijzonder mechanisme instelt in de zin van artikel 25, § 1/1.]1
  § 2. Overtredingen van de artikelen 24 en 45 worden gestraft met een gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met een geldboete van 1.000 euro tot 10.000 euro.
  § 3. Elke bestuurder, zaakvoerder of directeur die zich niet schikt naar de bepalingen van de met toepassing van artikel 54 getroffen reglementen wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 50 euro tot 10.000 euro of met één van deze straffen alleen.
  ----------
  (1)<W 2021-06-02/03, art. 35, 008; Inwerkingtreding : 28-06-2021>
  (2)<W 2022-07-20/31, art. 91, 013; Inwerkingtreding : 15-09-2022>

Art.108. De voorschriften van het eerste boek van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn van toepassing op de misdrijven die door deze titel worden bestraft.

Art.109. De ondernemingen zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de geldboetes waartoe hun bestuurders, zaakvoerders, directeuren of lasthebbers met toepassing van de voorschriften van deze titel worden veroordeeld.

Art.110. Ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van de overtreding van deze titel of één van de in artikel 24 bedoelde wetgevingen, tegen bestuurders, directeuren, zaakvoerders, lasthebbers, verantwoordelijken voor onafhankelijke controlefuncties van vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van een overtreding van huidige titel tegen iedere andere natuurlijke of rechtspersoon, moet ter kennis worden gebracht van de FSMA door de gerechtelijke of bestuursrechtelijke overheid waar dit aanhangig is gemaakt.
  Iedere strafrechtelijke vordering op grond van in het eerste lid bedoelde misdrijven moet ter kennis worden gebracht van de FSMA door het openbaar ministerie.

Art.111. De FSMA is gerechtigd in elke stand van het geding tussen te komen voor de strafrechter bij wie een door deze wet bestraft misdrijf aanhangig is, zonder dat zij daarom het bestaan van enig nadeel hoeft aan te tonen.
  De tussenkomst geschiedt volgens de regels die gelden voor de burgerlijke partij.

TITEL 8. - Diverse bepalingen
HOOFDSTUK 1. - Overgangsbepalingen
Art.112. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die op de datum van inwerkingtreding van deze wet over een vergunning beschikken, behouden die voor de beleggingsdiensten en/of -activiteiten en de nevendiensten als bedoeld in artikel 2 die overeenstemmen met hun huidige vergunning.

Art.113. De beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een lidstaat, en zijn geregistreerd op de lijsten als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen, worden van rechtswege geregistreerd op de lijsten als bedoeld in de artikelen 10, § 4, en 11, § 2.
  De bijkantoren van de beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een derde land, en op de datum van inwerkingtreding van deze wet over een vergunning beschikken, behouden die voor de beleggingsdiensten en/of -activiteiten en de nevendiensten als bedoeld in artikel 2 die overeenstemmen met hun huidige vergunning.
  De beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een derde land, en zijn geregistreerd op de lijst als bedoeld in artikel 25, § 2, derde lid, van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen, worden van rechtswege geregistreerd op de lijsten als bedoeld in artikel 14, § 2, derde lid.

Art.114. § 1. De koninklijke besluiten, de reglementen van de FSMA en alle andere handelingen van reglementaire aard die ter uitvoering van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen zijn vastgesteld, blijven van toepassing voor zover de bepalingen van deze wet voorzien in de algemene of specifieke juridische machtigingen die nodig zijn voor deze reglementaire handelingen, en hun inhoud niet in strijd is met deze wet.
  § 2. De door de FSMA verleende machtigingen en afwijkingen en alle handelingen met individuele draagwijdte die eerder zijn vastgesteld op grond van voornoemde wet van 6 april 1995 of van de reglementaire handelingen die ter uitvoering ervan zijn vastgesteld, blijven geldig, tenzij zij overeenkomstig deze wet worden herroepen of gewijzigd.

Art.115. Voor de toepassing van de artikelen 96 tot 101 dienen de woorden "het Garantiefonds" te worden begrepen als het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's, levensverzekeringen en kapitaal van erkende coöperatieve vennootschappen, en het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten, in functie van hun respectieve opdrachten opgenomen in het koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit, voor wat betreft de bescherming van de deposito's, de levensverzekeringen en het kapitaal van erkende coöperatieve vennootschappen, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, en in de wet van 17 december 1998 tot oprichting van een beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingsbepalingen
Art.116. In de artikelen 92, § 3, 2°, 108, 1°, 145, 1°, 224, eerste lid, 311, eerste lid, 399, eerste lid, 422, eerste en derde lid, 449, eerste lid, 468, zesde lid, 1°, 600, eerste lid, 771, 798, eerste lid en 869 van het Wetboek van Vennootschappen, worden de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" telkens vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen".

Art.117. In artikel 88, tweede lid van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "artikel 1, § 3, van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs" vervangen door de woorden "artikel 2, 5° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten".

Art.118. In artikel 92, § 3, 4° van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 18 december 2015, worden de woorden "artikel 44 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, met uitsluiting van de instellingen bedoeld bij artikel 45 van deze wet" vervangen door de woorden "artikel 3 van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, met uitsluiting van de instellingen bedoeld bij artikel 4 van deze wet".

Art.119. In artikel 107, § 1, vierde lid van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "artikel 1, § 3, van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs" vervangen door de woorden "artikel 2, 5° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten".

Art.120. In artikel 108, 3° van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 18 december 2015, worden de woorden "artikel 44 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, met uitsluiting van de instellingen bedoeld bij artikel 45 van deze wet" vervangen door de woorden "artikel 3 van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, met uitsluiting van de instellingen bedoeld bij artikel 4 van deze wet".

Art.121. In artikel 141 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 18 december 2015, worden de woorden "artikel 47, § 1, 1°, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "artikel 6, § 1, 1°, van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies".

Art.122. In artikel 145, 3°, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs" vervangen door de woorden "de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies".

Art.123. In artikel 430, § 2, 1° van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de woorden "ondernemingen die vallen onder de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "kredietinstellingen die vallen onder de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen".

Art.124. In artikel 468, zesde lid, 2° van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs" vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen".

Art.125. In artikel 629, § 2, 1° en 630, § 2, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de woorden "ondernemingen die worden beheerst door de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" telkens vervangen door de woorden "kredietinstellingen die vallen onder de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen".

Art.126. In artikel 2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2106, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepalingen onder 10°, a), 34° en 41°, worden de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" telkens vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen";
  2° het eerste lid wordt aangevuld met de bepaling onder 49°, luidende:
  "49° wet van 25 oktober 2016 : wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies";
  3° in het tweede lid, worden de woorden "wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "wet van 25 oktober 2016".

Art.127. In artikel 19, § 3, derde lid van dezelfde wet, worden de woorden "artikel 67, § 7, tweede en derde lid, van voornoemde wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "artikel 32, tweede en derde lid van de wet van 25 oktober 2016".

Art.128. In artikel 27, § 6, vierde streepje van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de woorden "artikel 42 van de wet van 25 april 2014 en artikel 62bis van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "de artikelen 42 en 510 van de wet van 25 april 2014, voor zover dit laatste artikel het voormelde artikel 42 van toepassing verklaart op de beurs-vennootschappen, en artikel 26 van de wet van 25 oktober 2016".

Art.129. In dezelfde wet, wordt een artikel 28quater ingevoegd, luidende:
  "Art. 28quater. De Koning kan, na advies van de FSMA en de BNB, bepalen welke verplichtingen en verbodsbepalingen gelden voor de beleggingsondernemingen die ten aanzien van professionele cliënten, actief zijn in het ontvangen en doorgeven van orders met betrekking tot één of meer financiële instrumenten waarbij deze activiteit gericht is op het met elkaar in contact brengen van deze professionele cliënten waardoor er tussen hen een verrichting tot stand kan komen.
  Dit besluit kan inzonderheid de gedragsregels en onverenigbaarheidsregels bepalen die van toepassing zijn op deze ondernemingen evenals de regels voor de administratieve en boekhoudkundige verwerking van deze verrichtingen.".

Art.130. In artikel 31, § 5, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, worden de woorden "artikel 77bis van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "de artikelen 65, §§ 1 en 2, en 528 van de wet van 25 april 2015, voor zover dit laatste artikel het voormelde artikel 65, §§ 1 en 2, van toepassing verklaart op de beursvennootschappen".

Art.131. In artikel 45, § 1, eerste lid van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 april 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder 3°, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de bepaling onder f), worden de woorden "de artikelen 21, 41, 42, 64 en 65, evenals artikel 66 voor wat betreft het verstrekken van beleggingsdiensten en het verrichten van beleggingsactiviteiten, van de wet van 25 april 2014 en de artikelen 62 en 62bis van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "de artikelen 21, 41, 42, 64 en 65 § 3, evenals artikel 66 voor wat betreft het verstrekken van beleggingsdiensten en het verrichten van beleggingsactiviteiten, van de wet van 25 april 2014, de artikelen 502, 510, 527 en 528, evenals 530 voor wat betreft het verstrekken van beleggingsdiensten en het verrichten van beleggingsactiviteiten, van de diezelfde wet voor zover de artikelen 502 en 528, eerste lid van die wet de voormelde artikelen 21 en 65, § 3, van toepassing verklaren op de beursvennootschappen en de artikelen 25 en 26 van de wet van 25 oktober 2016";
  b) de bepaling onder g) wordt vervangen als volgt:
  "g. de artikelen 65, §§ 1 en 2, en 528, eerste lid van de wet van 25 april 2014, voor zover dit laatste artikel het voormelde artikel 65, §§ 1 en 2, van toepassing verklaart op de beursvennootschappen".
  2° de bepaling onder 5° wordt aangevuld met de woorden "en tegen het onrechtmatige gebruik van benamingen die zijn voorbehouden aan ondernemingen die door de FSMA of de Bank zijn vergund, ingeschreven of geregistreerd".

Art.132. In artikel 75, § 1, 1°, tweede lid van dezelfde wet, worden de woorden "artikel 95, §§ 5bis en 5ter, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "artikel 59, §§ 6 en 7, van de wet van 25 oktober 2016".

Art.133. In artikel 86bis, § 1, eerste lid van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de bepaling onder 2°, worden de woorden "artikel 137 of aan artikel 139 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "artikel 102 of aan artikel 103 van de wet van 25 oktober 2016".
  b) het lid wordt aangevuld met een bepaling onder 6°, luidende:
  "6° in België openbaar gebruik maakt van benamingen of titels voert die krachtens de wettelijke of reglementaire bepalingen zijn voorbehouden aan ondernemingen die door de FSMA of de Bank zijn vergund, ingeschreven of geregistreerd, zonder zelf te zijn vergund, ingeschreven of geregistreerd conform de geldende wettelijke of reglementaire bepalingen of na afstand te hebben gedaan van deze vergunning, inschrijving of registratie, dan wel nadat die vergunning, inschrijving of registratie werd ingetrokken, geschrapt of herroepen."

Art.134. In artikel 121, § 1, eerste lid, 4°, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd door de wet van 29 juni 2016, worden de woorden "artikel 109, § 1, tweede lid, of § 2, van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs" vervangen door de woorden "artikel 69, § 1, tweede lid, of § 2, van de wet van 25 oktober 2016".

Art.135. In de artikelen 4, 1°, a) en d), en 5°, 8, eerste lid, 4°, 9, 1° et 2°, 10, § 1, derde lid, 12, § 1, 2° en § 2, 2° van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten, worden de woorden "bankwet" telkens vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014".

Art.136. In artikel 4 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° onder de bepaling 1°, wordt de bepaling onder b) vervangen als volgt:
  "b) de beleggingsdiensten en activiteiten in de zin van artikel 2, 1°, 1, 5 en 7 van de wet van 25 oktober 2016 ";
  2° in de bepaling onder 5°, worden de woorden "artikel 44 van de wet op de beleggingsdiensten" vervangen door de woorden "artikel 3 van de wet van 25 oktober 2016";
  3° de bepaling onder 7° wordt vervangen als volgt:
  "7° wet van 25 april 2014: wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen";
  4° de bepaling onder 9° wordt vervangen als volgt:
  "9° wet van 25 oktober 2016: wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies".

Art.137. In artikel 5, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het vijfde lid, worden de woorden "artikel 46, 23° van de wet op de beleggingsdiensten. De voorschriften bepaald door en krachtens artikel 110 van dezelfde wet zijn van toepassing" vervangen door de woorden "artikel 2, 26° van de wet van 25 oktober 2016. De voorschriften bepaald door artikelen 10, en 70 tot 82 van de wet van 25 oktober 2016 en door artikelen 590, 592 tot 600 van de wet van 25 april 2014 zijn van toepassing";
  2° in het zesde lid, worden de woorden "artikel 79 van de wet op de beleggingsdiensten" vervangen door de woorden "artikel 44 van de wet van 25 oktober 2016 of van artikel 537 van de wet van 25 april 2014".

Art.138. In artikel 11, § 1, van dezelfde wet wordt het tweede lid vervangen als volgt:
  "Bovendien moet hij de volgende verplichtingen naleven:
  1° de beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 4, 1°, b), zijn beperkt tot effecten en tot rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging;
  2° hij mag op geen enkel ogenblik in contanten of op rekening gelden en financiële instrumenten ontvangen en bijhouden, of in een debetpositie staan ten aanzien van de spaarder of belegger; hij mag geen mandaat of volmacht hebben op rekening van zijn cliënten, tenzij van inwonende gezinsleden, noch zelf waarden of rekeningboekjes van cliënten bijhouden of in open bewaargeving houden.".

Art.139. In artikel 12, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt:
  "3° het verstrekken:
  - voor eigen rekening, van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 2, 1° van de wet van 25 oktober 2016 en, voor rekening van derden, van dergelijke beleggingsdiensten met uitzondering van de beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 4, 1°, en
  - voor eigen rekening, van nevendiensten als bedoeld in artikel 2, 2° van de wet van 25 oktober 2016
  Bovendien mag een makelaar in bank- en beleggingsdiensten niet optreden als tussenpersoon voor de nevendiensten als bedoeld in artikel 2, 2°, 1) van de wet van 25 oktober 2016".
  b) in de bepaling onder 4° worden de woorden "de artikelen 137 tot en met 139 bis van de wet op de beleggingsdiensten" vervangen door de woorden "artikel 102 en 103 van de wet van 25 oktober 2016".

Art.140. In artikel 56, eerste lid van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 avril 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder b) worden de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen";
  2° in de bepaling onder e) worden de woorden "in boek II, titel II, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "in boek XII, titel II van de wet van 25 april 2014";
  3° in de bepaling onder f), worden de woorden "in boek II, titel II, van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden `in titel III van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies";
  4° in de bepaling onder g), worden de woorden "overeenkomstig boek II, titel III, van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "overeenkomstig titel II, hoofdstuk III, afdeling I van de wet van 25 oktober 2016";
  5° in de bepaling onder h), worden de woorden "overeenkomstig boek II, titel IV, van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "overeenkomstig titel II, hoofdstuk III, afdeling III van de wet van 25 oktober 2016";
  6° in de bepaling onder i), worden de woorden "krachtens de besluiten genomen ter uitvoering van boek II, titel IV, van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "krachtens titel II, hoofdstuk III, afdeling IV van de wet van 25 oktober 2016".

Art.141. In artikel 68bis, eerste lid van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 avril 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de bepaling onder 1° worden de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen";
  b) in de bepaling onder 4° worden de woorden "als bedoeld in artikel 47 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, voor de deposito's ontvangen overeenkomstig artikel 77, § 1, tweede lid, van de voornoemde wet" vervangen door de woorden "als bedoeld in artikel 1, § 3, tweede lid van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beurs-vennootschappen, voor de deposito's ontvangen overeenkomstig artikel 533 van de voornoemde wet";
  c) in de bepaling onder 5° worden de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen".

Art.142. In artikel 25 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, vervangen bij de wet van 25 april 2014, worden de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen is van toepassing" vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beurs-vennootschappen".

Art.143. In artikel 10, § 1, van de wet van 1 april 2007 op de openbare overname-biedingen, gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de bepaling onder 2° worden de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen";
  b) in de bepaling onder 5° worden de woorden "bedoeld in boek II, titel II van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs" vervangen door de woorden "bedoeld in boek XII, titel II van de voornoemde wet van 25 april 2014";
  c) in de bepaling onder 6°, worden de woorden "overeenkomstig boek II, titel III van de voornoemde wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "overeenkomstig titel II, hoofdstuk III, afdeling I van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies";
  d) in de bepaling onder 7° worden de woorden "overeenkomstig boek II, titel IV van de voornoemde wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "overeenkomstig titel II, hoofdstuk III, afdeling III van de voornoemde wet van 25 oktober 2016";
  e) in de bepaling onder 8° worden de woorden "krachtens de besluiten genomen ter uitvoering van boek II, titel IV van de voornoemde wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "krachtens titel II, hoofdstuk III, afdeling IV van de voornoemde wet van 25 oktober 2016".

Art.144. Artikelen 117 en 119 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 tot omzetting van de Europese richtlijn betreffende de markten voor financiële instrumenten worden opgeheven.

Art.145. Artikel 120 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt:
  "Art. 120. Artikel 12, § 1, 3° van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 oktober 2016, wordt aangevuld met twee leden, luidende:
  "Een makelaar in bank- en beleggingsdiensten kan bovendien in afwijking van het eerste lid, voor eigen rekening diensten van beleggingsadvies aanbieden bedoeld in artikel 2, 1°, 5) van de wet van ..., met betrekking tot effecten en rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging.
  De Koning kan specifieke organisatorische regels evenals gedragsregels opleggen aan de makelaars in bank- en beleggingsdiensten die voor eigen rekening diensten van beleggingsadvies aanbieden."".

Art.146. Artikel 40, § 1, van de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 november 2012, wordt aangevuld met een vierde lid, luidende:
  "Artikel 21, § 7, eerste lid, is van toepassing op de betalingsinstellingen als bedoeld in artikel 39 die hun werkzaamheden in België verrichten via bijkantoren. De betalingsinstellingen als bedoeld in artikel 39 die in België deviezenverrichtingen uitvoeren als bedoeld in artikel 103 van de wet van ... betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, via bijkantoren, worden, wat de uitvoering van deviezenverrichtingen betreft, echter op de lijst van de in België geregistreerde wisselkantoren opgenomen met de vermelding "betalingsinstelling die werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 103 van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies". Daartoe stellen de betrokken betalingsinstellingen de FSMA ervan in kennis dat zij dergelijke deviezenverrichtingen uitvoeren.".

Art.147. In artikel 48, § 1, van dezelfde wet wordt het tweede lid vervangen als volgt:
  "De Bank kan deze rechtspersonen niet vrijstellen van de toepassing van de artikelen 21, paragrafen 1 tot 6 en 8, en 22.".

Art.148. In artikel 3 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder 39° worden de woorden "in boek II, titel II tot en met IV, van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "in titel II van de wet van 25 oktober 2016";
  2° in de bepaling onder 47° worden de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen";
  3° de bepaling onder 48° wordt vervangen als volgt:
  "48° wet van 25 oktober 2016 : de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies".

Art.149. In artikel 42, § 1, 4°, a) van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, worden de woorden "artikel 46, 1°, 4, van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "artikel 2, 1°, 4 van de wet van 25 oktober 2016.

Art.150. In artikel 50, § 2, 3° van dezelfde wet worden de woorden "die onder de wet van 6 april 1995 vallen" vervangen door de woorden "die onder boek XII van de wet van 25 april 2014 vallen".

Art.151. In artikel 71, eerste lid van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder e) worden de woorden "in boek II, titel II, van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "in boek XII, titel II van de wet van 25 april 2014";
  2° in de bepaling onder f) worden de woorden "in boek II, titel II van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "in titel III van de wet van 25 oktober 2016";
  3° in de bepaling onder g) worden de woorden "overeenkomstig boek II, titel III van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "overeenkomstig titel II, hoofdstuk III, afdeling I van de wet van 25 oktober 2016";
  4° in de bepaling onder h) worden de woorden "overeenkomstig boek II, titel IV, van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "overeenkomstig titel II, hoofdstuk III, afdeling III van de wet van 25 oktober 2016";
  5° in de bepaling onder i) worden de woorden "krachtens de besluiten genomen ter uitvoering van boek II, titel IV, van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "krachtens titel II, hoofdstuk III, afdeling IV van de wet van 25 oktober 2016".

Art.152. In artikel 85, § 2 en 154, § 2, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de woorden "artikel 53 van de wet van 6 april 1995" telkens vervangen door de woorden "artikel 7, tweede lid, a) van de wet van 25 oktober 2016".

Art.153. In artikel 187 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de bepaling onder 1° worden de woorden "als bedoeld in boek II, titel II tot en met IV van de wet van 6 april 1995 die over een vergunning beschikken om de beleggingsdiensten bedoeld in artikel 46, 1°, 4 van de wet van 6 april 1995 te verrichten" vervangen door de woorden "als bedoeld in titel II van de wet van ... die over een vergunning beschikken om de beleggingsdiensten bedoeld in artikel 2, 1°, 4 van de wet van 25 oktober 2016 te verrichten";
  b) in de bepaling onder 2° worden de woorden "artikel 46, 1°, 4 van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "artikel 2, 1°, 4 van de wet van 25 oktober 2016".

Art.154. In artikel 202, § 1, 4°, a) van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 april 2014,worden de woorden "artikel 46, 1°, 4 van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "artikel 2, 1°, 4 van de wet van 25 oktober 2016".

Art.155. In artikel 205 van dezelfde wet worden de woorden "titel V van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "titel IV van de wet van 25 oktober 2016".

Art.156. In artikel 221, eerste lid van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, worden de woorden "Artikel 62bis van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "Artikel 26 van de wet van 25 oktober 2016".

Art.157. In artikel 241 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid, 2° worden de woorden "artikel 95bis van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "artikel 60 van de wet van 25 oktober 2016";
  2° in paragraaf 1, tweede lid worden de woorden "artikel 95 van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "aan de Onderafdeling I van Afdeling IV van Boek XII, titel II, Hoofdstuk III van dezelfde wet, artikel 59 van de wet van 25 oktober 2016";
  3° in paragraaf 5, eerste lid worden de woorden "artikel 95bis van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "van de Onderafdeling II van Afdeling IV van Boek XII, titel II, Hoofdstuk III van dezelfde wet, artikel 60 van de wet van 25 oktober 2016".

Art.158. In artikel 5, 51° van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, vervangen bij de wet van 26 oktober 2015, worden de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen" vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen".

Art.159. In artikel 3 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder 75° worden de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen" vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen";
  2° de bepaling onder 76° wordt vervangen als volgt:
  "76° wet van 25 oktober 2016 : de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies".

Art.160. In artikel 33, eerste lid van dezelfde wet worden de woorden "artikel 62bis van de wet van 6 april 1995"vervangen door de woorden "artikel 26 van de wet van 25 oktober 2016".

Art.161. In artikel 35 van dezelfde wet worden de woorden "titel V van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "titel IV van de wet van ...............".

Art.162. In artikel 108, § 3, van dezelfde wet worden de woorden "wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "wet van 25 oktober 2016".

Art.163. In artikel 209, § 1, eerste lid, 2°, a) van dezelfde wet worden de woorden "artikel 46, 1°, 4, van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "artikel 2, 1°, 4 van de wet van 25 oktober 2016".

Art.164. In artikel 248, § 2, eerste lid van dezelfde wet worden de woorden "artikel 53 van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "artikel 7, tweede lid, a) van de wet van 25 oktober 2016".

Art.165. In artikel 307 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "als bedoeld in boek II, titel II tot en met IV van de wet van 6 april 1995 die over een vergunning beschikken om de beleggingsdiensten bedoeld in artikel 46, 1°, 4, van de wet van 6 april 1995 te verrichten" vervangen door de woorden "als bedoeld in titel II van de wet van 25 oktober 2016 die over een vergunning beschikken om de beleggingsdiensten bedoeld in artikel 2, 1°, 4, van de wet van 25 oktober 2016 te verrichten";
  2° in de bepaling onder 2° worden de woorden "artikel 46, 1°, 4, van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "artikel 2, 1°, 4 van de wet van 25 oktober 2016".

Art.166. In artikel 320, § 1, eerste lid, 2°, a) van dezelfde wet worden de woorden "artikel 46, 1°, 4, van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "artikel 2, 1°, 4 van de wet van 25 oktober 2016".

Art.167. In artikel 345 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in het eerste lid, 2° worden de woorden "artikel 95bis van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "artikel 60 van de wet van 25 oktober 2016";
  b) in het tweede lid worden de woorden "artikel 95 van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "aan de bepalingen van onderafdeling I van de afdeling IV van boek XII, titel II, hoofdstuk III van dezelfde wet, artikel 59 van de wet van 25 oktober 2016";
  2° in paragraaf 5, eerste lid worden de woorden "artikel 95bis van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "van de onderafdeling II van afdeling IV van boek XII, titel II, hoofdstuk III van dezelfde wet, artikel 60 van de wet van 25 oktober 2016".

Art.168. In de artikelen I. 9, 71° en 82°, XV. 57/1, eerste lid, en XV. 67/3, § 1, eerste en tweede lid, en § 2, eerste lid van het Wetboek van economisch recht, worden de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" telkens vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennoot-schappen".

Art.169. In artikel I. 9 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder 2°, a) worden de woorden "artikel 1, tweede lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "artikel 1, § 3, eerste lid van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennoots-chappen";
  2° de bepaling onder 83° wordt vervangen als volgt:
  "83° wet van 25 oktober 2016 : wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies".

Art.170. In artikel III. 25, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 juli 2013, worden de woorden "de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen".

Art.171. In artikel III.95, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 juli 2013, worden de woorden "die vallen onder de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen die vallen onder de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs" vervangen door de woorden "die vallen onder de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen en de beleggingsondernemingen die vallen onder de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies".

Art.172. In artikel VI. 55, § 1, 4°, b) van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 december 2013, worden de woorden "de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen".

Art.173. In artikel VII. 3, § 3, 5° van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 26 oktober 2015, worden de woorden "in de wet van 6 april 1995 of met een kredietinstelling bedoeld in artikel 1, § 3, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen waarbij een belegger transacties kan verrichten op één of meer van de financiële instrumenten bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "in de wet van 25 oktober 2016 of met een kredietinstelling bedoeld in artikel 1, § 3, eerste lid van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen waarbij een belegger transacties kan verrichten op één of meer van de financiële instrumenten bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 2 augustus 2002".

Art.174. In artikel VII. 173 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 2016, worden de woorden "artikel 53 van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "artikel 7 van de wet van 25 oktober 2016".

Art.175. In artikel VII. 176, § 3, 2° van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en gewijzigd bij de wet van 26 oktober 2015, worden de woorden "artikel 53 van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "artikel 13, § 3, van de wet van 25 oktober 2016".

Art.176. In artikel XI. 248, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, worden de woorden "in de artikelen 13 en 65 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "in de artikelen 14 en 312 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen ".

Art.177. In artikel XI. 250, tweede lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, worden de bepalingen onder a) en b) vervangen als volgt:
  "a) artikel 107 van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;
  b) de artikelen 348 en 349 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennoot-schappen; ".

Art.178. In artikel 4, 3° van de wet van 25 april 2014 inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen en tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° onder de bepaling a) worden de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen";
  2° onder de bepaling b) worden de woorden "artikel 44 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "artikel 3 van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies".

Art.179. In artikel 12, § 2, van dezelfde wet worden de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennoot-schappen".

Art.180. In artikel 18, § 1, van dezelfde wet worden de woorden "artikel 46, 9° van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "artikel 2, 9° van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies".

Art.181. In artikel 22, § 2, 4° van dezelfde wet worden de woorden "als bedoeld in de artikelen 137 en 139 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "als bedoeld in de artikelen 102 en 103 van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies".

Art.182. In artikel 26, § 2, eerste lid, d) van dezelfde wet worden de woorden "als bedoeld in artikel 46, 9°, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "als bedoeld in artikel 2, 9°, van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies".

Art.183. In artikel 2, 37° van de wet van 12 mei 2014 betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen worden de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen".

Art.184. De Koning kan de verwijzingen aanpassen in andere wetgevingen, waarin wordt verwezen naar wettelijke bepalingen die zijn opgenomen in de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen of de uitvoeringsbesluiten ervan, om ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.

HOOFDSTUK 3. - Opheffingsbepalingen
Art.185. De wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen wordt opgeheven.

Art.186. Het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggings-ondernemingen wordt opgeheven.

Art.187. Het koninklijk besluit van 17 juni 1996 tot verruiming van de grenzen waarbinnen de kredietinstellingen en beleggingsondernemingen aandelen en deelnemingen mogen bezitten, wordt opgeheven.

Art.188. Het koninklijk besluit van 29 januari 1999 tot aanwijzing van de beleggingsondernemingen die moeten deelnemen aan een collectieve beschermings-regeling voor financiële instrumenten, wordt opgeheven

BIJLAGE.
N1. [1 BELONINGSBELEID]1   ----------   (1)
Afdeling I. [1 - Structuur van het beloningsbeleid]1   ----------   (1)
Afdeling II. [1 - Variabele beloning]1   ----------   (1)
Afdeling III. [1 - Pensioenen]1   ----------   (1)
Afdeling IV. [1 - Vrijstellingen]1   ----------   (1)
Afdeling V. [1 - Antifraudebepalingen]1   ----------   (1)
Afdeling VI. [1 - Vertrekvergoedingen en indiensttredingsvergoedingen]1   ----------   (1)
Afdeling VII. [1 - Uitzonderlijke overheidssteun]1   ----------   (1)
Onderafdeling I. [1 - Variabele beloning - Algemene beperking]1   ----------   (1)
Afdeling VIII. [1 - Openbaarmaking en verstrekking]1   ----------   (1)