Details





Titel:

15 MEI 2014. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de landinrichting van de landeigendommen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-06-2014 en tekstbijwerking tot 30-01-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Samenstelling van de comités
Afdeling 1. - Comité voor landinrichting
Art. 2-6
Afdeling 2. - Subregionaal comité voor landinrichting
Art. 7
Afdeling 3. [1 - Verkavelingscomité]1
Art. 7/1
HOOFDSTUK III. - Huishoudelijk typereglement
Afdeling 1. - Comité voor landinrichting
Art. 8
Afdeling 2. - Subregionaal comité voor landinrichting
Art. 9
Afdeling 3. - Verkavelingscomité
Art. 10
Afdeling 4. - Adviescommissie
Art. 11-12
HOOFDSTUK IV. - Toelagen en presentiegeld
Art. 13-15
HOOFDSTUK IV/1. [1 - Activiteitenverslag van de comités voor landinrichting]1
Art. 15/1
HOOFDSTUK V. - Wijzigingen met een schriftelijke en voorafgaande instemming
Art. 16
HOOFDSTUK V/1. [1 - Mededeling van gegevens door instrumenterende ambtenaren]1
Art. 16/1, 16/2, 16/3, 16/4
HOOFDSTUK VI. - Plan van de wegen en de nieuwe afwateringen en uitvoering van de werken
Art. 17-18
HOOFDSUK VII.- Drempel en uitbetalingsmodaliteiten van de saldi gebonden aan de landinrichtingsverrichtingen en provisie voor te betalen kosten
Art. 19-21
HOOFDSTUK VIII. - Bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de comités en subregionale comités voor landinrichting
Art. 22-24
HOOFDSTUK IX. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Art. 25-27
BIJLAGEN.
Art. N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1970102716  1971022602  1971022603  1971090111  1978102601  1978102603  1981002295  1982000333  1982000334  1993027386  1996027540  2008200802 



Uitvoeringsbesluit(en):

2019202550  2021033735  2024200360 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "Wetboek", het Waalse Landbouwwetboek.

HOOFDSTUK II. - Samenstelling van de comités
Afdeling 1. - Comité voor landinrichting
Art.2.De Minister richt de comités voor landinrichting bedoeld in artikel D.269 van het Wetboek op en benoemt hun leden.
  De Minister wijst de voorzitter onder de leden van het bestuur aan.
  [1 De comité voor landinrichting bestaat voor maximaal tweederde uit leden van hetzelfde geslacht]1
  ----------
  (1)<BWG 2023-12-01/15, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.3.Het in artikel D.269, § 1, tweede lid, 2°, van het Wetboek bedoelde bestuur is:
  1° [2 het betaalorgaan ]2;
  2° [1 ofwel het Departement Ontwikkeling, Landelijke Aangelegenheden, Waterlopen en Dierenwelzijn;]1
  3° [1 ...]1
  Het in artikel D.269, § 1, tweede lid, 3°, van het Wetboek bedoelde bestuur is het Departement Natuur en Bossen.
  Het in artikel D.269, § 1, tweede lid, 4°, van het Wetboek bedoelde bestuur is het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw [2 van de Waalse Overheidsdienst Ruimtelijke Ordening, Wonen, Erfgoed en Energie]2.
  Het in artikel D.269, § 2, van het Wetboek bedoelde bestuur is de Algemene administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de FOD Financiën.
  ----------
  (1)<BWG 2019-04-04/54, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 08-06-2019>
  (2)<BWG 2023-12-01/15, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.4.Op verzoek van de Minister verzoekt het bestuur elke administratie bedoeld in artikel D.269, § 1, [1 lid 2,]1 1° tot 4° hem binnen dertig dagen na het verzoek de identiteit van de gewone en plaatsvervangende leden die hem vertegenwoordigen mede te delen.
  Op verzoek van de Minister verzoekt het bestuur het provinciecollege bedoeld in artikel D.269, § 1, tweede lid, 5° hem binnen zestig dagen na het verzoek de identiteit van de gewone en plaatsvervangende leden die worden voorgesteld om hem te vertegenwoordigen, mede te delen.
  Op verzoek van de Minister verzoekt het bestuur [1 de vereniging die een operationele steun verleent aan het Producentencollege krachtens artikel D.76 van het Wetboek, of, bij gebreke daarvan, rechtstreeks het Producentencollege bedoeld]1 in artikel D.269, § 1, tweede lid, 6° hem binnen zestig dagen na het verzoek de identiteit van de gewone en plaatsvervangende leden die worden voorgesteld om hem te vertegenwoordigen, mede te delen.
  ----------
  (1)<BWG 2019-04-04/54, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 08-06-2019>

Art.5. Op verzoek van de Minister verzoekt het bestuur in geval van overgangsinrichting de opdrachtgever bedoeld in artikel D.269, § 1, derde lid, van het Wetboek hem binnen dertig dagen na het verzoek de identiteit van de gewone en plaatsvervangende leden die hem vertegenwoordigen mede te delen.

Art.6. De Minister ontbindt de comités voor landinrichting wanneer ze de verrichtingen gebonden aan landinrichting waarvoor ze zijn opgericht, hebben geëindigd.

Afdeling 2. - Subregionaal comité voor landinrichting
Art.7.De Minister richt het Subregionaal comité voor landinrichting bedoeld in artikel D.335 van het Wetboek op volgens de in de artikelen 2 tot 4 bedoelde modaliteiten [1 ...]1.
  [1 Het Subregionaal comité voor landinrichting bestaat voor niet meer dan tweederde uit leden van hetzelfde geslacht.]1
  ----------
  (1)<BWG 2023-12-01/15, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Afdeling 3. [1 - Verkavelingscomité]1   ----------   (1)
Art. 7/1. [1 De Minister wijzigt de samenstelling en gaat tot de ontbinding over van de verkavelingscomités ingesteld overeenkomstig de wetten van 22 juli 1970 betreffende de ruilverkaveling van landeigendommen, van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken en van 10 januari 1978 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen in der minne, krachtens de modaliteiten bedoeld in artikelen 2 tot 6.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-04-04/54, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 08-06-2019>


HOOFDSTUK III. - Huishoudelijk typereglement
Afdeling 1. - Comité voor landinrichting
Art.8.Het comité voor landinrichting maakt zijn huishoudelijk reglement op overeenkomstig het typereglement bedoeld in artikel [1 D.269, § 4,]1 van het Wetboek en vermeld in bijlage 1.
  ----------
  (1)<BWG 2019-04-04/54, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 08-06-2019>

Afdeling 2. - Subregionaal comité voor landinrichting
Art.9. Het subregionaal comité voor landinrichting maakt zijn huishoudelijk reglement op overeenkomstig het typereglement bedoeld in artikel D.335, § 2, van het Wetboek en vermeld in bijlage 1.

Afdeling 3. - Verkavelingscomité
Art.10. De verkavelingscomités passen indien nodig hun huishoudelijk reglement aan het in bijlage 1 bedoelde typereglement indien ze ingesteld worden overeenkomstig :
  1° de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet;
  2° de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken;
  3° de wet van 10 januari 1978 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen in der minne.

Afdeling 4. - Adviescommissie
Art.11. De adviescommissie maakt haar huishoudelijk reglement op overeenkomstig het typereglement bedoeld in artikel 279, § 3, van het Wetboek en vermeld in bijlage 2.

Art.12. De adviescommissie ingesteld overeenkomstig de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet past indien nodig haar huishoudelijk reglement aan het in bijlage 2 bedoelde typereglement.

HOOFDSTUK IV. - Toelagen en presentiegeld
Art.13.De leden van de comités en subregionale comités voor landinrichting [1 , de leden van de verkavelingscomités]1 en de leden van de adviescommissies die niet behoren tot het personeel van de Staat, van het Gewest, van de Gemeenschap, van de Provincies of de Gemeenten hebben recht op een presentiegeld en een reis- en verblijftoelage die hun worden toegekend volgens de volgende modaliteiten:
  1° een presentiegeld van vijftig euro voor een deelneming op dezelfde dag op één of meerdere vergaderingen van comités of adviescommissies waarvan ze deel uitmaken [2 , ongeacht of deze vergaderingen face-to-face, op afstand of op hybride wijze plaatsvinden" worden toegevoegd aan punt1]2;
  2° een reistoelage [2 voor het bijwonen van één of meer vergaderingen face tot face]2 die:
  a) met de reële kosten overeenstemt in geval van een openbaar vervoermiddel;
  b) berekend wordt overeenkomstig en onder de voorwaarden van [1 artikelen 530 tot 534 van]1 het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse Ambtenarencode, [1 ...]1 in geval van gebruik van een persoonlijk voertuig;
  3° een verblijftoelage [2 voor het bijwonen van één of meer vergaderingen face tot face]2 berekend wordt overeenkomstig en onder de voorwaarden van het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse Ambtenarencode, Boek IV, Titel II, Hoofdstuk II.
  [2 Deelname aan een stemming als onderdeel van een schriftelijke procedure geeft geen recht op een toelage.]2
  ----------
  (1)<BWG 2019-04-04/54, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 08-06-2019>
  (2)<BWG 2023-12-01/15, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.14.De in artikel 13 bedoelde presentiegelden en toelagen zijn alleen verschuldigd aan de leden van de comités en subregionale comités voor landinrichting [1 of verkaveling]1 en van de adviescommissies die geen recht hebben op andere gelijksoortige toelagen.
  ----------
  (1)<BWG 2019-04-04/54, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 08-06-2019>

Art.15. Het Waalse Gewest betaalt de presentiegelden en toelagen op grond van een door het betrokken lid naar waarheid ingevulde onkostennota.

HOOFDSTUK IV/1. [1 - Activiteitenverslag van de comités voor landinrichting]1   ----------   (1)
Art. 15/1. [1 § 1. Het activiteitenverslag van het Comité bedoeld in artikel D.271/1 van het Wetboek bevat de volgende informatie :
   1° een lijst van de vergaderingen, met vermelding van de agenda, een samenvatting van de beslissingen die tijdens elke vergadering genomen zijn en een indicatie van de beslissingen waarover de adviescommissie een advies uitgebracht heeft;
   2° een samenvatting van de uitgevoerde stappen en een tijdschema voor de uit te voeren stappen overeenkomstig bijlage 3;
   3° een inventaris van de uitgevoerde werken en een tijdschema voor de uit te voeren werken;
   4° een tabel voor de budgetaire opvolging van de uitgaven en ontvangsten.
   § 2. Het activiteitenverslag van het Comité wordt om de drie jaar aan de Regering overgemaakt, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze bepaling voor de bestaande comités of vanaf de oprichting van het comité voor de andere comités.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-04-04/54, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 08-06-2019>


HOOFDSTUK V. - Wijzigingen met een schriftelijke en voorafgaande instemming
Art.16. De wijzigingen die niet verricht kunnen worden door de betrokkenen zonder de schriftelijke en voorafgaande instemming van de comités en subregionale comités voor landinrichting zijn:
  1° de bouwwerken;
  2° de aanplantingswerkzaamheden;
  3° de installatie van afsluitingen;
  4° de wijziging van de waterhuishouding met inbegrip van de drainerings- en irrigatiewerken;
  5° de wijziging van het profiel of de reliëf met inbegrip van de afschaffing van grachten of hellingen en de opvulling van holle wegen;
  6° het kappen van bomen, het rooien van heggen, de verslechtering of de verplaatsing van het klein erfgoed;
  7° het ontginnen van weiden, wegen of paden.

HOOFDSTUK V/1. [1 - Mededeling van gegevens door instrumenterende ambtenaren]1   ----------   (1)
Art. 16/1. [1 § 1. Overeenkomstig artikel D.275, § 3, van het Wetboek delen de instrumenterende ambtenaren de in artikel 16/3 bedoelde informatie bij elke onroerende overgang van de goederen die het voorwerp uitmaken van de landinrichting aan de Administratie mee.
   Met onroerende overgang worden verstaan : r verkopen, aankopen, schenkingen, delingen, ruilverrichtingen en inbrengen aan een natuurlijke persoon.
   De kennisgeving gebeurt binnen dertig dagen na de onroerende overgang.
   Bij een openbare verkoop wordt de in lid 3 bedoelde termijn op twee maanden gebracht, volgend op de dag waarop de aanbesteding definitief geworden is.
   § 2. Wanneer de instrumenterend ambtenaar een notaris is wiens standplaats in België gelegen is, gebeurt de kennisgeving bedoeld in paragraaf 1 via het e-notariaat webportaal van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat.
   De kennisgeving wordt voor echt verklaard, gedagtekend, getekend en gewaarmerkt via het webportaal e-notariaat van de Koninklijke federatie van het Belgisch Notariaat.
   § 3. Voor de andere instrumenterende ambtenaren gebeurt de kennisgeving bedoeld in paragraaf 1 door verzending van een formulier vastgesteld door de Minister.
   Overeenkomstig artikel D.62 van het Wetboek, wordt de elektronische kennisgeving voor echt verklaard, gedagtekend en getekend door verzending van het formulier door de instrumenterend ambtenaar.
   § 4. De Directie Landinrichting van de landeigendommen van het Departement Ontwikkeling, Landelijke Aangelegenheden, Waterlopen en Dierenwelzijn van de Administratie verklaart de ontvangstdatum van de kennisgeving voor echt door een automatisch elektronisch bericht van ontvangst te verzenden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-04-04/54, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. 16/2. [1 Overeenkomstig de artikelen D.272, D.316 en D.333 van het Wetboek maken de instrumenterende ambtenaren, op verzoek van de Administratie, de gevraagde informatie binnen 30 dagen na het verzoek aan de Administratie over. De verstrekte informatie blijft beperkt tot de in artikel 16/3 bedoelde informatie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-04-04/54, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. 16/3. [1 De te verstrekken of mee te delen informatie omvat het volgende :
   1° de identiteit van de instrumenterende ambtenaar :
   a) benaming of naam en voornaam;
   b) postadres;
   c) elektronisch adres;
   2° de aard van de akte;
   3° datum van de akte;
   4° de identificatie van elk gekadastreerd perceel :
   a) gemeente, afdeling, sectie, kadastraal nummer, desgevallend geprekadastreerd;
   b) oppervlakte volgens kadaster;
   c) aard volgens kadaster;
   d) huurstaat;
   e) in voorkomend geval, identiteit van de koper en aard van het huurcontract;
   f) desgevallend, het identificatienummer van het plan in de databank van de Algemene administratie van de Erfgoeddocumentatie;
   5° de identiteit van de partijen :
   a) natuurlijke persoon : naam, voornaam, Rijksregisternummer;
   b) rechtspersoon : benaming, bedrijfsnummer.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-04-04/54, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. 16/4. [1 De in artikel 16/3 bedoelde informatie wordt door het Directoraat Landelijke Grondinrichting van het Departement Ontwikkeling, Landelijke Aangelegenheden, Waterlopen en Dierenwelzijn van de Administratie voor een duur van dertig jaar bewaard, te rekenen van de datum van ondertekening van de akte van grondinrichting waarop deze informatie betrekking heeft.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-04-04/54, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


HOOFDSTUK VI. - Plan van de wegen en de nieuwe afwateringen en uitvoering van de werken
Art.17.[1 De Minister keurt het situatieplan van het openbaar domein bedoeld in de artikelen D.295/1, D.324 en D.349/1 van het Wetboek goed.]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-04-04/54, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 08-06-2019>

Art.18.In het kader of ten gevolge van de uitvoering van de in artikel D.284 van het Wetboek bedoelde werken kan de Minister het comité voor landinrichting toelaten om:
  1° bij wijze van onteigening te algemenen nutte de nodige innemingen te doen om de werken buiten het blok uit te voeren;
  2° gronden te onteigenen ten einde ze bij het blok te voegen of om gronden bij wijze van ruiling of op een andere wijze over te dragen om ze uit het blok uit te sluiten.

HOOFDSUK VII.- Drempel en uitbetalingsmodaliteiten van de saldi gebonden aan de landinrichtingsverrichtingen en provisie voor te betalen kosten
Art.19. Elke som tussen vijftig euro en vijfhonderd duizend euro kan rechtstreeks door de comités voor landinrichting zonder de tussenkomst van de Deposito- en Consignatiekas aan de houders van zakelijke rechten uitgekeerd worden.

Art.20. Elke som kleiner dan vijftig euro die verschuldigd is door de comités en subregionale comités voor landinrichting of door de betrokkenen wordt niet uitgekeerd.

Art.21. De Minister machtigt indien nodig het comité voor landinrichting om onder de kosten die zullen worden omgeslagen, een provisie voor te betalen kosten op te nemen.

HOOFDSTUK VIII. - Bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de comités en subregionale comités voor landinrichting
Art.22.De bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de comités en subregionale comités voor landinrichting wordt vastgesteld als volgt:
  1° zestig procent van het totaalbedrag van de uitgave voor de werken voor de aanleg, de inrichting of de afschaffing van openbare wegen, paden en afwateringen en bijbehorende kunstwerken;
  2° zeventig van het totaalbedrag van de uitgave bij de uitvoering van cemontbetonverhardingen op twee banen voor de werken voor de oprichting en de inrichting van wegen bedoeld in punt 1°;
  3° zestig procent van het totaalbedrag van de uitgave voor de werken voor de effening, de inrichting van het kavelplan, voor de bestrijding van erosie en overstromingen;
  4° zestig procent van het totaalbedrag van de uitgave voor de landinrichtingsmaatregelen;
  5° vijfenveertig procent van het totaalbedrag van de uitgave voor de sanerings- en irrigatiewerken;
  6° dertig procent van het totaalbedrag van de uitgave voor de werken voor de installatie van de netten voor elektriciteitsdistributie en voor de watervoorziening;
  7° tachtig procent van het totaalbedrag van de uitgave voor de aanplantingswerken uitgevoerd met inlandse planten;
  8° tachtig procent van het totaalbedrag van de uitgave voor de opmaking van een plan voor de aanleg van de sites en voor de uitvoering van de in dit plan bedoelde werken;
  9° tachtig procent van het totaalbedrag van de kosten van aankoop van het terrein door een ondergeschikte overheid met het oog op de uitvoering van de [1 in 1° tot 8°]1 bedoelde werken.
  ----------
  (1)<BWG 2019-04-04/54, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 08-06-2019>

Art.23. Het totaalbedrag van de uitgaven omvat:
  1° de reële kosten van de werken bepaald door de afrekening van bedoelde werken;
  2° de algemene kosten gebonden aan de werken, met name de ereloonrekeningen van de projectontwerper en van de coördinator veiligheid-gezondheid, de geotechnische proeven en onderzoeken, de proeven op materialen;
  3° de kosten wegens schade aan de gewassen, structurele schade en verliezen van het genot, de kosten wegens onteigening, innemingen en aankopen en de kosten voor verplaatsing van leidingen en kabels;
  4° de kosten voor de communicatie en de bevordering van de uitgevoerde werken.

Art.24. Ten algemenen nutte of wanneer de werken ruimere doelstellingen dan degene die strikt gebonden zijn aan de landinrichting en die bedoeld zijn in artikel D.266, §§ 2 en 3 beogen, kan de bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de in artikel 22 bedoelde werken door de Regering verhoogd worden.

HOOFDSTUK IX. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Art.25. Opgeheven worden :
  1° het koninklijk besluit van 27 oktober 1970 tot uitvoering van de artikelen 44, vierde lid, en 48 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 17 januari 2002;
  2° het koninklijk besluit van 26 februari 1971 houdende het modelreglement van de ruilverkavelingscomités;
  3° het koninklijk besluit van 26 februari 1971 houdende het modelreglement van orde van de commissies van advies die de ruilverkavelingscomités bijstaan;
  4° het koninklijk besluit van 26 oktober 1978 houdende uitvoering van de artikelen 4, 10, 56 en 75 van de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken;
  5° het koninklijk besluit van 26 oktober 1978 tot bepaling van de bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd overeenkomstig de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken;
  6° het koninklijk besluit van 16 december 1981 houdende het modelreglement van de provinciale comités voor de ruilverkaveling van landeigendommen in der minne in het Waalse Gewest;
  7° het koninklijk besluit van 16 december 1981 tot vaststelling, in het Waalse Gewest, van de bedragen voorzien bij artikelen 21, vierde lid, 42, vierde lid en 55 van de wet van 10 januari 1978 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen in der minne, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 17 januari 2002;
  8° het besluit van de Waalse Regering van 24 juni 1993 tot bepaling van de bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de ruil- of verkavelingscomités en die voortvloeiend zijn uit de bouw van de hoge snelheidstrein;
  9° het besluit van de Waalse Regering van 18 juli 1996 tot vaststelling van de vergoedingen en de presentiegelden die aan de leden van de ruilverkavelingscomités en de adviescommissies voor de ruilverkaveling toegekend moeten worden, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 21 november 1996 en 17 januari 2002;
  10° het besluit van de Waalse Regering van 28 februari 2008 tot bepaling van de bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de ruil- of verkavelingscomités;
  11° het ministerieel besluit van 1 september 1971 tot vaststelling van de bijdrage van de Staat in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de ruilverkavelingscomités, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 26 maart 1974, 14 maart 1979 en 1 maart 1995 en bij de besluiten van de Waalse Regering van 17 januari 2002 en 28 februari 2008;
  12° het ministerieel besluit van 12 december 1981 tot bepaling, voor het Waalse Gewest, van de bijdrage van het Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd in toepassing van de wet van 10 januari 1978 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen in der minne.

Art.26. Dit besluit treedt in werking de tiende dag na bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
  Titel 11, hoofdstuk 3, van het Wetboek dat artikelen D.266 tot D.352 omvat, treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van dit besluit..
  Titel 11, hoofdstuk 4, afdelingen 3 en 4 van het Wetboek dat artikelen D.358 en D.359 omvat, treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
  Titel 11, hoofdstuk 4, afdeling 5 van het Wetboek dat artikelen D.360 en D.361 omvat, treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek.

Art.27. De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. - Huishoudelijk typereglement van de comités en subregionale comités voor landinrichting
  (Voor het reglement, zie : 2014-05-15/40)
  Wijziging bij :
  <BWG 2023-12-01/15, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2023> Art. N2. Bijlage 2. - Huishoudelijk typereglement van de adviescommissies
  (Voor het reglement, zie : 2014-05-15/41)
  Wijziging bij :
  <BWG 2023-12-01/15, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. N3.[1 Bijlage 3. Fasen van de landinrichting
   Aanvang van de landinrichting
   D.424 = in voorkomend geval, het voorzetten ab initio
   D.268 = beslissing van de Regering om tot de landinrichting over te gaan
   Comité voor landinrichting
   D.269 = oprichting of vervolledigen van het Comité door de Minister
   Voorafgaande formaliteiten
   D.272 = uitwerking van het ontwerp van landinrichtingsprogramma door de Administratie
   D.273 = goedkeuring van het ontwerp van landinrichtingsprogramma door het Comité
   D.274 = openbaar onderzoek in verband met het ontwerp van landinrichtingsprogramma
   D.276 = goedkeuring van het landinrichtingsprogramma door het Comité
   D.276/1 = goedkeuring van het landinrichtingsprogramma door de Regering
   Adviescommissie
  [2 D.277 = kennisgeving aan belanghebbenden van de start van de landinrichtingsoperatie;]2
   D.279 = oprichting van de adviescommissie door het Comité
   Landinrichtingsverrichtingen
   D.280 = afpaling
   D.281 = rangschikking van de gronden en realisatie van de tabellen
   D.284 = werken
   D.286 en D.286/1 = realisatie van het landinrichtingsplan met inbegrip van het openbaar domein
   D.294 = realisatie van de plannen en tabellen
   D.295 = openbaar onderzoek in verband met de rangschikking van de gronden, het landinrichtingsplan met inbegrip van het openbaar domein, en de tabellen
   D.295/1 = in voorkomend geval, wijziging en goedkeuring van het plan van het openbaar domein
   D.296 = raadpleging van de betrokkenen over de overdracht van de zakelijke rechten
   D.297 = ondertekening van de akte van grondinrichting
   D.298 = debet- en kredietsaldi
  [2 D.299 = kennisgeving aan belanghebbenden van hun eensluidend verklaard uittreksel van de landinrichtingsakte.]2
   D.300 = inbezitneming van de nieuwe percelen
   Kosten en eventuele aanvullende akte
   D.302 = realisatie van de tabellen met betrekking tot de kostenomslag
   D.303 = raadpleging van de betrokkenen over de kostenomslag
   D.306 = eventuele aanvullende akte
   Eindformaliteiten
   D.309 = ontbinding van het Comité en vereffening van de rekeningen
   D.314 = eventuele verbeteringsakten ".]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-04-04/54, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 08-06-2019>
  (2)<BWG 2023-12-01/15, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2023>