Artikels:
TITEL I. - Algemene bepaling en begripsomschrijvingen
Artikel 1.Bij dit besluit worden gedeeltelijk omgezet :
1° Richtlijn 2010/31/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen;
2° Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG.
[1 3° Richtlijn (EU) 2018/844 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen en Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiыntie]1
----------
(1)<BWG 2023-01-11/03, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
Art.2.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :
1° Minister : de Minister bevoegd voor Energie;
2° BUtgb : Belgische Unie voor de technische goedkeuring in de bouw;
3° ATG-E : de energiekenmerken verstrekt door BUtgb;
4° administratie : de [3 Waalse Overheidsdienst Gebiedsontwikkeling, Wonen, Erfgoed en Energie]3, Departement Energie en Duurzaam Bouwen;
[2 4° /1 PER-eenheid :EPB-eenheid bestemd voor individuele huisvesting;
4° /2 PEN-eenheid : de EPB-eenheid bedoeld in artikel 2, 5°, 6° en 8°, van het decreet, alsook de EPB-eenheid bestemd voor collectieve huisvesting ;]2
5° U-waarde : warmtedoorgangscoëfficiënt, bepaald overeenkomstig de berekeningsmethode bedoeld in artikel 3;
6° R-waarde : thermische weerstand van een bouwelement, bepaald overeenkomstig de berekeningsmethode bedoeld in artikel 3;
7° Ew-niveau : het primaire energieverbruiksniveau van een EPB-eenheid, bepaald overeenkomstig de berekeningsmethode bedoeld in artikel 3;
8° ESpec : het specifieke jaarlijkse primaire energieverbruik van een EPB-eenheid, bepaald overeenkomstig de berekeningsmethode bedoeld in artikel 3;
9° K-niveau : het globale thermische isolatieniveau van een gebouw of deel van een gebouw, bepaald overeenkomstig de berekeningsmethode bedoeld in artikel 3;
10° decreet : het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestatie van gebouwen;
11° erkende actor : actor, erkend overeenkomstig de vereisten van dit besluit;
12° Wetboek : Wetboek van Ruimtelijke Ordening;
[1 13° EPG-eenheid die bijna energieneutraal is : een eenheid met een zeer hoge energieprestatie. De zeer lage hoeveelheid energie die is vereist, dient in zeer aanzienlijke mate te worden geleverd uit hernieuwbare bronnen en dient energie die ter plaatse of dichtbij uit hernieuwbare bronnen wordt geproduceerd te bevatten.]1
[3 14° ventilatiesysteem gecombineerd met een verwarmings- of klimaatregelingssysteem: een ventilatiesysteem uitgerust:
a) ofwel met warmte-/koude- afgifte-elementen die zijn aangesloten op het verwarmings-/ klimaatregelingssysteem;
b) ofwel met warmte-/koude- afgifte-elementen die niet zijn aangesloten op het verwarmings- of klimaatregelingssysteem en die een ruimte bedient voorzien van warmte-/koude- afgifte-elementen die zijn aangesloten op het verwarmings- of klimaatregelingssysteem.]3
----------
(1)<BWG 2014-12-18/11, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 31-12-2014>
(2)<BWG 2016-01-28/15, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<BWG 2023-01-11/03, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
TITEL II. - Berekeningsmethode van de energieprestatie van de gebouwen
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art.3.De energieprestatie van de gebouwen wordt berekend met de software bedoeld in de artikelen 20, § 4, en 38 van het decreet, op grond van de methode bepaald in de bijlagen A1, A2, [1 A3]1 B1, B2 en D.
De software bedoeld in lid 1, evenals de gegevensbanken bedoeld in de artikelen 14 en 32 van het decreet, worden door de administratie ter beschikking gesteld.
----------
(1)<BWG 2016-01-28/15, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 3/1. [1 De energieprestatie van de systemen wordt beoordeeld op basis van de in bijlage C4 vastgestelde methode.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2023-01-11/03, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
HOOFDSTUK II. - Alternatieve berekeningsmethodes
Afdeling 1. - Concept of technologie die niet deel uitmaken van de berekeningsmethode
Art.4. Naast de voorwaarden bedoeld in artikel 7, § 2, van het decreet wordt het gebruik van een alternatieve berekeningsmethode toegelaten als het concept of de technologie over een ATG-E of ieder ander energiekenmerk beschikt die de Minister evenwaardig acht.
Art.5.§ 1. De aanvraag om een alternatieve berekeningsmethode te mogen gebruiken wordt volgens de nadere regels, bepaald door de Minister, bij de administratie ingediend.
[2 Behalve de informatie bedoeld in artikel 7, § 2, derde lid, van het decreet bevat het aanvraagdossier :
1° de datum van de aanvraag;
2° een afschrift van de ATG-E of de karakterisering bedoeld in artikel 4;
3° een omstandige omschrijving van de technische kenmerken van het concept of de technologie]2.
[2 De ambtenaren en personeelsleden van de administratie bedoeld in de artikelen 79 en 86 hebben toegang tot de informatie bedoeld in artikel 7, § 2, derde lid, van het decreet, alsook tot de informatie bedoeld in het tweede lid.
De in het derde lid bedoelde personen raadplegen en gebruiken de in het derde lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 7, § 4, eerste lid, van het decreet bedoelde doeleinden.
De verantwoordelijke voor de verwerking is de administratie. ]2
§ 2. Binnen vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag richt de administratie aan de aanvrager een bericht van ontvangst waarin nader bepaald wordt of het dossier al dan niet volledig is.
Indien het dossier onvolledig is, wordt in het bericht van ontvangst gewezen op de ontbrekende stukken en wordt gepreciseerd dat de procedure hervat wordt met ingang van de datum van ontvangst van die stukken.
§ 3. De [1 directeur van de administratie]1 beslist over de aanvraag. Als hij de toelating geeft, bepaalt hij de geldigheidsduur ervan nader en stelt de nadere regels vast voor de opname van de gegevens in de software.
De beslissing wordt binnen de zestig dagen van het bericht van ontvangst waaruit blijkt dat het dossier volledig is, aan de aanvrager medegedeeld.
De beslissing wordt bekendgemaakt op de website van de administratie.
----------
(1)<BWG 2023-01-11/03, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
(2)<BWG 2024-04-19/63, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art.6.Wanneer de berekeningsmethode het concept of de technologie opneemt, beëindigt de [1 directeur van de administratie]1 de toelating.
De alternatieve methode kan evenwel verder worden gebruikt tot na afloop van de EPB-procedure wanneer het bericht van ontvangst van de toelatingsaanvraag dateert van voor de opname van het concept of de technologie in de berekeningsmethode.
----------
(1)<BWG 2023-01-11/03, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
Art.7.De toelating kan door de [1 directeur van de administratie]1 ingetrokken worden wanneer één van de voorwaarden bedoeld in artikel 4 ontbreekt.
----------
(1)<BWG 2023-01-11/03, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
Afdeling 2. - Gebouw dat één of meerdere bouwconcepten of technologieën gebruikt die niet in de berekeningsmethode worden opgenomen
Art.8.§ 1er. De aanvraag om een alternatieve berekeningsmethode te mogen gebruiken wordt volgens de nadere regels, bepaald door de Minister, bij de administratie ingediend.
[2 Behalve de informatie bedoeld in artikel 7, § 3, derde lid, van het decreet bevat het aanvraagdossier :
1° de datum van de aanvraag;
2° een uitvoerige omschrijving van de technische en energetische kenmerken van het (de) concept(en) of technologie(ën), bedoeld in artikel 7, § 2, toegepast op het gebouw ;
3° de berekening van de energieprestatie van betrokken gebouw volgens de alternatieve berekeningsmethode waarom de aanvrager verzoekt, vergezeld van een uitvoerige bewijsnota, omvat op zijn minst :
a) de algemene hypothesen toegepast op het gebouw ;
b) de identificatie van het (de) gebruikte beoordelingsinstrument(en) ;
c) de conclusies na vergelijking van de resultaten, al dan niet met toepassing van het (de) concept(en) of de technologie(ën), alsook de totale primaire energiebesparing verkregen voor betrokken gebouw ;
4° in voorkomend geval, een overzicht van gelijkaardige gevallen, met name met behulp van technische informatie, bibliografie ]2.
[2 De ambtenaren en personeelsleden van de administratie bedoeld in de artikelen 79 en 86 hebben toegang tot de informatie bedoeld in artikel 7, § 3, vierde lid, van het decreet, alsook tot de informatie bedoeld in het tweede lid.
De in het derde lid bedoelde personen raadplegen en gebruiken de in het derde lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 7, § 4, eerste lid, van het decreet bedoelde doeleinden.
De verantwoordelijke voor de verwerking is de administratie.]2
§ 2. Binnen vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag richt de administratie aan de aanvrager een bericht van ontvangst waarin nader bepaald wordt of het dossier al dan niet volledig is.
Indien het dossier onvolledig is, wordt in het bericht van ontvangst gewezen op de ontbrekende stukken en wordt gepreciseerd dat de procedure hervat wordt met ingang van de datum van ontvangst van die stukken.
§ 3. De [1 directeur van de administratie]1 beslist over de aanvraag. Als hij de toelating geeft, stelt hij de nadere regels vast voor de opname van de gegevens in de software.
De beslissing wordt binnen de honderd twintig dagen van het bericht van ontvangst waaruit blijkt dat het dossier volledig is, aan de aanvrager medegedeeld.
----------
(1)<BWG 2023-01-11/03, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
(2)<BWG 2024-04-19/63, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
TITEL III. - Eisen op het vlak van de energieprestatie van de gebouwen [1 en de elektromobiliteit]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Art.9. Voor de toepassing van artikel 10, lid 1, 3°, van het decreet zijn kleine energieverbruikseenheden in normale bedrijfsvoorwaarden, de industriële eenheden, landbouwwerkplaatsen of niet voor bewoning bestemde landbouweenheden die niet voor menselijke behoeften verwarmd zijn of van een klimaatregeling zijn voorzien of waarvan het totaalvermogen van in lokalen geplaatste verwarmings- of klimaattoestellen voor het warmtecomfort van personen, gedeeld door het verwarmde of klimaatgeregelde volume kleiner is dan 15W/m3; het totaalvermogen wordt afzonderlijk berekend voor verwarming en klimaatregeling.
Art. 9/1.[1[2 ...]2 De eisen van de artikelen 13/1, 13/2 en 13/3, Ї 1, van hetzelfde decreet zijn niet van toepassing wanneer:
1° de vereiste infrastructuur voor leidingen afhankelijk is van geяsoleerde microsystemen;
2° de gebouwen eigendom zijn van en gebruikt worden door kleine en middelgrote ondernemingen, zoals gedefinieerd in titel I van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EC van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen;
3° de kosten van de oplaadinstallaties en leidingen meer bedragen dan 7 % van de totale kosten van de ingrijpende renovatie van het gebouw.
De Minister kan de modaliteiten voor de toepassing van het eerste lid bepalen.
Hij specificeert de elementen voor het bepalen van de kosten van de werken, bedoeld in het eerste lid, 3°.
[2 ...]2
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2023-01-11/03, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
(2)<BWG 2024-04-19/63, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
HOOFDSTUK II. - Minimale eisen op het vlak van de energieprestatie
Afdeling 1. - Bouw en heropbouw
Art.10.[1 § 1. Als de datum van het bericht van ontvangst van de vergunningsaanvraag voorafgaat aan 1 januari 2017, voldoet de voor individuele huisvesting bestemde wooneenheid bij de bouw of heropbouw ervan aan de volgende eisen :
1° de bouwelementen voldoen aan de U en R waarden opgenomen in bijlage C 1;
2° het niveau EW is niet hoger dan 80;
3° het ESpec is niet hoger dan 130 kWu/m|F2 per jaar;
4° de ventilatie voldoet aan de eisen opgenomen in bijlage C 2, met uitzondering van die van eventuele kantoor- of dienstenlokalen, die voldoet aan de eisen opgenomen in bijlage C 3;
5° de indicator inzake oververhittingsrisisco bedoeld in bijlage A 1 wordt beperkt tot 6 500 K.u.
Het niveau K van het gebouw of gebouwgedeelte is niet hoger dan 35.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, wordt het gedeelte dat dient voor kantoren of diensten van een voor individuele huisvesting bestemde wooneenheid bij de bouw of heropbouw ervan beschouwd als een eenheid van kantoren en diensten indien één van de volgende voorwaarden vervuld is :
1° het voor kantoren of diensten bestemde gedeelte overschrijdt 40 procent van het beschermde globale volume;
2° het voor kantoren of diensten bestemde gedeelte heeft een beschermd volume van meer dan 800 m|F3.]1
----------
(1)<BWG 2016-01-28/15, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 04-04-2016>
Art. 10/1.[1 § 1. Als de datum van het bericht van ontvangst van de vergunningsaanvraag na 31 december 2016 valt, voldoet de PER-eenheid bij de bouw of heropbouw ervan aan de volgende eisen :
1° de bouwelementen voldoen aan de U-waarden opgenomen in bijlage C 1;
2° het niveau EW is niet hoger dan 65;
3° het ESpec is niet hoger dan 115 kWu/m|F2 per jaar;
4° de ventilatie voldoet aan de eisen opgenomen in bijlage C 2, met uitzondering van die van eventuele [2 lokalen bestemd voor PEN-functies]2, die voldoet aan de eisen opgenomen in bijlage C 3;
5° de indicator inzake oververhittingsrisisco bedoeld in bijlage A 1 wordt beperkt tot 6 500 K.u.
Het niveau K van het gebouw of gebouwgedeelte is niet hoger dan 35.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, wordt het gedeelte betreffende PEN-functies van een PEReenheid bij de bouw of heropbouw ervan beschouwd als een PEN-eenheid indien één van de volgende voorwaarden vervuld is :
1° het voor PEN-functies bestemde gedeelte overschrijdt 40 procent van het beschermde globale volume;
2° het voor PEN-functies bestemde gedeelte heeft een beschermd volume van meer dan 800 m|F3.
§ 3. Voor de toepassing van dit artikel kan de Minister de voorwaarden en modaliteiten bepalen om af te wijken van de naleving van de eisen EW of Espec wat betreft de EPB-eenheid van een flatgebouw dat de in paragraaf 1 bedoelde niveaus niet heeft bereikt maar waarvan het globale niveau EW of Espec van het gebouw in acht genomen wordt.
De Minister bepaalt het globale niveau bedoeld in het eerste lid. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2016-01-28/15, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 04-04-2016>
(2)<BWG 2019-04-11/11, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. 10/2.[1 § 1. Als de datum van het bericht van ontvangst van de vergunningsaanvraag na 31 december 2020 valt, voldoet de PER-eenheid bij de bouw of heropbouw ervan aan de volgende eisen :
1° de bouwelementen voldoen aan de U-waarden opgenomen in bijlage C 1;
2° het niveau EW is niet hoger dan 45;
3° het ESpec is niet hoger dan 85 kWh/m|F2 per jaar;
4° de ventilatie voldoet aan de eisen opgenomen in bijlage C 2, met uitzondering van die van eventuele [2 lokalen bestemd voor PEN-functies]2, die voldoet aan de eisen opgenomen in bijlage C 3;
5° de indicator inzake oververhittingsrisisco bedoeld in bijlage A 1 wordt beperkt tot 6 500 K.u.
Het niveau K van het gebouw of gebouwgedeelte is niet hoger dan 35.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, wordt het gedeelte betreffende PEN-functies van een PER-eenheid bij de bouw of heropbouw ervan beschouwd als een PEN-eenheid wanneer één van de volgende voorwaarden vervuld is :
1° het voor PEN-functies bestemde gedeelte overschrijdt 40 procent van het beschermde globale volume;
2° het voor PEN-functies bestemde gedeelte heeft een beschermd volume van meer dan 800 m|F3.
§ 3. Voor de toepassing van dit artikel kan de Minister de voorwaarden en modaliteiten bepalen om af te wijken van de naleving van de eisen EW of Espec wat betreft de EPB-eenheid van een flatgebouw dat de in paragraaf 1 bedoelde niveaus niet heeft bereikt maar waarvan het globale niveau EW of Espec van het gebouw in acht genomen wordt.
De Minister bepaalt het globale niveau bedoeld in het eerste lid. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2016-01-28/15, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 04-04-2016>
(2)<BWG 2019-04-11/11, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art.11.[1 § 1. Als de datum van het bericht van ontvangst van de vergunningsaanvraag voorafgaat aan 1 januari 2017, voldoet de kantoor- en diensteenheid en de voor onderwijs bestemde eenheid bij de bouw of heropbouw ervan aan de volgende eisen :
1° de bouwelementen voldoen aan de U en R-waarden opgenomen in bijlage C 1;
2° het niveau EW is niet hoger dan 80;
3° de ventilatie voldoet aan de eisen opgenomen in bijlage C 3.
Het niveau K van het gebouw of gebouwgedeelte is niet hoger dan 35.
Als de datum van het bericht van ontvangst van de vergunningsaanvraag voorafgaat aan 1 januari 2017, voldoen de eenheid die een andere bestemming heeft en de voor collectieve huisvesting bestemde wooneenheid bij de bouw of heropbouw ervan aan de volgende eisen :
1° de bouwelementen voldoen aan de U en R waarden opgenomen in bijlage C 1;
2° de ventilatie voldoet aan de eisen opgenomen in bijlage C 3.
Het niveau K van het gebouw of gebouwgedeelte is niet hoger dan 35.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, wordt het voor kantoren of diensten bestemde gedeelte van een eenheid die een andere bestemming heeft of van een voor collectieve huisvesting bestemde wooneenheid bij de bouw of heropbouw ervan beschouwd als een kantoor- en diensteenheid wanneer één van de volgende voorwaarden vervuld is :
1° het voor kantoren en diensten bestemde gedeelte overschrijdt 40 procent van het beschermde globale volume;
2° het voor kantoren en diensten bestemde gedeelte heeft een beschermd volume van meer dan 800 m|F3.
§ 3. Als de datum van het bericht van ontvangst van de vergunningsaanvraag na 3 december 2016 valt, voldoet de PEN-eenheid bij de bouw of heropbouw ervan aan de volgende eisen :
1° de bouwelementen voldoen aan de U waarden opgenomen in bijlage C 1;
2° het niveau EW is niet hoger dan de waarde bepaald overeenkomstig paragraaf 5;
3° de ventilatie voldoet aan de eisen opgenomen in bijlage C 3.
Het niveau K van het gebouw of gebouwgedeelte is niet hoger dan 35.
§ 4. Als de datum van het bericht van ontvangst van de vergunningsaanvraag na 31december 2020 valt, voldoet de PEN-eenheid bij de bouw of heropbouw ervan aan de volgende eisen :
1° de bouwelementen voldoen aan de U waarden opgenomen in bijlage C 1;
2° het niveau EW is niet hoger dan de Waarde bepaald overeenkomstig paragraaf 5;
3° de ventilatie voldoet aan de eisen opgenomen in bijlage C 3.
Het niveau K van het gebouw of gebouwgedeelte is niet hoger dan 35.
§ 5. Als de PEN-eenheid uit verschillende functies bestaat, wordt de niveauvereiste EW bepaald met inachtneming van de eisen die op de verschillende functies toepasselijk zijn en van hun proporties in de eenheid, overeenkomstig onderstaande formule en tabel :
(Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 25-03-2016, p. 20847)
waarbij
EW : de niveauvereiste EW voor de PEN-eenheid, (-);
Ach, fct f : de verwarmde of geklimatiseerde totale vloeroppervlakte van elke functie f, berekend overeenkomstig bijlage A3 van het besluit, in m|F2;
EW, fcf f : de niveauvereiste EW voor elke functie f, zoals bepaald in de tabel, (-);
Ach de verwarmde of geklimatiseerde totale vloeroppervlakte van de PEN-eenheid, berekend overeenkomstig bijlage A3 van het besluit, in m|F2.
De optelling moet uitgevoerd worden op alle functies f van de PEN-eenheid.
Functie | EW, fcf f |
| Vanaf 1 januari 2017 | Vanaf 1 januari 2021 |
Huisvesting | 90 | 90 |
Kantoor | 65 | 45 |
Onderwijs | 65 | 45 |
Gezondheidszorg | Met nachtdienst | 90 | 90 |
| Zonder nachtdienst | 90 | 90 |
| Operatiezaal | 90 | 90 |
Bijeenkomst | Sterke bezetting | 90 | 90 |
| Lage bezetting | 90 | 90 |
| Cafeteria/eetzaal | 90 | 90 |
Keuken | 90 | 90 |
[<font color="red">1</font> Handel/dienst]<font color="red">1</font> | 90 | 90 |
Sportinstallaties | Sporthal/Turnzaal | 90 | 90 |
| Fitness/Dans | 90 | 90 |
| Sauna/Zwembad | 90 | 90 |
Technische lokalen | 90 | 90 |
Gemeenschappelijke lokalen | 90 | 90 |
Andere | 90 | 90 |
Onbekend | 90 | 90 |
<td colspan="4" valign="top">(<font color="red">1</font>)<BWG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2019041111" target="_blank">2019-04-11/11</a>, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Bij gebrek aan elke andere functie dan " kantoor " en " onderwijs " in de PEN-eenheid, voldoen de technische en gemeenschappelijke lokalen aan de eis die toepasselijk is op de functies " kantoor " en " onderwijs ".
Als de PEN-eenheid bestaat uit één enkele functie, wordt de niveauvereiste EW bepaald door de tabel opgenomen in het eerste lid. ]1
----------
(1)<BWG 2016-01-28/15, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 04-04-2016>
Art.12.§ 1. De industrie-eenheden nemen bij de bouw of heropbouw ervan volgende eisen in acht :
1° de bouwelementen nemen de U en R waarden, bepaald in bijlage C1, in acht;
2° de verluchting van de kantoor- of dienstenruimtes neemt de eisen bepaald in bijlage C3 in acht.
Het K-niveau van het gebouw of gedeelte van het gebouw overschrijdt niet 55.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt het deel van een industrie-eenheid die bestemd is voor kantoor- of dienstenruimte, bij de bouw of heropbouw ervan, als een kantoor- of diensteneenheid beschouwd wanneer volgende [1 als één van de volgende voorwaarden vervuld is]1 :
1° het deel voorbehouden voor kantoren of diensten is hoger dan 40 percent van het globaal beschermde volume;
2° het deel voorbehouden voor kantoren of diensten vormt een beschermd volume hoger dan 800 m3.
[2 § 3. In afwijking van paragraaf 1, als de datum van het bericht van ontvangst van de vergunningsaanvraag na 31 december 2016 valt, wordt het gedeelte bestemd voor PEN-functies van een industrie-eenheid bij de bouw of heropbouw ervan beschouwd als een PEN-eenheid wanneer één van de volgende voorwaarden vervuld is :
1° het voor PEN-functies bestemde gedeelte overschrijdt 40 procent van het beschermde globale volume;
2° het voor PEN-functies bestemde gedeelte heeft een beschermd volume van meer dan 800 m|F3.]2
----------
(1)<BWG 2014-12-18/11, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 31-12-2014>
(2)<BWG 2016-01-28/15, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 04-04-2016>
Art.13.[1 Als de datum van het bericht van ontvangst van de vergunningsaanvraag na 31 december 2018 valt, is het niveau EW van een PEN-eenheid bij de bouw of heropbouw ervan en indien de persoon die het zal gebruiken en voor wiens rekening de werken uitgevoerd worden een publieke autoriteit is, niet hoger dan de waarde vastgelegd op 1 januari 2021 en bepaald overeenkomstig artikel 11, § 5. ]1
----------
(1)<BWG 2016-01-28/15, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 04-04-2016>
Art.14.De eisen bedoeld in respectievelijk de artikelen [1 10, 10/1, 10/2, 11, 12 en 13]1, evenals de procedures bedoeld in de artikelen 23 en 24 van het decreet, zijn van toepassing op de handelingen en werken voor gedeeltelijke heropbouw en uitbreiding van een gebouw of een eenheid die ertoe strekken :
1° een beschermd volume op te richten van meer dan 800 m3;
2° het bestaande beschermde volume minstens te verdubbelen;
3° de installaties vallend onder de berekeningsmethode en minstens 75 percent van de bouwschil te vervangen.
----------
(1)<BWG 2016-01-28/15, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 04-04-2016>
Afdeling 2. - Ingrijpende renovatie
Art.15. § 1. Onverminderd de toepassing van artikel 19 nemen [1 de PER-eenheden]1 die een ingrijpende renovatie ondergaan voor het gerenoveerde gedeelte volgende eisen in acht :
1° de gewijzigde of toegevoegde bouwelementen nemen de [1 U waarden]1 waarden, bepaald in bijlage C1, in acht;
2° de verluchting neemt de eisen, bepaald in bijlage C2, in acht, uitgezonderd de ventilatie voor eventuele kantoor- of dienstenruimtes, waar de eisen bepaald in bijlage C3 in acht genomen worden.
§ 2. In het kader van paragraaf 1, 2°, zijn voor de bestaande lokalen waar ramen of buitendeuren geplaatst of vervangen worden enkel de verluchtingseisen voor luchttoevoer van toepassing.
----------
(1)<BWG 2016-01-28/15, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.16. § 1. Onverminderd de toepassing van artikel 19 nemen [1 de PEN-eenheden]1 die een ingrijpende renovatie ondergaan, voor het gerenoveerde deel, volgende eisen in acht :
1° de gewijzigde of toegevoegde bouwelementen nemen de [1 U waarden]1, bepaald in bijlage C1, in acht;
2° de verluchting neemt de eisen bepaald in bijlage C3 in acht.
§ 2. In het kader van paragraaf 1, 2°, zijn voor de bestaande lokalen waar ramen of buitendeuren geplaatst of vervangen worden enkel de verluchtingseisen voor luchttoevoer van toepassing.
----------
(1)<BWG 2016-01-28/15, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Afdeling 3. - Kleine renovatie
Art.17. § 1. Onverminderd de toepassing van artikel 19 nemen [1 de PER-eenheden ]1 die een kleine renovatie ondergaan voor het gerenoveerde gedeelte volgende eisen in acht :
1° de gewijzigde of toegevoegde bouwelementen nemen de [1 U waarden]1 waarden, bepaald in bijlage C1, in acht;
2° de verluchting neemt de eisen bepaald in bijlage C2 in acht.
§ 2. In het kader van paragraaf 1, 2°, zijn voor de bestaande lokalen waar ramen of buitendeuren geplaatst of vervangen worden enkel de verluchtingseisen voor luchttoevoer van toepassing.
----------
(1)<BWG 2016-01-28/15, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.18. § 1. Onverminderd de toepassing van artikel 19 nemen [1 de PEN-eenheden]1 die een kleine renovatie ondergaan, voor het gerenoveerde deel, volgende eisen in acht :
1° de gewijzigde of toegevoegde bouwelementen nemen de[1 U waarden]1 waarden, bepaald in bijlage C1, in acht;
2° de verluchting neemt de eisen bepaald in bijlage C3 in acht.
§ 2. In het kader van paragraaf 1, 2°, zijn voor de bestaande lokalen waar ramen of buitendeuren geplaatst of vervangen worden enkel de verluchtingseisen voor luchttoevoer van toepassing.
----------
(1)<BWG 2016-01-28/15, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Afdeling 4. - Wijziging van bestemming
Art.19.§ 1. De EPB-eenheden die een nieuwe bestemming krijgen, worden aan volgende eisen onderworpen wanneer in tegenstelling tot de vroegere toestand energie verbruikt wordt voor menselijke behoeften met het oog op het bereiken van een specifieke binnentemperatuur :
1° het globale thermische isolatieniveau van de EPB-eenheid is gelijk aan of kleiner dan 65;
2° de bouwelementen die verbouwd worden nemen de U en R waarden, bepaald in bijlage C1, in acht;
3° de verluchting neemt de eisen bepaald in de bijlagen C2 of C3 in acht, afhankelijk van de nieuwe bestemming die de EPB-eenheid verkregen heeft.
§ 2. De industrie-eenheden die een bestemming als individuele woning [1 of PEN-eenheid]1 krijgen, worden aan de eisen van paragraaf 1 onderworpen.
----------
(1)<BWG 2019-04-11/11, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Afdeling 5. [1 - Systemen]1
----------
(1)
Art. 19/1. [1 In de gebouwen en EPB-eenheden voldoen de in artikel 2, 15А, van het decreet bedoelde systemen, wanneer zij worden geяnstalleerd, vervangen of aangepast, aan de eisen inzake energieprestaties, correcte installatie, passende dimensionering, afstelling en regeling, zoals bepaald in bijlage C 4, voor zover dit technisch, economisch en functioneel haalbaar is.]1
----------
(1)
Art. 19/2. [1 § 1. Naast de elementen bedoeld in artikel 12, § 1/2, van het decreet bevat de databank volgende inlichtingen:
1° het telefoonnummer en e-mailadres van de opsteller van het beoordelingsverslag en van de houder van het zakelijke recht op het gebouw of de EPB-eenheid, of ;
2° indien de personen bedoeld in 1° rechtspersonen zijn, het telefoonnummer en e-mailadres van de wettelijke vertegenwoordigers en, indien van toepassing, de contactpersonen.
Naast de elementen bedoeld in artikel 12, § 1/1, tweede lid, van het decreet bevat het beoordelingsverslag de informatie die nodig is om de energieprestatie van het systeem te beoordelen zoals bepaald in bijlage C 4.
§ 2. De opstellers van verslagen hebben op de databank toegang tot de informatie, vermeld in artikel 12, § 1/1, tweede lid, 1° en 4°, van het decreet, alsook tot de informatie, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, die betrekking heeft op de systemen waarvoor zij een beoordelingsrapport opstellen of bijwerken.
De administratie verleent de toegang tot de databank.
De opstellers van verslagen raadplegen en gebruiken de in het derde lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 12, § 1/3, eerste lid, van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 3. De EPB-certificeerders hebben op de databank toegang tot de informatie, vermeld in artikel 12, § 1/1, tweede lid, 1° en 4°, van het decreet, alsook tot de informatie, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, die betrekking heeft op de EPB-gebouwen of eenheden waarvoor zij een EPB-certificaat od een gedeeltelijk verslag opstellen of bijwerken.
De administratie verleent de toegang tot de databank.
De EPB-certificeerders raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 12, § 1/3, eerste lid, van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 4. De houders van zakelijke rechten en de personen die zij aanwijzen hebben op de databank toegang tot de informatie, vermeld in artikel 12, § 1/1, tweede lid, 1° en 4°, van het decreet, alsook tot de informatie, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, die betrekking heeft op de systemen van het gebouw of EPB-systeem waarop zij een het zakelijk recht uitoefenen.
De administratie verleent de toegang tot de databank.
De houders van zakelijke rechten en de personen die zij aanwijzen raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 12, § 1/3, eerste lid, van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 5. De ambtenaren en personeelsleden van de administratie bedoeld in de artikelen 79 en 86 hebben op de databank toegang tot de informatie bedoeld in artikel 12, § 1/2, eerste en tweede lid, van het decreet, alsook tot de informatie bedoeld in paragraaf 1, eerste en tweede lid.
De in het eerste lid bedoelde personen raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 12, § 1/3, eerste lid, 3°, 4° en 5°, van het decreet bedoelde doeleinden.
§ 6. De verantwoordelijken voor de verwerking zijn, elk wat hen betreft, de in de paragrafen 2, 3, 4 en 5 bedoelde personen voor de uitoefening van hun respectieve doeleinden ]1.
----------
(1)
Art. 19/3. [1 § 1. Uiterlijk op 31 december 2025 moeten niet-residentiele gebouwen die worden bediend door verwarmingssystemen en, indien van toepassing, door ventilatiesystemen gecombineerd met dergelijke verwarmingssystemen en die een totaal nominaal vermogen hebben van meer dan 290 kW, zijn uitgerust met een systeem voor gebouwautomatisering en -controle met functies die voldoen aan de eisen van bijlage C4.
De in lid 1 bedoelde eisen zijn van toepassing op gebouwen die zowel delen voor individuele huisvesting als delen voor niet-residentiele of collectieve huisvesting omvatten, wanneer de som van de oppervlakten van de delen voor niet-residentiele of collectieve huisvesting gelijk is aan of groter is dan vijftig procent van de totale bruikbare vloeroppervlakte van het gebouw.
§ 2. Uiterlijk op 31 december 2025 moeten niet-residentiele gebouwen die worden bediend door klimaatregelingssystemen en, indien van toepassing, door ventilatiesystemen gecombineerd met dergelijke klimaatregelingssystemen en die een totaal nominaal vermogen hebben van meer dan 290 kW, zijn uitgerust met een systeem voor gebouwautomatisering en -controle met functies die voldoen aan de eisen van bijlage C4.
De in lid 1 bedoelde eisen zijn van toepassing op gebouwen die zowel delen voor individuele huisvesting als delen voor niet-residentiele of collectieve huisvesting omvatten, wanneer de som van de oppervlakten van de delen voor niet-residentiele of collectieve huisvesting gelijk is aan of groter is dan vijftig procent van de totale bruikbare vloeroppervlakte van het gebouw.
§ 3. Uiterlijk op 31 december 2025 voldoen de verwarmings- en klimaatregelingssystemen in alle gebouwen aan de controle-eisen van bijlage C4.
§ 4. Uiterlijk op 31 december 2025 worden de warmwaterleidingen voor verwarming en warm tapwater, de leidingen voor gekoeld water en de luchtkanalen in alle gebouwen geïsoleerd volgens de eisen van bijlage C4.]1
----------
(1)
HOOFDSTUK II/1. [1 Eisen inzake elektromobiliteit]1
----------
(1)
Art. 19/4. [1 § 1. Vanaf 1 januari 2025 moeten niet-residentiele gebouwen met meer dan 20 parkeerplaatsen voorzien zijn van een oplaadpunt, alsook van de infrastructuur voor leidingen voor щщn op de vijf parkeerplaatsen, wanneer:
1А het parkeerterrein zich binnen het gebouw bevindt;
2А het parkeerterrein zich naast het gebouw bevindt.
Met betrekking tot punt 1, 2А, wordt ervan uitgegaan dat een parkeerterrein grenst aan het gebouw indien aan de volgende drie criteria is voldaan:
1А er is een fysieke of technische verbinding tussen het parkeerterrein en het gebouw;
2А het parkeerterrein wordt uitsluitend of hoofdzakelijk door de bewoners van het gebouw gebruikt;
3А het parkeerterrein en het gebouw zijn eigendom van dezelfde houder van een zakelijk recht.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde eisen zijn van toepassing op gebouwen waarvan de som van de oppervlakten van de niet-residentiele delen of van de voor collectieve huisvesting bestemde delen gelijk is aan of groter is dan de som van de oppervlakten van de delen bestemd voor individuele huisvesting, die meer dan twintig parkeerplaatsen omvatten, wanneer:
1А het parkeerterrein zich binnen het gebouw bevindt;
2А het parkeerterrein zich naast het gebouw bevindt.
Met betrekking tot punt 1, 2А, wordt ervan uitgegaan dat een parkeerterrein grenst aan het gebouw indien aan de volgende drie criteria is voldaan:
1А er is een fysieke of technische verbinding tussen het parkeerterrein en het gebouw;
2А het parkeerterrein wordt uitsluitend of hoofdzakelijk door de bewoners van het gebouw gebruikt;
3А het parkeerterrein en het gebouw zijn eigendom van dezelfde houder van een zakelijk recht.
De in lid 1 bedoelde oppervlakten zijn de overeenkomstig de bijlagen A1 en A3 bepaalde verwarmde of geklimatiseerde vloeroppervlakten.
§ 3. De in artikel 13/3, § 1, van het decreet bedoelde oppervlakten zijn de overeenkomstig de bijlagen A1 en A3 bepaalde verwarmde of geklimatiseerde vloeroppervlakten.]1
----------
(1)
HOOFDSTUK III. - Procedurele documenten betreffende de EPB-eisen [1 en de eisen inzake elektromobiliteit]1
----------
(1)
Art.20.[1 De administratie beheert de toegang tot de databank bedoeld in artikel 14 van het decreet
Naast de elementen bedoeld in artikel 14, § 1,eerste lid, van het decreet bevat het EPB-certificaat volgende inlichtingen:
1° de aard van de werken en de bestemming of de bestemmingen van het goed;
2° de gegevens ter verantwoording van de aard van de werken en de toepasbare procedures ;
3° de eisen die van toepassing zijn op elke EPB-eenheid of elk gedeelte van het gebouw in functie van de bestemming ervan en van de werken;
4° een omschrijving van de werken die nog uitgevoerd moeten worden om aan de EPB-eisen en de elektromobiliteitseisen te voldoen;
5° het resultaat van de berekening van de energieprestatie van het gebouw of van de betrokken EPB-eenheid, geraamd en bereikt;
6° het telefoonnummer en e-mailadres van de aangever van de EPB en, indien hun tussenkomst vereist is, van de architect, de beheerder van de EPB en, in voorkomend geval, de auteur van de technische, milieutechnische en economische haalbaarheidsstudie, of ;
7° indien de personen bedoeld in 6° rechtspersonen zijn, het telefoonnummer en e-mailadres van de wettelijke vertegenwoordigers en, indien van toepassing, de contactpersonen.
§ 2. De ambtenaren en personeelsleden van de administratie bedoeld in de artikelen 79 en 86 hebben op de databank toegang tot de informatie bedoeld in artikel 14, § 1, eerste lid, van het decreet, alsook tot de informatie bedoeld in paragraaf 1, tweede lid.
De in het eerste lid bedoelde personen raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 14, § 1/3, tweede lid, 3°, 4°, 6° en 7°, van het decreet bedoelde doeleinden.
§ 3. De EPB-verantwoordelijken hebben op de databank toegang tot de proceduredocumenten betreffende de EPB- en elektromobiliteitsvereisten en tot de gegevens bedoeld in artikel 14, § 1, eerste lid, 1°, van het decreet, alsook tot de informatie bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 1° tot 5°.
In de gevallen bedoeld in artikel 14, § 3, tweede en derde lid, van het decreet heeft de de nieuwe EPB-verantwoordelijke op de databank toegang tot de proceduredocumenten betreffende de EPB- en elektromobiliteitsvereisten en tot de gegevens bedoeld in artikel 14, § 1, eerste lid, 1°, van het decreet, alsook tot de informatie bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 1° tot 5°.
De administratie verleent de toegang tot de databank.
De EPB-verantwoordelijken raadplegen en gebruiken de in het eerste en tweede lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 14, § 1, tweede lid, 1° van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 4. De EPB-certificeerders hebben op de databank toegang tot het EPB-certificaat opgesteld op basis van artikel 33 van het decreet en tot de gegevens bedoeld in artikel 14, § 1, eerste lid, 1°, van het decreet.
De administratie verleent de toegang tot de databank.
De EPB-certificeerders raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 14, § 1, tweede lid, 1°, van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 5. In de databank hebben de instrumenterende ambtenaren toegang tot de voorlopige EPB-aangifte, het EPB-certificaat opgesteld op basis van artikel 33 van het decreet en het voorlopige PEB-certificaat opgesteld op basis van artikel 34, § 3, van het decreet.
De administratie verleent de toegang tot de databank.
De instrumenterende ambtenaren raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 14, § 1, tweede lid, 2°, van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 6. In de databank hebben de vastgoedagenten toegang tot de voorlopige EPB-aangifte, het EPB-certificaat opgesteld op basis van artikel 33 van het decreet en het voorlopige PEB-certificaat opgesteld op basis van artikel 34, § 3, van het decreet.
De administratie verleent de toegang tot de databank.
De vastgoedagenten raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 14, § 1, tweede lid, 2°, van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 7. De burgemeesters, ambtenaren en technische personeelsleden van de gemeenten bedoeld in artikel 86 hebben op de databank toegang tot de proceduredocumenten met betrekking tot de EPB-eisen en de elektromobiliteitseisen en tot de gegevens bedoeld in artikel 14, § 1, eerste lid, van het decreet, alsook tot de informatie bedoeld in paragraaf 1, tweede lid.
De administratie verleent de toegang tot de databank.
De in het eerste lid bedoelde personen raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 14, § 1, tweede lid, 4° en 5°, van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 8. De gemachtigde ambtenaren bedoeld in de artikelen R.I.3-1 en R.VII.3-1 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling hebben op de databank toegang tot de informatie bedoeld in artikel 14, § 1, eerste lid, van het decreet, alsook tot de informatie bedoeld in paragraaf 1, tweede lid.
De administratie verleent de toegang tot de databank.
De in het eerste lid bedoelde personen raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 14, § 1, tweede lid, 4° en 5°, van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 9. In de databank hebben de kandidaat-kopers en de kandidaat-huurders toegang tot het EPB-certificaat opgesteld op basis van artikel 33 van het decreet en het voorlopige PEB-certificaat opgesteld op basis van artikel 34, § 3, van het decreet.
De administratie verleent de toegang tot de databank.
De de kandidaat-kopers en de kandidaat-huurders raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 14, § 1, tweede lid, 2°, van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 10. In de databank hebben de leners toegang tot de voorlopige EPB-aangifte, het EPB-certificaat opgesteld op basis van artikel 33 van het decreet en het voorlopige PEB-certificaat opgesteld op basis van artikel 34, § 3, van het decreet.
De administratie verleent de toegang tot de databank.
De leners raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 14, § 1, tweede lid, 8°, van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 11. De houders van een zakelijk recht en de personen die zij aanwijzen, hebben toegang tot de volgende documenten in de databank van het gebouw waarop het zakelijk recht wordt uitgeoefend:
1° de initiële EPB-aangifte;
2° de vereenvoudigde EPB-aangifte opgesteld in het geval bedoeld in artikel 16, § 2, tweede lid, van het decreet ;
3° de voorlopigeEPB-aangifte;
4° de EPB-slotaangifte;
5° het voorlopig EPB-certificaat opgesteld overeenkomstig artikel 34, § 3, van het decreet of het EPB-certificaat opgesteld overeenkomstig artikel 33 van het decreet.
De administratie verleent de toegang tot de databank.
De houders van zakelijke rechten en de personen die zij aanwijzen raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 14, § 1/3, eerste lid, van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 12. De verantwoordelijken voor de verwerking zijn, elk wat hen betreft, de in de paragrafen 2 tot 11 bedoelde autoriteiten en personen voor de uitoefening van hun respectieve doeleinden ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art.21.De procedurele documenten in verband met de EPB-eisen [1 en de eisen inzake elektromobiliteit]1 worden opgesteld aan de hand van de formulieren en software ter beschikking gesteld door de administratie.
De Minister kan de vorm en de inhoud van de documenten bepalen.
[2 ...]2
----------
(1)<BWG 2023-01-11/03, art. 15, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
(2)<BWG 2024-04-19/63, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art.22.§ 1. De technische, ecologische en economische haalbaarheidsstudie bedoeld in artikel 15 van het decreet bevat minstens de mogelijkheid om volgende technologieën in te zetten :
1° fotovoltaïsche zonnesystemen;
2° thermische zonnesystemen;
3° warmtepompen;
4° op biomassa werkende warmtegeneratoren;
5° warmtenetten.
§ 2.[1 Voor gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van minder dan 1.000 m2 kan de administratie een gestandaardiseerde technische, ecologische en economische haalbaarheidsstudie ter beschikking stellen]1.
§ 3. [1 . Naast de elementen bedoeld in artikel 15, § 2, eerste lid, van het decreet bevat de haalbaarheidsstudie minstens volgende elementen :
1° een beschrijving van het onderzochte gebouw, met inbegrip van de totale nuttige oppervlakte, en de energiebehoeften ervan;
2° een samenvattende tabel van de werkhypotheses in verband met de overwogen technologieën;
3° de analyse van de overwogen technologieën, met name hun omschrijving, hun technische integratie in het gebouw, hun relevante en, voor de technologie(ën) waarvan de integratie mogelijk is en aangenomen wordt, hun energiebalans, hun economische balans en hun milieubalans;
4° de keuze van de aangenomen technologie(ën) en de verantwoording ervan;
5° de datum ;
6° de informatie bedoeld in artikel 18/1 van het decreet.]1
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art.23.[1 Naast de elementen bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, van het decreet bevat de vereenvoudigde EPB-aangifte:
1° de aard van de werken en de bestemming of de bestemmingen van het goed;
2° de gegevens ter verantwoording van de aard van de werken en de toepasbare procedures ;
3° de eisen die van toepassing zijn op elke EPB-eenheid of elk gedeelte van het gebouw in functie van de bestemming ervan en van de werken;
4° in voorkomend geval, de eisen inzake elektromobiliteit die van toepassing zijn op het gebouw in functie van de bestemming ervan;
5° de datum ;
6° de informatie bedoeld in artikel 18/1 van het decreet ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 8, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art.24.[1 Naast de elementen bedoeld in artikel 16, § 2, eerste lid, van het decreet bevat de vereenvoudigde EPB-aangifte :
1° de aard van de werken en de bestemming(en) van het goed, met inbegrip van, in voorkomend geval, de eventueel overwogen wijziging ervan ;
2° de gegevens ter verantwoording van de aard van de werken en de toepasbare procedures ;
3° de eisen die van toepassing zijn op elke EPB-eenheid of elk gedeelte van het gebouw in functie van de bestemming ervan en van de werken;
4° een tabel met de U-waarden van de bouwelementen die de renovatiewerken ondergaan ;
5° een tabel met het verluchtingsdebiet van de betrokken lokalen;
6° als het een bestemmingswijziging betreft in de zin van artikel 19, een berekeningsnota van het K-niveau ;
7° de datum ;
8° de informatie bedoeld in artikel 18/1 van het decreet;
9° in het geval bedoeld in artikel 16, § 2, tweede lid, van het decreet bevat het nummer van het EPB-dossier ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 9, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art.25.[1 Naast de elementen bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, van het decreet bevat de voorlopige EPB-aangifte :
1° de datum ;
2° de informatie bedoeld in artikel 18/1 van het decreet ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 10, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art.26.[1 Naast de elementen bedoeld in artikel 18, § 1, eerste lid, van het decreet bevat de uiteindelijke EPB-aangifte :
1° de vermelding van een eventuele wijziging in de identificatie van de partijen betrokken bij het project;
2° in voorkomend geval, een afschrift van de beslissing bedoeld in de artikelen 5 of 8;
3° de datum ;
4° de informatie bedoeld in artikel 18/1 van het decreet ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 11, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art.27.§ 1. De overdracht van vergunningen bedoeld in artikel 19, § 2, van het decreet wordt aan de administratie medegedeeld.
§ 2. [1 Naast de elementen bedoeld in artikel 19, § 2, vijfde lid,van het decreet bevat het EPB-certificaat volgende inlichtingen:
1° de uitdrukkelijke wil van de overdrager en de verkrijger dat de overdracht van de hoedanigheid van aanmelder aan de verkrijger verricht wordt;
2° de datum van de overdracht van de vergunning.
De verantwoordelijken voor de verwerking in de zin van de AVG is de administratie.
"De ambtenaren en personeelsleden van de administratie bedoeld in de artikelen 79 en 86 hebben toegang tot de informatie bedoeld in artikel 19, § 2, vijfde lid, van het decreet, alsook tot de informatie bedoeld in het eerstelid.
De in het tweede lid bedoelde personen raadplegen en gebruiken de in het derde lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 19, § 2/1, eerste lid, van het decreet bedoelde doeleinden.
De verantwoordelijke voor de verwerking is de administratie]1.
§ 3. De EPB-verantwoordelijke gebruikt, om deze mededeling te verrichten, het formulier dat ter beschikking wordt gesteld door de administratie.
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 12, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art.28.De documenten in verband met de [1 procedures en eisen inzake EPB en elektromobiliteit]1 worden door de EPB-verantwoordelijke, de auteur van de haalbaarheidsstudie of de EPB-aanmelder aan de administratie gericht.
[1 Het verslag van de evaluatie bedoeld in artikel 12, § 1, zesde lid, van het decreet wordt door de auteur ervan aan de administratie toegezonden.
De Minister kan de modaliteiten voor de toepassing van het eerste lid nader bepalen.
De Minister bepaalt de modaliteiten voor de toepassing van het tweede lid.]1
----------
(1)<BWG 2023-01-11/03, art. 18, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
Art. 28/1. [1 De administratie stelt de informatie bedoeld in artikel 18/1 van het decreet ter beschikking
De administratie vermeldt de lijst van verzamelde persoonsgegevens, de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, de periode gedurende welke zij worden bewaard, alsmede de procedures voor toegang tot en correctie van deze gegevens. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-04-19/63, art. 13, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art. 28/2.[1 Voorafgaand aan het verzamelen van de gegevens bedoeld in artikel 14, § 1, eerste lid, van het decreet en artikel 20, § 1, tweede lid, bezorgt de EPB-verantwoordelijke aan de EPB-aangever en in voorkomend geval aan de architect en de opsteller van de technische, milieutechnische en economische haalbaarheidsstudie de informatiemelding bedoeld in artikel 18/1 van het decree. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-04-19/63, art. 14, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art. 28/3.[1 Voorafgaand aan het verzamelen van de gegevens bedoeld in artikel 14, § 1, eerste lid, van het decreet en artikel 20, § 1, tweede lid, bezorgt de opsteller van de technische, milieutechnische en economische haalbaarheidsstudie aan de EPB-aangever de informatiemelding bedoeld in artikel 18/1 van het decreet. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-04-19/63, art. 15, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>HOOFDSTUK IV. - [1 EPB-en electromobiliteitsprocedures]1
----------
(1)<BWG 2023-01-11/03, art. 19, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
Art.29.[1 Naast de gegevens, bedoeld in de artikelen 23, § 3, eerste en tweede lid, 25, § 3, eerste en tweede lid, en 27, § 3, eerste en tweede lid, van het besluit, bevat de verantwoordingsnota de volgende gegevens:
1° de datum ;
2° denauwkeurige identificatie van de toepasselijke wettelijke bepaling;
3° een gedetailleerde opgave van de elementen die de toepasselijke uitzondering rechtvaardigen.
De vorm en de inhoud van de verantwoordingsnota kunnen nader bepaald worden door de Minister.
De burgemeesters, ambtenaren en technische personeelsleden van de gemeenten bedoeld in artikel 86 raadplegen en gebruiken de informatie bedoeld in de artikelen 23, § 3, eerste en tweede lid, 25, § 3, eerste en tweede lid en 27, § 3, eerste en tweede lid, van het decreet en in het eerste lid voor een periode die niet langer is dan de tijd die nodig is om de doeleinden, vermeld in de artikelen 23, § 3, derde lid, 2° en 3°, 25, § 3, derde lid, 2° en 3°, en 27, § 3, derde lid, 2° en 3°, van het decreet, te bereiken.
De gemachtigde ambtenaren in de zin van de artikelen R.I.3-1 en R.VII.3-1 van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening raadplegen en gebruiken de informatie bedoeld in de artikelen 23, § 3, eerste en tweede lid, 25, § 3, eerste en tweede lid en 27, § 3, eerste en tweede lid, van het decreet en in het eerste lid voor een periode die niet langer is dan de tijd die nodig is om de doeleinden, vermeld in de artikelen 23, § 3, derde lid, 2° en 3°, 25, § 3, derde lid, 2° en 3°, en 27, § 3, derde lid, 2° en 3°, van het decreet, te bereiken.
De ambtenaren en de personeelsleden van de administratie bedoeld in de artikelen 79 en 86 raadplegen en gebruiken de informatie bedoeld in de artikelen 23, § 3, eerste en tweede lid, 25, § 3, eerste en tweede lid, en 27, § 3, eerste en tweede lid, van het decreet en in het eerste lid voor een periode die niet langer is dan de tijd die nodig is om de doeleinden, vermeld in de artikelen 23, § 3, derde lid, 2°, 4° en 5°, 25, § 3, derde lid, 2°, 4° en 5°, en 27, § 3, derde lid, 2°, 4° en 5°, van het decreet, te bereiken.
De verantwoordelijken voor de verwerking zijn, elk wat hen betreft, de in de leden 3, 4 en 5 bedoelde personen voor de uitoefening van hun respectieve doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de informatie kunnen nader bepaald worden door de Minister. ]1
----------
(1)
Art.30.§ 1. De overdracht van de hoedanigheid van aanmelder bedoeld in artikel 28, § 2, van het decreet wordt aan de administratie medegedeeld.
§ 2. [1 Naast de elementen bedoeld in artikel 28, § 2, derde lid, van het decreet bevat kennisgeving volgende inlichtingen:
1° de uitdrukkelijke wil van de partijenr dat de overdracht van de hoedanigheid van aanmelder aan de koper verricht wordt;
2° de datum van de overeenkomst tot overdracht ;
3° de voorlopige EPB-aangifte bedoeld in artikel 17 van het decreet.
De ambtenaren en personeelsleden van de administratie bedoeld in de artikelen 79 en 86 hebben toegang tot de informatie bedoeld in artikel 28, § 2, derde lid, van het decreet, alsook tot de informatie bedoeld in het eerste lid.
De in het tweede lid bedoelde personen raadplegen en gebruiken de in het tweede lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 28, § 2, vierde lid, van het decreet bedoelde doeleinden.
De verantwoordelijke voor de verwerking is de administratie]1.
§ 3. Koper en verkoper gebruiken, om deze mededeling te verrichten, het formulier dat ter beschikking wordt gesteld door de administratie.
----------
(1) niet in nederlandse versie
(2)<BWG 2024-04-19/63, art. 17, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
TITEL IV. - Energieprestatiecertificaten voor gebouwen
HOOFDSTUK I. - Certificeringsregeling
Afdeling 1. - EPB-Certificaatcategorieën
Art.31. Er bestaan drie EPB-certificaatcategorieën :
1° EPB-certificaten voor een wooneenheid;
2° EPB-certificaten voor een eenheid niet bestemd voor bewoning;
3° EPB-certificaten van de openbare gebouwen met het oog op de aanplakking.
Art.32. EPB-certificaten voor wooneenheden worden opgemaakt ofwel door een erkende EPB-verantwoordelijke, ofwel door een erkende EPB-certificeerder voor wooneenheden.
EPB-certificaten voor eenheden niet bestemd voor bewoning worden opgemaakt ofwel door een erkende EPB-verantwoordelijke, ofwel door een erkende EPB-certificeerder voor eenheden niet bestemd voor bewoning.
EPB-certificaten voor openbare gebouwen worden opgemaakt door een interne of externe erkende EPB-certificeerder voor openbare gebouwen.
Art.33. Met het oog op certificering ervan kan de Minister in subcategorieën voorzien voor EPB-woonheden of -eenheden, niet voor bewoning bestemd, of voor openbare gebouwen, in functie van hun bijzondere kenmerken of hun energieverbruik.
Art.34. Het EPB-certificaat wordt opgemaakt op grond van de methode bedoeld in artikel 3 en vloeit voort uit de toepassing van de software bedoeld in de artikelen 20, § 4, of 38 van het decreet.
Art.35. De Minister stelt een type-EPB-certificaat voor elke (sub)categorie vast.
Afdeling 2. - Inhoud van de EPB-certificaten
Art.36.[1 Naast de elementen bedoeld in artikel 30, § 2, eerste lid, van het decreet bevat het EPB-certificaat volgende informatie:
1° in voorkomend geval, de datum van toekenning van de bouw-, stedenbouwkundige of globale vergunning die de bouw van het gebouw machtigt en haar referentienummer;
2° de versie van de gebruikte berekeningsoftware en, in voorkomend geval, van het protocol voor de verzameling van de gegevens;
3° de prijs van het certificaat, behalve wanneer het certificaat wordt afgeleverd na een EPB-procedure of wanneer het gaat om een certificaat voor een openbaar gebouw met het oog op de aanplakking ervan door een interne certificeerder;
4° de datum van afgifte van het certificaat;
5° in voorkomend geval, de referentie van het gedeeltelijke verslag. ]1
----------
(1)
Art.37.Het EPB-certificaat voor wooneenheden bevat daarnaast :
1° de energieklasse van de [1 EPB-eenheid]1;
2° het totale theoretische primaire energieverbruik van de [1 EPB-eenheid]1;
3° het specifieke primaire energieverbruik van de eenheid;
4° in voorkomend geval, de verwijzing naar het gedeeltelijk verslag bedoeld in artikel 31, § 1, van het decreet.
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 19, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art.38.Het EPB-certificaat voor eenheden, niet bestemd voor bewoning, bevat daarnaast :
1° de energieklasse van de [1 EPB-eenheid]1;
2° het totale theoretische primaire energieverbruik van de [1 EPB-eenheid]1;
3° het specifieke primaire energieverbruik van de [1 EPB-eenheid]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 20, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art.39.Het EPB-certificaat voor openbare gebouwen met het oog op aanplakking bevar daarnaast één of meerdere verbruiksindicatoren bepaald door de Minister [1, alsmede de naam van de overheidsinstantie die het gebouw in gebruik heeft ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art.40. De Minister kan de inhoud van het EPB-certificaat nader bepalen met het oog op de opname van de inlichtingen bedoeld in artikel 30, § 3, van het decreet, evenals van de specifieke indicatoren voor de (sub)categorieën of de inlichtingen met betrekking tot de inachtneming van de eisen.
Afdeling 3. - Gedeeltelijk verslag
Art.41. Het gedeeltelijk verslag bedoeld in artikel 31, § 1, van het decreet wordt door een EPB-certificeerder voor erkende wooneenheden of door een erkende EPB-verantwoordelijke opgesteld.
Het gedeeltelijk verslag is het resultaat van de toepassing van de software bedoeld in de artikelen 20, § 4, of 38 van het decreet.
Art.42.§ 1 [1 Naast de elementen bedoeld in artikel 31, § 1, derde lid, van het decreet bevat het gedeeltelijk verslag volgende elementen:
1° in voorkomend geval, de datum van toekenning van de bouw-, stedenbouwkundige of globale vergunning die de bouw van het gebouw machtigt en haar referentienummer;
2° de versie van de gebruikte berekeningsoftware en, in voorkomend geval, van het protocol voor de verzameling van de gegevens;
3° de prijs van het gedeeltelijk verslag, behoudens voor het certificaat opgemaakt na afloop van een EPB-procedure "bouw";
4° de datum van afgifte van het gedeeltelijk verslag ]1.
§ 2. De Minister kan de inhoud van het gedeeltelijk verslag aanvullen met het oog op de opname van specifieke indicatoren.
De Minister stelt het model van gedeeltelijk verslag vast.
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 22, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Afdeling 4. - Geldigheid en hernieuwing
Art.43. Behalve de certificaten voor openbare gebouwen vervallen de EPB-certificaten wanneer de EPB-eenheid of het gebouw een later EPB-certificaat of gedeeltelijk verslag heeft gekregen of handelingen en werken bedoeld in de artikelen 23 tot 27 van het decreet heeft ondergaan.
Art.44. Wanneer een EPB-certificaat opgemaakt werd op grond van artikel 3 van het decreet, wordt het hernieuwd door een certificaat opgemaakt door een erkende EPB-certificeerder die de software bedoeld in artikel 38 van het decreet gebruikt.
Afdeling 5. - Gebruik van de gegevens
Art.45.
Art.46.§ 1.[1 De administratie beheert de gegevensbank bedoeld in artikel 32 van het decreet
Naast de elementen bedoeld in artikel 32, § 1, eerste lid, van het decreet bevat het EPB-certificaat volgende informatie:
1° het telefoonnummer en e-mailadres van de houder van het zakelijk recht op het gebouw of de EPB-eenheid en van de EPB-certificeerder, of ;
2° indien de personen bedoeld in 1° rechtspersonen zijn, het telefoonnummer en e-mailadres van de wettelijke vertegenwoordigers en, indien van toepassing, de contactpersonen
3° in het geval bedoeld in artikel 31 van het decreet, het telefoonnummer en e-mailadres van de wettelijke vertegenwoordigers en, indien van toepassing, de contactpersonen;
4° in het geval bedoeld in artikel 35 van het decreet, de naam, de voornaam, het telefoonnummer en e-mailadres van de wettelijke vertegenwoordigers en, indien van toepassing, de contactpersonen;
5° in voorkomend geval, de referentie van het gedeeltelijke verslag.
§ 2. De ambtenaren en personeelsleden van de administratie bedoeld in de artikelen 79 en 86 hebben op de databank toegang tot de inhoud van de EPB-certificaten en de gedeeltelijke verslagen bedoeld in artikel 32, § 1, eerste lid, van het decreet, alsook tot de informatie bedoeld in paragraaf 1, tweede lid.
De in het eerste lid bedoelde personen raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 32, § 1/3, tweede lid, 3°, 4°, 5° en 6°, van het decreet bedoelde doeleinden.
§ 3. De EPB-certificeerders hebben op de databank toegang tot de EPB-certificaten en de gedeeltelijke verslagen, evenals tot de gegevens bedoeld in artikel 32, § 1, eerste lid, 1°, van het decreet.
In afwijking van lid 1 hebben interne EPB-certificeerders voor openbare gebouwen toegang tot de databank van EPB-certificaten en de in lid 1 bedoelde informatie die alleen betrekking heeft op gebouwen die worden gebruikt door de overheidsinstantie waarin zij werkzaam zijn.
De administratie verleent de toegang tot de databank.
De EPB-certificeerders raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 32, § 1, tweede lid, 1°, van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 4. Instrumenterende ambtenaren hebben toegang tot EPB-certificaten in de databank.
De administratie verleent de toegang tot de databank.
De instrumenterende ambtenaren raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 32, § 1, tweede lid, 2°, van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 5. Instrumenterende ambtenaren hebben toegang tot EPB-certificaten in de databank.
De administratie verleent de toegang tot de databank.
De vastgoedagenten raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 32, § 1, tweede lid, 2°, van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 6. De kandidaat-kopers of kandidaat-huurders hebben toegang tot de inhoud van de EPB-certificaten in de databank, met uitzondering van de informatie bedoeld in artikel 30, § 2, eerste lid, 2°, 4°, 5°, 6° en 12° van het decreet.
De administratie verleent de toegang tot de databank.
De de kandidaat-kopers en de kandidaat-huurders raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 32, § 1, tweede lid, 2°, van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 7. De houders van een zakelijk recht en de personen die zij aanwijzen, hebben toegang tot de databank van het gebouw waarop het zakelijk recht wordt uitgeoefend, tot het EPB-certificaat en tot de informatie bedoeld in artikel 32, § 1, eerste lid, 1°, van het decreet.
De administratie verleent de toegang tot de databank.
De houders van zakelijke rechten en de personen die zij aanwijzen raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 32, § 1, tweede lid, 2° van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 8. De leners hebben toegang tot EPB-certificaten in de databank.
De administratie verleent de toegang tot de databank.
De leners raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 32, § 1, tweede lid, 7°, van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 9. De verantwoordelijken voor de verwerking zijn, elk wat hen betreft, de in de paragrafen 2 tot 8 bedoelde personen voor de uitoefening van hun respectieve doeleinden]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 24, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art. 46/1. [1 De administratie verstrekt de eigenaar van een gebouw, alsmede eenieder die daarom voor statistische en onderzoeksdoeleinden verzoekt, geaggregeerde en geanonimiseerde gegevens over de energieprestatie van gebouwen uit de databanken bedoeld in de artikelen 14 en 32 van het decreet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2023-01-11/03, art. 21, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
Art. 46/2. [1 . De administratie stelt de informatie bedoeld in artikel 32/2 van het decreet ter beschikking
Het informatieblad vermeldt de lijst van verzamelde persoonsgegevens, de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, de periode gedurende welke zij worden bewaard, alsmede de procedures voor toegang tot en correctie van deze gegevens ]1.
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-04-19/63, art. 25, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
HOOFDSTUK II. -Verplichtingen om over een EPB-certificaat te beschikken
Afdeling 1. - Voorlopig EPB-certificaat
Art.47. § 1. Voor de toepassing van artikel 34, § 3, van het decreet zijn de elementen die volstaan voor de opmaak van een voorlopig EPB-certificaat :
1° het beschermde volume van de eenheid en zijn bouwschil;
2° een verluchtingssysteem;
3° een verwarmingssysteem;
4° voor de wooneenheden, minstens een aftappunt voor sanitair warm water;
5° voor de eenheden, niet bestemd voor bewoning, een verlichtingssysteem;
6° de aanwezigheid van het koelingssysteem, indien een dergelijk systeem was voorzien in de aanvankelijke EPB-aanmelding.
§ 2. De EPB-verantwoordelijke deelt onverwijld het voorlopig EPB-certificaat aan de EPB-aanmelder mee.
De opmaak van het EPB-certificaat overeenkomstig artikel 33 van het decreet doet het voorlopig EPB-certificaat vervallen.
Wanneer een voorlopig EPB-certificaat aan een huurder werd meegedeeld overeenkomstig artikel 34, 3, lid 5, van het decreet, wordt het in artikel 33 van het decreet bedoelde EPB-certificaat door de EPB-aanmelder onmiddellijk aan de huurder overhandigd als het opgemaakt is.
Afdeling 2. - Openbaarmaking met het oog op verkoop of verhuur
Art.48.[1 De indicatoren en informatie die moeten worden vermeld in alle reclame bedoeld in artikel 34, § 4, van het decreet zijn :
1° de energieklasse van het gebouw of van de EPB-eenheid;
2° de enige code van het EPB-certificaat;
3° het specifieke primaire energieverbruik van het gebouw of van de EPB-eenheid;
4° het totale theoretische primaire energieverbruik van het gebouw of van de EPB-eenheid;
5° een buitenfoto van het gebouw, waarbij de betrokken EPB-eenheid wordt geïdentificeerd.
De Minister bepaalt de vorm waarin en de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde informatie wordt opgenomen, rekening houdend met de vorm en de wijze van verspreiding van de reclamedragers.
In afwijking van paragraaf 1 kan de Minister bepaalde reclame-uitingen vrijstellen van één of meer van de vermeldingen, vermeld in lid1, 3°, 4° en 5°, rekening houdend met de gedetailleerdheid van de reclamedragers]1.
----------
(1)
Art.49. De administratie kan een instrument invoeren om de opname van informatie zoals bedoeld in artikel 48 in de openbaarmakingen te vergemakkelijken.
Afdeling 3. - Aanplakking van de certificaten
Art.50. De publieke overheden in de zin van artikel 35, lid 1, van het decreet zijn :
1° de Europese en internationale instellingen, de federale, gewestelijke, Gemeenschaps-, provinciale en gemeentelijke overheden;
2° elk organisme dat aan volgende voorwaarden voldoet :
a) opgericht of erkend zijn door de overheden bedoeld in 1° ;
b) een openbare dienst als opdracht hebben;
c) niet deel uitmaken van de wetgevende of rechterlijke macht;
d) in zijn werking gecontroleerd of bepaald worden door de overheden bedoeld onder 1°.
Art.51. In de zin van artikel 35 van het decreet wordt een gebouw als druk bezocht door het publiek beschouwd wanneer de toegang ervan voor het publiek vrij is, zonder andere voorwaarde dan een eventuele inschrijving of betaling van toegangsgeld.
Art.52. Het EPB-attest voor een openbaar gebouw met het oog op aanplakking heeft een geldigheidsduur van 5 jaar.
De verbruiksindicatoren worden jaarlijks bijgewerkt volgens de door de Minister bepaalde praktische modaliteiten.
Afdeling 4. - Bijzondere bepaling en uitzonderingen op de verplichting om over een EPB-certificaat te beschikken
Art.53. § 1. Bij onvrijwillige verkoop worden de onkosten voor de opmaak van het EPB-certificaat voorgeschoten door de partij die de verkoop veroorzaakt.
§ 2. Voor de toepassing van artikel 36, lid 1, 2°, van het decreet zijn kleine energieverbruikseenheden in normale bedrijfsvoorwaarden, de industriële eenheden, landbouwwerkplaatsen of niet voor bewoning bestemde landbouweenheden die niet voor menselijke behoeften verwarmd zijn of van een klimaatregeling zijn voorzien of waarvan het totaalvermogen van in lokalen geplaatste verwarmings- of klimaattoestellen voor het warmtecomfort van personen, gedeeld door het verwarmde of klimaatgeregelde volume kleiner is dan 15W/mü; het totaalvermogen wordt afzonderlijk berekend voor verwarming en klimaatregeling.
HOOFDSTUK III. - Statuten en opdrachten van de EPB-certificeerders
Art.54. Het protocol bedoeld in artikel 38 van het decreet bevat het verplicht methodologisch kader met het oog op de certificering van de betrokken eenheid of het betrokken gebouw.
Het protocol omvat meer bepaald de regels voor de ingezamelde gegevens en hun verwerking in de software bedoeld in artikel 38 van het decreet.
De Minister kan gedifferentieerde protocollen vaststellen voor de inzameling met het oog op de certificering van (sub)categorieën van EPB-eenheden zoals bedoeld in de artikelen 31 en 33.
Art.55. § 1. Om hun onafhankelijkheid te vrijwaren, zijn de EPB-certificeerders niet gemachtigd om EPB-certificaten op te maken voor EPB-gebouwen of -eenheden :
1° waarvoor zij over een zakelijk of persoonlijk recht beschikken;
2° waarvoor zij, op welke titel ook, in het kader van een vastgoedverrichting optreden;
3° waarvan de eigenaar of houder van zakelijke rechten een bloed- of aanverwant is in de tweede graad, of hun werkgever.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 kan het certificaat voor openbare gebouwen met het oog op aanplakking opgemaakt worden door een interne erkende EPB-certificeerder.
Art. 55/1. [1 Voorafgaand aan het verzamelen van de gegevens bedoeld in artikel 32, § 1, eerste lid, van het decreet en artikel 46, § 1, tweede lid, bezorgt de EPB-certificeerder aan de houder van een zakelijk recht op het gebouw of de EPB-eenheid het informatieblad bedoeld in artikel 32/2 van het decreet. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-04-19/63, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
TITEL IV/1. [1 Gebouwenpaspoort ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-04-19/63, art. 28, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art. 55/2. [1 Het gebouwenpaspoort bedoeld in artikel 39/1 van het decreet is een digitale interface.
De administratie beheert het gebouwenpaspoort met het oog op de vervulling van de doeleinden bedoeld in artikel 39/1, § 1, tweede lid, van het decreet.
§ 2. Naast de informatie bedoeld in artikel 39/1, § 2, eerste lid, van het decreet bevat het gebouwenpaspoort volgende inlichtingen:
1° informatie over de eisen die van toepasssing zijn op het gebouw;
2° informatie over advies en ondersteunende maatregelen met betrekking tot de energieprestaties van het gebouw;
3° informatie over de rechten en plichten van elke houder van zakelijke rechten en van de personen die zij machtigen met betrekking tot de gegevens waartoe zij toegang hebben.
§ 3. Het gebouwenpaspoort kan de documenten en informatie met betrekking tot het gebouw bevatten die elke houder van een zakelijk recht wil bewaren. ]1
----------
(1)
Art. 55/3.[1 § 1. De houder van een zakelijk recht heeft toegang tot het gebouwenpaspoort zolang het zakelijk recht bestaat.
Elke houder van een zakelijk recht kan andere personen toegang verlenen, op het gebouwenpaspoort, tot de informatie die hij bepaalt en voor de periode die hij vaststelt.
Elke houder van een zakelijk recht kan een verleende toegangsmachtiging te allen tijde intrekken.
De administratie geeft toegang tot het gebouwenpaspoort.
De Minister kan de toegangsregels tot het gebouwenpaspoort nader omschrijven.
§ 2. Voor de toepassing van artikel 39/1, § 3, eerste en zesde lid, van het decreet zijn de ambtenaren en personeelsleden die toegang kunnen hebben tot het gebouwenpaspoort de ambtenaren en personeevan de administratie.
§ 3. Bij elke vorm van overdracht van een zakelijk recht blijven de in artikel 55/2, § 3 bedoelde elementen behouden, tenzij de oorspronkelijke houder van het zakelijk recht dit uitdrukkelijk wenst.
Bij elke vorm van overdracht van zijn zakelijke rechten, worden de machtigingen die door een houder van zakelijke rechten zijn verleend van rechtswege ingetrokken.
§ 4. De verantwoordelijken voor de verwerking zijn, elk wat hen betreft, de administratie, de houders van zakelijke rechten en de personen gemachtigd door de houders van zakelijke rechten voor de uitoefening van hun respectieve doeleinden. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-04-19/63, art. 28, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
TITEL V. - Erkenningen
HOOFDSTUK I. - Erkenningsvoorwaarden
Afdeling 1. - Voorwaarden met betrekking tot de vormingen
Onderafdeling 1. - Vorming van de EPB-verantwoordelijken
Art.56. De vorming tot EPB-verantwoordelijke bedoeld in artikel 40, § 1, lid 1, 2°, van het decreet wordt voorbehouden aan de natuurlijke personen die houder zijn van een diploma bedoeld in artikel 40, § 1, lid 1, 1°.
De vorming bevat volgende elementen :
1° een onderdeel met betrekking tot het vigerend reglementair kader inzake energieprestaties van gebouwen;
2° een theoretisch en een praktisch onderdeel met betrekking tot de fysica van bouwschillen;
3° een theoretisch en praktisch onderdeel met betrekking tot de individuele technische installaties voor, met name, verwarming en productie van sanitair warm water, met inbegrip van het gebruik van thermische zonnepanelen, koeling, verluchting, evenals met betrekking tot de installaties van fotovoltaïsche zonnepanelen;
4° een onderdeel met betrekking tot de theoretische en praktische aspecten betreffende de gemeenschappelijke installaties voor, met name, verwarming en productie van sanitair warm water, met inbegrip van het gebruik van thermische zonnepanelen, koeling, verluchting, evenals met betrekking tot de installaties van fotovoltaïsche zonnepanelen;
5° een onderdeel met betrekking tot het gebruik van de software bedoeld in de artikelen 16, 17, 18 en 20 van het decreet;
6° een onderdeel met betrekking tot de werking van de databank bedoeld in de artikelen 14 en 32 van het decreet.
De inhoud en de nadere regels voor deelname aan de vorming kunnen nader bepaald worden door de Minister.
Onderafdeling 2. - Vorming van de EPB-certificeerder
Art.57. § 1er. De vorming tot EPB-certificeerder bedoeld in artikel 42, § 1, lid 1, 2°, van het decreet wordt voorbehouden aan de natuurlijke personen die houder zijn van een diploma of een ervaring aantonen zoals bedoeld in artikel 42, § 1, lid 1, 1°.
De inhoud van de vorming wordt aangepast aan de aangevraagde erkenning.
§ 2. De vorming tot EPC-certificeerder voor wooneenheden bevat minstens :
1° een onderdeel met betrekking tot het vigerend reglementair kader inzake de certificering van gebouwen;
2° een theoretisch en een praktisch onderdeel met betrekking tot de fysica van bouwschillen;
3° een theoretisch en praktisch onderdeel met betrekking tot de individuele technische installaties, met name, verwarming en productie van sanitair warm water, met inbegrip van het gebruik van thermische zonnepanelen, koeling, verluchting, evenals met betrekking tot de installaties van fotovoltaïsche zonnepanelen;
4° een onderdeel met betrekking tot de theoretische en praktische aspecten betreffende de gemeenschappelijke installaties voor, met name, verwarming en productie van sanitair warm water, met inbegrip van het gebruik van thermische zonnepanelen, koeling, verluchting, evenals met betrekking tot de installaties van fotovoltaïsche zonnepanelen;
5° een onderdeel betreffende het protocol voor de in artikel 38 van het decreet bedoelde verzameling van de gegevens die met het oog op de opmaak van het certificaat gebruikt moeten worden;
6° een onderdeel met betrekking tot het gebruik van de software, bedoeld in artikel 38 van het decreet, waarin minstens een praktisch voorbeeld vervat is van alle stappen voor de opmaak van een certificaat, evenals van het gedeeltelijk verslag bedoeld in artikel 31 van het decreet, met inbegrip van de aanbevelingen gegenereerd door de software;
7° een onderdeel over de werking van de databank bedoeld in artikel 32 van het decreet.
§ 3. De vorming tot EPC-certificeerder voor eenheden, niet bestemd voor bewoning, bevat minstens :
1° een onderdeel met betrekking tot het vigerend reglementair kader inzake de certificering van gebouwen;
2° een theoretisch en een praktisch onderdeel met betrekking tot de fysica van bouwschillen;
3° een theoretisch en praktisch onderdeel met betrekking tot de individuele technische installaties, met name, verwarming en productie van sanitair warm water, met inbegrip van het gebruik van thermische zonnepanelen, koeling, verluchting, evenals met betrekking tot de installaties van fotovoltaïsche zonnepanelen;
4° een onderdeel met betrekking tot de theoretische en praktische aspecten betreffende de gemeenschappelijke installaties voor, met name, verwarming en productie van sanitair warm water, met inbegrip van het gebruik van thermische zonnepanelen, koeling, verluchting, evenals met betrekking tot de installaties van fotovoltaïsche zonnepanelen;
5° een onderdeel betreffende het protocol voor de in artikel 38 van het decreet bedoelde verzameling van de gegevens die met het oog op de opmaak van het certificaat gebruikt moeten worden;
6° een onderdeel met betrekking tot het gebruik van de software, bedoeld in artikel 38 van het decreet, waarin minstens een praktisch voorbeeld vervat is van alle stappen voor de opmaak van een certificaat, evenals van het gedeeltelijk verslag bedoeld in artikel 31 van het decreet, met inbegrip van de aanbevelingen gegenereerd door de software;
7° een onderdeel over de werking van de databank bedoeld in artikel 32 van het decreet.
§ 4. De vorming tot EPC-certificeerder voor openbare gebouwen bevat minstens :
1° een onderdeel met betrekking tot het vigerend reglementair kader inzake de certificering van gebouwen;
2° een onderdeel betreffende het protocol voor de in artikel 38 van het decreet bedoelde verzameling van de gegevens die met het oog op de opmaak van het certificaat gebruikt moeten worden;
3° een onderdeel met betrekking tot het gebruik van de software, bedoeld in artikel 38 van het decreet, waarin minstens een praktisch voorbeeld vervat is van alle stappen voor de opmaak van een certificaat, met inbegrip van de aanbevelingen gegenereerd door de software;
4° een onderdeel over de werking van de databank bedoeld in artikel 32 van het decreet.
§ 5. De inhoud en de nadere regels voor deelname aan de vormingen bedoeld in de paragrafen 2, 3 en 4 kunnen nader bepaald worden door de Minister.
Afdeling 2. - Voorwaarden met betrekking tot de examens
Art.58.§ 1. De vormingen bedoeld in de artikelen 56 en 57, § 4, worden afgerond met een schriftelijk examen.
Een cijfer van gemiddeld minstens 12,00/20 of hoger moet gehaald worden om voor het examen te slagen.
§ 2. De vormingen van certificeerders voor wooneenheden en eenheden, niet bestemd voor bewoning, bedoeld in artikel 57, §§ 2 en 3, worden afgerond met een examen waarvan een mondelinge en een schriftelijke proef deel uitmaken.
Een cijfer van gemiddeld minstens 12,00/20 of hoger moet gehaald worden om voor het examen bedoeld in lid 1 te slagen.
§ 3. Het examen bedoeld in de paragrafen 1 en 2 strekt tot het beoordelen van het theoretisch en praktisch inzicht in de inhoud van de vorming door de kandidaat.
De inhoud en de nadere regels voor inrichting van en deelname aan het examen kunnen nader bepaald worden door de Minister.
Afdeling 3. - Andere voorwaarden
Art.59. In de zin van artikel 41 van het decreet toont degene die aan één van onderstaande voorwaarden voldoet aan dat hij beschikt over een diploma, kwalificaties of ervaring inzake de studie van alternatieve systemen voor de productie en het gebruik van energie :
1° houder zijn van een diploma architect, burgerlijk ingenieur, industrieel ingenieur of bio-ingenieur of;
2° een afdoende kwalificatie of ervaring laten gelden in minstens drie van de technologieën bedoeld in artikel 15, § 1, van het decreet of in artikel 22, § 1.
Art.60.Wanneer de verantwoordelijken voor energie, gecertificeerd in het kader van de door het Waalse Gewest ingerichte vormingscycli, een erkenning aanvragen om certificaten voor openbare gebouwen op te maken, wordt ervan uitgegaan dat ze een nuttige ervaring van minstens twee jaar aantonen wat betreft de energie-aspecten van gebouwen in de zin van [1 artikel 42, § 1, lid 1, 1° ]1, op voorwaarde dat ze in een overheidsdienst werken.
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
HOOFDSTUK II. - Erkenningsprocedure
Afdeling 1. - Erkenningsprocedure waarvoor het volgen van een vorming en het welslagen van een examen vereist zijn
Onderafdeling 1. - Samenstelling van het aanvraagdossier
Art.61.§ 1. De aanvraag tot erkenning als EPB-verantwoordelijke of - certificeerder wordt aan de administratie gericht.
De administratie stelt het aanvraagformulier ter beschikking.
§ 2. [1 Naast de informatie bedoeld in artikel 43, § 1, derde lid, leden 2 en 3, van het decreet bevat de aanvraag volgende elementen:
1° de informatienota bedoeld in artikel 45/1 van het decreet;
2° indien de aanvrager een natuurlijke persoon is, het attest bedoeld in artikel 72, § 1, lid 1 ;
3° indien de aanvrager een rechtspersoon is, een afschrift van de overeenkomst tussen hem en een van de personen bedoeld in artikel 43, § 1er, tweede lid, 3°, van het decreet;
4° de datum]1.
§ 3. De vorm en de inhoud van de formulieren kunnen nader bepaald worden door de Minister.
----------
(1)
Art.62.Naast de elementen bedoeld in artikel 61 omvat de aanvraag voor de erkenning als EPB-verantwoordelijke een afschrift van het vereiste diploma[1 ...]1.
Naast de elementen bedoeld in artikel 61 bevat de aanvraag tot erkenning als EPB-certificeerder het afschrift van het diploma van de aanvrager of het bewijs van de ervaring in de energie-aspecten van gebouwen.
[1 Naast de in artikel 61 bedoelde elementen moet in de aanvraag tot erkenning als EPB-certificeerder voor openbare gebouwen de overheidsinstantie worden geïdentificeerd waarbinnen de interne certificeerder actief is. "]1
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 31, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art.63.[1 Om zijn ervaring aan te tonen in de energie-aspecten van gebouwen, voegt de energieverantwoordelijke, gecertificeerd in het kader van de door het Waalse Gewest ingerichte vormingscycli, bij zijn aanvraag tot erkenning als interne EPB-certificeerder voor openbare gebouwen de instelling(en) waarin de kandidaat actief is ]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Onderafdeling 2. - Behandeling van de aanvragen en beslissing
Art.64.Het ontvangstbewijs voor de erkenningsaanvraag van een natuurlijke persoon, bedoeld in [1 artikel 43, § 2]1, van het decreet, wordt door de administratie aan de aanvrager gericht.
[2 De Inspecteur-generaal van het Departement Energie en Duurzame Gebouwen van de Waalse Overheidsdienst Gebiedsontwikkeling, Wonen, Erfgoed en Energie]2 erkent de kandidaten die voldoen aan de voorwaarden bepaald in de artikelen 40 en 42 van het decreet en in dit besluit.
De beslissing tot toekenning van de erkenning vermeldt het erkenningsnummer.
Zijn kennisgeving bepaalt de modaliteiten voor de toegang tot de overeenkomstig de artikelen 14 en 32 te gebruiken databank.
----------
(1)
(2)
Art.65.§ 1. Het ontvangstbewijs voor de erkenningsaanvraag van een rechtspersoon, bedoeld in [1 artikel 43, § 2]1, van het decreet, wordt door de administratie aan de aanvrager gericht.
[2 De Inspecteur-generaal van het Departement Energie en Duurzame Gebouwen van de Waalse Overheidsdienst Gebiedsontwikkeling, Wonen, Erfgoed en Energie]2 erkent de kandidaten die voldoen aan de voorwaarden bepaald in de artikelen 40, § 1, lid 2, en 42, § 1, lid 2, van het decreet.
§ 2. De beslissing tot erkenning vermeldt :
1° het erkenningsnummer;
2° het erkenningsnummer van de EPB-verantwoordelijken of -certificeerders als natuurlijke personen die deel uitmaken van het personeel van de rechtspersoon.
§ 3. De kennisgeving van de beslissing bepaalt de modaliteiten voor de toegang tot de overeenkomstig de artikelen 14 en 32 te gebruiken databank.
----------
(1)<BWG 2019-04-11/11, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
(2)<BWG 2023-01-11/03, art. 23, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
Afdeling 2. - Andere erkenningen
Onderafdeling 1. - Samenstelling van het aanvraagdossier
Art.66.§ 1. De aanvraag tot erkenning als auteur van [1 technische, milieutechnische en economische]1 haalbaarheidsstudies wordt aan de administratie gericht.
De administratie stelt het aanvraagformulier ter beschikking.
§ 2.[1 Naast de informatie bedoeld in artikel 43, § 1, lid 2, van het decreet bevat de aanvraag volgende inlichtingen:
1° de titels, kwalificaties of ervaring in het domein van alternatieve systemen voor productie en gebruik van energie zoals bedoeld in artikel 41, § 1, lid 1, 1°, van het decreet
3° een afschrift van de overeenkomst tussen de aanvrager en een van de personen bedoeld in artikel 43, § 1, tweede lid, 3°, van het decreet;
3° de informatie bedoeld in artikel 45/1 van het decreet.]1.
§ 3. De vorm en de inhoud van het formulier kunnen nader bepaald worden door de Minister.
----------
(1)
Onderafdeling 2. - Behandeling van de aanvragen en beslissing
Art.67.Het ontvangstbewijs voor de erkenningsaanvraag van een natuurlijke persoon, bedoeld in [1 artikel 43, § 2]1, van het decreet, wordt door de administratie aan de aanvrager gericht.
[2 De Inspecteur-generaal van het Departement Energie en Duurzame Gebouwen van de Waalse Overheidsdienst Gebiedsontwikkeling, Wonen, Erfgoed en Energie]2 erkent de kandidaten die voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 41 van het decreet en in artikel 59.
De beslissing tot toekenning van de erkenning vermeldt het erkenningsnummer.
Zijn kennisgeving bepaalt de modaliteiten voor de toegang tot de overeenkomstig artikel 14 te gebruiken databank.
----------
(1)
(2)
Art.68.§ 1. Het ontvangstbewijs voor de erkenningsaanvraag van een rechtspersoon, bedoeld in [1 artikel 43, § 2]1, van het decreet, wordt door de administratie aan de aanvrager gericht.
[2 De Inspecteur-generaal van het Departement Energie en Duurzame Gebouwen van de Waalse Overheidsdienst Gebiedsontwikkeling, Wonen, Erfgoed en Energie]2 erkent de kandidaten die voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 41 van het decreet.
§ 2. De beslissing tot erkenning vermeldt :
1° het erkenningsnummer;
2° het erkenningsnummer van de auteur(s) van haalbaarheidsstudies als natuurlijke personen die deel uitmaken van het personeel van de rechtspersoon.
§ 3. Zijn kennisgeving bepaalt de modaliteiten voor de toegang tot de overeenkomstig artikel 14 van het decreet te gebruiken databank.
----------
(1)<BWG 2019-04-11/11, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
(2)<BWG 2023-01-11/03, art. 25, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art.69.De lijst van de auteurs van technische, milieugerelateerde en economische haalbaarheidsstudies, van de erkende EPB-verantwoordelijken en -certificeerders is te raadplegen op de website van de administratie.
[1 Naast de gegevens, bedoeld in artikel 45, tweede lid, 1°, van het decreet, bevat de lijst, bedoeld in het eerste lid, met diens voorafgaande toestemming, het postadres, het telefoonnummer en het e-mailadres dat de erkende persoon wenst te gebruiken bij de uitoefening van zijn opdrachten.
Naast de gegevens, bedoeld in artikel 45, tweede lid, 2°, van het decreet, bevat de lijst, bedoeld in het eerste lid, met hun voorafgaande toestemming, het postadres, het telefoonnummer en het e-mailadres dat de erkende rechtspersoon wenst te gebruiken bij de uitoefening van zijn opdrachten.
De erkende persoon stelt de administratie door middel van het ter beschikking gestelde formulier onmiddellijk in kennis van elke wijziging van de in artikel 45, lid 2, van het decreetbedoelde gegevens.
De erkende persoon kan met behulp van het door de administratie verstrekte formulier verzoeken om deze informatie geheel of gedeeltelijk aan te passen of in te trekken.]1
----------
(1)
Art. 69/1. [1 De erkende EPB-beheerder, de erkende EPB-certificeerder of de auteur van een erkende technische, milieutechnische en economische haalbaarheidsstudie die zijn activiteiten wenst stop te zetten, dient een aanvraag tot intrekking van de erkenning op vrijwillige basis in bij de administratie.
De administratie bericht ontvangst van de aanvraag binnen tien dagen.
De beslissing om de erkenning op vrijwillige basis in te trekken wordt genomen door de Inspecteur-generaal van het Departement Energie en Duurzame Gebouwen van de Waalse Overheidsdienst Gebiedsontwikkeling, Wonen, Erfgoed en Energie en ter kennis gebracht van de aanvrager binnen dertig dagen na de datum van de ontvangstbevestiging.
De intrekking van de erkenning op vrijwillige basis gaat in op de datum van ondertekening van de beslissing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2023-01-11/03, art. 26, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
Art. 69/2. [1 Een als EPB-beheerder, EPB-certificeerder of auteur van een technische, ecologische en economische haalbaarheidsstudie erkende rechtspersoon verliest automatisch zijn erkenning wanneer de overeenkomst tussen hem en de natuurlijke persoon die over de vereiste erkenning beschikt, eindigt.
Lid 1 is niet van toepassing indien de erkende rechtspersoon een andere natuurlijke persoon met de vereiste erkenning onder zijn personeel of medewerkers heeft en deze informatie aan de administratie meedeelt overeenkomstig artikel 40, Ї 3, artikel 41, Ї 3, of artikel 42, Ї 3, van het decreet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2023-01-11/03, art. 26, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
Art. 69/3. [1 De Minister legt het informatieblad vast bedoeld in artikel 45/1 van het decreet.
Het informatieblad wordt bij de erkenningsaanvraag gevoegd.
De nota vermeldt de lijst van verzamelde persoonsgegevens, de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, de periode gedurende welke zij worden bewaard, alsmede de procedures voor toegang tot en correctie van deze gegevens. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-04-19/63, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
HOOFDSTUK III. - Erkende vormingscentra
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.70. De erkende centra gebruiken de vormingsdragers die de administratie hun ter beschikking stelt.
Art.71. Het erkende opleidingscentrum deelt de administratie de voor de cursussen en examens voorziene data minstens vijftien dagen voor het begin ervan mee.
De administratie kan via haar vertegenwoordigers de opleidingen en de examens bijwonen.
Art.72. § 1. De erkende opleidingscentra maken binnen vijftien dagen na het examen een attest voor het volgen van de vorming over aan de kandidaten, waarin de door hen bij het examen behaalde cijfers vermeld worden.
Binnen de dertig dagen na een vormings- of examensessie wordt een verslag daarover aan de administratie gericht.
Dit attest wordt door de verantwoordelijke van het erkende opleidingscentrum ondertekend.
§ 2. Het verslag bevat tenminste de volgende elementen :
1° de lijst van de kandidaten die de vormingen hebben bijgewoond en, in voorkomend geval, voor het examen zijn geslaagd;
2° het percentage inzake deelname aan de cursussen van elke persoon die voor de vorming is ingeschreven;
3° de lijst der juryleden die de examens hebben bijgewoond;
4° de cijfers behaald door de kandidaten voor de verschillende onderdelen van het examen en het berekende gemiddelde van de verschillende proeven.
Art.73. Om de kosten te dekken voortvloeiend uit de inrichting van de opleidingen en de examens, mag het erkende opleidingscentrum een inschrijvingsrecht van de kandidaten innen.
De Minister kan het maximumbedrag van het inschrijvingsrecht vastleggen.
Afdeling 2. - Erkenning van de centra
Onderafdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden
Art.74.De leden van het onderwijzend personeel die sinds minstens twee jaar houder zijn van een erkenning in het vakgebied waarvoor het centrum de inrichting van vormingen aanvraagt zijn gekwalificeerd onderwijzend personeel in de zin van artikel 46, § 2, lid 1, 3°, van het decreet.
Om erkend te worden als vormingscentrum voor EPB-verantwoordelijken beschikt het centrum over onderwijzend personeel dat de voorwaarde vervult, bedoeld in lid 1, en dat daarnaast bij het examen bedoeld in artikel 58 een cijfer hoger dan of gelijk aan 16/20 behaald heeft.
Om erkend te worden als vormingscentrum voor EPB-certificeerders voor wooneenheden, beschikt het centrum over onderwijzend personeel dat de voorwaarde vervult, bedoeld in lid 1, en dat daarnaast sinds minstens twee jaar houder is van een erkenning als auditeur voor de uitvoering van energie-audits in de sector van de huisvesting, verkregen ter uitvoering van [2 het besluit van de Waalse Regering van 4 april 2019 betreffende de audit van een woning]2.
[1 Om erkend te worden als vormingscentrum voor EPB-certificeerder voor openbare gebouwen, beschikt het centrum over onderwijzend personeel dat de voorwaarde vervult, bedoeld in het eerste lid, en dat daarnaast bij het examen bedoeld in artikel 58 een cijfer hoger dan of gelijk aan 16.00/20 behaald heeft.]1
Het onderwijzend personeel mag minstens drie jaar voor zijn aanwijzing als vormer niet bestraft zijn geweest krachtens toepasbare decretale en reglementaire bepalingen inzake energieprestatie van gebouwen.
----------
(1)
(2)
Onderafdeling 2. - Erkenningsprocedure
Art.75.§ 1. De erkenningssaanvraag wordt aan de administratie gericht.
De administratie stelt een aanvraagformulier ter beschikking.
§ 2. [1Naast de informatie bedoeld in artikel 47, § 1, derde lid, leden 2 en 3, van het decreet bevat de aanvraag volgende elementen:
1° het informatieblad bedoeld in artikel 45/1 van het decreet;
2° de datum. ]1
§ 3. De vorm en de inhoud van het formulier kunnen nader bepaald worden door de Minister.
----------
(1)
Art.76.§ 1. Het ontvangstbewijs voor de erkenningsaanvraag van een centrum, bedoeld in artikel 47, § 2, van het decreet, wordt door de administratie aan de aanvrager gericht.
De Minister erkent de centra die voldoen aan de voorwaarden bepaald in [1 artikel 46, § 2]1 van het decreet en in artikel 74.
§ 2. Het ministerieel besluit vermeldt :
1° het erkenningsnummer van het centrum;
2° het erkenningsnummer van de personeelsleden bedoeld in artikel 74.
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 37, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art.77.Het ministerieel besluit tot toekenning van de erkenning wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De lijst van de erkende vormingscentra wordt bekendgemaakt op de website van de administratie.
[1 Het erkende vormingscentrum geeft onverwijld kennis aan de administratie door middel van het ter beschikking gestelde formulier van iedere wijziging in de informatie bedoeld in artikel 49, lid 2, van het decreet
Het erkende vormingscentrum kan met behulp van het door de administratie verstrekte formulier verzoeken om deze informatie geheel of gedeeltelijk aan te passen of in te trekken.]1
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 38, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
HOOFDSTUK III/1. [1 Databank betreffende de erkenningen ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-04-19/63, art. 39, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art. 77/1. [1 § 1. De databank bedoeld in artikel 49/1 van het decreet wordt door de administratie beheerd.
Naast de elementen bedoeld in artikel 49/1, § 1, leden 1 en 2, van het decreet bevat de databank volgende informatie:
1° voor natuurlijke personen die een erkenning aanvragen :
a) het dossiernummer;
b) de datum van erkenningsaanvraag;
c) informatie over de deelname van de erkenningsaanvrager aan de opleiding en het met goed gevolg afleggen van het examen;
2° naast de informatie bedoeld in 1°, in het geval van erkende natuurlijke personen :
a) de datum van toekenning van de erkenning
b) informatie over de deelname van de erkende persoon aan permanente vormingen;
c) informatie met betrekking tot controles en beslissingen tot bestraffing waaraan de persoon is onderworpen;
3° voor rechtspersonen die een erkenning aanvragen :
a) het dossiernummer;
b) de datum van erkenningsaanvraag;
4° naast de informatie bedoeld in 3°, in het geval van erkende rechts personen :
a) de datum van toekenning van de erkenning
b) informatie over de deelname van de erkende persoon aan permanente vormingen;
c) informatie over eventuele wijzigingen bij de in 3°, d) bedoelde personen;
d) informatie met betrekking tot controles en beslissingen tot bestraffing waaraan de rechtspersoon is onderworpen.
§ 2. De verantwoordelijke voor de verwerking is de administratie.
De ambtenaren en personeelsleden van de administratie bedoeld in de artikelen 79 en 86 hebben op de databank toegang tot de informatie bedoeld in artikel 49/1, eerste en tweede lid, van het decreet, alsook tot de informatie bedoeld in paragraaf 1, tweede lid.
De in het tweede lid bedoelde personen raadplegen en gebruiken de in het tweede lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 49/1, § 1, derdlid, van het decreet bedoelde doeleinden. " ]1
----------
(1)
HOOFDSTUK IV. - Onafhankelijk controlesysteem en administratieve toezichtsmaatregelen
Art.78. De permanente vormingen bedoeld in artikel 50 van het decreet worden door de erkende centra bedoeld in hoofdstuk 3 of door de administratie ingericht.
De duur, de toepassingsregels en de nadere regels voor inrichting van de vormingen kunnen nader bepaald worden door de Minister.
Art.79.Voor de toepassing van artikel 51 van het decreet zijn de door de Regering aangewezen personen de ambtenaren en personeelsleden van niveau 1 en 2+ van de administratie, aangesteld voor de controle [1 , de instelling of de externe dienstverlener aangewezen om de controle uit te voeren]1.
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 40, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art. 79/1. [1 Voor de toepassing van artikel 52 van het decreet bestaat de controle op de EPB-certificaten in :
1° een onderzoek naar de geldigheid van de input-gegevens die gebruikt worden voor de opstelling van het EPB-certificaat en van de resultaten die op het certificaat voorkomen;
2° een onderzoek van de input-gegevens die gebruikt worden voor de opstelling van het EPB-certificaat en van de resultaten ervan, incluis de geformuleerde aanbevelingen;
3° een grondig onderzoek van de input-gegevens die gebruikt worden voor de opstelling van het EPB-certificaat alsook van de resultaten die op het certificaat voorkomen, incluis de geformuleerde aanbevelingen, en, indien mogelijk, in een onderzoek ter plaatse naar de overeenstemming van de informatie die op het EPB-certificaat voorkomt met het gecertificeerde gebouw.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2014-12-18/11, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 31-12-2014>
Art.80.De beslissing om de correctie van een procedureel document voor de eisen of van een foutief EPB-certificaat aan een erkende actor op te leggen, wordt [1 door de in artikel 79 bedoelde personen]1 genomen.
[2 De administratie, de instellingof externe dienstverlener brengt de erkende actor op de hoogte van de vastgestelde fout en geeft hem de opdracht deze binnen een door hem te bepalen termijn te corrigeren, stelt de persoon die het document heeft besteld op de hoogte van de fout en stuurt hem de gecorrigeerde versie]2.
[2 ...]2
----------
(1)<BWG 2023-01-11/03, art. 27, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
(2)<BWG 2024-04-19/63, art. 41, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art.81.De beslissing om de erkende actor het volgen van een gepaste vorming op te leggen wordt door de [1 Directeur-generaal van de Waalse Overheidsdienst Gebiedsontwikkeling, Wonen, Erfgoed en Energie]1 genomen.
De gepaste vorming is de vorming die de erkende actor heeft moeten volgen om zijn erkenning te verkrijgen, geheel of gedeeltelijk.
Voor de auteurs van haalbaarheidsstudies is de gepaste vorming de vorming die als dusdanig is aangewezen door de [1 Directeur-generaal van de Waalse Overheidsdienst Gebiedsontwikkeling, Wonen, Erfgoed en Energie]1 in diens beslissing.
[1 De waarschuwing bedoeld in artikel 53, lid 2, van het decreet wordt gegeven door de Directeur-generaal van de Waalse Overheidsdienst Gebiedsontwikkeling, Wonen, Erfgoed en Energie.]1
----------
(1)<BWG 2023-01-11/03, art. 28, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
HOOFDSTUK V. - Sancties voor de erkende actoren
Art.82.Het voornemen om de erkende actor te bestraffen wordt hem door de administratie medegedeeld.
Dat proces-verbaal wordt binnen twintig dagen na het verhoor medegedeeld aan de erkende actor medegedeeld.
De beslissing om de erkende actor al dan niet te bestraffen wordt door de [1 Directeur-generaal van de Waalse Overheidsdienst Gebiedsontwikkeling, Wonen, Erfgoed en Energie]1 genomen.
Het besluit tot opschorting of intrekking van de erkenning wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
----------
(1)
Art.83. Wanneer de erkenning wordt ingetrokken, licht de erkende actor onverwijld alle personen in met wie er contracten lopende zijn met het oog op de opmaak van een EPB-document.
HOOFDSTUK VI. - Sancties voor erkende vormingscentra
Art.84. Het voornemen om het erkende vormingscentrum te bestraffen wordt door de administratie aan het centrum medegedeeld.
Dat proces-verbaal wordt binnen twintig dagen na het verhoor medegedeeld aan het erkende vormingscentrum medegedeeld.
De beslissing om het erkende vormingscentrum al dan niet te bestraffen wordt door de Minister genomen.
Het besluit tot opschorting of intrekking van de erkenning wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Art.85. Wanneer de erkenning ingetrokken wordt, licht het vormingscentrum alle personen die ingeschreven zijn om een vorming te volgen onverwijld in.
TITEL VI. - Administratieve inbreuken en geldboetes
Art.86. Voor de toepassing van titel 6 van het decreet zijn de ambtenaren en personeelsleden, aangewezen door de Regering, de ambtenaren en personeelsleden van niveau 1 en 2+ van de administratie, ingezet voor de controle, evenals de burgemeester en de gemeentelijke technische ambtenaren en personeelsleden die op voorstel van het gemeentecollege speciaal door de Minister aangewezen worden.
Art.87.§ 1. De inbreuken vastgesteld in artikel 59, 1°, van het decreet worden bestraft met een geldboete waarvan het bedrag 2 euro per kubieke meter gebouwd volume bedraagt, met een minimum van 250 euro en een maximum van 25.000 euro.
§ 2. De inbreuken vastgesteld in artikel 59, 2°, van het decreet, wat betreft de EPB-procedures, worden bestraft met een geldboete waarvan het bedrag 2 euro per kubieke meter gebouwd volume bedraagt, met een minimum van 2 euro en een maximum van 250 euro.
[2 § 2/1. De inbreuken vastgesteld in artikel 59, 2А, van het decreet worden, wat betreft de verplichting bedoeld in artikel 12, § 1, zesde lid, van het decreet, bestraft met een geldboete van 250 euro.]2
§ 3. De inbreuken vastgesteld in artikel 59, 2°, van het decreet, wat betreft de EPB-eisen, worden bestraft met een geldboete van volgend bedrag :
1° 60 euro per afwijking van 1 W/K in het gebied van de U- en R-waarden van de bouwelementen, berekend overeenkomstig bijlage E;
2° [1 60 euro per afwijking van 1 m2 in het domein van het K-niveau, berekend overeenkomstig bijlage E]1;
3° 0,24 euro per afwijking van 1 MJ in het domein van het Ew-niveau, berekend overeenkomstig bijlage E;
4° 0,24 euro per afwijking van 1 MJ in het domein van het Espec-niveau, berekend overeenkomstig bijlage E;
5° 0,85 euro per afwijking van 1 000 K.h.mü in het domein van de oververhitting, berekend overeenkomstig bijlage E;
6° 4 euro per afwijking van 1mü/h in het domein van het verluchtingssysteem, berekend overeenkomstig bijlage E.
Bij samengevoegde inbreuken is het bedrag van de geldboete, het hoogste bedrag onder de bedragen berekend in lid 1, 1° tot 5°, waarbij in voorkomend geval het bedrag van de geldboete bedoeld in lid 1, 6°, gevoegd wordt.
[2 § 3/1. De inbreuken vastgesteld in artikel 59, 2°, van het decreet worden, wat betreft de eisen inzake elektromobiliteit, bestraft met een geldboete van volgend bedrag:
1° 100 euro vermenigvuldigd met het verschil tussen het aantal met infrastructuur voor leidingen uit te rusten parkeerplaatsen en het aantal met infrastructuur voor leidingen uitgeruste parkeerplaatsen;
2° 4000 vermenigvuldigd met het verschil tussen het aantal te installeren oplaadpunten en het aantal geinstalleerde oplaadpunten.]2
§ 4. [3 § 4. De inbreuken vastgesteld in artikel 59, 3°, van het decreet worden bestraft met een geldboete van volgend bedrag:
1° 500 euro voor elke inbreuk op de verplichtingen bedoeld in artikel 34, § 1, lid 2, en § 4, van het decreet ;
2° 1.000 euro voor elke inbreuk op de verplichtingen bedoeld in de artikelen 34, § 1, lid 1, en § 3, lid 5, in artikel35 van het decreet. ]3.
[3 § 5. De inbreuken vastgesteld in artikel 59, 5° en 6°, van het decreet worden bestraft met een geldboete van 250 euro .]3
----------
(1)<BWG 2019-04-11/11, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
(2)<BWG 2023-01-11/03, art. 30, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
(3)<BWG 2024-04-19/63, art. 42, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art.88. Als er binnen de drie jaar te rekenen van de beslissing om de geldboete op te leggen een nieuwe inbreuk vastgesteld wordt, begaan door éénzelfde overtreder, worden de bedragen bedoeld in artikel 87 verdubbeld zonder dat het bedrag van 50.000 euro overschreden mag worden.
Art.89.De overheid die het proces-verbaal opstelt overeenkomstig artikel 62 van het decreet licht de overtreder daar onmiddellijk over in.
[1 De instantie die het proces-verbaal opstelt, deelt het in artikel 65/2 van het decreet bedoelde informatieblad mee aan de personen bedoeld in artikel 65/1, § 1, eerste lid, 3°, 4°, 5°, 6° en 7° van het decreet.]1
----------
(1)<BWG 2024-04-19/63, art. 43, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art. 89/1. [1 De Minister legt het informatieblad vast bedoeld in artikel 65/2 van het decreet.
De administratie vermeldt de lijst van verzamelde persoonsgegevens, de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, de periode gedurende welke zij worden bewaard, alsmede de procedures voor toegang tot en correctie van deze gegevens. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-04-19/63, art. 44, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
TITEL VI/2. [1 Databank betreffende de controles ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-04-19/63, art. 45, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2024>
Art. 89/2. [1 . § 1. De databank bedoeld in artikel 65/1 van het decreet wordt door de administratie beheerd.
Naast de elementen bedoeld in artikel 65/1, § 1, lid 1, van het decreet bevat de databank volgende inlichtingen:
1° het controledossiernummer ;
2° de informatie die voor de administratie nodig is om de vastgestelde inbreuken te bewijzen ;
3° de data van de vaststellingen, hoorzittingen en documenten van de controleprocedure.
§ 2. De ambtenaren en personeelsleden van de administratie bedoeld in de artikelen 79 en 86 hebben op de databank toegang tot de informatie bedoeld in artikel 65/1, § 1, eerste lid, van het decreet, alsook tot de informatie bedoeld in paragraaf 1, tweede lid.
De in het eerste lid bedoelde personen raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 65/1, § 1, tweede lid, 1°, 2° en 3°, van het decreet bedoelde doeleinden.
§ 3. De burgemeesters, ambtenaren en technische personeelsleden van de gemeenten bedoeld in de artikelen 79 en 86 hebben toegang tot de informatie bedoeld in artikel 65/1, § 1, eerste lid, van het decreet, alsook tot de informatie bedoeld in § 1, tweede lid.
De in het eerste lid bedoelde personen raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 65/1, § 1, tweede lid, 1°, 2°, van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 4. De gemachtigde ambtenaren in de zin van de artikelen R.I.3-1 en R.VII.3-1 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling hebben toegang tot de informatie bedoeld in artikel 65/1, § 1, eerste lid, van het decreet, alsook tot de informatie bedoeld in § 1, tweede lid.
De in het eerste lid bedoelde personen raadplegen en gebruiken de in het eerste lid bedoelde informatie niet langer dan nodig voor de in artikel 65/1, § 1, tweede lid, 1°, 2°, van het decreet bedoelde doeleinden.
De duur en de nadere regels voor de toegang tot de databank kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 5. De verantwoordelijken voor de verwerking zijn, elk wat hen betreft, de in de paragrafen 2 tot 4 bedoelde autoriteiten en personen voor de uitoefening van hun respectieve doeleinden. ]1
----------
(1)
TITEL VII. - Overgangs-, wijzigings-, opheffings- en slotbepalingen
HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen
Art.90.§ 1. [1 Voor elke EPB-procedure die uiterlijk 31 december 2016 ingediend moet worden, kan de EPB-verantwoordelijke een EPB-verantwoordelijke zijn die erkend is op grond van de artikelen 237/19, § 1, tweede streepje, en 550 van het CWATUPE. ]1
§ 2. De natuurlijke personen, erkend als EPB-verantwoordelijken op grond van de artikelen 237/19, § 1, tweede streepje, en 550 van het Wetboek, kunnen de erkenning als EPB-verantwoordelijke bekomen zonder de vorming bedoeld in artikel 56 te moeten volgen, tegen volgende voorwaarden :
1° op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, v het geheel van een EP-opdracht vervuld hebben, met name het opmaken van een EPB-verbintenis, van een aanvankelijke EPB-aanmelding en van een definitieve EPB-aanmelding in de zin van artikel 237/1, 10°, 11° en 12°, van het Waalse wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw, erfgoed en energie;
2° de onder 1° bedoelde EPB-opdracht vervuld hebben met inachtneming van de decretale en reglementaire bepalingen die toepasselijk zijn;
3° geslaagd zijn voor een examen ter bevestiging van de kennis van de eisen, procedures en hulpmiddelen die toepasselijk zijn krachtens de decretale en reglementaire bepalingen van kracht inzake energieprestatie van gebouwen.
[1 De erkenning bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk 31 december 2016 aangevraagd bij de administratie.]1
De administratie gaat na of de voorwaarden bedoeld in lid 1, 1° en 2°, vervuld zijn en machtigt de kandidaat om het examen bedoeld in lid 1, 3°, af te leggen.
De Minister erkent de kandidaten die voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 2.
De beslissing tot toekenning van de erkenning vermeldt het erkenningsnummer.
Zijn kennisgeving bepaalt de modaliteiten voor de toegang tot de overeenkomstig de artikelen 14 en 32 van het decreet te gebruiken databank.
§ 3. Het examen bedoeld in § 2, lid 1, 3°, en in artikel 69, § 2, 3°, van het decreet is een schriftelijk examen dat enkel met vrucht afgelegd wordt indien een cijfer gelijk aan of hoger dan 12,00/20 behaald wordt.
Het examen maakt het mogelijk, het theoretisch en praktisch inzicht in de elementen bedoeld in artikel 56 te beoordelen.
Het examen wordt door de administratie of de erkende centra ingericht.
De inhoud en de nadere regels voor inrichting van en deelname aan het examen kunnen nader bepaald worden door de Minister.
§ 4. [1 De rechtspersonen erkend als EPB-verantwoordelijken op grond van de artikelen 237/19, § 1, tweede streepje, en 550 van het CWATUPE, beschikken over de erkenning als EPB-verantwoordelijke in de zin van dit besluit wanneer ze de administratie uiterlijk 31 december 2016 kennis geven van de identiteit en van het erkenningsnummer van de EPB-verantwoordelijke die deel uitmaakt van hun personeel.]1
De Minister erkent de kandidaten die voldoen aan de voorwaarden bepaald in lid 1.
De beslissing tot erkenning vermeldt :
1° het erkenningsnummer;
2° het erkenningsnummer van de EPB-verantwoordelijken als natuurlijke personen die deel uitmaken van het personeel van de rechtspersoon.
Zijn kennisgeving bepaalt de modaliteiten voor de toegang tot de overeenkomstig de artikelen 14 en 32 van het decreet te gebruiken databank.
----------
(1)
Art.91. Voor de toepassing van artikel 74, lid 1 en 2, wat betreft de erkenning van de vormingscentra voor EPB-verantwoordelijken, kan het onderwijzend personeel eveneens aangeworven worden onder de erkende EPB-verantwoordelijken die bij het examen bedoeld in artikel 90, § 3, een cijfer behaald hebben gelijk aan of hoger dan 16,00/20.
Art.92. De personen die op datum van inwerkingtreding van dit besluit houder zijn van een erkenning verkregen op grond van artikel 551 van het Wetboek beschikken over een erkenning als auteur van technische, milieugerelateerde en economische haalbaarheidsstudies.
Art.93. De personen die op datum van inwerkingtreding van dit besluit houder zijn van een erkenning verkregen op grond van artikel 583 van het Wetboek of op grond van artikel 5 van het besluit van de Waalse Regering van 3 december 2009 betreffende de certificering van bestaande woongebouwen beschikken over een erkenning als EPB-certificeerder voor wooneenheden.
De personen die op datum van inwerkingtreding van dit besluit houder zijn van een erkenning verkregen op grond van artikel 618 van het Wetboek beschikken over een erkenning als EPB-certificeerder voor eenheden, niet bestemd voor bewoning.
De personen die op datum van inwerkingtreding van dit besluit houder zijn van een erkenning verkregen op grond van artikel 647 van het Wetboek beschikken over een erkenning als EPB-certificeerder voor openbare gebouwen.
Art.94.§ 1. Voor de toepassing van artikel 74, lid 1, wat betreft de erkenning van de vormingscentra voor EPB-verantwoordelijken voor wooneenheden, kan het onderwijzend personeel eveneens aangeworven worden onder de personen bedoeld in artikel 93, lid 1, wanneer ze sinds minstens twee jaar beschikken over een erkenning verkregen op grond van artikel 583 van het Wetboek of op grond van artikel 5 van het besluit van de Waalse Regering van 3 december 2009 betreffende de certificering van bestaande woongebouwen.
§ 2. Voor de toepassing van artikel 74, lid 3, kan het gekwalificeerd onderwijzend personeel eveneens aangeworven worden onder de auditeurs opgenomen in de reserve bedoeld in artikel 33 van het besluit van de Waalse Regering van 15 november 2012 betreffende energie-audit van een woning.
Voor de toepassing van artikel 74, lid 1, wat betreft de erkenning van de vormingscentra voor EPB-certificeerders voor eenheden, niet bestemd voor bewoning, kan het gekwalificeerd onderwijzend personeel eveneens aangeworven worden onder de personen bedoeld in artikel 93, lid 2, wanneer ze sinds minstens twee jaar beschikken over een erkenning verkregen op grond van artikel 618 van het Wetboek.
§ 4. [1 Voor de toepassing van artikel 74, eerste lid, wat de erkenning van de vormingscentra voor EPB-certificeerders voor openbare gebouwen betreft, kan het onderwijzend personeel eveneens aangeworven worden uit de reserve gesteld door de Minister.
De reserve bedoeld in het eerste lid bestaat uit personen die voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° deel uitmaken van het gekwalificeerde onderwijzend personeel van een erkend opleidingscentrum voor EPB-verantwoordelijken, het gekwalificeerde onderwijzend personeel van een erkend opleidingscentrum voor EPB-certificeerders voor residentiële eenheden, of het onderwijzend personeel van een erkend opleidingscentrum overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 15 november 2012 betreffende de energieaudit van een woning;
2° de door de Minister of zijn afgevaardigde georganiseerde opleiding voor opleiders gevolgd hebben, die betrekking heeft op de inhoud bedoeld in artikel 57, § 4;
3° een cijfer van 16.00/20 of meer hebben behaald op het door de Minister of zijn afgevaardigde georganiseerd examen, dat het beoordelen van het theoretisch en praktisch inzicht in de inhoud van de vorming door de kandidaat mogelijk maakt.
Voor de toepassing van het tweede lid, 1°, selecteert de Minister de kandidaten, in voorkomend geval, rekening houdend met hun anciënniteit binnen het gekwalificeerd onderwijzend personeel en, subsidiair, met het cijfer behaald op het examen dat hen in staat stelde deel uit te maken van het gekwalificeerd onderwijzend personeel.
De inhoud en de modaliteiten inzake deelname aan en organisatie van de opleiding en het examen kunnen nader bepaald worden door de Minister.
De personen opgenomen in de reserve bedoeld in het eerste lid beschikken over een geldige erkenning als EPB-certificeerder.]1
----------
(1)<BWG 2018-09-20/24, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 03-11-2018>
Art.95.[1 ...]1 van het decreet wordt het EPB-certificaat voor openbare gebouwen uiterlijk aangeplakt :
1° wanneer de overheid bedoeld in artikel 50, 1°, het gebouw betrekt bij de inwerkingtreding van dit besluit, binnen de vierentwintig maanden na de datum van inwerkingtreding van dit besluit;
2° wanneer de overheid bedoeld in artikel 50, 2°, het gebouw betrekt bij de inwerkingtreding van dit besluit, binnen de zesendertig maanden na de datum van inwerkingtreding van dit besluit;
3° binnen de [1 vierentwintig maanden]1 na het betrekken van het gebouw wanneer de publieke overheid het gebouw begint te betrekken na de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
In afwijking van lid 1, 1°, wordt het EPB-certificaat voor openbare gebouwen uiterlijk aangeplakt binnen de zesendertig maanden na de datum van inwerkingtreding van dit besluit wanneer het gebouw bestemd is voor onderwijs of kinderopvang.
----------
(1)<BWG 2018-09-20/24, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 03-11-2018>
Art. 95/1.
<Opgeheven bij BWG 2016-01-28/15, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 04-04-2016>
HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepalingen
Art.96. In artikel 33 van het besluit van de Waalse Regering van 15 november 2012 betreffende de energie-audit van een woning, vervangen door het besluit van de Waalse Regering van 21 december 2012, wordt lid 1 vervangen door hetgeen volgt :
"Voor de toepassing van artikel 21, 2°, kan het onderwijzend personeel eveneens aangeworven worden uit de reserve gesteld door de Minister.".
Art.97. In het besluit van de Waalse Regering van 8 oktober 2009 betreffende de overdracht van bevoegdheden aan de statutaire ambtenaren van de Waalse Overheidsdienst worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° in artikel 101/1, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 23 juni 2011 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 8 oktober 2009 betreffende de overdracht van bevoegdheden aan de statutaire ambtenaren van de Waalse Overheidsdienst wordt vervangen door volgende bepaling :
" Art. 101/1. De inspecteur-generaal van het Departement Energie en Duurzame Gebouwen krijgt delegatie om te beslissen over de toekenning of de weigering van volgende erkenningen, ingevoerd overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 tot uitvoering van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestaties van gebouwen :
1° EPB-verantwoordelijke;
2° EPB-certificeerder;
3° auteur van haalbaarheidsstudies. ";
2° artikel101/2, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 23 juni 2011 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 8 oktober 2009 betreffende de overdrachten van bevoegdheden aan de statutaire personeelsleden van de Waalse Overheidsdienst, wordt vervangen door volgende bepaling :
"Art. 10/2. De directeur van de Directie Duurzame Gebouwen krijgt delegatie om te beslissen over de toekenning of de weigering van de machtiging om een alternatieve berekeningsmethode te gebruiken, ingevoerd bij het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 ter uitvoering van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestatie van gebouwen.".
HOOFDSTUK III. - Opheffingsbepalingen
Art.98. Opgeheven worden :
1° de artikelen 530 tot 668 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie;
2° het besluit van 17 april 2008 van de Waalse Regering tot vaststelling van de berekeningsmethode en de eisen, de goedkeuringen en de sancties op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen;
3° de artikelen 4, 6 en 7 van het besluit van de Waalse Regering van 18 juni 2009 betreffende de handelingen en de werken bedoeld in artikel 84, § 2, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, de samenstelling van de aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen en de procedure die van toepassing is voor de energieprestatie van gebouwen;
4° het besluit van 3 december 2009 betreffende de certificering van bestaande woongebouwen;
5° het besluit van 17 februari 2011 betreffende de alternatieve berekeningsmethode van de vernieuwende concepten of technologieën;
6° het besluit van 25 augustus 2011 betreffende de certificering van nieuwbouw;
7° het besluit van 20 oktober 2011 betreffende de certificering van bestaande niet-residentiële gebouwen;
8° het besluit van 24 november 2011 betreffende de certificering van openbare gebouwen.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art.99.Het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestatie van gebouwen treedt in werking op dezelfde datum als dit besluit.
[1 In afwijking van het eerste lid treedt artikel 34, §§ 1 en 4, van het decreet in werking op 1 januari 2015.]1
----------
(1)
Art.100.Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2015.
[1 In afwijking van het eerste lid treden de artikelen 48, 49 en 96 in werking op 1 januari 2015.]1
In afwijking van lid 1 kan hoofdstuk 10.3.3.3 van bijlage A1 toegepast worden wanneer de datum van het ontvangstbewijs van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning tussen 1 mei 2010 en 1 mei 2015 ligt.
----------
(1)<BWG 2014-12-18/11, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 31-12-2014>
Art. 100/1. [1 Bijlage A 2 is van toepassing als de datum van het bericht van ontvangst van de vergunningsaanvraag voorafgaat aan 1 januari 2017.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2016-01-28/15, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 04-04-2016>
Art. 100/5. [1 In afwijking van artikel 100, eerste lid, en onverminderd artikel 19/3, zijn gebouwen waarvoor een vergunningsaanvraag wordt ingediend met betrekking tot de bouw, de verbouwing of de gedeeltelijke verbouwing of de uitbreiding bedoeld in artikel 14, niet onderworpen aan de vereisten van bijlage C4 zoals vervangen bij het besluit van 11 januari 2023, op voorwaarde dat de vergunningsaanvraag wordt ingediend vóór 28 maart 2024 en met betrekking tot de systemen die zijn opgenomen in de EPB-proceduredocumenten.
De afwijking bedoeld in het eerste lid kan niet van toepassing zijn op werkzaamheden met betrekking tot systemen die worden uitgevoerd na de definitieve EPB-verklaring in het kader van de EPB-procedure bedoeld in het eerste lid. Deze werkzaamheden zijn onderworpen aan de eisen van bijlage C4, zoals vervangen bij het besluit van 11 januari 2023.". ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-02-01/19, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 27-03-2023>
Art.101. De Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N.(Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St).
Bijlage A1. Bepalingsmethode van het peil van primaire energieverbruik van residentiële eenheden.
(Zie BWG 2015-11-19/08, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 30-01-2017)
(Vervangen door BWG 2016-12-15/17, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2017)
(Gewijzigd door BWG 2017-12-14/06, art. 2 tot 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(Vervangen door )
Bijlage A2.
(Vervangen door )
(zie franse versie)
Bijlage A3. Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van EPN EENHEDEN
(Ingevoegd bij BWG 2016-01-28/15,B.St. van 25-03-2016, p. 20873).
(Vervangen door BWG 2016-12-15/17, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2017)
(Gewijzigd door BWG 2017-12-14/06, art. 8 tot 10, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(Vervangen door )
Bijlage B1.
(Vervangen door BWG 2016-12-15/17, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2017)
(Vervangen door )
(zie franse versie)
Bijlage B2.
(Gewijzigd door BWG 2016-12-15/17, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2017)
(Vervangen door )
(zie franse versie)
Bijlage C1. Maximaal toelaatbare u-waarden of minimaal te realiseren R-WAARDEN
(Vervangen bij BWG 2016-01-28/15, B.St. van 25-03-2016, p. 21036).
Bijlage C2.
(Gewijzigd door )
(zie franse versie)
Bijlage C3.
(Vervangen door )
(zie franse versie)
Bijlage C4. systeemeisen
(Ingevoegd bij BWG 2016-01-28/15, B.St. van 25-03-2016, p. 20873).
(Vervangen door BWG 2016-12-15/17, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2016)
(Vervangen door BWG 2016-12-15/17, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2016)
(Vervangen door BWG 2023-01-11/03, art. 31, 013; Inwerkingtreding : 27-03-2023)
Bijlage D.
(zie franse versie)
(Addendum, zie B.St. 25-09-2019, p. 88390)
Bijlage E.
(Gewijzigd door )
(zie franse versie)
Bijlagen gewijzigd door: