4 NOVEMBER 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van verschillende koninklijke besluiten betreffende scheepvaartveiligheid
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 21 mei 1958 - Toekenning van de brevetten, diploma's, certificaten en vergunningen in de koopvaardij, de zeevisserij en de pleziervaart
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 20 juni 1977 ter uitvoering van de wet van 24 november 1975 houdende goedkeuring en uitvoering van het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, bijgevoegd reglement en zijn bijlagen
Art. 4-6
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende politie en scheepvaartreglement voor de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust
Art. 7-11
HOOFDSTUK V. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 18 mei 1983 tot: 1° het verlenen van uitwerking aan de wijzigingen gebracht in het Reglement en de Bijlagen, gevoegd bij het Verdrag van 1972 (20 oktober 1972) inzake de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee; 2° wijziging van het koninklijk besluit van 20 juni 1977 houdende uitvoering van de wet van 24 november 1975 houdende goedkeuring en uitvoering van voormeld Verdrag, bijgevoegd Reglement en zijn Bijlagen
Art. 12-23
HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen
Art. 24-28
HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende politiereglement van de Beneden-Zeeschelde
Art. 29-33
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 34
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
1958052102 1972102050 1973072013 1977062002 1981001557 1992014252 1992014254
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 21 mei 1958 - Toekenning van de brevetten, diploma's, certificaten en vergunningen in de koopvaardij, de zeevisserij en de pleziervaart
Artikel 1. In het koninklijk besluit van 21 mei 1958 - Toekenning van de brevetten, diploma's, certificaten en vergunningen in de koopvaardij, de zeevisserij en de pleziervaart wordt de bijlage XIV vervangen door de bijlage I bij dit besluit.
Art.2. In hetzelfde besluit wordt bijlage XV vervangen door de bijlage II bij dit besluit.
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement
Art.3. In bijlage XXV, eerste lid, van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 10 september 2010, wordt de bepaling onder c) opgeheven.
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 20 juni 1977 ter uitvoering van de wet van 24 november 1975 houdende goedkeuring en uitvoering van het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, bijgevoegd reglement en zijn bijlagen
Art.4. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 juni 1977 ter uitvoering van de wet van 24 november 1975 houdende goedkeuring en uitvoering van het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, bijgevoegd reglement en zijn bijlagen, gewijzigd bij koninklijk besluit van 18 mei 1983, worden de woorden "en de routeringssystemen waarnaar de bijlagen A en B verwijzen" vervangen door de woorden " en de andere routeringssystemen aangeduid op officieel door de kuststaat erkende, op grote schaal uitgevoerde, zeekaarten of vermeld in de berichten aan zeevarenden bedoeld in Voorschrift 9, 2.2 van hoofdstuk V van het Internationaal Verdrag voor de veiligheid van mensenlevens op zee van 1974 (SOLAS).".
Art.5. In artikel 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij koninklijk besluit van 18 mei 1983, wordt de zin "Hij kan de bijlagen A en B wijzigen overeenkomstig de resoluties van de Internationale maritieme Organisatie bedoeld in artikel 2" opgeheven.
Art.6. De bijlagen A en B van hetzelfde besluit, vervangen bij ministerieel besluit van 30 november 1994, worden opgeheven.
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende politie en scheepvaartreglement voor de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust
Art.7. In artikel 7bis, tweede lid, van het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende politie en scheepvaartreglement voor de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 september 2010, wordt de bepaling onder c) opgeheven.
Art.8. In artikel 7quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 september 2010 en 25 januari 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 3 wordt het tweede lid opgeheven;
2° in paragraaf 5 wordt de bepaling onder c) opgeheven.
Art.9. In artikel 7quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 10 september 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden " met een brutotonnenmaat van 300 of meer " opgeheven;
2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art.10. In artikel 7sexies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 10 september 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden " met een brutotonnenmaat van 300 of meer " opgeheven;
2° in het tweede lid wordt de bepaling onder c) opgeheven.
Art.11. In artikel 7septies, laatste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij koninklijk besluit van 25 januari 2012, wordt de bepaling onder c) opgeheven.
HOOFDSTUK V. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 18 mei 1983 tot: 1° het verlenen van uitwerking aan de wijzigingen gebracht in het Reglement en de Bijlagen, gevoegd bij het Verdrag van 1972 (20 oktober 1972) inzake de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee; 2° wijziging van het koninklijk besluit van 20 juni 1977 houdende uitvoering van de wet van 24 november 1975 houdende goedkeuring en uitvoering van voormeld Verdrag, bijgevoegd Reglement en zijn Bijlagen
Art.12. In Voorschrift 3 van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, gevoegd bij het koninklijk besluit van 18 mei 1983 tot: 1° het verlenen van uitwerking aan de wijzigingen gebracht in het Reglement en de Bijlagen, gevoegd bij het Verdrag van 1972 (20 oktober 1972) inzake de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee; 2° wijziging van het koninklijk besluit van 20 juni 1977 houdende uitvoering van de wet van 24 november 1975 houdende goedkeuring en uitvoering van voormeld Verdrag, bijgevoegd Reglement en zijn Bijlagen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 7 maart 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder a) wordt vervangen als volgt:
"a) omvat het woord "vaartuig" elk drijvend tuig, met inbegrip van vaartuigen zonder waterverplaatsing, WIG-tuigen en watervliegtuigen, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als middel van vervoer te water;";.
2° aangevuld met een bepaling onder m), luidende:
"m) omvat het woord "Wing-In-Ground (WIG)-tuig" elk multimodaal tuig, waarvan de belangrijkste operationele toestand het vliegen vlak boven de oppervlakte is door middel van het effect van de oppervlakte.".
Art.13. In Voorschrift 8 van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, gevoegd bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 maart 1990, wordt de bepaling onder a) vervangen als volgt:
"a) Alle maatregelen ter vermijding van aanvaringen moeten worden genomen in overeenstemming met de Voorschriften van dit deel, en moeten, indien de omstandigheden dit toelaten, doelmatig zijn en ruim op tijd worden genomen, overeenkomstig met de gebruiken van goed zeemanschap;".
Art.14. In Voorschrift 10, a) van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, gevoegd bij hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 7 maart 1990 worden in de Nederlandstalige tekst de woorden "bij welk van deze Voorschriften dan ook" vervangen door de woorden "bij welk Voorschrift dan ook".
Art.15. Voorschrift 18 van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, gevoegd bij hetzelfde besluit, wordt aangevuld met de bepaling onder f), luidende:
"f) i. moet een WIG-tuig tijdens het starten, de landing en de vlucht vlak bij de oppervlakte op een ruime afstand blijven van alle andere vaartuigen en vermijden hun navigatie te hinderen;
ii. moet een WIG-tuig dat op het wateroppervlak opereert als een werktuiglijk voortbewogen vaartuig handelen overeenkomstig de Voorschriften van dit deel.".
Art.16. In Voorschrift 23 van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, gevoegd bij hetzelfde besluit wordt een bepaling onder b/1 ingevoegd, luidende:
"b/1) Een WIG-tuig moet tijdens de start, de landing en de vlucht vlak bij de oppervlakte, naast de lichten voorgeschreven onder a) van dit Voorschrift, een rondom zichtbaar helder rood knipperlicht te tonen"
Art.17. Voorschrift 31 van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, gevoegd bij hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt:
"Voorschrift 31 - Watervliegtuigen
Wanneer het voor een watervliegtuig of een WIG-tuig niet uitvoerbaar is de lichten en dagmerken te tonen met de kenmerkende eigenschappen of op de plaatsen, voorgeschreven in de Voorschriften van dit deel, moet het lichten en dagmerken tonen die deze in kenmerkende eigenschappen en plaatsing zoveel mogelijk benaderen."
Art.18. In Voorschrift 33 van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, gevoegd bij hetzelfde besluit, wordt de bepaling onder a) vervangen als volgt :
"a) Een vaartuig met een lengte van 12 meter of meer moet voorzien zijn van een fluit, een vaartuig met een lengte van 20 meter of meer moet naast de fluit tevens voorzien zijn van een klok, een vaartuig met een lengte van 100 meter of meer moet tevens voorzien zijn van een gong, waarvan de toon of het geluid niet kunnen worden verward met die van de klok. De fluit, klok en gong moeten voldoen aan de eisen vermeld in bijlage III van deze Voorschriften. De klok of de gong of beide mogen worden vervangen door andere middelen die dezelfde onderscheidenlijke geluidskenmerken bezitten, met dien verstande dat het altijd mogelijk moet zijn om de voorgeschreven seinen door bediening met de hand te geven.".
Art.19. In Voorschrift 35 van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, gevoegd bij hetzelfde besluit, wordt een bepaling onder h/1 ingevoegd, luidende:
"h/1) Een vaartuig met een lengte van 12 meter of meer maar minder dan 20 meter is niet verplicht de klokseinen te geven zoals voorgeschreven in de bepalingen onder g) en h) van dit Voorschrift. Echter, indien het deze klokseinen niet geeft, moet het een ander doelmatig sein geven met tussenpozen van niet meer dan twee minuten.".
Art.20. Artikel 13 van bijlage I van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, gevoegd bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 februari 1996, wordt vervangen als volgt:
"Art.13. Snelle tuigen
a) Het toplicht van een snel tuig kan worden geplaatst op een hoogte die in verhouding met de breedte van het tuig geringer is dan die voorgeschreven in artikel 2, a, i, van bijlage I, mits de basishoek van de gelijkbenige driehoeken gevormd door de boordlichten en het toplicht van voren gezien, niet kleiner is dan 27°.
b) Op snelle tuigen met een lengte van 50 meter of meer, mag de loodrechte afstand tussen het voortoplicht en het achtertoplicht van 4,5 meter zoals voorgeschreven in artikel 2, a, ii, van bijlage I worden gewijzigd, mits deze afstand niet kleiner is dan de waarde bepaald met de volgende formule
y = (a + 17 psi)C + 2
1000
In deze formule :
y = de hoogte van het achtertoplicht boven het voortoplicht in meters;
a = hoogte van het voortoplicht boven de wateroppervlakte tijdens de vaart in meters;
psi = de trim tijdens de vaart in graden;
C = de horizontale afstand tussen de toplichten in meters."
Art.21. In artikel 1 van bijlage III van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, gevoegd bij hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder a) wordt vervangen als volgt:
"a) Frequenties en hoorbaarheidsafstand
De grondfrequenties van het sein dient te liggen tussen 70 en 700 Hz. De hoorbaarheidsafstand van het sein van een fluit wordt bepaald door die frequenties, die de grondfrequentie en/of één of meer hogere frequenties kunnen omvatten, die tussen 180 en 700 Hz (+1 %) liggen voor een vaartuig met een lengte van 20 meter of meer, of die tussen 180 en 2100 Hz (+1 %) liggen voor een vaartuig met een lengte van minder dan 20 meter en die de geluidsdrukniveaus voortbrengen, aangegeven in de bepaling onder c).
2° de bepaling onder c) wordt vervangen als volgt :
"c) Geluidssterkte en hoorbaarheidsafstand
Een op een vaartuig aangebrachte fluit moet in de richting van de grootste geluidssterkte van de fluit en op een afstand van 1 meter daarvan in tenminste één derde octaafband binnen de frequenties tussen 180 en 700 Hz(+1 %) voor een vaartuig met een lengte van 20 meter of meer, of tussen 180 en 2100 Hz (+1 %) voor een vaartuig met een lengte van minder dan 20 meter, een geluidsdrukniveau voortbrengen van niet minder dan het desbetreffende cijfer in de onderstaande tabel.
Lengte van het vaartuig in meters | Geluidsdruk-niveau in 1/3 octaafband- niveau op 1 meter in dB ten opzicht van 2x10-5N/m | Hoorbaarheids- afstand in zeemijlen |
200 of meer | 143 | 2 |
75 of meer maar minder dan 200 | 138 | 1,5 |
20 of meer maar minder dan 75 | 130 | 1 |
Minder dan 20 | 120*1 | 0,5 |
115*2 | ||
111*3 |
Cluster | Vak | Vakomschrijving | Maximum | Minimum (60 %) |
1 | 1 | Kennis van het Internationaal Reglement ter voorkoming van aanvaringen op zee en van de reglementen van politie en scheepvaart op de Schelde, alsook in de wateren en havens van de kust | 60 | 36/60 |
2 | 2 | Algemene begrippen betreffende de bebakening bij dag en bij nacht: internationaal stelsel A en B | 10 | 24/40 |
3 | Begrippen betreffende soorten kompassen, loggen, diepteloden, GPS; de beschrijving, het gebruik en de mogelijke fouten | 10 | ||
4 | Algemene luchtcirculatie, depressie en anticycloon, luchtdruk, fronten, wolken; lezen en begrijpen van weerkaarten en weerberichten | 5 | ||
5 | Begrippen betreffende de radio ter bescherming van de zeevaart | 5 | ||
6 | Algemene begrippen over getijden, getijde berekening en stromen; gebruik van de getijtafels en stroomatlassen | 10 | ||
3 | 7 | Het lezen van de zeekaart, afkortingen en symbolen; kaartpassen, koersbepaling en stroomverkaveling, plaatsbepaling door peiling met verzeiling; verbeteren van de zeekaart | 60 | 36/60 |
4 | 8 | Begrippen betreffende motoren en bescherming tegen brand; elementaire regels van veiligheid aan boord | 5 | 12/20 |
9 | Begrippen van gezondheidsleer, hygiëne en eerste hulp bij ongevallen | 5 | ||
10 | Begrippen betreffende de etiquette der jachten en de gebruiken der zee; seinen voor landen van kleine vliegtuigen, antwoordseinen, seinen door opsporings- en reddingvliegtuigen | 5 | ||
11 | Begrippen betreffende de bijzondere Belgische administratieve schikkingen op zeevaartgebied, documenten, berichten aan zeevarenden | 5 | ||
5 | 12 | Zeevaarttechniek: algemene kennis van zowel een zeiljacht als een moterjacht : - beschrijving van jachttypen, rompen, verschillende tuigen, motoren, ankers - ankermanoeuvres, soorten van roeren en roerbevelen - verschillende manoeuvres: aanlanden en vastmeren - onderhoud en overwintering van jachten - manoeuvres in slecht weer : voorzorgen | 40 | 24/40 |
220 | 132/220 |
Vak | Vakomschrijving | Maximum | Minimum |
1 | COSMOGRAFIE De hemelsfeer: dagelijkse bewegingen, wereldas, polen, evenaar teruggaande richting, rechtstreekse richting, loodlijn, zenit, zichtbare horizon, meridiaan, Oost-Westlijn, sterrendag Horizoncoördinaten: hoogte, zenitale afstand, azimut Evenaarcoördinaten: declinatie, poolafstand, poolhoek, uurhoek, rechte opklimming De aarde: aswenteling, breedten en lengten De zon: dagelijkse beweging, schijnbare jaarlijkse beweging, verandering van de rechte opklimming en van de declinatie, ecliptica, nachteveningen en zonnestilstandpunten, tropisch jaar, zodiak, bepaling van de lentenachtevening, oorsprong der rechteklimmingen en van de sterrendag Het meten van de tijd: ware tijd, ongelijkheid van de ware dagen, middelbare tijd, tijdvereffening, lengten uitgedrukt in middelbare tijd; schematische gegevens betreffende de maan en de planeten | 40 | 20/40 |
2 | ZEEVAARTKUNDE Getijden: beschrijving van het verschijnsel (zonder theorie), springtij en doodtij, omstandige beschrijving van het getij in een punt, gebruik van getijtafels, getijstromen, gebruik der stroomatlassen Loxodromische navigatie: eenvoudige theorie van de platte en wassende kaarten Orthodromische navigatie: grootcircel vaart, vertex, knoop Astromische navigatie: theorie coördinatenstelsels, tijdsbegrip | 60 | 30/60 |
3 | ZEEVAARTREKENEN Sterrenkundige zeevaart; gebruik van de zeevaartalmanak; berekening van een loxodroom, orthodroom, verheid, bekorting; berekening van een hoogtelijn voor de zon, ster, planeet, maan; berekening van de culminatie van de zon en middagbreedte; berekening van een positie aan de hand van een stellaire; tijdsberekening; de berekeningsmethode wordt aan de keuze van de kandidaat overgelaten | 100 | 60/100 |
4 | GEZONDHEIDSLEER Wonden, brandwonden, luxatie, beenbreuken, verstikking door onderdompeling; eerste algemene beginselen over besmettelijke en niet besmettelijke ziekten, behandeling ervan; praktisch gebruik van de verschillende ontsmettingsmiddelen; samenstelling en gebruik van de verbandkist | 20 | 10/20 |
5 | ZEEVAARTINSTRUMENTEN Kompas: aanvankelijke studie van het aardmagnetisme en van het magnetisch kompas, het boordkompas, bepaling van de deviatie, voorzorgen bij het plaatsen van elektrische inrichtingen aan boord, begrippen over het gyrokompas Log: registrerende log met schroef, snelheidsaanwijzers, oorzaken van onnauwkeurige aanwijzingen, verbeteringen, snelheidseenheden, het meten der snelheden en afstanden gelopen voor het schip Dieploden: verschillende toestellen gebruikt over boord van jachten, het klein en het zwaar dieploden, hun gebruik, begrippen over het echolood Chronometer: stand, dagelijkse gang, bepaling van de stand door vergelijking met een tijdsein Sextant: beschrijving, gebruik, verbetering | 30 | 36/60 |
6 | INSTRUMENTEN Radio en elektronische instrumenten, eenvoudige begrippen over ontvangst en uitzendingstoestellen van radiotelegrafie en radiotelefonie, normaal verkeer, alarmverkeer, weerberichten, stormberichten, begrippen betreffende decca, GPS en radar | 30 | |
7 | ZEEVAARTKUNDE Getijden: Beschrijving van het verschijnsel (zonder theorie), springtij en doodtij, omstandige beschrijving van het getij in een punt, gebruik van getijtafels, getijstromen, gebruik der stroomatlassen Zeekaarten: Eenvoudige theorie van de platte en wassende kaarten, het omstandig lezen van de kaart, kaartpassen, het verbeteren van kaarten Kustvaart: verbetering van de kompaspeilingen, standplaatsbepaling door peilingen (één, twee of drie punten in het zicht of radiopeilingen), verticale en horizontale veiligheidshoek, op een bepaalde afstand van een punt varen, zeegaten in- en uitvaren, oordeelkundig gebruik maken van loden in verschillende gevallen Gegist bestek: verbetering van de kompaskoersen voor de miswijzing van het kompas en de drift, omgekeerd vraagstuk, oplossing van de koersvraagstukken door constructie op de kaart, koppeling van koersen, koers en afstandsberekening; stroomkavelingen; berekening van de gegiste positie | 60 | 36/60 |
8 | SCHEEPSBOUW Begrippen betreffende de stabiliteit van jachten zowel begrippen over vormstabiliteit als gewichtstabiliteit; beschrijving van houten en stalen rompen; beschrijving van de verschillende types van jachten; begrippen betreffende de weersomstandigheden en de stabiliteit van jachten; ankers, kettingen, blokken, talies, kabels en verschillende touwwerken, hun onderhoud; het roer, boten en sloepen, onderhoud en overwintering van het jacht; begrippen betreffende de classificatie van jachten | 20 | 10/20 |
9 | MANOEUVRES Evoluties en manoeuvres van het zeiljacht; evoluties en manoeuvres van het jacht met mechanische voorstuwing; ankermanoeuvres, voorbereiding tot en met manoeuvres tijdens slecht weer, averijen en te nemen maatregelen | 40 | 24/40 |
10 | ZEEVAARTREGLEMENTEN Internationaal Reglement ter voorkoming van aanvaringen op zee; reglementen van politie en scheepvaart op de Schelde, alsook in de wateren en havens van de kust; gebruik van lichtseinen, geluidseinen en vlaggenseinen | 40 | 24/40 |
11 | BEBAKENING Het internationaal betonningsstelsel I.A.L.A. voor de bebakeninggebieden A en B | 40 | 24/40 |
12 | INSTRUCTIES BETREFFENDE DE ZEEVAART Begrippen betreffende het raadplegen van nautische documenten zoals zeilaanwijzingen, pilotbooks, lichtenlijsten, berichten als zeevarenden | 20 | 10/20 |
13 | REDDING Reddingsorganisatie op de kusten van de landen grenzende aan de Noordzee; seinen van de kustreddingstations; lijnwerptoestellen; wippertoestellen; reddingsboeien en -gordels; redding van een overboord gevallen man; behandeling in geval van verstikking dor onderdompeling; een vaartuig op sleeptouw nemen; veiligheidsmaatregelen tijdens de vaart, verplichte uitrusting, verlaten van het jacht; kennis hebben van de SAR procedure | 40 | 20/40 |
14 | ADMINISTRATIEVE DOCUMENTEN De te volgen handelswijzen en gevergde documenten, zowel door de maritieme overheden als door de douaneoverheden van België en van vreemde landen | 20 | 10/20 |
15 | WEERKUNDE Meteorologische verschijnselen met betrekking tot cyclonen en anticyclonen; tropische cyclonen, beschrijving en manoeuvres om te ontwijken; algemene begrippen betreffende de luchtdruk, winden en al de natuurverschijnselen die ermee gepaard gaan: de wolken, de neerslag en zichtbaarheid; instrumenten: de barometer, de thermometer, de psychrometer; weersvoorspellingen en hun interpretatie; stormseinen, weerberichten, weerkaarten | 40 | 20/40 |
16 | SCHEEPSMACHINES EN ELEKTRICITEIT Algemene begrippen over motoren, hun bijhorigheden en de elektrische installatie aan boord van jachten; gevaren die deze inrichtingen kunnen doen ontstaan; voorzorgmaatregelen te treffen aan boord | 40 | 24/40 |
17 | MATROZENSCHAP Uitvoeren van de orders van de schipper voor wat betreft: plaatsen van stootkussens, klaarmaken van de trossen, beslaan van de trossen aan boord en aan de wal, trossen aan de wal brengen, ten anker gaan, man over boord Ten dienste staan van de schipper: hem verwittigen bij gevaren, hem informatie verschaffen tijdens manoeuvres, het schip vrijwaren van schade, meewerken aan de vlotte afloop van manoeuvres, welwillende inzet bij alle activiteiten Het leggen van knopen Vlagetiquette | 20 | 10/20 |
18 | MANOEUVRES Aanleggen van het schip: rekening houdend met de omstandigheden (wind en/of stroming) Vertrekmanoeuvre: rekening houdend met de omstandigheden (wind en/of stroming) De manoeuvres (aanmeren/vertrekken) worden uitgevoerd op verschillende locaties: in een meerbox, aan een kademuur, aan een ponton, tussen ander jachten, in een sluis, aan een ponton met meerboeien. De kandidaten moeten kunnen aanleggen op een vooraf aangewezen plaats, ten anker gaan, meren aan een boei (schip gaande houden terwijl bemanning vastmaakt), man over boord manoeuvre. Bij al deze onderdelen moeten steeds de correcte en volledige procedures worden gevolgd. Rekening houdende met de omstandigheden en gebruik makend van een boordmiddelen (motor, roer, meertrossen, anker,...) zijn er methodes om een schip correct aan te meren (positioneren van het schip, volgorde van de trossen, tijd nodig) of om een schip af te varen (volgorde ontmeren, vrijvaren meerplaats), de schipper manoeuvreert zijn schip steeds naar de plaats waar het moet komen (de bemanning moet steeds op een veilige manier aan de wal kunnen stappen en de bemanning trekt het schip niet tegen de kade). | 40 | 24/40 |
19 | BELOODSEN Het geven van orders aan de bemanning bij alle verschillende opgelegde taken (vertrekken orders, aanmeren orders, man over boord, ankeren,...). Het sturen van het schip (roerbevelen, opgelegde koersen varen, haven aanlopen). Het kunnen varen van een lichtenlijn. Het kunnen berekenen van een deviatie. Het bijhouden van een logboek (op het einde van de dag wordt het logboek beoordeeld op de inhoud en vorm). Voorbereiding voor een lange reis: veiligheidsuitrusting schip, bemanning, communicatie, bevoorrading, wachtsystemen, beveiliging tegen drug, calamiteiten preventie en eventuele oplossingen. Tijdens elk onderdeel worden zowel de schipper (in het geven van zijn orders en het varen van het schip) als de bemanning (in het ontvangen en uitvoeren van de orders) beoordeeld. | 40 | 24/40 |
20 | NAVIGATIE Het voorbereiden van de zeereis, "oceancrossing" (weerkaarten, pilot charts, pilot books, weerberichten,...) Getijdenberekening van een secondaire haven Trajecten kunnen uitzetten op een zeekaart Kaartcorrecties uitvoeren Radar kunnen afregelen, bedienen en interpreteren Boordradio kunnen gebruiken (toestel hanteren en procedures bij radioverbindingen) GPS toestel kunnen gebruiken Sextant kunnen gebruiken (nemen van observaties, afregelen sextant,...) Chrono (aflezen en correcties, wat en hoe) | 40 | 24/40 |
TOTAAL | 780 | 468/780 |