23 SEPTEMBER 1992. - Koninklijk besluit houdende politiereglement van de Beneden-Zeeschelde. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-03-1996 en tekstbijwerking tot 28-04-2023)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
Art. 2 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de scheepvaart.
Afdeling I. - Algemeenheden.
Art. 3
Art. 3 Vlaams Gewest
Art. 3bis
Art. 3bis Vlaams Gewest
Art. 3ter, 3quater, 3quinquies, 3sexies, 3septies
Art. 3septies Vlaams Gewest
Art. 3octies, 3novies
Art. 3decies Vlaams Gewest
Art. 3undecies Vlaams Gewest
Art. 4
Art. 4 Vlaams Gewest
Art. 5
Art. 5 Vlaams Gewest
Afdeling II. - Ankeren van schepen.
Afdeling II. Vlaams Gewest.[1 - Ankeren van schepen en gebruik spudpalen.]1
Art. 6
Art. 6 Vlaams Gewest
Afdeling III. - Meren van schepen.
Art. 7
Art. 7 Vlaams Gewest
Art. 7bis Vlaams Gewest
Art. 7ter Vlaams Gewest
Afdeling IV. - Stroken bestemd voor het meren of ankeren van Staatsschepen, schepen voor hulp- en veiligheidsdiensten en van plezierboten.
Afdeling IV. Vlaams Gewest.[1 - Gebruik steigers, pontons en wachtpalen in beheer van de stad Antwerpen, het Havenbedrijf Antwerpen of de beheerder.]1
Art. 8
Art. 8 Vlaams Gewest
Afdeling V. - Bepalingen gemeen aan geankerde of gemeerde schepen.
Art. 9
Art. 9 Vlaams Gewest
Art. 10
Art. 10 Vlaams Gewest
Art. 11
Art. 11 Vlaams Gewest
Art. 12
Art. 12bis Vlaams Gewest
Afdeling VI. - Scheepvaartbewegingen.
Art. 13-14
Afdeling VII. - Bijzondere bepalingen voor binnenschepen. - Vaste installaties.
Art. 15
Art. 15 Vlaams Gewest
Art. 16
Afdeling VIII. - Algemene maatregelen.
Art. 17
Art. 17 Vlaams Gewest
Art. 17bis Vlaams Gewest
Art. 17ter Vlaams Gewest
Art. 17quater Vlaams Gewest
Art. 17quinquies Vlaams Gewest
Art. 17sexies Vlaams Gewest
HOOFDSTUK III. - Instandhouding van de Beneden-Zeeschelde en de aanhorigheden ervan. Bescherming van scheepvaart- en waterstandgestel.
Art. 18
Art. 18 Vlaams Gewest
Art. 19
Art. 19 Vlaams Gewest
Art. 20
Art. 20 Vlaams Gewest
Art. 21
Art. 21 Vlaams Gewest
Art. 22
Art. 22 Vlaams Gewest
Art. 23-24
Art. 24 Vlaams Gewest
Art. 25-26
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen voor schepen die (gevaarlijke of verontreinigende stoffen) vervoeren. <KB 1996-02-09/36, art. 2; Inwerkingtreding : 13-09-1995>
Afdeling I. - Bepalingen voor zeeschepen.
Art. 27-28, 28bis
Art. 28bis Vlaams Gewest
Art. 29
Art. 29 Vlaams Gewest
Art. 30-31
Art. 31 Vlaams Gewest
Afdeling II. - Bepalingen voor alle schepen.
Art. 32-33
Art. 33 Vlaams Gewest
Art. 34-35
Afdeling III. - Verplichtingen van uitbaters van laad- en losinstallaties.
Art. 36, 36bis
Art. 36bis Vlaams Gewest
HOOFDSTUK IVbis. Vlaams Gewest.[1 - In- en ontschepen van passagiers.]1
Art. 36ter. Vlaams Gewest
Art. 36quater Vlaams Gewest
Art. 36quinquies Vlaams Gewest
HOOFDSTUK V. - Diverse bepalingen.
Art. 37
Art. 37 Vlaams Gewest
Art. 38
Art. 38 Vlaams Gewest
Art. 39
Art. 39 Vlaams Gewest
Art. 40
Art. 40 Vlaams Gewest
Art. 41
Art. 41 Vlaams Gewest
Art. 41bis Vlaams Gewest
Art. 42
Art. 42 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK VI. Vlaams Gewest.[1 - Toezicht en vaststellingsbevoegdheid.]1
Art. 43
Art. 43 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK VII. Vlaams Gewest.[1 - Bijzondere bepalingen voor Scheldekaaien Zone-Stad.]1
Afdeling I. Vlaams Gewest.[1 - Toepassings- en verbodsbepalingen.]1
Art. 43/1 Vlaams Gewest
Art. 43/2 Vlaams Gewest
Art. 43/3 Vlaams Gewest
Afdeling II. Vlaams Gewest.[1 - Ligplaatsen en afgemeerde schepen.]1
Art. 43/4 Vlaams Gewest
Art. 43/5 Vlaams Gewest
Art. 43/6 Vlaams Gewest
Art. 43/7 Vlaams Gewest
Art. 43/8 Vlaams Gewest
Art. 43/9 Vlaams Gewest
Art. 43/10 Vlaams Gewest
Art. 43/11 Vlaams Gewest
Art. 43/12 Vlaams Gewest
Art. 43/13 Vlaams Gewest
Art. 43/14 Vlaams Gewest
Art. 43/15 Vlaams Gewest
Art. 43/16 Vlaams Gewest
Art. 43/17 Vlaams Gewest
Art. 43/18 Vlaams Gewest
Afdeling III Vlaams Gewest. [1 - Meren en ontmeren]1
Art. 43/19 Vlaams Gewest
Art. 43/20 Vlaams Gewest
Afdeling IV Vlaams Gewest.[1 - Bunkeren]1
Art. 43/21 Vlaams Gewest
Art. 43/22 Vlaams Gewest
Art. 43/23 Vlaams Gewest
Art. 43/24 Vlaams Gewest
Art. 43/25 Vlaams Gewest
Art. 43/26 Vlaams Gewest
Art. 43/27 Vlaams Gewest
Art. 43/28 Vlaams Gewest
Afdeling V Vlaams Gewest.[1 - Slepen]1
Art. 43/29. Vlaams Gewest
Art. 43/30 Vlaams Gewest
Afdeling IV Vlaams Gewest.[1 - Diverse bepalingen]1
Art. 43/31 Vlaams Gewest
Art. 43/32 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK VIII. Vlaams Gewest.[1 - Wijzigingsbepaling.]1
Art. 44
HOOFDSTUK IX. Vlaams Gewest.[1 - Slotbepalingen.]1
Art. 45-47, 47bis, 48
Bijlagen.
Art. N1-N3
Art. N3 Vlaams Gewest
Art. N4-N5
Art. N5 Vlaams Gewest
Art. N6
1996014049 1998011238 1998014332 1999014145 2000014036 2010014216 2011014109 2012014035 2016011249 2016035708
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.§ 1. [1 Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatie-systeem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, gewijzigd bij Richtlijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 en bij Richtlijn 2011/15/EU van de Commissie van 23 februari 2011.]1
Dit reglement is van toepassing op de Beneden-Zeeschelde, en haar aanhorigheden alsmede op de havens die daarmee in open gemeenschap zijn.
§ 2. Voor de toepassing van dit reglement is de Beneden-Zeeschelde begrensd door :
1° stroomopwaarts, het verlengde van de rechte lijn getrokken door de twee richtingspalen geplaatst op ongeveer één kilometer stroomopwaarts van het zuidelijk uiteinde van de kaden van Antwerpen en stroomafwaarts, de Belgische-Nederlandse grens;
2° ter hoogte van de sluizen : de sluisdeuren gelegen aan de zijde van de stroom.
----------
(1)<KB 2012-01-25/02, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 16-03-2012>
Art.2.In dit reglement wordt verstaan onder :
1° schip : een drijvend voorwerp, met inbegrip van een voorwerp zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig gebruikt, of in staat om te worden gebruikt als middel van verplaatsing te water;
2° zeeschip : een schip dat gewoonlijk de zee bevaart of hiertoe bestemd is;
3° zeetankschip : een zeeschip gebouwd voor het vervoer in bulk van ontvlambare vloeistoffen, van vloeibaar gas, van chemicaliën of geschikt voor dat vervoer;
4° binnenschip : een schip dat gewoonlijk de binnenwateren bevaart of hiertoe bestemd is;
5° samenstel : een sleep, een duwstel of een gekoppeld samenstel;
6° plezierboot : een schip dat, al dan niet gebruikt voor winstgevende verrichtingen onder welke vorm ook, aan pleziervaart doet of hiertoe bestemd is;
7° vaarwater : het gedeelte van de bij artikel 1 bedoelde wateren dat voor schepen bevaarbaar is;
8° vaargeul : het gedeelte van het vaarwater dat betond of bebakend is;
9° kapitein of schipper : degene die over het schip of het samenstel het gezag voert of die het gezag in feite waarneemt;
10° " dag " en " nacht " : de periode gelegen tussen de officiële zonsopgang en zonsondergang en omgekeerd;
11° S.O.L.A.S. : het Internationaal Verdrag van 1974 voor de beveiliging van mensenlevens op zee, en de Bijlage, opgemaakt te Londen op 1 november 1974, alsmede het Protocol van 1978 betreffende dit Verdrag en de Bijlage, opgemaakt te Londen op 17 februari 1978 en alle latere wijzigingen;
12° I.M.O. : Internationale Maritieme Organisatie;
13° I.M.D.G. Code : de bepalingen van de Internationale maritieme Code voor gevaarlijke goederen opgemaakt door de I.M.O. en van artikel 108 van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 mei 1985;
14° I.M.O. Gas Carrier Codes : de voorschriften voor bouw en uitrusting van zeeschepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren, uitgegeven door de I.M.O., en deze van het ministerieel besluit van 17 juli 1981 betreffende aanvullende voorschriften voor de bouw en de uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren;
15° I.M.O. Bulk Chemical Code : de voorschriften voor bouw en uitrusting van zeeschepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren, uitgegeven door de I.M.O. en deze van het ministerieel besluit van 24 juni 1975 betreffende aanvullende voorschriften voor schepen die gevaarlijke stoffen in bulk vervoeren, laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 12 april 1983;
16° I.M.O. Code of Safe Pratice for solid bulk cargoes : de voorschriften betreffende het veilig laden en vervoeren van stortgoederen, uitgegeven door de I.M.O.;
17° [2 ADN : de bijlage bij het koninklijk besluit van 31 juli 2009 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren;]2
18° de beheerder : de eigenaar van de Beneden-Zeeschelde of degene die hij met het beheer ervan heeft gelast;
(19° exploitant : eigenaars, reders, charteraars, beheerders of agenten van een schip, daaronder mede begrepen de kapitein;) <KB 2005-09-17/61, art. 45, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005>
(20° schip dat gevaarlijke of verontreinigende stoffen vervoert : ieder schip dat de volgende stoffen vervoert :
- stoffen als omschreven in de I.M.D.G. code, gevaarlijke vloeistoffen opgenomen in hoofdstuk 17 van de I.M.O. Bulk Chemical Code, vloeibare gassen opgenomen in hoofdstuk 19 van de I.M.O. Gas Carrier Code en vaste stoffen als bedoeld in aanhangsel B van de BC-code;
- stoffen voor het vervoer waarvan passende voorwaarden zijn neergelegd overeenkomstig paragraaf 1.1.3 van de I.M.O. Bulk Chemical Code of paragraaf 1.1.6 van de I.M.O. Gas Carrier Code;
- oliesoorten als omschreven in bijlage I van het MARPOL-Verdrag, schadelijke vloeistoffen als omschreven in bijlage II van het MARPOL-Verdrag, schadelijke stoffen als omschreven in bijlage III van het MARPOL-Verdrag;) <KB 2005-09-17/61, art. 45, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005>
(21° Marpol Verdrag : de meest recente versie van het Internationale Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen en Bijlagen, opgemaakt te Londen op 2 november 1973 en het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag van 1973 ter voorkoming van verontreiniging door schepen en Bijlage, opgemaakt te Londen op 17 februari 1978.) <KB 1996-02-09/36, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995>
(22° INF-code : de meest recente versie van de IMO-code van veiligheidsvoorschriften voor het vervoer van bestraalde splijtstoffen, plutonium en hoogradioactieve afvalstoffen in vaten aan boord van een schip.) <KB 1998-12-09/39, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 31-12-1998>
(23° verlader : de persoon door wie, namens wie of ten behoeve van wie een overeenkomst voor het vervoer van goederen over zee is gesloten met een vervoerder;
24° adres : naam en communicatieverbindingen via welke, indien nodig, contact kan worden gelegd met de reder of beheerder van een schip, de agent, de havenautoriteit, de bevoegde instantie of iedere andere gemachtigde persoon of organisatie die beschikt over gedetailleerde gegevens betreffende de lading van het schip;
25° traditionele schepen : historische schepen en replica's daarvan, met inbegrip van schepen die ontworpen zijn om traditionele vaardigheden en zeemanschap aan te moedigen en te bevorderen, die als levende cultuurmonumenten volgens de traditionele beginselen van zeemanschap en techniek worden bestuurd;
26° ongeval : een ongeval in de zin van de IMO-code voor het onderzoek naar ongevallen en incidenten op zee;
27° maatschappij : een maatschappij als bedoeld in voorschrift 1, paragraaf 2, van hoofdstuk IX van S.O.L.A.S.;
28° ISM-code : de internationale veiligheidscode voor de scheepvaart en ter voorkoming van verontreiniging, zoals goedgekeurd door de algemene vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie bij resolutie A.741 (18) van 4 november 1993 en verplicht gesteld krachtens het hoofdstuk IX van S.O.L.A.S.;
29° BC-code : de IMO-code met praktische voorschriften voor de veiligheid van het vervoer van lading;
30° verkeersbegeleidingssysteem (VBS) : een dienst die is opgezet om de veiligheid en de efficiëntie van het scheepverkeer te verbeteren en het milieu te beschermen en dus in het verkeer kan interveniëren en op verkeerssituaties die zich in het VBS-gebied voordoen, kan reageren;
31° scheepsrouteringssysteem : een systeem van één of meer routes of routeringsmaatregelen om het risico van scheepsongevallen te verkleinen dat bestaat uit verkeersscheidingsstelsels, vaarwegen voor tweerichtingsverkeer, aanbevolen koerslijnen, gebieden die dienen te worden gemeden, zones voor kustverkeer, rotondes, voorzorgsgebieden en diepwaterroutes;
32° agent : de persoon die opdracht of toestemming heeft om namens de exploitant van een schip informatie te verstrekken;
33° de Minister : de minister tot wiens bevoegdheid de maritieme zaken en de scheepvaart behoren.) <KB 2005-09-17/61, art. 45, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005>
[1 34° lijndienst : een reeks overtochten door schepen waarmee de verbinding tussen dezelfde twee of meer havens wordt onderhouden, hetzij volgens een gepubliceerde dienstregeling, hetzij met een zodanige regelmaat of frequentie dat zij een herkenbare systematische reeks vormen;
35° vissersvaartuig : elk schip dat is uitgerust voor commerciële exploitatie van levende aquatische hulpbronnen;
36° schip dat bijstand behoeft : een schip in omstandigheden die gevaar voor verlies van het vaartuig, voor het milieu of voor de scheepvaart kunnen opleveren, onverminderd de bepalingen van het SAR-verdrag inzake opsporing en redding op zee;
37° LRIT : een systeem voor het op lange afstand identificeren en volgen van schepen in overeenstemming met Voorschrift 19-1 van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag;
38° brutotonnenmaat : de maat van de totale inhoud van een schip vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Internationaal Verdrag van 23 juni 1969 betreffende de meting van schepen.]1
----------
(1)<KB 2010-09-10/45, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 30-11-2010>
(2)<KB 2011-07-04/01, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 30-06-2011>
Art. 2_VLAAMS_GEWEST. In dit reglement wordt verstaan onder : 1° schip : een drijvend voorwerp, met inbegrip van een voorwerp zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig gebruikt, of in staat om te worden gebruikt als middel van verplaatsing te water; 2° zeeschip : een schip dat gewoonlijk de zee bevaart of hiertoe bestemd is; 3° [3 tankschip]3 : een zeeschip gebouwd voor het vervoer in bulk van ontvlambare vloeistoffen, van vloeibaar gas, van chemicaliën of geschikt voor dat vervoer; 4° binnenschip : een schip dat gewoonlijk de binnenwateren bevaart of hiertoe bestemd is; 5° samenstel : een sleep, een duwstel of een gekoppeld samenstel; 6° plezierboot : een schip dat, al dan niet gebruikt voor winstgevende verrichtingen onder welke vorm ook, aan pleziervaart doet of hiertoe bestemd is; 7° vaarwater : het gedeelte van de bij artikel 1 bedoelde wateren dat voor schepen bevaarbaar is; 8° vaargeul : het gedeelte van het vaarwater dat betond of bebakend is; 9° [3 gezagvoerder: de kapitein van een zeeschip, de schipper van een binnenschip of degene die over het schip of samenstel het gezag voert of waarneemt;]3 10° " dag " en " nacht " : de periode gelegen tussen de officiële zonsopgang en zonsondergang en omgekeerd; 11° S.O.L.A.S. : het Internationaal Verdrag van 1974 voor de beveiliging van mensenlevens op zee, en de Bijlage, opgemaakt te Londen op 1 november 1974, alsmede het Protocol van 1978 betreffende dit Verdrag en de Bijlage, opgemaakt te Londen op 17 februari 1978 en alle latere wijzigingen; 12° I.M.O. : Internationale Maritieme Organisatie; 13° I.M.D.G. Code : de bepalingen van de Internationale maritieme Code voor gevaarlijke goederen opgemaakt door de I.M.O. en van artikel 108 van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement [3 ...]3; 14° I.M.O. Gas Carrier Codes : de voorschriften voor bouw en uitrusting van zeeschepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren, uitgegeven door de I.M.O., en deze van het ministerieel besluit van 17 juli 1981 betreffende aanvullende voorschriften voor de bouw en de uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren; 15° I.M.O. Bulk Chemical Code : de voorschriften voor bouw en uitrusting van zeeschepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren, uitgegeven door de I.M.O. en deze van het ministerieel besluit van 24 juni 1975 betreffende aanvullende voorschriften voor schepen die gevaarlijke stoffen in bulk vervoeren, laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 12 april 1983; 16° I.M.O. Code of Safe Pratice for solid bulk cargoes : de voorschriften betreffende het veilig laden en vervoeren van stortgoederen, uitgegeven door de I.M.O.; 17° [2 ADN : [3 de ADN, opgenomen in bijlage 1, die gevoegd is bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 mei 2018 tot aanpassing van de regelgeving betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang]3;]2 18° de beheerder : de eigenaar van de Beneden-Zeeschelde of degene die hij met het beheer ervan heeft gelast; (19° exploitant : eigenaars, reders, charteraars, beheerders of agenten van een schip, daaronder mede begrepen de [3 gezagvoerder]3;) <KB 2005-09-17/61, art. 45, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005> (20° schip dat gevaarlijke of verontreinigende stoffen vervoert : ieder schip dat de volgende stoffen [3 en/of goederen]3 vervoert : - stoffen als omschreven in de I.M.D.G. code, gevaarlijke vloeistoffen opgenomen in hoofdstuk 17 van de I.M.O. Bulk Chemical Code, vloeibare gassen opgenomen in hoofdstuk 19 van de I.M.O. Gas Carrier Code en vaste stoffen als bedoeld in aanhangsel B van de BC-code; - stoffen voor het vervoer waarvan passende voorwaarden zijn neergelegd overeenkomstig paragraaf 1.1.3 van de I.M.O. Bulk Chemical Code of paragraaf 1.1.6 van de I.M.O. Gas Carrier Code; - oliesoorten als omschreven in bijlage I van het MARPOL-Verdrag, schadelijke vloeistoffen als omschreven in bijlage II van het MARPOL-Verdrag, schadelijke stoffen als omschreven in bijlage III van het MARPOL-Verdrag [3 , goederen als omschreven in het ADN]3;) <KB 2005-09-17/61, art. 45, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005> (21° Marpol Verdrag : de meest recente versie van het Internationale Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen en Bijlagen, opgemaakt te Londen op 2 november 1973 en het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag van 1973 ter voorkoming van verontreiniging door schepen en Bijlage, opgemaakt te Londen op 17 februari 1978.) <KB 1996-02-09/36, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995> (22° INF-code : de meest recente versie van de IMO-code van veiligheidsvoorschriften voor het vervoer van bestraalde splijtstoffen, plutonium en hoogradioactieve afvalstoffen in vaten aan boord van een schip.) <KB 1998-12-09/39, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 31-12-1998> (23° verlader : de persoon door wie, namens wie of ten behoeve van wie een overeenkomst voor het vervoer van goederen over zee is gesloten met een vervoerder; 24° adres : naam en communicatieverbindingen via welke, indien nodig, contact kan worden gelegd met de reder of beheerder van een schip, de agent, de havenautoriteit, de bevoegde instantie of iedere andere gemachtigde persoon of organisatie die beschikt over gedetailleerde gegevens betreffende de lading van het schip; 25° traditionele schepen : historische schepen en replica's daarvan, met inbegrip van schepen die ontworpen zijn om traditionele vaardigheden en zeemanschap aan te moedigen en te bevorderen, die als levende cultuurmonumenten volgens de traditionele beginselen van zeemanschap en techniek worden bestuurd; 26° ongeval : een ongeval in de zin van de IMO-code voor het onderzoek naar ongevallen en incidenten op zee; 27° maatschappij : een maatschappij als bedoeld in voorschrift 1, paragraaf 2, van hoofdstuk IX van S.O.L.A.S.; 28° ISM-code : de internationale veiligheidscode voor de scheepvaart en ter voorkoming van verontreiniging, zoals goedgekeurd door de algemene vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie bij resolutie A.741 (18) van 4 november 1993 en verplicht gesteld krachtens het hoofdstuk IX van S.O.L.A.S.; 29° BC-code : de IMO-code met praktische voorschriften voor de veiligheid van het vervoer van lading; 30° verkeersbegeleidingssysteem (VBS) : een dienst die is opgezet om de veiligheid en de efficiëntie van het scheepverkeer te verbeteren en het milieu te beschermen en dus in het verkeer kan interveniëren en op verkeerssituaties die zich in het VBS-gebied voordoen, kan reageren; 31° scheepsrouteringssysteem : een systeem van één of meer routes of routeringsmaatregelen om het risico van scheepsongevallen te verkleinen dat bestaat uit verkeersscheidingsstelsels, vaarwegen voor tweerichtingsverkeer, aanbevolen koerslijnen, gebieden die dienen te worden gemeden, zones voor kustverkeer, rotondes, voorzorgsgebieden en diepwaterroutes; 32° agent : de persoon die opdracht of toestemming heeft om namens de exploitant van een schip informatie te verstrekken; 33° de Minister : de minister tot wiens bevoegdheid de maritieme zaken en de scheepvaart behoren.) <KB 2005-09-17/61, art. 45, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005> [1 34° lijndienst : een reeks overtochten door schepen waarmee de verbinding tussen dezelfde twee of meer havens wordt onderhouden, hetzij volgens een gepubliceerde dienstregeling, hetzij met een zodanige regelmaat of frequentie dat zij een herkenbare systematische reeks vormen; 35° vissersvaartuig : elk schip dat is uitgerust voor commerciële exploitatie van levende aquatische hulpbronnen; 36° schip dat bijstand behoeft : een schip in omstandigheden die gevaar voor verlies van het vaartuig, voor het milieu of voor de scheepvaart kunnen opleveren, onverminderd de bepalingen van het SAR-verdrag inzake opsporing en redding op zee; 37° LRIT : een systeem voor het op lange afstand identificeren en volgen van schepen in overeenstemming met Voorschrift 19-1 van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag; 38° brutotonnenmaat : de maat van de totale inhoud van een schip vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Internationaal Verdrag van 23 juni 1969 betreffende de meting van schepen;]1 [3 39° gevaarlijke goederen: de goederen waarvan het transport wordt geregeld in de internationale codes, vermeld in punt 13°, 14°, 15°, 16°, en de ADN; 40° havenkapiteinsdienst: een havenkapiteinsdienst als vermeld in artikel 4 van het decreet van 3 mei 2019 houdende de havenkapiteinsdienst; 41° werkschip: een zee- of binnenschip dat in opdracht van een overheid werken uitvoert; 42° passagiersschip: een binnenvaartuig voor dagtochten of een hotelvaartuig dat is gebouwd en ingericht om meer dan twaalf passagiers te vervoeren; 43° riviercruiseschip: een hotelvaartuig dat bestemd is om passagiers tijdens een vaarroute op grote rivieren te vervoeren, te laten overnachten of te vermaken; 44° kapitein: elke persoon aan wie het bevel over het zeeschip is toevertrouwd of die dit bevel feitelijk en rechtmatig voert en die over het binnenschip of het samenstel het gezag voert of die het gezag in feite waarneemt.; 45° schipper: het bemanningslid dat gekwalificeerd is om een binnenschip te besturen en om aan boord de algemene verantwoordelijkheid te dragen; 46° Gemeenschappelijke Nautische Autoriteit: de autoriteit zoals bedoeld in artikel 6 van het verdrag tussen het Vlaams Gewest en het Koninkrijk der Nederlanden inzake het gemeenschappelijk nautisch beheer in het Scheldegebied, ondertekend te Middelburg op 21 december 2005; 47° verkeerscentrale Zandvliet: de bemande locatie ter hoogte van Zandvliet ingesteld in het kader van de Overeenkomst van 29 november 1978 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake het aanleggen van een walradarketen langs de Westerschelde en haar mondingen, gedaan te Brussel op 29 november 1978.]3 ----------
(1)<KB 2010-09-10/45, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 30-11-2010>
(2)<KB 2011-07-04/01, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 30-06-2011>
(3)<BVR 2022-12-23/40, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de scheepvaart.
Afdeling I. - Algemeenheden.
Art.3. § 1. Geen schip of samenstel wordt op de Beneden-Zeeschelde toegelaten indien het ingevolge de aard of de toestand van zijn voortstuwingsmiddelen of stuurinrichting niet op veilige wijze de stroom kan bevaren.
§ 2. Behoudens andersluidende bepalingen moet ieder schip op de romp of op de bovenbouw, op een goed zichtbare plaats, zijn naam en die van zijn thuishaven voeren.
Die namen moeten in duidelijk met de achtergrond contrasterende letters aangebracht worden en bij helder weer op een afstand van minstens 50 m. leesbaar zijn. Zijn die namen op de zijkant van het schip aangebracht, dan moeten ze aan beide zijden voorkomen.
§ 3. Zeeschepen moeten overdag hun nationale vlag voeren. Alle andere schepen hijsen hun nationale vlag op verzoek van (de met de politie te water belaste overheid van de federale politie). <KB 1999-05-03/88, art. 23,§1, 004; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Art. 3_VLAAMS_GEWEST. § 1. [1 Elk schip is veilig en geschikt voor de doeleinden waarvoor het wordt gebruikt. De met de politie te water belaste overheid van de federale politie, de havenkapiteinsdienst, de stad Antwerpen en de Binnenvaartcommissie van de Vlaamse Waterweg kunnen daarover altijd de nodige certificaten en het bewijs van een toereikende verzekeringspolis opvragen en, in voorkomend geval, bijkomende voorwaarden opleggen of een verbod tot verblijf uitvaardigen tot de vereiste certificaten of de verzekeringspolis aan de voormelde diensten is voorgelegd. In het eerste lid wordt verstaan onder Binnenvaartcommissie van de Vlaamse Waterweg: de commissie zoals bedoeld in art. 20ter van het decreet van 4 april 2004 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschap De Vlaamse Waterweg nv, naamloze vennootschap van publiek recht.]1 § 2. Behoudens andersluidende bepalingen moet ieder schip op de romp of op de bovenbouw, op een goed zichtbare plaats, zijn naam en die van zijn thuishaven voeren. Die namen moeten in duidelijk met de achtergrond contrasterende letters aangebracht worden en bij helder weer op een afstand van minstens 50 m. leesbaar zijn. Zijn die namen op de zijkant van het schip aangebracht, dan moeten ze aan beide zijden voorkomen. § 3. Zeeschepen moeten overdag hun nationale vlag voeren. Alle andere schepen hijsen hun nationale vlag op verzoek van (de met de politie te water belaste overheid van de federale politie). <KB 1999-05-03/88, art. 23,§1, 004; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 3bis.<Ingevoegd bij KB 2005-09-17/61, art. 46; Inwerkingtreding : 11-10-2005> De reder of beheerder van een schip met een brutotonnenmaat van 300 of meer dat op weg is naar de haven van Antwerpen, Brussel of Luik, deelt ten minste vierentwintig uur voor aankomst of uiterlijk op het tijdstip waarop het schip de vorige haven verlaat, indien de reisduur minder dan vierentwintig uur bedraagt, of zodra de aanloophaven bekend is, indien zij nog niet bekend zou zijn of tijdens de reis wordt gewijzigd aan de bevoegde dienst van het Gewest de in bijlage 3 bedoelde informatie mee.
[1 Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van het eerste lid niet van toepassing op]1 :
a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;
b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;
c) [1 [2 ...]2 ]1
----------
(1)<KB 2010-09-10/45, art. 25, 007; Inwerkingtreding : 30-11-2010>
(2)<KB 2014-11-04/03, art. 29, 010; Inwerkingtreding : 11-12-2014>
Art. 3bis_VLAAMS_GEWEST. <Ingevoegd bij KB 2005-09-17/61, art. 46; Inwerkingtreding : 11-10-2005> De reder of beheerder van een schip met een brutotonnenmaat van 300 of meer dat op weg is naar de haven van Antwerpen, Brussel of Luik, deelt ten minste vierentwintig uur voor aankomst of uiterlijk op het tijdstip waarop het schip de vorige haven verlaat, indien de reisduur minder dan vierentwintig uur bedraagt, of zodra de aanloophaven bekend is, indien zij nog niet bekend zou zijn of tijdens de reis wordt gewijzigd aan [3 de bevoegde diensten]3 de in bijlage 3 bedoelde informatie mee. [1 Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van het eerste lid niet van toepassing op]1 : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst; b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter; c) [1 [2 ...]2 ]1 ----------
(1)<KB 2010-09-10/45, art. 25, 007; Inwerkingtreding : 30-11-2010>
(2)<KB 2014-11-04/03, art. 29, 010; Inwerkingtreding : 11-12-2014>
(3)<BVR 2022-12-23/40, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 3ter.<Ingevoegd bij KB 2005-09-17/61, art. 47; Inwerkingtreding : 11-10-2005> Ieder schip met een brutotonnenmaat van 300 of meer dat zich naar zee begeeft, ongeacht of het tussentijds een haven aanloopt, en dat het gebied binnenvaart van een verplicht scheepsrapportagesysteem dat overeenkomstig voorschrift 11 van hoofdstuk V van S.O.L.A.S. door de IMO is goedgekeurd en overeenkomstig de relevante richtsnoeren en criteria van de IMO mede door de Belgische Staat wordt geëxploiteerd, voldoet aan dat systeem en verstrekt dus de vereiste informatie, onverminderd de aanvullende informatie die kan worden verlangd overeenkomstig IMO-resolutie A.851 (20).
[1 Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van het eerste lid niet van toepassing op]1 :
a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst zijn bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;
b) visserschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;
c) [1 bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.]1
----------
(1)<KB 2010-09-10/45, art. 25, 007; Inwerkingtreding : 30-11-2010>
Art. 3quater.<Ingevoegd bij KB 2005-09-17/61, art. 48; Inwerkingtreding : 11-10-2005> § 1. [2 Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, die internationale reizen maken en die naar zee varen of de haven van Antwerpen, Brussel of Luik aandoen, moeten zijn uitgerust met een automatisch identificatiesysteem (hierna AIS), overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag.]2
§ 2. [2 Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en andere schepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, die niet-internationale reizen maken, moeten zijn uitgerust met een AIS overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag.]2
§ 3. [2 Passagiersschepen van minder dan 15 meter lang of een brutotonnenmaat van minder dan 300 die niet-internationale reizen maken, worden vrijgesteld van de toepassing van de in dit artikel vastgestelde voorschriften inzake AIS.
[3 ...]3 ]2
§ 4. Elk schip dat is uitgerust met een automatisch identificatiesysteem houdt dit te allen tijde operationeel tenzij internationale overeenkomsten, regels of normen voorzien in de bescherming van navigatiegegevens.
§ 5. [1 Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van dit artikel niet van toepassing op]1 :
a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;
b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter [1 onverminderd de bepalingen in artikel 3octies]1 ;
c) [1 [3 ...]3 ]1
----------
(1)<KB 2010-09-10/45, art. 26, 007; Inwerkingtreding : 30-11-2010>
(2)<KB 2012-01-25/02, art. 11, 009; Inwerkingtreding : 16-03-2012>
(3)<KB 2014-11-04/03, art. 30, 010; Inwerkingtreding : 11-12-2014>
Art. 3quinquies.<Ingevoegd bij KB 2005-09-17/61, art. 49; Inwerkingtreding : 11-10-2005> Ieder schip [1 ...]1 dat zich naar zee begeeft, ongeacht of het tussentijds een haven aanloopt, en dat het gebied binnenvaart van een verplicht scheepsrouteringssysteem dat overeenkomstig voorschrift 10 van hoofdstuk V van S.O.L.A.S. door de IMO is goedgekeurd en dat mede door de Belgische Staat wordt geëxploiteerd, maakt van het systeem gebruik overeenkomstig de relevante richtsnoeren en criteria van de IMO.
[1 ...]1
----------
(1)<KB 2014-11-04/03, art. 31, 010; Inwerkingtreding : 11-12-2014>
Art. 3sexies.<Ingevoegd bij KB 2005-09-17/61, art. 50; Inwerkingtreding : 11-10-2005> Ieder schip [2 ...]2 dat zich naar zee begeeft, ongeacht of het tussentijds een haven aanloopt, en dat het gebied binnenvaart waar een verkeersbegeleidingssysteem wordt toegepast dat mede door het bevoegde Gewest wordt geëxploiteerd, neemt deel aan dit verkeersbegeleidingssysteem en voldoet aan de regels ervan, overeenkomstig de richtsnoeren van de IMO.
[1 Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van het eerste lid niet van toepassing op]1 :
a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst zijn bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;
b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;
c) [1 [2 ...]2 ]1
----------
(1)<KB 2010-09-10/45, art. 25, 007; Inwerkingtreding : 30-11-2010>
(2)<KB 2014-11-04/03, art. 32, 010; Inwerkingtreding : 11-12-2014>
Art. 3septies.[1 Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen, met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer, die internationale reizen maken en die naar zee varen of de haven van Antwerpen, Brussel of Luik aandoen, moeten zijn uitgerust met een reisgegevensrecorder (hierna VDR), overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag. Vrachtschepen die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd, mogen zijn uitgerust met een vereenvoudigde reisgegevensrecorder (hierna S-VDR) overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag.
Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer, die op of na 1 juli 2002 zijn gebouwd en die niet-internationale reizen maken, moeten zijn uitgerust met een VDR overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag.
Vrachtschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd en die niet-internationale reizen maken, moeten worden uitgerust met een VDR of een S-VDR overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag.
Passagiersschepen die uitsluitend worden gebruikt voor reizen in andere gebieden dan die van klasse A, zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 maart 2002 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiers-schepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen en van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectie-reglement, worden vrijgesteld van de verplichting om met een VDR te zijn uitgerust.
Schepen, andere dan ro-ro-passagiersschepen, die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd, worden vrijgesteld van de verplichting om met een VDR te worden uitgerust als kan worden aangetoond aan de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is dat de interfacing tussen een VDR en de bestaande uitrusting van het schip onredelijk en onuitvoerbaar is.
Vrachtschepen die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd en die internationale of niet-internationale reizen maken, worden vrijgesteld van de verplichting om met een S-VDR te worden uitgerust als dergelijke schepen permanent buiten dienst worden gesteld binnen de twee jaar na de in hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag gespecificeerde tenuitvoer-leggingsdatum.
Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van dit artikel niet van toepassing op :
a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lidstaat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;
b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;
c) [2 ...]2 ]1
----------
(1)<KB 2012-01-25/02, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 16-03-2012>
(2)<KB 2014-11-04/03, art. 33, 010; Inwerkingtreding : 11-12-2014>
Art. 3septies_VLAAMS_GEWEST. [1 Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen, met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer, die internationale reizen maken en die naar zee varen of de haven van Antwerpen, Brussel of Luik aandoen, moeten zijn uitgerust met een reisgegevensrecorder (hierna VDR), overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag. Vrachtschepen die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd, mogen zijn uitgerust met een vereenvoudigde reisgegevensrecorder (hierna S-VDR) overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag. Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer, die op of na 1 juli 2002 zijn gebouwd en die niet-internationale reizen maken, moeten zijn uitgerust met een VDR overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag. Vrachtschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd en die niet-internationale reizen maken, moeten worden uitgerust met een VDR of een S-VDR overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag. Passagiersschepen die uitsluitend worden gebruikt voor reizen in andere gebieden dan die van klasse A, zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 maart 2002 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiers-schepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen en van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectie-reglement, worden vrijgesteld van de verplichting om met een VDR te zijn uitgerust. Schepen, andere dan ro-ro-passagiersschepen, die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd, worden vrijgesteld van de verplichting om met een VDR te worden uitgerust als kan worden aangetoond aan [3 het voor de binnenvaart met de scheepvaartcontrole belaste personeelslid dat]3 daartoe aangesteld is dat de interfacing tussen een VDR en de bestaande uitrusting van het schip onredelijk en onuitvoerbaar is. Vrachtschepen die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd en die internationale of niet-internationale reizen maken, worden vrijgesteld van de verplichting om met een S-VDR te worden uitgerust als dergelijke schepen permanent buiten dienst worden gesteld binnen de twee jaar na de in hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag gespecificeerde tenuitvoer-leggingsdatum. Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van dit artikel niet van toepassing op : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lidstaat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst; b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter; c) [2 ...]2 ]1 ----------
(1)<KB 2012-01-25/02, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 16-03-2012>
(2)<KB 2014-11-04/03, art. 33, 010; Inwerkingtreding : 11-12-2014>
(3)<BVR 2016-03-18/12, art. 19, 011; Inwerkingtreding : 05-05-2016>
Art. 3octies. [1 Elk vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 15 meter dat de Belgische vlag voert en in de Europese Gemeenschap is geregistreerd, of dienstdoet in de Belgische binnenwateren of territoriale wateren, of zijn vangst aan land brengt in de haven van Antwerpen, Brussel of Luik, moet volgens het hieronder aangegeven tijdschema worden uitgerust met een automatisch identificatiesysteem (AIS) (klasse A) dat voldoet aan de door de IMO ontwikkelde prestatienormen :
a) Elk vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 15 meter moet aan de uitrustingsplicht als bedoeld in dit artikel voldoen overeenkomstig het volgende tijdschema :
- vissersvaartuigen met een lengte over alles van 24 meter of meer, doch minder dan 45 meter : uiterlijk op 31 mei 2012;
- vissersvaartuigen met een lengte over alles van 18 meter of meer, doch minder dan 24 meter : uiterlijk op 31 mei 2013;
- vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter, doch minder dan 18 meter : uiterlijk op 31 mei 2014.
b) Pasgebouwde vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter moeten aan de uitrustingsplicht, als bedoeld in dit artikel, voldoen vanaf 30 november 2010.
Vissersvaartuigen die zijn uitgerust met een AIS houden dit systeem te allen tijde operationeel. In uitzonderlijke omstandigheden mag het AIS worden uitgeschakeld, wanneer dat volgens de kapitein noodzakelijk is voor de veiligheid of de beveiliging van zijn vaartuig.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2010-09-10/45, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 30-11-2010>
Art. 3novies. [1 Schepen waarop Voorschrift 19-1 van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag en de door de IMO aangenomen prestatienormen en functionele eisen van toepassing zijn, worden uitgerust met een LRIT-uitrusting die aan dat voorschrift voldoet, indien zij de haven van Antwerpen, Brussel of Luik aandoen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2010-09-10/45, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 30-11-2010>
Art. 3decies_VLAAMS_GEWEST. [1 Gezagvoerders houden altijd een veilige snelheid aan. Ze houden daarbij onder meer rekening met de lokale omstandigheden, de weersomstandigheden, het scheepvaartverkeer en hun lading. Gezagvoerders regelen de snelheid van hun schip zodanig dat door golfslag, zuiging of door welke andere oorzaak dan ook geen schade toegebracht kan worden aan andere schepen, aan hun afmeermiddelen, aan lading of aan de kunstwerken.]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 3undecies_VLAAMS_GEWEST. [1 Elke marifoon aan boord van een schip is in overeenstemming met en wordt gebruikt conform de bepalingen van het Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart. Elk motorschip waarvan de lengte van de romp meer dan twintig meter bedraagt, is uitgerust met twee goed functionerende marifoons. Tijdens de vaart staat de marifoon voor het schip-schipverkeer en die voor de nautische informatie permanent in de stand "klaar om te zenden" en "klaar om te ontvangen". Het kanaal dat voor de nautische informatie bestemd is, kan maar voor een korte periode worden verlaten, namelijk de tijd om op andere kanalen informatie te zenden of te ontvangen. Dit lid is niet van toepassing op een stadsrondvaartboot als vermeld in artikel 2, 9°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2018 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen. Elk motorschip waarvan de lengte van de romp tussen zeven en twintig meter bedraagt, is uitgerust met een goed functionerende marifoon. Voor een duwstel en voor een gekoppeld samenstel is het tweede lid van toepassing op het schip aan boord waarvan zich de gezagvoerder van het samenstel bevindt. Het is verboden de kanalen voor het schip-schipverkeer, de nautische informatie en het verbinding hebben met de diensten die voor de scheepvaart ingesteld zijn, te gebruiken voor mededelingen die niet voorgeschreven zijn door dit besluit of voor mededelingen die niet in het belang zijn van de veiligheid van de scheepvaart of van de personen aan boord.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.4. Niemand mag, hetzij vrijwillig hetzij onvrijwillig, de veiligheid van de scheepvaart in gevaar brengen of de scheepvaart vertragen door nalatigheid of onbekwaamheid of door manoeuvers uitgevoerd in staat van dronkenschap of in een soortgelijke staat veroorzaakt door het gebruik van verdovende, opwekkende of hallucinatieverwekkende middelen.
Art. 4_VLAAMS_GEWEST. Niemand mag, hetzij vrijwillig hetzij onvrijwillig, de veiligheid van de scheepvaart in gevaar brengen of de scheepvaart vertragen door [1 opzettelijke daden,]1 nalatigheid of onbekwaamheid of door manoeuvers uitgevoerd in staat van dronkenschap of in een soortgelijke staat veroorzaakt door het gebruik van verdovende, opwekkende of hallucinatieverwekkende middelen.
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.5. Iedere kapitein of schipper die buiten de vaargeul vaart doet dat op eigen risico en gevaar.
Art. 5_VLAAMS_GEWEST. Iedere [1 gezagvoerder]1 die buiten de vaargeul vaart doet dat op eigen risico en gevaar.
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 6, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Afdeling II. - Ankeren van schepen.
Afdeling II. VLAAMS_GEWEST.[1 - Ankeren van schepen en gebruik spudpalen.]1
----------
(1)
Art.6. § 1. Schepen kunnen ankeren op de volgende ankerplaatsen :
a) in de " Schaar van de Oude Doel ";
b) onder de linkeroever, bezuiden de lichtenlijn van Liefkenshoek;
c) onder de rechteroever, stroomopwaarts van het baken " Meestoof ", met dien verstande dat :
1° zeeschepen in deze ankerplaats zo dicht mogelijk bij de rechteroever moeten ankeren,
en 2° andere schepen in het zuidelijk deel van deze ankerplaats eveneens zo dicht mogelijk bij de rechteroever, moeten ankeren;
§ 2. Onverminderd het bepaalde in de paragrafen 3 tot 5 van dit artikel en in de artikelen 8 en 33 mag geankerd worden in het gedeelte van de Beneden-Zeeschelde, gelegen tussen het verlengde van de rechte lijn getrokken door de twee richtingspalen geplaatst op ongeveer 1 km stroomopwaarts van het zuidelijk uiteinde van de kaden van Antwerpen, en het verlengde van de rechte lijn getrokken door de richtingspalen van het " Boomke ", met dien verstande dat :
1° zeeschepen moeten ankeren aan de rand van de vaargeul, en
2° andere schepen zo dicht mogelijk bij de oever ten anker moeten komen.
§ 3. In het belang van een veilige scheepvaart mogen de ambtenaren en bedienden van de beheerder de in § 1 en § 2 vermelde ankerplaatsen bestemmen voor door hen aangeduide schepen.
§ 4. In het in § 2 bedoelde gedeelte van de Beneden-Zeeschelde, is het in ieder geval verboden te ankeren :
1° tussen het midden van de vaargeul en de rechteroever, vanaf de zuidelijke grens van de Beneden-Zeeschelde tot aan de rechte lijn getrokken over de stroom vanuit het sectorenlicht 150 m bewesten van het westelijk hoofd van de toegangsgeul tot de Royerssluis;
2° in de zone begrensd, ten zuiden, door een rechte lijn welke op een afstand van 200 m, stroomopwaarts evenwijdig loopt met de rechte lijn die de zuidereinden van de aan beide oevers gelegen pontons (oud Sint-Annaveer) verbindt, en ten noorden, door een rechte lijn welke op een afstand van 200 m, stroomafwaarts evenwijdig loopt met de rechte lijn die de noordereinden van deze pontons verbindt.
§ 5. In het gedeelte van de Beneden-Zeeschelde, gelegen tussen de in § 4, 2° bepaalde zone en een rechte lijn getrokken dwars over de stroom ter hoogte van de noordkant van het loodswezengebouw, mogen alleen zeeschepen met een lengte over alles van 90 m of minder ankeren mits de ambtenaren en bedienden van de beheerder toestemming verlenen. Zeeschepen met een lengte over alles van meer dan 90 m, die bestemd zijn voor of komen van de Boven-Zeeschelde en loodsverrichtingen moeten uitvoeren of douane, immigratie- en andere formaliteiten vervullen, moeten daartoe op de rede van Oosterweel ankeren.
§ 6. Onverminderd het bepaalde in § 1, mogen schepen in de Beneden-Zeeschelde ankeren stroomafwaarts van de richtingsplaten van het " Boomke ". Behalve wanneer het onmogelijk is ankeren zij zo dicht mogelijk aan de rand van de vaargeul zodanig dat de doorgaande vaart niet wordt belemmerd.
Het is echter verboden :
1° zich op te houden of te ankeren vóór of nabij havenmonden, aanlegplaatsen en dergelijke, in bochten of lichtenlijnen, of in de nabijheid van één van die plaatsen, zo dat andere schepen daarvan hinder ondervinden;
2° aan schepen met geringe diepgang in de vaargeul te ankeren.
§ 7. Het is verboden te ankeren aan de zijde van het vaarwater waar het teken is geplaatst bestaande uit een vierkant wit bord met rode boord en rode diagonaal vanuit de linker bovenhoek naar de rechter benedenhoek, met daarop een zwart anker met de hals naar boven gericht.
Art. 6_VLAAMS_GEWEST. [1 De Gemeenschappelijke Nautische Autoriteit bepaalt de locatie waar en de voorwaarden waaronder een vaartuig kan ankeren of gebruikmaken van spudpalen. In het eerste lid wordt verstaan onder spudpalen: een verticale buizenconstructie waarmee schepen zichzelf aan de bodem kunnen vastleggen.]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 8, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Afdeling III. - Meren van schepen.
Art.7. § 1. Het is verboden af te meren vóór of nabij havenmonden, aanlegplaatsen en dergelijke, in bochten of lichtenlijnen of in de nabijheid van één van die plaatsen, zo dat andere schepen daarvan hinder ondervinden.
§ 2. Een aan de Scheldekade gemeerd schip met een lengte over alles van meer dan 180 m mag twee of drie rijene kleinere schepen, en dat met een lengte van 180 m of minder mag een onbepaald aantal kleinere schepen langszij hebben liggen, op voorwaarde dat de totale in beslag genomen breedte gerekend vanaf de kademuur tot en met het buitenste schip niet meer dan 50 m bedraagt.
Voor de Scheldekaden nrs. 27 en 26 mag die breedte niet meer dan 40 m en voor nrs. 29 en 28 niet meer dan 32 m bedragen.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt de stroomwaartse buitenrand van de ponton aan de rechteroever als kademuur beschouwd.
§ 3. Wanneer geen zeeschepen aan de Scheldekaden nrs. 29 tot 26 gemeerd liggen mogen binnenschepen bestemd voor de Kattendijksluis aldaar tijdelijk meren, op voorwaarde dat de totale in beslag genomen breedte gerekend vanaf de kademuur tot en met het buitenste schip respectievelijk niet meer dan 40 m aan kaden nrs. 27 en 26, en 32 m aan kaden nrs. 29 en 28 bedraagt.
§ 4. De dukdalven, gelegen tussen de Kattendijk- en de Royerssluis mogen slechts gebruikt worden voor het tijdelijk meren van binnenschepen, met voorrang voor die welke niet over mechanische voortstuwingsmiddelen beschikken. De aldaar gemeerde schepen mogen, in noordelijke richting, niet meer dan 5 m buiten de meest noordelijke dukdalf uitsteken en de gezamenlijke breedte van die schepen mag niet groter zijn dan 36 m.
§ 5. Schepen bestemd voor de Kattendijksluis, moeten, indien zij niet in de gelegenheid zijn tussen de Royerssluis en het Bonapartedok te meren, in afwachting dat ze de sluis kunnen binnenvaren, ten anker komen onder de linkeroever, onverminderd de toepassing van artikel 6, § 3 en § 4 en van de artikelen 8 en 33.
§ 6. Onder alle omstandigheden kan de havenkapitein van Antwerpen, of zijn gemachtigde, de plaats tussen de Royerssluis en het Bonapartedok geheel of gedeeltelijk doen ontruimen.
§ 7. Schepen die in de stroom aan laad- en lossteigers gemeerd liggen, mogen slechts één binnenschip langszij laten liggen op voorwaarde dat de Schelde-Inlichtingen-Dienst daarvan onverwijld in kennis wordt gesteld.
§ 8. De aan de ponton van de linkeroever (oud Sint-Annaveer) gemeerde schepen mogen niet meer dan 20 m breedte, gerekend vanaf de stroomwaartse rand van de ponton tot en met het buitenste schip, in beslag nemen.
§ 9. 1° Schepen mogen op de stroom slechts gemeerd worden tussen daartoe bestemde meerboeien. Het is verboden schepen te meren aan een bebakingsinrichting. Meerboeien voor publiek gebruik zijn geel gekleurd en gemerkt met een zwart letterteken " P2 ".
2° De gezamenlijke breedte van schepen die hetzij rechtstreeks hetzij onrechtstreeks tussen meerboeien gemeerd liggen, mag 40 m niet te boven gaan.
3° Schepen die hetzij rechtstreeks hetzij onrechtstreeks aan één enkele meerboei vastgemaakt zijn alsook schepen welke tussen meerboeien liggen, worden voor de toepassing van dit reglement als geankerde schepen beschouwd.
§ 10. In uitzonderlijke gevallen, waarover (de met de politie te water belaste overheid van de federale politie) oordeelt, kan deze afwijkingen toestaan op de bepalingen van dit artikel. <KB 1999-05-03/88, art. 23,§2, 004; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Art. 7_VLAAMS_GEWEST. [1 Het is verboden af te meren vóór of nabij havenmonden, aanlegplaatsen en dergelijke, in bochten of lichtenlijnen of in de nabijheid van een van die plaatsen, zodat andere schepen daarvan hinder ondervinden. Schepen mogen op de stroom alleen gemeerd worden tussen de meerboeien die daarvoor bestemd zijn. Het is verboden schepen te meren aan een bebakeningsinrichting. Meerboeien voor publiek gebruik zijn geel gekleurd en gemerkt met een zwart letterteken "P2". De Gemeenschappelijke Nautische Autoriteit bepaalt de voorwaarden voor het gebruik van meerboeien. Schepen die rechtstreeks of onrechtstreeks aan één enkele meerboei vastgemaakt zijn en schepen die tussen meerboeien liggen, worden door de toepassing van dit besluit als geankerde schepen beschouwd.]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 9, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 7bis_VLAAMS_GEWEST. [1 De gezagvoerders dragen er zorg voor dat hun schip, zolang het een ligplaats inneemt, vakkundig is gemeerd. Ze houden daarbij rekening met het getij, de beladingstoestand, de weersomstandigheden en mogelijk voorbijvarende schepen. Het is verboden zodanig af te meren dat het gebruik van de waterweg en zijn aanhorigheden wordt belemmerd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 10, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 7ter_VLAAMS_GEWEST. [1 Een vaartuig kan alleen aan een kade aanmeren als de ligplaats tijdig over een veilige lengte volledig vrij is van scheepvaart.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 10, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Afdeling IV. - Stroken bestemd voor het meren of ankeren van Staatsschepen, schepen voor hulp- en veiligheidsdiensten en van plezierboten.
Afdeling IV. VLAAMS_GEWEST.[1 - Gebruik steigers, pontons en wachtpalen in beheer van de stad Antwerpen, het Havenbedrijf Antwerpen of de beheerder.]1
----------
(1)
Art.8. § 1. Op de Beneden-Zeeschelde zijn drie stroken van de stroom bestemd voor het meren of ankeren van schepen van de Staat, schepen voor hulp- en veiligheidsdiensten en plezierboten.
a) De noordelijke strook is gelegen tussen de linkeroever en het verlengde, in noordelijke richting, van de oostrand van de ponton van de linkeroever (oud Sint-Annaveer) en tussen die ponton en de richtingslijn van twee bakens opgesteld op de linkeroever benoorden voormelde ponton. Deze strook is uitsluitend bestemd voor het meren of ankeren van de staatsschepen en plezierboten.
b) De middelste strook is gelegen tussen de linkeroever en het verlengde, in zuidelijke richting, van de oostrand van de ponton van de linkeroever (oud Sint-Annaveer) en tussen die ponton en de richtingslijn van twee bakens opgesteld op de linkeroever op ongeveer 375 m stroomopwaarts van die ponton, getrokken. Deze strook is uitsluitend bestemd voor het meren of ankeren van de Staatschepen en schepen voor hulp- en veiligheidsdiensten.
c) De zuidelijke strook is gelegen langs de linkeroever, tussen de zuidergrens van de middelste strook en de richtingslijn van twee bakens opgericht stroomopwaarts van voormelde zuidergrens. Naar de as van deze zuidelijke strook door twee of meer lichtboeien bebakend. Deze strook is bestemd voor het meren of ankeren van plezierboten.
§ 2. Het is alle andere dan in § 1 bedoelde schepen verboden zich in voornoemde stroomgedeelten te bevinden. Plezierboten mogen echter deze stroomgedeelten bevaren om de jachthaven binnen of buiten te varen.
In de zuidelijke strook mogen evenwel andere schepen meren of ankeren met toestemming van de ambtenaren en bedienden van de beheerder.
Art. 8_VLAAMS_GEWEST. [1 De beheerder, de havenkapiteinsdienst en de stad Antwerpen kunnen voor de steigers, pontons en wachtpalen die ze in hun respectieve beheer hebben, voorwaarden en gedragsregels bepalen.]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 12, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Afdeling V. - Bepalingen gemeen aan geankerde of gemeerde schepen.
Art.9. § 1. Geankerde schepen blijven op behoorlijke afstand van elkander verwijderd en laten voldoende bewegingsruimte over aan de schepen die achteraankomen. Het is bovendien verboden het anker te werpen binnen de zwaaikring van een ander schip of van een boei.
§ 2. Aan boord van een geankerd schip moet bestendig een voldoende aantal bemanningsleden gehouden worden om steeds de nodige manoeuvers te kunnen uitvoeren om onder meer het schip sneller te doen zwaaien of om meer ketting te steken indien de omstandigheden dit vereisen.
§ 3. Een geankerd schip mag alleen worden vastgemaakt aan de meerboeien bedoeld in artikel 7, § 9.
§ 4. Ongeacht hun meerplaats, mogen schepen slechts gemeerd worden aan de daartoe dienende bolders, palen, meer- en kabelringen. Het is verboden schepen vast te maken inzonderheid aan ladders, palen, oplangers, steunbalken, bovenbalken van borstweringen van staketsels en kaden. Het is eveneens verboden sluisdeuren en draaibruggen als steunpunten te gebruiken.
§ 5. De aan staketsels en kaden of langszijde van andere schepen gemeerde schepen moeten buitenboord voorzien zijn van geschikte en onzinkbare stootkussens of -worsten.
§ 6. 1° Schepen, behalve plezierboten, moeten voorzien zijn van een degelijke loodsladder; bij gebruik moet deze op stevige wijze worden vastgemaakt aan sterke en vaste onderdelen van het schip.
2° Aan boord van een zeeschip moet een lid van de bemanning toezicht houden op de staat en het gebruik van de loodsladder en meer in het bijzonder op de vasthechtingspunten ervan.
In de nabijheid van de loodsladder moet steeds een reddingsboei voor onmiddellijk gebruik klaar liggen en de ladder moet, zo nodig, behoorlijk verlicht worden.
Art. 9_VLAAMS_GEWEST. § 1. Geankerde schepen blijven op behoorlijke afstand van elkander verwijderd en laten voldoende bewegingsruimte over aan de schepen die achteraankomen. Het is bovendien verboden het anker te werpen binnen de zwaaikring van een ander schip of van een boei. § 2. Aan boord van een geankerd schip moet bestendig een voldoende aantal bemanningsleden gehouden worden om steeds de nodige manoeuvers te kunnen uitvoeren om onder meer het schip sneller te doen zwaaien of om meer ketting te steken indien de omstandigheden dit vereisen. § 3. Een geankerd schip mag alleen worden vastgemaakt aan de meerboeien bedoeld in artikel 7, § 9. § 4. Ongeacht hun meerplaats, mogen schepen slechts gemeerd worden aan de daartoe dienende bolders, palen, meer- en kabelringen. Het is verboden schepen vast te maken inzonderheid aan ladders, palen, oplangers, steunbalken, bovenbalken van borstweringen van staketsels en kaden. Het is eveneens verboden sluisdeuren en draaibruggen als steunpunten te gebruiken. § 5. De aan staketsels en kaden of langszijde van andere schepen gemeerde schepen moeten buitenboord voorzien zijn van geschikte en onzinkbare stootkussens of -worsten. § 6. [1 Schepen, behalve plezierboten, moeten voorzien zijn van een loodsladder waarvan de constructie en het gebruik moet voldoen aan voorschrift3-9 van het S.O.L.A.S.]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 13, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.10. § 1. Gemeerde schepen mogen geen anker aan de zijde van het vaarwater uit hebben.
§ 2. Gemeerde binnenschepen moeten voor- of achteraan voldoende ruimte laten opdat andere schepen die van de kade vertrekken of eraan moeten aanleggen, veilig zouden kunnen manoeuvreren. Zij moeten aan de oeverzijde een anker klaar hebben om te laten vallen.
§ 3. Gemeerde of geankerde zeetankschepen moeten ten alle tijde op het voor- en achterschip vastgemaakte en over de scheepszijde tot bijna tegen het watervlak neergelaten sleeplijnen voor onmiddellijk gebruik klaar houden. De sleeplijnen moeten van vonkvrij materiaal vervaardigd en van een oog voorzien zijn.
Art. 10_VLAAMS_GEWEST. § 1. Gemeerde schepen mogen geen anker aan de zijde van het vaarwater uit hebben. § 2. Gemeerde binnenschepen moeten voor- of achteraan voldoende ruimte laten opdat andere schepen die van de kade vertrekken of eraan moeten aanleggen, veilig zouden kunnen manoeuvreren. Zij moeten aan de oeverzijde een anker klaar hebben om te laten vallen. § 3. Gemeerde of geankerde [1 tankschepen]1 moeten ten alle tijde op het voor- en achterschip vastgemaakte en over de scheepszijde tot bijna tegen het watervlak neergelaten sleeplijnen voor onmiddellijk gebruik klaar houden. De sleeplijnen moeten van vonkvrij materiaal vervaardigd en van een oog voorzien zijn.
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 14, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.11. § 1. Gemeerde of geankerde schepen moeten zowel bij dag als bij nacht bewaakt worden opdat ten allen tijde kan worden voldaan aan de voorschriften van artikel 17.
§ 2. De manoeuvers die aan gemeerde of geankerde schepen worden opgelegd door de ambtenaren of bedienden van de beheerder moeten onmiddellijk worden uitgevoerd. Daartoe moeten steeds manschappen aan boord zijn of ter beschikking staan.
§ 3. Aan boord van een geankerd of gemeerd schip moet tuig- en takelwerk dat buiten boord uitsteekt, ingehaald worden wanneer de veiligheid van de scheepvaart daardoor wordt verstoord, of op bevel van de ambtenaren en bedienden van de beheerder.
Art. 11_VLAAMS_GEWEST. § 1. Gemeerde of geankerde schepen moeten zowel bij dag als bij nacht bewaakt worden [1 ...]1. § 2. De manoeuvers die aan gemeerde of geankerde schepen worden opgelegd door de ambtenaren of bedienden van de beheerder moeten onmiddellijk worden uitgevoerd. Daartoe moeten steeds manschappen aan boord zijn of ter beschikking staan. § 3. Aan boord van een geankerd of gemeerd schip moet tuig- en takelwerk dat buiten boord uitsteekt, ingehaald worden wanneer de veiligheid van de scheepvaart daardoor wordt verstoord, of op bevel van de ambtenaren en bedienden van de beheerder.
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.12. § 1. Langszij van elkaar gemeerde schepen moeten de doorgang van personen gedogen tussen de kade en die schepen en tussen die schepen onderling, in zoverre het belang van de scheepvaart of van de personen zelf dit vereist.
De overgang van het ene schip naar het andere geschiedt door middel van een degelijke en veilige loopplank. Dit verkeer is echter niet toegelaten om schepen te laden of te lossen.
§ 2. Schepen die laden of lossen moeten alle maatregelen treffen, en met name een net of een soortgelijke uitrusting plaatsen, om te voorkomen dat voorwerpen of stoffen in het water terechtkomen.
§ 3. Artikel 528, eerste lid, en artikel 531 m.b.t. de toegangsmiddelen tussen schepen onderling, van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming zijn van toepassing op schepen die zich op de Beneden-Zeeschelde bevinden.
Art. 12bis_VLAAMS_GEWEST. [1 Het is verboden een schip af te meren aan een ander schip dat niet behoorlijk gemeerd ligt.]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 16, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Afdeling VI. - Scheepvaartbewegingen.
Art.13. Een schip mag niet opdraaien noch kop vóór nemen in de zone begrensd, ten zuiden door de rechte lijn die op een afstand van 200 m stroomopwaarts evenwijdig loopt met de rechte lijn die de zuidereinden van de aan beide oevers gelegen pontons (oud Sint-Annaveer) verbindt, en ten noorden, door een rechte lijn die op een afstand van 200 m stroomafwaarts evenwijdig loopt met de rechte lijn door de noordereinden van voornoemde pontons.
Art.14. Schepen bestemd voor de dokken plaatsen zich in nuttige rangorde en voeren de vereiste manoeuvers uit zonder de doorvaart van andere schepen te hinderen.
Afdeling VII. - Bijzondere bepalingen voor binnenschepen. - Vaste installaties.
Art.15. § 1. 1° Artikel 2,1° en 2°, de artikelen 4, 5 en 7 alsmede artikel 8 met uitzondering van 3°, van het koninklijk besluit van 15 oktober 1935 houdende Algemeen Reglement der scheepvaartwegen van het Koninkrijk zijn van toepassing op de binnenschepen die zich op de Beneden-Zeeschelde bevinden.
2°
a) Een binnenschip mag niet varen wanneer de afstand tussen de waterspiegel en het laagste punt waarboven het schip niet meer waterdicht is, kleiner is dan 0,60 m. Indien zijn laadruimten echter met behoorlijk vastgemaakte luiken waterdicht zijn afgesloten wordt voormelde afstand tot 0,30 m teruggebracht.
b) In geen geval mag de waterspiegel op geen enkel punt hoger reiken dan de omtreklijn van het vlak van de grootst toegelaten diepgang van het binnenschip.
3° Binnenschepen kunnen te Antwerpen worden gemeten overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 67 tot 78bis van het koninklijk besluit van 15 oktober 1935.
§ 2. 1° De eigenaar, exploitant en schipper van een binnenschip uitgerust met motoren of machines, al dan niet aangewend als voortstuwingsmiddel, moeten zorgen dat wordt voldaan aan wat in het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming is bepaald me betrekking tot motoren of stoommachines.
2° De eigenaar, de exploitant en de schipper van een in een vreemd land teboekgesteld of geregistreerd binnenschip moeten bewijzen dat voldaan is aan de wetten en verordeningen van dat land met betrekking tot de veiligheid van het werk aan motoren of stoommachines.
Art. 15_VLAAMS_GEWEST. § 1. 1° Artikel 2,1° en 2°, de artikelen 4, 5 en 7 alsmede artikel 8 met uitzondering van 3°, van het koninklijk besluit van 15 oktober 1935 houdende Algemeen Reglement der scheepvaartwegen van het Koninkrijk zijn van toepassing op de binnenschepen die zich op de Beneden-Zeeschelde bevinden. 2° a) Een binnenschip mag niet varen wanneer de afstand tussen de waterspiegel en het laagste punt waarboven het schip niet meer waterdicht is, kleiner is dan 0,60 m. Indien zijn laadruimten echter met behoorlijk vastgemaakte luiken waterdicht zijn afgesloten wordt voormelde afstand tot 0,30 m teruggebracht. b) In geen geval mag de waterspiegel op geen enkel punt hoger reiken dan de omtreklijn van het vlak van de grootst toegelaten diepgang van het binnenschip. 3° Binnenschepen kunnen te Antwerpen worden gemeten overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 67 tot 78bis van het koninklijk besluit van 15 oktober 1935. § 2. 1° De eigenaar, exploitant en [1 gezagvoerder]1 van een binnenschip uitgerust met motoren of machines, al dan niet aangewend als voortstuwingsmiddel, moeten zorgen dat wordt voldaan aan wat in het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming is bepaald me betrekking tot motoren of stoommachines. 2° De eigenaar, de exploitant en de [1 gezagvoerder]1 van een in een vreemd land teboekgesteld of geregistreerd binnenschip moeten bewijzen dat voldaan is aan de wetten en verordeningen van dat land met betrekking tot de veiligheid van het werk aan motoren of stoommachines.
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 17, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.16. § 1. Vaste installaties als steigers, dukdalven en andere kunstwerken, die het gemiddeld laagwaterpeil overschrijden, moeten 's nachts of bij een zichtbaarheid van minder dan 2 000 m aan hun uiteinden en zo nodig tussenin aangeduid worden, daar waar dit het best kan worden gezien, door drie lichten geplaatst in vertikale lijn, het bovenste groen en beide andere rood. De onderlinge afstand tussen deze lichten bedraagt ten minsten 0,50 m en ten hoogste 1 m. De lichten moeten rondom op een afstand van ten minste 2 000 m zichtbaar zijn.
§ 2. Indien vaste installaties in de zin van § 1, geplaatst worden om tijdelijk op de stroom of langs de oevers werken uit te voeren worden deze bovendien, bij dag op de plaats waar ze best kunnen gezien worden, aangeduid door twee rode vlaggen loodrecht onder elkaar geplaatst.
§ 3. De bepalingen van § 1 zijn niet van toepassing op vaste installaties van bebakening of verlichting van het vaarwater.
Afdeling VIII. - Algemene maatregelen.
Art.17. § 1. (De met de politie te water belaste overheid van de federale politie of de plaatselijke daartoe aangeduide ambtenaar belast met de scheepvaartcontrole) en de beheerder zijn gemachtigd de maatregelen die zij nodig achten voor te schrijven of aan eigenaars, exploitanten, kapiteins of schippers op te leggen, in de volgende omstandigheden : <KB 1999-05-03/88, art. 23,§3, 004; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
1° Wanneer een schip op onvoldoende wijze of derwijze geankerd of gemeerd ligt dat het de doorvaart van andere schepen hindert of een gevaar oplevert voor de kunstwerken;
2° wanneer schepen, geheel of gedeeltelijk gelicht zijn en plaats moeten ruimen voor schepen van grotere diepgang;
3° wanneer schepen niet op reglementaire wijze geankerd of gemeerd zijn;
4° wanneer een schip dreigt te zinken;
5° wanneer het scheepsverkeer bij ongunstige weersomstandigheden ongevallen zou kunnen veroorzaken;
6° wanneer de kapitein of de wachtdoende, van een varend schip of van een schip dat op punt staat te varen, zich in staat van dronkenschap bevindt of in een soortgelijke staat veroorzaakt door het gebruik van verdovende, opwekkende of hallucinatieverwekkende middelen;
7° en in 't algemeen, telkens als het nodig is om de vrijheid en de veiligheid van de scheepvaart te verzekeren.
§ 2. De eigenaars, exploitanten, kapiteins of schippers moeten de in § 1 vermelde maatregelen onmiddellijk opvolgen, bij gebreke waarvan deze ambtshalve en op hun kosten en risico worden uitgevoerd.
Art. 17_VLAAMS_GEWEST.[1 § 1. Met behoud van de toepassing van artikel 47 van het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende scheepvaartreglement voor de Beneden-Zeeschelde volgt elke gebruiker van de waterweg die onder de toepassing van dit besluit valt, de aanwijzingen en bevelen van tijdelijke aard die in bijzondere gevallen in het belang van de veiligheid van de schepen en van de scheepvaart en voor de instandhouding van de waterweg en de infrastructuur ervan worden gegeven door de met de politie te water belaste overheid van de federale politie, de beheerder, de havenkapiteinsdienst en de stad Antwerpen, ieder in zijn respectieve bevoegdheden. Die aanwijzingen en bevelen van tijdelijke aard kunnen afwijken van de bepalingen van dit besluit. De aanwijzingen en bevelen, vermeld in het eerste lid, worden mondeling of schriftelijk ter kennis gebracht of bekendgemaakt. § 2. Elke gebruiker van de waterweg volgt de aanwijzingen en bevelen, vermeld in paragraaf 1, onmiddellijk op. Als de eigenaars, exploitanten en gezagvoerders niet onmiddellijk de aanwijzingen en bevelen, vermeld in paragraaf 1, opvolgen, worden die aanwijzingen en bevelen ambtshalve en op hun kosten en risico uitgevoerd.]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 18, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 17bis_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. De met politie te water belaste overheid van de federale politie, de beheerder, de havenkapiteinsdienst en de stad Antwerpen kunnen voorwaarden verbinden aan alle mondelinge of schriftelijke toelatingen die met toepassing dit hoofdstuk worden verleend. Als iemand handelt in strijd met een of meer van de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, of als iemand die voorwaarden niet naleeft, wordt die beschouwd gehandeld te hebben zonder toelating. § 2. De houder van een schriftelijke toelating is verplicht die toelating op eerste verzoek voor te leggen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 19, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 17ter_VLAAMS_GEWEST. [1 Reddingstoestellen en -middelen mogen alleen gebruikt worden voor het doel waarvoor ze bestemd zijn. Aanraken, beschadigen, verplaatsen of misbruiken van die reddingstoestellen en -middelen zonder het oogmerk om te redden, is verboden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 19, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 17quater_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. Het is verboden trossen of andere voorwerpen, met uitzondering van fenders en noodsleeplijnen, over boord te hangen. In het eerste lid wordt verstaan onder noodsleeplijn: een staalkabel van voldoende sterkte en lengte, waarvan de ene zijde wordt vastgemaakt aan het schip en waarbij aan de andere zijde in een oog wordt voorzien dat één meter boven de waterlijn met een breekbare lijn wordt vastgehouden. § 2. Tijdens het varen mogen de fenders het water niet raken. § 3. Fenders verkeren in goede staat en zijn vakkundig opgehangen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 19, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 17quinquies_VLAAMS_GEWEST. [1 Het gebruik van werplijnen, waarvan het uiteinde op zulke wijze verzwaard is dat bij het werpen van die lijnen gevaar kan ontstaan of schade of letsel kan worden berokkend, is verboden. Bij het naderen van de meerplaats liggen er op de schepen op het voorschip en op het achterschip voldoende werplijnen en trossen klaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 19, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 17sexies_VLAAMS_GEWEST. [1 Elk schip heeft ter hoogte van de gangway een bemannings- en passagierslijst ter beschikking. In afwijking van het eerste lid moet een passagiersvaartuig dat geen hotelvaartuig is, ter hoogte van de gangway enkel een bemanningslijst ter beschikking hebben. De lijst wordt op eerste verzoek getoond.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 19, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
HOOFDSTUK III. - Instandhouding van de Beneden-Zeeschelde en de aanhorigheden ervan. Bescherming van scheepvaart- en waterstandgestel.
Art.18. § 1. De eigenaar, exploitant, kapitein of schipper van een schip dat aan de grond is gelopen of gezonken is, moet onverwijld na het ongeval :
1° langs de vlugste weg daarvan kennis geven aan de dienst van het loodswezen te Antwerpen of aan (de met de politie te water belaste overheid van de federale politie). <KB 1999-05-03/88, art. 23,§4, 004; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
2° het aan de grond zittend of gezonken schip door middel van de lichten en dagmerken bepaald in artikel 30 van het Scheepvaartreglement voor de Beneden-Zeeschelde, aanwijzen.
§ 2. Personen die wrakken, wrakstukken, tuigen of voorwerpen, met inbegrip van stukken lading laten zinken zijn eveneens onderworpen aan het bepaalde van § 1, 1°. Zij moeten tevens het bepaalde van § 1, 2° naleven tenzij de beheerder oordeelt dat het gezonken wrak, wrakstuk, tuig of voorwerp geen gevaar of belemmering voor de scheepvaart kan uitmaken.
§ 3. Iedere kapitein of schipper is verplicht langs de vlugste weg de dichtstbijzijnde ambtenaar of bediende van de beheerder in te lichten :
1° wanneer hij wrakken, wrakstukken, tuigen of andere voorwerpen, met inbegrip van stukken lading, opmerkt;
2° wanneer een schip zijn lading verliest.
Art. 18_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. De eigenaar, exploitant of gezagvoerder van een schip waarop een incident plaatsvindt, onderneemt onmiddellijk de volgende acties nadat het incident zich heeft voorgedaan: 1° via de snelste weg de verkeerscentrale Zandvliet daarvan op de hoogte brengen. De verkeerscentrale Zandvliet deelt het feit onmiddellijk mee aan de met de politie te water belaste overheid van de federale politie. De melding van die eigenaar, exploitant of gezagvoerder ontslaat de gezagvoerder van het schip in kwestie niet van de plicht om zelf aan boord de nodige maatregelen te treffen om het onheil te bestrijden. Het gebruik van detergenten of dispergeermiddelen voor de reiniging van de scheepsromp, de infrastructuur van de waterweg en zijn aanhorigheden of het oppervlaktewater is verboden, tenzij na voorafgaande toelating van de met de politie te water belaste overheid van de federale politie, de beheerder, de havenkapiteinsdienst of de stad Antwerpen; 2° het aan de grond zittend of gezonken schip met de lichten en de dagmerken, vermeld in artikel 30 van het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende scheepvaartreglement voor de Beneden-Zeeschelde, aanwijzen. In het eerste lid wordt verstaan onder incident: 1° het schip loopt gevaar te zinken of het schip is aan de grond gelopen of gezonken; 2° op het schip ontstaat brand; 3° het schip heeft door aanvaring, stranding of ander zeegevaar al dan niet zichtbare of merkbare averij opgelopen; 4° het schip veroorzaakt schade aan om het even welk deel van de infrastructuur, toestellen, tuigen, of aan andere schepen; 5° het schip heeft abnormale slagzij; 6° het schip verliest lading, brandstof of voorwerpen, of dreigt die te verliezen; 7° het schip is bevuild door een polluerende stof, ongeacht de aard of oorsprong ervan; 8° het schip heeft schade opgelopen aan de romp, de schroef of het roer. Het aanleggen aan of het verlaten van een meerplaats aan de kaaien, meerboeien, steigers en vlotters is verboden zonder voorafgaande toelating na de incidenten, vermeld in het tweede lid. Dat verbod kan opgeheven worden met behoud van de toepassing van het recht om een verklaring te vragen van een scheepvaartdeskundige die de ondernemingsrechtbank erkent en die getuigt dat het bewuste schip zonder verder gevaar of bijkomende vervuiling naar een ligplaats kan varen en een ligplaats kan innemen of verlaten. De kosten voor die verklaring zijn ten laste van het schip, de gezagvoerder, de eigenaar of de bevrachter. De toelating om te varen na inspectie kan ingehouden worden tot de hierboven vermelde kosten zijn betaald of tot zekerheid van betaling is gesteld. De in het derde lid vermelde toelating en opheffing wordt gegeven door de gemachtigde vermeld in het eerste lid, 1°, van deze bepaling, zijnde de met de politie te water belaste overheid van de federale politie, de beheerder, de havenkapiteinsdienst of de stad Antwerpen. § 2. Personen die wrakken, wrakstukken, tuigen of voorwerpen, met inbegrip van stukken lading, laten zinken, zijn onderworpen aan de verplichting, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°. De voormelde personen leven ook de verplichting, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, na, tenzij de beheerder oordeelt dat het gezonken wrak, wrakstuk, tuig of voorwerp geen gevaar of belemmering voor de scheepvaart uitmaakt.]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 20, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.19. § 1. De beheerder van de Beneden-Zeeschelde wordt aangewezen als de openbare overheid waarvan sprake in artikel 12, 3° van de wet van 11 april 1989 houdende goedkeuring en uitvoering van diverse internationale akten inzake de zeevaart.
§ 2. Het besluit van de beheerder om ten aanzien van een schip gebruik te maken van de prerogatieven vermeld in artikel 14, eerste lid, van de voormelde wet van 11 april 1989, wordt bekendgemaakt in de Berichten aan de Zeevarenden, als het om een zeeschip gaat, en in de Berichten aan de schipperij als het om een binnenschip gaat.
§ 3. (De met de politie te water belaste overheid van de federale politie) is gelast met het vasthouden of het in beslag nemen, vermeld in artikel 17, § 1, derde lid, van de voormelde wet van 11 april 1989. <KB 1999-05-03/88, art. 23,§5, 004; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Art. 19_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 21, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.20. Iedere kapitein of schipper die door om het even welke oorzaak een boei of baken heeft beschadigd of heeft verplaatst, moet daarvan onverwijld kennis geven aan de dienst van het loodswezen te Antwerpen die het feit onmiddellijk mededeelt aan (de met de politie te water belaste overheid van de federale politie). <KB 1999-05-03/88, art. 23,§5, 004; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
De kapitein of schipper van een schip dat niet met een radiozender is uitgerust moet voornoemd voorval onmiddellijk bij de aankomst in de eerste aanleghaven aangeven. Indien deze een Belgische Haven is wordt de aangifte gedaan bij de chef van de plaatselijke dienst van het loodswezen. Indien het een buitenlandse haven betreft ofwel bij de dichtstbij gevestigde Belgische consulaire agent ofwel bij de plaatselijke maritieme overheden.
Art. 20_VLAAMS_GEWEST. Iedere [1 gezagvoerder]1 die door om het even welke oorzaak een boei of baken heeft beschadigd of heeft verplaatst, moet daarvan onverwijld kennis geven aan de [1 verkeerscentrale Zandvliet]1 die het feit onmiddellijk mededeelt aan (de met de politie te water belaste overheid van de federale politie). <KB 1999-05-03/88, art. 23,§5, 004; Inwerkingtreding : 01-04-1999> [1 ...]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 22, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.21. Iedereen moet van het verdwijnen van boeien of baken of het uitdoven of defecte werking van lichtboeien of -bakens onverwijld en langs de vlugste weg kennis geven aan de dienst van het loodswezen te Antwerpen, die het feit onmiddellijk mededeelt aan (de met de politie te water belaste overheid van de federale politie). <KB 1999-05-03/88, art. 23,§5, 004; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Art. 21_VLAAMS_GEWEST. Iedereen moet van het verdwijnen van boeien of baken of het uitdoven of defecte werking van lichtboeien of -bakens onverwijld en langs de vlugste weg kennis geven aan de [1 verkeerscentrale Zandvliet]1, die het feit onmiddellijk mededeelt aan (de met de politie te water belaste overheid van de federale politie). <KB 1999-05-03/88, art. 23,§5, 004; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.22. Meerboeien bestemd voor privé-gebruik mogen in de stroom geplaatst worden met de toestemming van de beheerder die over de opportuniteit van het plaatsen oordeelt met inachtneming van de veiligheid van de scheepvaart, van de instandhouding van het vaarwater en zijn aanhorigheden en van het openbaar belang.
Art. 22_VLAAMS_GEWEST. [1 Bij ambtshalve verwijdering door overheidsdiensten van onrechtmatig gestorte voorwerpen of stoffen zijn de kosten ten laste van de overtreder.]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 24, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.23. § 1. Het is verboden :
1° in de stroom of in de kanalen, grachten of greppels die ervan afhangen, enig voorwerp te werpen, te laten drijven of vloeien waardoor de bodem rechtstreeks of onrechtstreeks zou kunnen worden verhoogd, alsmede daarin enige vaste of vloeibare stof te storten of te lozen, onder meer olie, olieafval, radioactieve produkten of afvalstoffen, of giftige neerslag te veroorzaken waardoor de scheepvaart kan worden gehinderd, de vrije doorstroming van het water kan worden belemmerd, of die schade kunnen aanrichten aan schepen of andere drijvende tuigen;
2° de bedding van de stroom te wijzigen of zijn aanhorigheden te beschadigen;
3° op de oever of andere aanhorigheden van de stroom, voorwerpen of stoffen te werpen of uit te storten;
4° touwen, kabels, kettingen en dergelijke vast te maken aan bomen, leuningen, palen of pylonen van elektrische lijnen, van seininrichtingen, van radar- en zendtoestellen en, in 't algemeen, zo te meren dat hierdoor schade kan worden berokkend aan scheepvaartinstallaties of hydrografische toestellen of merken;
5° het verkeer op de kaden en oevers en op de andere aanhorigheden van de stroom, te hinderen of te belemmeren.
§ 2. Behoudens vergunning van de beheerder, is het verboden :
1° enig werk uit te voeren, beplantingen aan te brengen, te graven of enig voorwerp neer te leggen in de bedding, op de oevers en andere aanhorigheden van de stroom;
2° met trekdieren of voertuigen op dijken te rijden waarop geen openbare wegen zijn aangelegd en op de oevers en andere aanhorigheden van de stroom, gelijk welk vee te laten lopen of grazen. Onbewaakt vee wordt op kosten van de eigenaars geschut.
De onder 2° hierboven vermelde verbodsbepalingen zijn niet van toepassing op de aangelanden die op hun goederen alle rechten behouden welke met de erfdienstbaarheid van overgang verenigbaar zijn.
§ 3. Behoudens vergunning van de beheerder is het verboden :
1° rechtstreeks of onrechtstreeks het water van de stroom af te leiden;
2° op de oevers of op de andere aanhorigheden van de stroom badplaatsen, sport- of kampeerterreinen in te richten;
3° goederen op de aanhorigheden van de stroom te stapelen.
Voormelde vergunning houdt de voorwaarden in waaraan de waterafvoer, de inrichting der terreinen of de opstelling der goederen onderworpen is.
Art.24. § 1. Wanneer ijsgang op handen is of overstroming dreigt, moeten al de voorwerpen, die meegesleept kunnen worden of ongevallen kunnen veroorzaken, door de betrokken eigenaars, bezitters of gebruikers onmiddellijk verwijderd worden.
§ 2. Meerboeien welke voor privé-gebruik in de stroom zijn geplaatst, moeten in dezelfde omstandigheden, door eigenaars, bezitters of gebruikers weggenomen worden.
Art. 24_VLAAMS_GEWEST. § 1. Wanneer ijsgang op handen is of overstroming dreigt, moeten al de voorwerpen, die meegesleept kunnen worden of ongevallen kunnen veroorzaken, door de betrokken eigenaars, bezitters of gebruikers onmiddellijk verwijderd worden. § 2. [1 ...]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 25, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.25. De watervanginrichtingen moeten in goede staat onderhouden worden; de schuiven moeten goed sluiten en bij waterschaarste, overlast van water of ijsgang, moeten zij bediend worden volgens de bevelen van de beheerder.
Art.26. § 1. De beheerder is gemachtigd die maatregelen voor te schrijven of op te leggen die hij nodig acht om de afloop van het water te vergemakkelijken of om de instandhouding van de stroom en zijn aanhorigheden te verzekeren.
§ 2. De personen ten opzichte van wie de in § 1 bedoelde maatregelen werden gesteld, moeten deze onmiddellijk opvolgen, bij gebreke waarvan de maatregelen ambtshalve en op hun kosten en risico worden uitgevoerd.
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen voor schepen die (gevaarlijke of verontreinigende stoffen) vervoeren.
Afdeling I. - Bepalingen voor zeeschepen.
Art.27.<KB 1996-02-09/36, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995> § 1. (Schepen die gevaarlijke of verontreinigende stoffen vervoeren) en die vertrokken zijn uit een buiten de Gemeenschap gelegen haven met bestemming de haven van Antwerpen, Brussel of Luik, mogen de Beneden-Zeeschelde pas opvaren op voorwaarde dat de exploitant (uiterlijk bij de afvaart uit de haven van belading of althans zodra de haven van bestemming of ankerplaats bekend is, zo deze niet bij de afvaart bekend zou zijn), de havenkapiteinsdienst van de bestemmingshaven alle gegevens zoals voorzien (in bijlage 1) heeft medegedeelt. <KB 2000-01-21/39, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 2000-04-08> <KB 2005-09-17/61, art. 53, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005>
§ 2. Ten aanzien van de vaststelling of gevaarlijke stoffen van klasse 1 van de I.M.D.G.-Code in massa kunnen exploderen, is het oordeel van het hoofd van de Dienst der Springstoffen van het Ministerie van Economische Zaken bindend.
§ 3. [1 Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 niet van toepassing op]1 :
a) oorlogsschepen en andere schepen van de overheid die voor niet commerciële doeleinden worden gebruik;
b) [1 bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.]1
(c) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter.) <KB 2005-09-17/61, art. 53, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005>
----------
(1)<KB 2010-09-10/45, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 30-11-2010>
Art.28.<KB 1996-02-09/36, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995> § 1. (Schepen die gevaarlijke of verontreinigende stoffen vanuit de haven van Antwerpen, Brussel of Luik vervoeren) over de Beneden-Zeeschelde mogen die haven slechts verlaten nadat hun exploitant, vooraf de havenkapiteinsdienst van die haven alle gegevens zoals voorzien (in bijlage 1) heeft medegedeeld. <KB 2000-01-21/39, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 2000-04-08> <KB 2005-09-17/61, art. 54, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005>
§ 2. Deze melding dient minstens 4 uur voor afvaart te geschieden.
§ 3. Voor de toepassing van § 1 worden met (schepen die gevaarlijke of verontreinigende stoffen vervoeren) gelijkgesteld : schepen die met dergelijke stoffen beladen zijn geweest, maar waarvoor hetzij door een erkende deskundige, hetzij door of vanwege de bevoegde overheid nog geen verklaring is afgegeven waarin bevestigd wordt dat het schip geen gevaarlijke of verontreinigende stoffen meer bevat. <KB 2005-09-17/61, art. 54, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005>
§ 4. [1 Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 niet van toepassing op]1 :
a) oorlogsschepen en andere schepen van de overheid die voor niet commerciële doeleinden worden gebruikt;
b) [1 bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.]1
(c) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter.) <KB 2005-09-17/61, art. 54, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005>
----------
(1)<KB 2010-09-10/45, art. 31, 007; Inwerkingtreding : 30-11-2010>
Art. 28bis. [1 § 1. Vrijstelling van de eisen van de artikelen 27, § 1, en 28 kan worden verleend voor lijndiensten tussen de havens van Antwerpen, Brussel en Luik, of tussen de havens van Antwerpen, Brussel of Luik en een andere Belgische haven wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan :
a) de maatschappij die deze lijndiensten exploiteert, houdt een lijst bij van de betrokken schepen en deelt die lijst mee aan de bevoegde dienst van het bevoegde gewest, en werkt deze bij;
b) telkens als de reis wordt uitgevoerd, wordt de in bijlage 1, indien toepasselijk, genoemde informatie ter beschikking gehouden van de bevoegde dienst van het bevoegde gewest, indien deze daarom verzoekt. De maatschappij zet een intern systeem op waarmee genoemde inlichtingen 24 uur per dag direct na het verzoek, elektronisch aan de bevoegde dienst van het bevoegde gewest kunnen worden doorgegeven;
c) alle afwijkingen van de verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming of bij het loodsstation van drie uur of meer worden, indien toepasselijk, meegedeeld aan de haven van aankomst of aan de bevoegde dienst van het bevoegde gewest;
d) vrijstellingen worden alleen verleend aan individuele schepen op een specifieke dienst.
De vrijstelling bedoeld in het eerste lid wordt toegekend door de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt de dienst alleen als lijndienst beschouwd als het de bedoeling is dat hij ten minste één maand wordt geëxploiteerd.
Vrijstellingen van de in de artikelen 27, § 1, en 28 neergelegde eisen blijven beperkt tot reizen met een geplande duur van maximaal 12 uur.
§ 2. Wanneer een internationale lijndienst tussen de haven van Antwerpen, Brussel of Luik en één of meer lidstaten wordt geëxploiteerd, kan de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is vrijstelling verlenen van de eisen van paragraaf 1 overeenkomstig de voorwaarden van paragraaf 1 indien de betrokken lidstaat of lidstaten daarom verzoeken.
Wanneer een internationale lijndienst tussen de haven van Antwerpen, Brussel of Luik en één of meer andere lidstaten wordt geëxploiteerd, kan de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is vragen aan de betrokken lidstaat of lidstaten om vrijstelling te verlenen van de eisen van paragraaf 1 overeenkomstig de voorwaarden van paragraaf 1.
Wanneer een internationale lijndienst tussen de haven van Antwerpen, Brussel of Luik en één of meer andere lidstaten wordt geëxploiteerd, werkt de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is samen met alle betrokken lidstaten met inbegrip van de betrokken kuststaten om een vrijstelling voor de betreffende dienst te verlenen van de eisen van paragraaf 1 overeenkomstig de voorwaarden van paragraaf 1.
§ 3. De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, controleren regelmatig of aan de voorwaarden van paragraaf 1 wordt voldaan. Wanneer niet meer wordt voldaan aan ten minste één van deze voorwaarden, trekken de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn het voorrecht van de vrijstelling voor de betrokken maatschappij onmiddellijk in.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2010-09-10/45, art. 32, 007; Inwerkingtreding : 30-11-2010>
Art. 28bis_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. Vrijstelling van de eisen van de artikelen 27, § 1, en 28 kan worden verleend voor lijndiensten tussen de havens van Antwerpen, Brussel en Luik, of tussen de havens van Antwerpen, Brussel of Luik en een andere Belgische haven wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan : a) de maatschappij die deze lijndiensten exploiteert, houdt een lijst bij van de betrokken schepen en deelt die lijst mee aan de bevoegde dienst van het bevoegde gewest, en werkt deze bij; b) telkens als de reis wordt uitgevoerd, wordt de in bijlage 1, indien toepasselijk, genoemde informatie ter beschikking gehouden van de bevoegde dienst van het bevoegde gewest, indien deze daarom verzoekt. De maatschappij zet een intern systeem op waarmee genoemde inlichtingen 24 uur per dag direct na het verzoek, elektronisch aan de bevoegde dienst van het bevoegde gewest kunnen worden doorgegeven; c) alle afwijkingen van de verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming of bij het loodsstation van drie uur of meer worden, indien toepasselijk, meegedeeld aan de haven van aankomst of aan de bevoegde dienst van het bevoegde gewest; d) vrijstellingen worden alleen verleend aan individuele schepen op een specifieke dienst. De vrijstelling bedoeld in het eerste lid wordt toegekend door de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren [2 of de personeelsleden die voor de binnenvaart belast zijn met de scheepvaartcontrole, ieder wat hem of haar betreft en]2 die daartoe aangesteld zijn. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de dienst alleen als lijndienst beschouwd als het de bedoeling is dat hij ten minste één maand wordt geëxploiteerd. Vrijstellingen van de in de artikelen 27, § 1, en 28 neergelegde eisen blijven beperkt tot reizen met een geplande duur van maximaal 12 uur. § 2. Wanneer een internationale lijndienst tussen de haven van Antwerpen, Brussel of Luik en één of meer lidstaten wordt geëxploiteerd, kan de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar [2 of het personeelslid dat voor de binnenvaart belast is met de scheepvaartcontrole]2 die daartoe aangesteld is vrijstelling verlenen van de eisen van paragraaf 1 overeenkomstig de voorwaarden van paragraaf 1 indien de betrokken lidstaat of lidstaten daarom verzoeken. Wanneer een internationale lijndienst tussen de haven van Antwerpen, Brussel of Luik en één of meer andere lidstaten wordt geëxploiteerd, kan de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar [2 of het personeelslid dat voor de binnenvaart belast is met de scheepvaartcontrole]2 die daartoe aangesteld is vragen aan de betrokken lidstaat of lidstaten om vrijstelling te verlenen van de eisen van paragraaf 1 overeenkomstig de voorwaarden van paragraaf 1. Wanneer een internationale lijndienst tussen de haven van Antwerpen, Brussel of Luik en één of meer andere lidstaten wordt geëxploiteerd, werkt de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar [2 of het personeelslid dat voor de binnenvaart belast is met de scheepvaartcontrole]2 die daartoe aangesteld is samen met alle betrokken lidstaten met inbegrip van de betrokken kuststaten om een vrijstelling voor de betreffende dienst te verlenen van de eisen van paragraaf 1 overeenkomstig de voorwaarden van paragraaf 1. § 3. De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren [2 of de personeelsleden die voor de binnenvaart belast zijn met de scheepvaartcontrole, ieder wat hem of haar betreft en]2 die daartoe aangesteld zijn, controleren regelmatig of aan de voorwaarden van paragraaf 1 wordt voldaan. Wanneer niet meer wordt voldaan aan ten minste één van deze voorwaarden, trekken de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren [2 of de personeelsleden die voor de binnenvaart belast zijn met de scheepvaartcontrole, ieder wat hem of haar betreft en]2 die daartoe aangesteld zijn het voorrecht van de vrijstelling voor de betrokken maatschappij onmiddellijk in.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2010-09-10/45, art. 32, 007; Inwerkingtreding : 30-11-2010>
(2)<BVR 2016-03-18/12, art. 21, 011; Inwerkingtreding : 05-05-2016>
Art.29. <KB 1996-02-09/36, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995> § 1. (Schepen die gevaarlijke of verontreinigende stoffen vervoeren) moeten zich minstens 4 uur voor het bevaren van de Beneden-Zeeschelde melden aan het Vessel Traffic Service Scheldemonden. <KB 2005-09-17/61, art. 55, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005>
§ 2. De melding bedoeld in § 1 dient te omvatten :
1° de gegevens voorzien (in bijlage 1 onder de punten 1 tot en met 5 en 9;) <KB 2000-01-21/39, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 2000-04-08>
2° de opgave van broei, brand, schade aan het zeeschip of lading of een vermoeden daarvan;
3° de mededeling van eventuele tekortkomingen of voorvallen die de normale veilige bestuurbaarheid van het schip kunnen verminderen, een veilige en vlotte doorvaart nadelig kunnen beïnvloeden of een gevaar kunnen meebrengen voor het milieu.
Art. 29_VLAAMS_GEWEST. <KB 1996-02-09/36, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995> § 1. (Schepen die gevaarlijke of verontreinigende stoffen vervoeren) moeten zich minstens 4 uur voor het bevaren van de Beneden-Zeeschelde melden aan [1 de verkeerscentrale Zandvliet]1. <KB 2005-09-17/61, art. 55, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005> § 2. De melding bedoeld in § 1 dient te omvatten : 1° de gegevens voorzien (in bijlage 1 onder de punten 1 tot en met 5 en 9;) <KB 2000-01-21/39, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 2000-04-08> 2° de opgave van broei, brand, schade aan het zeeschip of lading of een vermoeden daarvan; 3° de mededeling van eventuele tekortkomingen of voorvallen die de normale veilige bestuurbaarheid van het schip kunnen verminderen, een veilige en vlotte doorvaart nadelig kunnen beïnvloeden of een gevaar kunnen meebrengen voor het milieu.
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 26, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.30. Op de Beneden-Zeeschelde mogen zeeschepen de volgende hoeveelheden ontplofbare stoffen van klasse 1 van de " I.M.D.G.-Code " aan boord hebben :
1. gevarengroep 1.1. of 1.5. : 30 000 kg. bruto;
2. gevarengroep 1.2. of 1.3. : 120 000 kg. bruto;
3. gevarengroep 1.4. : een onbeperkte hoeveelheid,
op voorwaarde dat de stuwage- en segregatiebepalingen van de I.M.D.G.-Code of de Belgische reglementering ter zake zoals omschreven in artikel 35, worden aangehouden.
Art.31. § 1. De kapitein van een zeeschip dat beladen is met (gevaarlijke of verontreinigende stoffen) dient er zorg voor te dragen : <KB 1996-02-09/36, art. 6, 1°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995>
1. dat het vervoer geschiedt met inachtneming van de I.M.D.G.-Code, de I.M.O. Code of Safe Practice for Solid Bulk Cargoes, de I.M.O. Gas Carrier Code en de I.M.O. Bulk Chemical Codes;
2. dat aan boord van het zeeschip doeltreffende maatregelen zijn genomen ter voorkoming en bestrijding van brand overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens S.O.L.A.S.;
3. dat in overeenstemming met de eisen van goed zeemanschap de nodige maatregelen worden getroffen en er aan boord schriftelijke instructies aanwezig zijn, conform met de door de I.M.O. ter zake gegeven aanbevelingen, die aangeven welke maatregelen moeten worden genomen ten aanzien van de (gevaarlijke of verontreinigende stoffen) die worden vervoerd indien zich een ongeval of een voorval voordoet dat gevaar kan opleveren; <KB 1996-02-09/36, art. 6, 1°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995>
4. dat nadere aanwijzingen gegeven door de bevoegde autoriteit in aanvulling op de voorzieningen van dit hoofdstuk, worden opgevolgd;
5. dat er steeds marifoonverbinding met de (Vessel Traffic Service Scheldemonden) wordt gehandhaafd; <KB 1996-02-09/36, art. 6, 2°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995>
6. dat de voorschriften voor de seinvoering voorzien (in artikel 34, § 1) worden toegepast. <KB 2000-01-21/39, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 2000-04-08>
(7° dat er gebruik gemaakt wordt van de diensten van een loods die bevoegd is voor de Beneden-Zeeschelde;
8° dat de checklist, waarvan het model is voorzien (in bijlage 2), bij het aan boord komen van de loods nauwkeurig en waarheidsgetrouw is ingevuld en afgegeven wordt aan de loods.) <AR 1996-02-09/36, art. 6, 3°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995> <KB 2000-01-21/39, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 2000-04-08>
§ 2. De kapitein van een zeetankschip beladen met vloeibaar gemaakte gassen in bulk die onder de I.M.O. Gas Carrier Code vallen, moet bovendien volgende voorschriften in acht nemen :
1° (...); <KB 1996-02-09/36, art. 6, 4°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995>
(1°) er dienen voldoende bekwame bemanningsleden beschikbaar te zijn om het zeeschip veilig te kunnen manoeuvreren; <KB 1996-02-09/36, art. 6, 4°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995>
(2°) er dient zekerheid te bestaan dat in de tanks geen gevaarlijke overdruk aanwezig is; <KB 1996-02-09/36, art. 6, 4°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995>
(3°) er dient onafgebroken marifoon luisterwacht te worden gehouden; <KB 1996-02-09/36, art. 6, 4°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995>
(4°) de boordradar moet bijstaan; <KB 1996-02-09/36, art. 6, 4°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995>
(5°) de tanks mogen niet schoongemaakt, ontgast en gespoeld worden zonder toestemming van de bevoegde overheid; <KB 1996-02-09/36, art. 6, 4°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995>
(6°) het afvaren is verboden of het varen moet voor zover mogelijk worden onderbroken door te ankeren bij een zicht van 2 000 m of minder; <KB 1996-02-09/36, art. 6, 4°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995>
(7°) het voornemen tot ankeren dient te worden gemeld aan de (Vessel Traffic Service Scheldemonden); <KB 1996-02-09/36, art. 6, 4° en 5°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995>
(8°) de bouw en de uitrusting van het zeeschip moeten beantwoorden aan de I.M.O. Gas Carrier Codes en er dienen aan boord geldige bescheiden aanwezig te zijn, ten bewijze daarvan en die zijn afgegeven door of vanwege de vlaggestaat en welke steeds op eerste vordering ter inzage dienen te worden afgegeven aan de bevoegde autoriteiten. <KB 1996-02-09/36, art. 6, 4°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995>
Art. 31_VLAAMS_GEWEST. § 1. De [1 gezagvoerder]1 van een zeeschip dat beladen is met (gevaarlijke of verontreinigende stoffen) dient er zorg voor te dragen : <KB 1996-02-09/36, art. 6, 1°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995> 1. dat het vervoer geschiedt met inachtneming van de I.M.D.G.-Code, de I.M.O. Code of Safe Practice for Solid Bulk Cargoes, de I.M.O. Gas Carrier Code en de I.M.O. Bulk Chemical Codes; 2. dat aan boord van het zeeschip doeltreffende maatregelen zijn genomen ter voorkoming en bestrijding van brand overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens S.O.L.A.S.; 3. dat in overeenstemming met de eisen van goed zeemanschap de nodige maatregelen worden getroffen en er aan boord schriftelijke instructies aanwezig zijn, conform met de door de I.M.O. ter zake gegeven aanbevelingen, die aangeven welke maatregelen moeten worden genomen ten aanzien van de (gevaarlijke of verontreinigende stoffen) die worden vervoerd indien zich een ongeval of een voorval voordoet dat gevaar kan opleveren; <KB 1996-02-09/36, art. 6, 1°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995> 4. dat nadere aanwijzingen gegeven door de bevoegde autoriteit in aanvulling op de voorzieningen van dit hoofdstuk, worden opgevolgd; 5. dat er steeds marifoonverbinding met de [1 verkeerscentrale Zandvliet]1 wordt gehandhaafd; <KB 1996-02-09/36, art. 6, 2°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995> 6. dat de voorschriften voor de seinvoering voorzien (in artikel 34, § 1) worden toegepast. <KB 2000-01-21/39, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 2000-04-08> (7° dat er gebruik gemaakt wordt van de diensten van een loods die bevoegd is voor de Beneden-Zeeschelde; 8° dat de checklist, waarvan het model is voorzien (in bijlage 2), bij het aan boord komen van de loods nauwkeurig en waarheidsgetrouw is ingevuld en afgegeven wordt aan de loods.) <AR 1996-02-09/36, art. 6, 3°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995> <KB 2000-01-21/39, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 2000-04-08> § 2. De [1 gezagvoerder]1 van een [1 tankschip]1 beladen met vloeibaar gemaakte gassen in bulk die onder de I.M.O. Gas Carrier Code vallen, moet bovendien volgende voorschriften in acht nemen : 1° (...); <KB 1996-02-09/36, art. 6, 4°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995> (1°) er dienen voldoende bekwame bemanningsleden beschikbaar te zijn om het zeeschip veilig te kunnen manoeuvreren; <KB 1996-02-09/36, art. 6, 4°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995> (2°) er dient zekerheid te bestaan dat in de tanks geen gevaarlijke overdruk aanwezig is; <KB 1996-02-09/36, art. 6, 4°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995> (3°) er dient onafgebroken marifoon luisterwacht te worden gehouden; <KB 1996-02-09/36, art. 6, 4°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995> (4°) de boordradar moet bijstaan; <KB 1996-02-09/36, art. 6, 4°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995> (5°) de tanks mogen niet schoongemaakt, ontgast en gespoeld worden zonder toestemming van de bevoegde overheid; <KB 1996-02-09/36, art. 6, 4°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995> (6°) het afvaren is verboden of het varen moet voor zover mogelijk worden onderbroken door te ankeren bij een zicht van 2 000 m of minder; <KB 1996-02-09/36, art. 6, 4°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995> (7°) het voornemen tot ankeren dient te worden gemeld aan de [1 verkeerscentrale Zandvliet]1; <KB 1996-02-09/36, art. 6, 4° en 5°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995> (8°) de bouw en de uitrusting van het zeeschip moeten beantwoorden aan de I.M.O. Gas Carrier Codes en er dienen aan boord geldige bescheiden aanwezig te zijn, ten bewijze daarvan en die zijn afgegeven door of vanwege de vlaggestaat en welke steeds op eerste vordering ter inzage dienen te worden afgegeven aan de bevoegde autoriteiten. <KB 1996-02-09/36, art. 6, 4°, 002; Inwerkingtreding : 13-09-1995>
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 27, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Afdeling II. - Bepalingen voor alle schepen.
Art.32. <KB 2000-01-21/39, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 2000-04-08> Onverminderd de bepalingen van artikel 31 mag een schip dat met een der gevaarlijke stoffen vermeld in artikel 34 is geladen of dat met een van die stoffen was geladen doch nadien nog niet gereinigd of ontgast is of waarvan de residu's van die stoffen nog niet chemisch inert gemaakt zijn, 's nachts en bij een zicht van 2 000 m of minder slechts varen onder de volgende voorwaarden :
1° het schip moet uitgerust zijn met een goed werkende radar;
2° de radar moet gedurende het gehele traject in werking zijn;
3° er dient bestendig contact mogelijk te zijn via de marifoon;
4° degene die daadwerkelijk de navigatie van het schip waarneemt dient in het bezit te zijn van een radarbrevet of een gelijkwaardig document.
Art.33. Tenzij met toestemming van de beheerder mag elk schip dat met één der gevaarlijke stoffen (vermeld in artikel 34) is geladen, of dat met één van die stoffen was geladen doch nadien niet gasvrij werd verklaard, wanneer het aan die verplichting onderworpen is, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 6 en 7, niet ankeren noch meren in het gedeelte van de Beneden-Zeeschelde gelegen tussen het verlengde van de rechte lijn getrokken door de twee richtingspalen geplaatst op ongeveer 1 km stroomopwaarts van het zuidelijk uiteinde van de kaden van Antwerpen, en de rechte lijn getrokken dwars over de stroom vanuit het sectorenlicht 150 meter bewesten het westelijk hoofd van de toegangsgeul tot de Royerssluis. <KB 2000-01-21/39, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 2000-04-08>
Art. 33_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 28, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.34.<KB 2000-01-21/39, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 2000-04-08> § 1. Een zeeschip dat een van de volgende gevaarlijke stoffen vervoert :
1° stoffen van klasse 1, gevarengroep 1.1 en 1.5, van de IMDG-Code, indien het schip in totaal meer vervoert dan 100 kg bruto,
2° stoffen van klasse 1, gevarengroep 1.2, 1.3 of 1.4 of stoffen van klasse 5.2, deze laatste voor zover de verpakking overeenkomstig de IMDG-Code moet zijn voorzien van een gevaarsetiket : " ontplofbaar ", indien het schip in totaal meer vervoert dan 1 000 kg bruto,
3° stoffen van klasse 2, die overeenkomstig de IMDG-Code moeten zijn voorzien van een gevaarsetiket : " giftig ", indien het schip in totaal meer vervoert dan 1 000 kg bruto,
4° stoffen behorende tot één der gevarenklassen van de IMDG-Code, voor zover deze in bulk per tankschip worden vervoerd, ongeacht de hoeveelheid,
moet, behalve de lichten of dagmerken die worden voorgeschreven bij de overige bepalingen van dit reglement, tonen :
- bij nacht : een rondom zichtbaar rood helder licht;
- bij dag : de seinvlag B van het Internationaal Seinboek.
Dit licht of deze seinvlag moeten worden geplaatst daar waar zij het best kunnen worden gezien en op een hoogte van ten minste 6 m boven het dek.
§ 2. [1 ...]1.
§ 3. [1 Paragraaf 1 is ook van toepassing op tankschepen die, na het lossen van de in § 1 bedoelde stoffen, nog niet gereinigd of ontgast zijn of waarvan de residu's van die stoffen nog niet chemisch inert gemaakt zijn.]1
----------
(1)<KB 2011-07-04/01, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 30-06-2011>
Art.35. Naast het bepaalde bij dit hoofdstuk, zijn mede van toepassing :
1° het koninklijk besluit van 3 september 1958 houdende reglementering van het vervoer, de berging en de verkoop van ammoniumnitraat en van mengsels daarvan;
2° het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen, met uitzondering van de artikelen 121 tot 123.
Afdeling III. - Verplichtingen van uitbaters van laad- en losinstallaties.
Art.36.§ 1. De verantwoordelijke van elk bedrijf dat een laad- of lossteiger uitbaat langs de Beneden-Zeeschelde moet, vóór de aankomst van elk schip dat ter plaatse gevaarlijke stoffen die in [1 de I.M.D.G.-code of in de ADN-voorschriften]2 zijn vermeld, zal laden of lossen, per telex of telefax aan (de met de politie te water belaste overheid van de federale politie) of de scheepsnaam, tijdstip van vermoedelijke aankomst, [1 productnaam I.M.O. of ADN-klasse]1, V.N.-nummer en bij benadering de hoeveelheid van die stoffen melden. <KB 1999-05-03/88, art. 23,§6, 004; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
§ 2. Indien het bepaalde bij dit artikel niet wordt nageleefd, wordt het schip door (de met de politie te water belaste overheid van de federale politie) opgeleid naar een veilige meer- of ankerplaats op de Beneden-Zeeschelde totdat de vereiste formaliteiten zijn vervuld geworden. <KB 1999-05-03/88, art. 23,§8, 004; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
----------
(1)<KB 2011-07-04/01, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 30-06-2011>
Art. 36bis.<Ingevoegd bij KB 2005-09-17/61, art. 52; Inwerkingtreding : 11-10-2005> § 1. [1 Gevaarlijke of verontreinigende stoffen mogen in de haven van Antwerpen, Brussel of Luik niet voor vervoer worden aangeboden noch aan boord van een schip worden genomen, ongeacht de grootte van het schip, tenzij aan de kapitein of de exploitant, vooraleer de goederen aan boord worden genomen, een verklaring met de volgende informatie werd overhandigd :
a) de in bijlage 4 genoemde informatie;
b) [2 b) voor de in bijlage I bij het Marpol Verdrag genoemde stoffen, het veiligheids-informatieblad waarop de fysisch-chemische eigenschappen van de producten zijn vermeld, waar van toepassing, met inbegrip van hun viscositeit, uitgedrukt in cSt bij 50 ° C en hun dichtheid bij 15 ° C, alsook de andere gegevens die conform Resolutie MSC.86(86) van de IMO op het veiligheidsinformatieblad staan;]2
c) de alarmnummers van de verlader of enige andere persoon of organisatie die beschikt over informatie over de fysisch-chemische eigenschappen van de producten en over de bij een calamiteit te nemen maatregelen.
Vaartuigen komende van een haven buiten de Gemeenschap die de haven van Antwerpen, Brussel of Luik aandoen en gevaarlijke of verontreinigende stoffen aan boord hebben, beschikken over een verklaring van de verlader met de informatie vereist volgens het eerste lid, onder a), b) en c).
De verlader bezorgt deze verklaring aan de kapitein of de exploitant en zorgt ervoor dat de voor vervoer aangeboden vracht werkelijk die is waarover overeenkomstig het eerste lid een verklaring werd afgelegd.]1
§ 2. [1 Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van paragraaf 1 niet van toepassing op]1 :
a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst zijn bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;
b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;
c) [1 bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.]1
----------
(1)<KB 2010-09-10/45, art. 33, 007; Inwerkingtreding : 30-11-2010>
(2)<KB 2012-01-25/02, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 16-03-2012>
Art. 36bis_VLAAMS_GEWEST. <Ingevoegd bij KB 2005-09-17/61, art. 52; Inwerkingtreding : 11-10-2005> § 1. [1 Gevaarlijke of verontreinigende stoffen mogen in de haven van Antwerpen, Brussel of Luik niet voor vervoer worden aangeboden noch aan boord van een schip worden genomen, ongeacht de grootte van het schip, tenzij aan de [3 gezagvoerder]3 of de exploitant, vooraleer de goederen aan boord worden genomen, een verklaring met de volgende informatie werd overhandigd : a) de in bijlage 4 genoemde informatie; b) [2 b) voor de in bijlage I bij het Marpol Verdrag genoemde stoffen, het veiligheids-informatieblad waarop de fysisch-chemische eigenschappen van de producten zijn vermeld, waar van toepassing, met inbegrip van hun viscositeit, uitgedrukt in cSt bij 50 ° C en hun dichtheid bij 15 ° C, alsook de andere gegevens die conform Resolutie MSC.86(86) van de IMO op het veiligheidsinformatieblad staan;]2 c) de alarmnummers van de verlader of enige andere persoon of organisatie die beschikt over informatie over de fysisch-chemische eigenschappen van de producten en over de bij een calamiteit te nemen maatregelen. Vaartuigen komende van een haven buiten de Gemeenschap die de haven van Antwerpen, Brussel of Luik aandoen en gevaarlijke of verontreinigende stoffen aan boord hebben, beschikken over een verklaring van de verlader met de informatie vereist volgens het eerste lid, onder a), b) en c). De verlader bezorgt deze verklaring aan de [3 gezagvoerder]3 of de exploitant en zorgt ervoor dat de voor vervoer aangeboden vracht werkelijk die is waarover overeenkomstig het eerste lid een verklaring werd afgelegd.]1 § 2. [1 Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van paragraaf 1 niet van toepassing op]1 : a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst zijn bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst; b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter; c) [1 bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.]1 ----------
(1)<KB 2010-09-10/45, art. 33, 007; Inwerkingtreding : 30-11-2010>
(2)<KB 2012-01-25/02, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 16-03-2012>
(3)<BVR 2022-12-23/40, art. 29, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
HOOFDSTUK IVbis._VLAAMS_GEWEST.[1 - In- en ontschepen van passagiers.]1
----------
(1)
Art. 36ter._VLAAMS_GEWEST. [1 Het is verboden om passagiers te ontschepen als de exploitant van het schip in kwestie geen toestemming heeft verleend.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 31, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 36quater_VLAAMS_GEWEST. [1 Passagiers en andere personen ter hoogte van ontschepingsplaatsen volgen de instructies van de bemanningsleden op.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 31, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 36quinquies_VLAAMS_GEWEST. [1 Het inschepen van personen aan boord van passagiersvaartuigen alsook het ontschepen ervan geschiedt, behalve in de schutkolken en op de plaatsen waar trappen aanwezig zijn, door middel van beweegbare brugjes, aan weerszijden van leuningen voorzien. Wanneer zulk een vaartuig niet rechtstreeks tegen de steiger kan aanleggen, omdat er reeds een ander vaartuig tegen ligt, dient dit laatste tot het ontschepen of inschepen der reizigers en koopwaren van of in het eerstgenoemd vaartuig. De overgang van het ene vaartuig naar het andere geschiedt eveneens door middel van een brugje, aan weerszijden van leuningen voorzien.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 31, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
HOOFDSTUK V. - Diverse bepalingen.
Art.37. § 1. Wanneer op de stroom, zich een ramp voordoet, of wanneer daarvoor een dreigend gevaar bestaat, is eenieder verplicht onverwijld langs de vlugste weg de dienst van het loodswezen te Antwerpen daarvan in kennis te stellen. Deze dienst verwittigt onmiddellijk (de met de politie te water belaste overheid van de federale politie). <KB 1999-05-03/88, art. 23,§9, 004; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
§ 2. (De met de politie te water belaste overheid van de federale politie) treft, in overleg met de directeur van het loodswezen te Antwerpen en met de beheerder de eerste maatregelen die hij noodzakelijk acht ter bescherming van het leefmilieu. <KB 1999-05-03/88, art. 23,§10, 004; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Beide laatstgenoemde ambtenaren nemen met de medewerking van (de met de politie te water belaste overheid van de federale politie) alle door hen noodzakelijk geachte maatregelen respectievelijk tot vrijwaring van de veiligheid van de scheepvaart, inkluis de bebakening en de betonning en andere navigatiehulpmiddelen of voor de instandhouding van de infrastructuur van de waterweg. <KB 1999-05-03/88, art. 23,§10, 004; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Art. 37_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. Als op de stroom een incident plaatsvindt dat hinder, schade of gevaar veroorzaakt of kan veroorzaken aan de infrastructuur, het leefmilieu of andere vaarweggebruikers, brengt eenieder de verkeerscentrale Zandvliet daarvan onmiddellijk via de snelste weg op de hoogte. De verkeerscentrale Zandvliet verwittigt onmiddellijk de met de politie te water belaste overheid van de federale politie. § 2. De beheerder treft de eerste maatregelen die hij noodzakelijk vindt om het leefmilieu te beschermen. De beheerder treft alle maatregelen die hij noodzakelijk acht, met inbegrip van de bebakening en de betonning, om de veiligheid van de scheepvaart te vrijwaren of om de infrastructuur van de waterweg in stand te houden.]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 32, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.38. Wanneer een zeeschip dat van de Beneden-Zeeschelde komt, te kennen wil geven dat het zich naar de Boven-Zeeschelde begeeft, of omgekeerd, en derhalve op de rede van Antwerpen een andere loods moet nemen, mag het op de fluit drie lange stoten geven gevolgd door drie korte.
Art. 38_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 33, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.39. Binnenschepen die te Antwerpen zullen worden of reeds zijn gededouaneerd, maar die te Lillo niet zullen stilhouden, of niet stilgehouden hebben, voeren een groene trapeziumvormige vlag, daar waar die het best kan worden gezien.
Art. 39_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 33, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.40. Schepen zijn verplicht onmiddellijk te stoppen wanneer zij daartoe het bevel ontvangen vanwege de ambtenaren en bedienden van de beheerder. Dit bevel kan ondermeer gegeven worden door middel van het één lettersein L van het Internationaal Seinboek (een zwart-geel geblokte vlag) of door het hiermede overeenstemmend licht- of geluidssein (kort, lang, kort, kort).
Art. 40_VLAAMS_GEWEST. [1 Schepen stoppen onmiddellijk als ze daarvoor het bevel van de Gemeenschappelijke Nautische Autoriteit krijgen.]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 34, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.41. Het is verboden in de Beneden-Zeeschelde te zwemmen of te baden en in de vaargeul ervan waterski te beoefenen of te plankzeilen.
Art. 41_VLAAMS_GEWEST. Het is verboden in de Beneden-Zeeschelde te zwemmen of te baden en in de vaargeul ervan waterski te beoefenen of te plankzeilen. [1 Het is verboden in de Beneden-Zeeschelde watersporten te beoefenen, tenzij met toestemming van de Gemeenschappelijke Nautische Autoriteit. In het tweede lid wordt verstaan onder watersport: vaarsporten zoals roeien, kano, kajakken, gondelen, surfen, waterskiën, tubing en waterfietsen.]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 35, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 41bis_VLAAMS_GEWEST. [1 Vanaf de landzijde bewaart iedereen een veilige afstand tot de waterzijde.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 36, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art.42. Aan boord van elk schip, met uitzondering van een open klein schip, moeten aanwezig zijn :
1° een bijgewerkt exemplaar van dit reglement;
2° een bijgewerkte, meest recente uitgave van de officiële zeekaart van de Beneden-Zeeschelde.
Deze moeten op de eerste aanvraag van een ambtenaar belast met het toezicht op de naleving van het reglement, ter inzage worden gegeven.
Art. 42_VLAAMS_GEWEST. Aan boord van elk schip, met uitzondering van een open klein schip, moeten [1 beschikbaar]1 zijn : 1° een bijgewerkt exemplaar van dit reglement; 2° een bijgewerkte, meest recente uitgave van de officiële zeekaart van de Beneden-Zeeschelde. Deze moeten op de eerste aanvraag van een ambtenaar belast met het toezicht op de naleving van het reglement, ter inzage worden gegeven.
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 37, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
HOOFDSTUK VI. _VLAAMS_GEWEST.[1 - Toezicht en vaststellingsbevoegdheid.]1
----------
(1)
Art.43. <KB 1999-05-03/88, art. 23,§11, 004; Inwerkingtreding : 01-04-1999> § 1. Zien er op toe dat dit reglement wordt nageleefd :
1° de met de politie te water belaste overheid van de federale politie;
2° de daartoe aangeduide ambtenaren belast met de scheepvaartcontrole.
§ 2. De havenkapitein van Antwerpen moet toezien dat artikel 9, § 4 wordt nageleefd.
Art. 43_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. De volgende instanties zien erop toe dat dit besluit wordt uitgevoerd, gecontroleerd en nageleefd: 1° de met de politie te water belaste overheid van de federale politie; 2° de personeelsleden die belast zijn met de scheepvaartcontrole; 3° de havenkapiteinsdienst; 4° de personeelsleden die de beheerder daarvoor aanwijst; 5° de personeelsleden van de stad Antwerpen, zoals vermeld in artikel 112 van het Scheepvaartdecreet. § 2. Met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie zijn de personen, vermeld in paragraaf 1, ermee belast de overtredingen van dit besluit op te sporen en vast te stellen.]1
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 39, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
HOOFDSTUK VII. _VLAAMS_GEWEST.[1 - Bijzondere bepalingen voor Scheldekaaien Zone-Stad.]1
----------
(1)
Afdeling I. _VLAAMS_GEWEST.[1 - Toepassings- en verbodsbepalingen.]1
----------
(1)
Art. 43/1_VLAAMS_GEWEST. [1 Met behoud van de toepassing van de overige bepalingen van dit besluit zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing in de zone die is aangeduid op de kaart die is opgenomen in bijlage 5, die bij dit besluit is gevoegd.
De zone, vermeld in het eerste lid, is begrensd door:
1° stroomopwaarts, de noordgrens van het logistieke platform op Blue Gate, zoals ook aangegeven door signalisatie;
2° stroomafwaarts, de geul zuidkant van de Kattendijksluis, zoals ook aangegeven door signalisatie.
De zone, vermeld in het eerste lid, strekt zich aan de waterkant uit tot het gemeerde schip, exclusief de vaargeul, en aan de landkant tot en met de boordsteen van de kaaimuur, inclusief pontons en steigers.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/2_VLAAMS_GEWEST. [1 Het is verboden met de volgende schepen te liggen, tenzij met voorafgaande toelating van de stad Antwerpen: 1° tankschepen; 2° tanklichters; 3° woonboten; 4° schepen die gevaarlijke goederen transporteren; 5° vlottend laad- en losmateriaal; 6° werkschepen; 7° schepen die gebruikt worden als werkplaats met een drijvend magazijn, opslag of winkel; 8° roeiboten; 9° plezierboten. In het eerste lid, 2°, wordt verstaan onder tanklichter: een binnenschip dat gebouwd of geschikt gemaakt is om in bulk ontvlambare vloeistoffen, vloeibaar gas of chemicaliën te vervoeren, of dat daarvoor geschikt is.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/3_VLAAMS_GEWEST. [1 Behalve in geval van nood is het te water laten van of rondvaren met andere reddingsvaartuigen dan die van de hulpdiensten of de bevoegde overheid verboden, tenzij met voorafgaande toelating van de stad Antwerpen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Afdeling II._VLAAMS_GEWEST.[1 - Ligplaatsen en afgemeerde schepen.]1
----------
(1)
Art. 43/4_VLAAMS_GEWEST. [1 De gezagvoerder heeft de plicht om te controleren of de ligplaats voor zijn schip geschikt en veilig is. Als de gezagvoerder van oordeel is dat de ligplaats niet geschikt of veilig is, meldt hij dat onmiddellijk aan de beheerder of de stad Antwerpen. De beheerder of de stad Antwerpen kan altijd ambtshalve een ligplaats toewijzen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/5_VLAAMS_GEWEST. [1 De gezagvoerder van een schip, waarvan de bovenbouw of de deklast buiten de scheepszijde uitsteekt, is verplicht die van zonsondergang tot zonsopgang en bij slechte zichtbaarheid aan de buitenkant met een wit licht te beseinen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/6_VLAAMS_GEWEST. [1 De gezagvoerders zorgen ervoor dat ze op kaaien, steigers of oevers geen kabels, ankers, loopbruggen of andere voorwerpen leggen die de doorgang kunnen versperren of de weg belemmeren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/7_VLAAMS_GEWEST. [1 De gezagvoerders zorgen ervoor dat geen onbevoegden worden toegelaten aan boord van hun schepen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/8_VLAAMS_GEWEST. [1 Het is verboden, zonder toestemming van de gezagvoerder, een vaartuig los te maken, te verleggen of te verhalen of de meermiddelen van het vaartuig te overkappen of los te werpen, tenzij in opdracht of op bevel van de beheerder of de stad Antwerpen. In het eerste lid wordt verstaan onder verhalen van een schip: het verplaatsen van een schip van een ligplaats naar een andere ligplaats.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/9_VLAAMS_GEWEST. [1 Zeeschepen en passagiersschepen kunnen alleen een ligplaats innemen na voorafgaande toelating van de stad Antwerpen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/10_VLAAMS_GEWEST. [1 Binnenschepen, met uitzondering van passagiersschepen waarvoor de specifieke regeling, vermeld in artikel 43/9, geldt, melden bij het aan- en afmeren aan de bevoegde instantie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/11_VLAAMS_GEWEST. [1 Het opleggen van een zeeschip is verboden, tenzij warm opleggen na voorafgaande toelating van de stad Antwerpen of door de bevoegde federale dienst in het kader van de havenstaatcontrole. In het eerste lid wordt verstaan onder warm opleggen: de bemanning of de gedeeltelijke bemanning is aan boord en bepaalde machines, zoals generatoren, draaien. Warm opleggen gebeurt meestal voor kortere tijd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/12_VLAAMS_GEWEST. [1 Immobilisatie van schepen om technische redenen is verboden, tenzij na voorafgaande toelating van de stad Antwerpen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/13_VLAAMS_GEWEST. [1 De beheerder kan aan binnenschepen bijkomende voorwaarden opleggen rond het gebruik van walstroom.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/14_VLAAMS_GEWEST. [1 Gezagvoerders van schepen die gemeerd liggen, mogen motoren enkel laten draaien als er geen stuwing plaatsvindt indien dit nodig is voor de veiligheid en de werking van het schip. Uitzonderingen op het eerste lid zijn mogelijk na voorafgaande toelating van de stad Antwerpen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/15_VLAAMS_GEWEST. [1 Duiktaken uitvoeren voor inspecties of herstellingen uitvoeren aan schepen en drijvende constructies onder water of aan aanmeerinfrastructuur is alleen mogelijk na voorafgaande toelating van de stad Antwerpen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/16_VLAAMS_GEWEST. [1 In afwijking van artikel 23, § 2, eerste lid, 1°, is het gebruik van open vuur en vlam, slijpen, solderen, branden, lassen of elk ander werk dat hitte met zich meebrengt of gensters verwekt, alleen mogelijk voor zeeschepen, riviercruiseschepen en werkschepen na voorafgaande toelating van de stad Antwerpen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/17_VLAAMS_GEWEST. [1 Schilderwerken zijn alleen toegestaan voor zeeschepen en riviercruiseschepen na voorafgaande toelating van de stad Antwerpen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/18_VLAAMS_GEWEST. [1 Evenementen aan boord van gemeerde schepen zijn verboden, tenzij na voorafgaande toelating van de stad Antwerpen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Afdeling III_VLAAMS_GEWEST. [1 - Meren en ontmeren]1
----------
(1)
Art. 43/19_VLAAMS_GEWEST. [1 Het is verplicht om diensten voor meren en ontmeren te gebruiken. Die verplichting geldt niet voor: 1° binnenschepen; 2° passagiersschepen; 3° zeeschepen met een lengte die over alles kleiner dan tachtig meter is, waarbij het overstappen van schip naar kaai op een uiterst veilige manier en met een minimumhoogteverschil tussen het bovenste gangboord, sterktedek of weerdek en de kaai kan gebeuren; 4° verplaatsingen langs de kade waarbij altijd gedurende de hele beweging vooraan en achteraan verbinding is tussen het schip en de kade, minstens één tros vooraan en één tros achteraan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/20_VLAAMS_GEWEST. [1 Meren en ontmeren is alleen toegestaan door een dienstverlener die daarvoor een machtiging of vergunning ontvangen heeft. De gezagvoerders mogen de diensten voor meren en ontmeren niet gebruiken die georganiseerd of aangeboden worden door een andere natuurlijke persoon of publieke of private rechtspersoon dan de gemachtigde of vergunde instantie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Afdeling IV_VLAAMS_GEWEST.[1 - Bunkeren]1
----------
(1)
Art. 43/21_VLAAMS_GEWEST. [1 Bunkeren is alleen toegestaan voor zeeschepen, riviercruiseschepen en werkschepen als de voorwaarden en de procedures worden nageleefd die de stad Antwerpen bepaalt. Debunkeren is alleen toegestaan als de voorwaarden en de procedures worden nageleefd die de stad Antwerpen bepaalt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/22_VLAAMS_GEWEST. [1 De gezagvoerders mogen de bunkerdiensten niet gebruiken die geleverd, georganiseerd of aangeboden worden door een andere natuurlijke of rechtspersoon dan de natuurlijke of rechtspersoon die daarvoor vergund is door de stad Antwerpen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/23_VLAAMS_GEWEST. [1 In het belang van de nautische veiligheid of de optimalisering van de ketenwerking kunnen de Gemeenschappelijke Nautische Autoriteit naast de stad Antwerpen bijkomende instructies voor de dienstverlening bepalen.
In geval van nood of als het noodzakelijk is voor de openbare veiligheid, kan een bunkeroperatie altijd verboden of stilgelegd worden of kunnen andere veiligheidsmaatregelen opgelegd worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/24_VLAAMS_GEWEST. [1 Voor de bunkeroperatie wordt uitgevoerd, wordt door de bunkerleverancier en het gebunkerde vaartuig in kwestie een bunkerchecklist ingevuld en ondertekend. De bunkerchecklist, vermeld in het eerste lid, is gedurende zes maanden nadat de bunkeroperaties zijn afgerond, op eenvoudig verzoek opvraagbaar bij elk van de partijen in kwestie. Tijdens het bunkeren wordt de bunkerchecklist nageleefd. Het bunkeren wordt onmiddellijk stopgezet als de bepalingen van de bunkerchecklist niet worden nageleefd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/25_VLAAMS_GEWEST. [1 De gezagvoerder van het vaartuig in kwestie ziet erop toe of de gezagvoerders van de vaartuigen in kwestie zien erop toe dat het vaartuig of de vaartuigen in kwestie veilig en goed langszij afgemeerd zijn voor de bunkeroperatie is beëindigd. Aan de voormelde verplichting wordt extra aandacht besteed bij passerende vaart. De hier vermelde vaartuigen betreffen schip-schip bunkering waarbij gezagvoerders van zowel gebunkerd en bunkerschip er op moeten toe zien dat men goed en veilig is afgemeerd Voor de geplande operaties controleren de bunkerleverancier en het gebunkerde vaartuig dat de meerinstallatie(s) en de bunkeruitrusting van leverancier en ontvanger verenigbaar zijn zodat bunkeroperaties op een veilige manier kunnen plaatsvinden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/26_VLAAMS_GEWEST. [1 De gezagvoerder of de bemanning van het ontvangende schip garandeert de vergunninghouder een reglementaire en veilige toegang tot het vaartuig als dat nodig of gewenst is voor een veilige en vlotte bunkeroperatie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/27_VLAAMS_GEWEST. [1 Voor de bunkeroperatie wordt uitgevoerd, meldt de vergunninghouder dat aan de stad Antwerpen. De vergunninghouder meldt aan de stad Antwerpen ook het tijdstip van de vermoedelijke opstart van de operatie en het effectieve start- en einduur van de operatie. De informatie, vermeld in het eerste lid, wordt ingevoerd via het opgelegde informatiekanaal of communicatiesysteem.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/28_VLAAMS_GEWEST. [1 De bunkerleverancier en het gebunkerde vaartuig in kwestie houden controle op de uitvoering van de bunkeroperatie en verzekeren een goede communicatie voorafgaand en tijdens de uitvoering van de bunkeroperatie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Afdeling V_VLAAMS_GEWEST.[1 - Slepen]1
----------
(1)
Art. 43/29._VLAAMS_GEWEST. [1 De beheerder, de havenkapiteinsdienst en de stad Antwerpen kunnen het gebruik van sleepboten verplichten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/30_VLAAMS_GEWEST. [1 Het gebruik van sleepboten vindt altijd plaats onder de verantwoordelijkheid en op kosten van de gezagvoerder van het vaartuig.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Afdeling IV_VLAAMS_GEWEST.[1 - Diverse bepalingen]1
----------
(1)
Art. 43/31_VLAAMS_GEWEST. [1 Het is verboden dieren die hinder of gevaar kunnen veroorzaken, vrij te laten rondlopen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. 43/32_VLAAMS_GEWEST. [1 Vissen is alleen toegelaten op de plaatsen die de stad Antwerpen daarvoor aanwijst.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-12-23/40, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
HOOFDSTUK VIII. _VLAAMS_GEWEST.[1 - Wijzigingsbepaling.]1
----------
(1)
Art.44. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 22 maart 1939 betreffende de reglementering van het zwemmen en de badinrichtingen in de Zeeschelde, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 mei 1968, worden de woorden " en de Beneden-Zeeschelde zoals bepaald in artikel 1 van het koninklijk besluit van 31 mei 1968 " vervangen door de woorden " en de Beneden-Zeeschelde zoals bepaald in artikel 1 van het koninklijk besluit van 23 september 1992 ".
HOOFDSTUK IX. _VLAAMS_GEWEST.[1 - Slotbepalingen.]1
----------
(1)
Art.45. Het koninklijk besluit van 31 mei 1968 houdende politiereglement van de Beneden-Zeeschelde met uitzondering van artikel 16, wordt opgeheven.
Art.46. Het koninklijk besluit van 27 januari 1992 houdende politiereglement voor de Beneden-Zeeschelde wordt ingetrokken.
Art.47. Dit besluit treedt in werking op 1 november 1992.
Art. 47bis. <Ingevoegd bij KB 2005-09-17/61, art. 56; Inwerkingtreding : 11-10-2005> Voor binnenschepen die in de Belgische territoriale zee varen treden de artikelen 3quater en 3septies in werking op 1 juli 2007.
Art.48. Onze Minister van Verkeerswezen en Overheidsbedrijven is belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlagen.
Art. N1. Bijlage 1. (oude N5) <KB 1998-12-09/39, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 31-12-1998> <KB 2000-01-21/39, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 2000-04-08> Gegevens betreffende de schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren.
1. (Naam en roepnaam van het schip en, eventueel, IMO-identificatienummer of MMSI-nummer.) <KB 2005-09-17/61, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005>
2. Nationaliteit van het schip.
3. Lengte en diepgang van het schip.
4. Haven van bestemming.
5. (Voor een schip dat de haven van Antwerpen, Brussel of Luik verlaat : verwachte tijd van afvaart uit de haven van vertrek of het loodsstation, zoals verlangd door de bevoegde instantie, en verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming.) <KB 2005-09-17/61, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005>
6. (Voor een schip dat vanuit een buiten de Europese Gemeenschap gelegen haven komt en naar de haven van Antwerpen, Brussel of Luik vaart : verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming of bij het loodsstation, zoals verlangd door de bevoegde instantie.) <KB 2005-09-17/61, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005>
7. Geplande vaarroute.
8. De correcte technische benamingen van de gevaarlijke of verontreinigende goederen, de identificatienummers van de Verenigde Naties (UN), indien van toepassing, de IMO-gevarenklasse overeenkomstig de IMDG-, IBC- en IGC-codes en, in voorkomend geval, de klasse van het schip als omschreven in de INF-code, de hoeveelheden van die goederen en hun plaats aan boord (en, indien zij worden vervoerd in voor vervoer bestemde laadeenheden, behalve tanks), de identificatiemerktekens daarvan. <KB 2005-09-17/61, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005>
9. Bevestiging dat zich aan boord een lijst of een manifest of een passend ladingsplan bevindt met een precieze opgave van de vervoerde gevaarlijke en verontreinigende goederen en hun plaats in het schip.
10. (Totaal aantal opvarenden.) <KB 2005-09-17/61, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005>
(11. Adres waar uitgebreide informatie over de lading kan worden verkregen.) <KB 2005-09-17/61, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005>
Art. N2. Bijlage 2. (oude N6) <KB 1998-12-09/39, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 31-12-1998> <KB 2000-01-21/39, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 2000-04-08> Checklist voor schepen.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 25-12-1998, p. 41220 - 41222).
Art. N3. Bijlage 3. <KB 2005-09-17/61, art. 58, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005>.
Gegevens die de reder, beheerder, agent of kapitein van een schip op weg naar de haven van Antwerpen, Brussel of Luik meedeelt :
1. Identificatie van het schip (naam, roepnaam, IMO-identificatienummer of MMSI-nummer);
2. Haven van bestemming;
3. Verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming of bij het loodsstation, zoals verlangd door de bevoegde instantie, en verwachte tijd van afvaart uit die haven;
4. Totaal aantal opvarenden.
Art. N3_VLAAMS_GEWEST. Bijlage 3. <KB 2005-09-17/61, art. 58, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005>. Gegevens die de reder, beheerder, agent of [1 gezagvoerder]1 van een schip op weg naar de haven van Antwerpen, Brussel of Luik meedeelt : 1. Identificatie van het schip (naam, roepnaam, IMO-identificatienummer of MMSI-nummer); 2. Haven van bestemming; 3. Verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming of bij het loodsstation, zoals verlangd door de bevoegde instantie, en verwachte tijd van afvaart uit die haven; 4. Totaal aantal opvarenden.
----------
(1)<BVR 2022-12-23/40, art. 43, 012; Inwerkingtreding : 08-05-2023>
Art. N4. Bijlage 4. <KB 2005-09-17/61, art. 59, 006; Inwerkingtreding : 11-10-2005>.
De verlader moet de volgende informatie over de lading verstrekken :
a) de correcte technische benaming van de gevaarlijke of verontreinigende stoffen, de identificatienummers van de Verenigde Naties (UN), indien van toepassing, de IMO-risicoklassen overeenkomstig de I.M.D.G. Code, de I.M.O. Bulk Chemical Code en de I.M.O. Gas Carrier Code en, in voorkomend geval, de klasse van het schip die voor INF-ladingen als bedoeld in voorschrift VII/14.2 vereist is, de hoeveelheden van dergelijke stoffen en, wanneer zij worden vervoerd in voor vervoer bestemde laadeenheden, behalve tanks, de identificatienummers daarvan;
b) het adres waar uitgebreide informatie over de lading kan worden verkregen.
Art. N5. Bijlage 5. (Vernummerd als Bijlage 1.) <KB 2000-01-21/39, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 2000-04-08>
Art. N5_VLAAMS_GEWEST. Bijlage 5.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 28-04-2023, p. 43149)
Art. N6. Bijlage 6. (Vernummerd als Bijlage 2.) <KB 2000-01-21/39, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 2000-04-08>
.....