20 JUNI 1977. - Koninklijk besluit ter uitvoering van de wet van 24 november 1975 houdende goedkeuring en uitvoering van het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, bijgevoegd reglement en zijn bijlagen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-10-1991 en tekstbijwerking tot 01-12-2014)
Art. 1-7
Bijlagen.
Art. N1-N3
Artikel 1. Artikelen 2 en 3 van de wet van 24 november 1975 houdende goedkeuring en uitvoering van het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, bijgevoegd reglement en zijn bijlagen, treden in werking op 15 juli 1977.
Art.2.In werking worden gesteld en van toepassing zijn op ieder schip of vaartuig dat de Belgische vlag voert, onverminderd de toepassing van de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, de resoluties van de (Internationale maritieme Organisatie) betreffende de verkeersscheidingsstelsels [1 en de andere routeringssystemen aangeduid op officieel door de kuststaat erkende, op grote schaal uitgevoerde, zeekaarten of vermeld in de berichten aan zeevarenden bedoeld in Voorschrift 9, 2.2 van hoofdstuk V van het Internationaal Verdrag voor de veiligheid van mensenlevens op zee van 1974 (SOLAS)]1. <KB 18-05-1983, art. 3>
----------
(1)<KB 2014-11-04/03, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 11-12-2014>
Art.3. Zeevarenden zijn verplicht de algemene principes na te leven betreffende de regeling van het scheepvaartverkeer zoals die blijkt uit het jaarlijks verschijnend Bericht aan Zeevarenden nr. 1 dat elk jaar wordt bekendgemaakt.
Art.4. § 1. De diepwaterroutes zijn in hoofdzaak bestemd voor schepen die, wegens hun diepgang ten opzichte van de beschikbare waterdiepte, slechts zodanige routes kunnen nemen. Bijgevolg moet ieder ander schip met doorgaand verkeer ze zoveel mogelijk vermijden.
§ 2. Wanneer diepwaterroutes worden gevolgd moeten zeevarenden er op bedacht zijn dat de feitelijke waterdiepte kan afwijken van de aangegeven diepte ingevolge meteorologische of andere omstandigheden.
Art.5. § 1. Zeevarenden die in de nabijheid van de Grand Banks van New Foundland komen, moeten zoveel als mogelijk de benoorden de 43e parallel gelegen visgronden vermijden en moeten een koers zetten buiten de gebieden welke gevaarlijk zijn ingevolge de aanwezigheid van ijs of waar gevaarlijk ijs wordt verondersteld aanwezig te zijn.
§ 2. Zeevarenden zijn verplicht, indien ijs is gemeld op of nabij de koerslijn van hun schip, 's nachts veilige vaart te lopen en zo koers te veranderen dat het schip goed vrij van het gevaarlijk gebied loopt.
Art.6. <KB 18-05-1983, art. 4> Aan boord van elk schip of vaartuig onder Belgische vlag dient zich te bevinden een exemplaar van de volgende wetgevende of reglementaire teksten :
1° het Verdrag inzake de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, bijgevoegd Reglement en zijn Bijlagen;
2° de wet houdende goedkeuring en uitvoering van het in 1° vermeld Verdrag;
3° dit besluit en zijn bijlagen, met inbegrip van de wijzigingen welke daaraan werden gebracht en in werking zijn getreden.
Art.7.<KB 18-05-1983, art. 5> Onze Minister van Verkeerswezen en Posterijen, Telegrafie en Telefonie is belast met de uitvoering van dit besluit. [1 ...]1
----------
(1)<KB 2014-11-04/03, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 11-12-2014>
Bijlagen.
Art. N1.
<Opgeheven bij KB 2014-11-04/03, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 11-12-2014>
Art. N2.
<Opgeheven bij KB 2014-11-04/03, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 11-12-2014>
Art. N3. <KB 1987-06-04/39, art. 1> Bijlage C. - I.A.L.A. Betonningsstysteem (zone "A"). 1. Algemeen. 1.1. Toepassingsveld. Het systeem is van toepassing op alle vaste en drijvende markeringen (uitgezonderd vuurtorens, sectorlichten, geleidelichten, lichtschepenen en grote navigatieboeien) ter aanduiding van : 1.1.1. De laterale begrenzing van vaarwaters. 1.1.2. Natuurlijke gevaren en andere obstructies, zoals wrakken. 1.1.3. Andere gebieden of zaken van belang voor de scheepvaart. 1.1.4. Nieuwe gevaren. 1.2. Markeringskenmerken. Het betonningssysteem voorziet in vijf soorten markeringen die in iedere samenstelling toegepast kunnen worden : 1.2.1. Laterale markeringen, die worden gebruikt in samenhang met een vastgestelde betonningsrichting. Zij worden in het algemeen aangewend in duidelijk begrensde vaarwaters. De markeringen geven de bakboord- en stuurboordzijde aan van de route die gevolgd moet worden. 1.2.2. Kardinale markeringen, die worden gebruikt in samenhang met het scheepskompas en aangeven waar zich bevaarbaar water bevindt. 1.2.3. Losliggend gevaar markeringen, die afzonderlijke gevaren van geringe omvang aangeven, waaromheen zich bevaarbaar water bevindt. 1.2.4. Veilig vaarwater markeringen, die aangeven dat rondom een positie veilig genavigeerd kan worden o.a. midvaarwaterboeien. 1.2.5. Bijzondere markeringen, die niet in de eerste plaats bestemd zijn voor navigatie en een gebied of zaak aanduiden die in de nautische publikaties wordt genoemd. 1.3. Markeringsmethoden. De betekenis van de markering is afhankelijk van een of meer van de volgende kenmerken : 1.3.1. 's nachts : kleur en karakter van het licht. 1.3.2. overdag : kleur, vorm en topteken. 2. Laterale markeringen. 2.1. Definitie van vastgestelde betonningsrichting. De betonningsrichting wordt aan de hand van een van de twee volgende richtlijnen vastgesteld : 2.1.1. De gebruikelijke aanlooprichting vanuit zee naar een haven in een rivier, riviermonding of ander vaarwater. 2.1.2. In andere gebieden wordt de betonningsrichting in detail vastgelegd door de verantwoordelijke autoriteit in overleg met de nabuurlanden. In princiep dient de betonningsrichting om de continenten te lopen in de richting van de wijzers van het uurwerk. In ieder geval dient de overeengekomen betonningsrichting bekend gesteld te worden in daartoe bestemde nautische publikaties. 2.2. Beschrijving van de laterale betonning. 2.2.1. Bakboordzijde. - Kleur : rood. - Vorm van de boei : stomp of spar. - Topteken (indien aanwezig) : enkele rode cilinder. - licht (indien aanwezig) : ° kleur : rood; ° karakter : naar keuze. 2.2.2. Stuurboordzijde. - kleur : groen (a). - Vorm van de boei : spits of spar. - topteken (indien aanwezig) : enkele groene kegel (a) met de punt naar boven. - Licht (indien aanwezig). ° kleur : groen; ° karakter : naar keuze. 2.2.3. Indien bakboords- of stuurboordsmerken niet voldoen aan de stompe of spitse identificatievorm, dienen deze, waar dit uitvoerbaar is, voorzien te zijn van het desbetreffend topteken. 2.2.4. Cijfers of lettertekens. Indien de merken, gelegen aan de zijkanten van een vaarwater of route, worden genummerd of van een letter voorzien, dient dit in de vastgestelde betonningsrichting te gebeuren. 3. Kardinale markeringen. 3.1. Definities van kardinale kwadranten en merken. 3.1.1. De vier kwadranten (Noord, Oost, Zuid en West) worden begrensd door de ware peilingslijnen NW-NE, NE-SE, SE-SW en SW-NW, die vanuit het gevaar getrokken kunnen worden. 3.1.2. Het kardinale merk wordt genoemd naar het kwadrant waarin dit geplaatst. 3.1.3. De benaming van het kardinale merk duidt de zijde aan waarlangs het gepasseerd moer worden. 3.2. Gebruik van kardinale merken. Een kardinaal merk kan gebruikt worden : 3.2.1. Om aan te geven dat het diepste water in dat gebied zich bevindt aan de genoemde zijde van het merk. 3.2.2. Om de veilige zijde waarlangs een gevaar gepasseerd moet worden, aan te geven. 3.2.3. Om de aandacht te vestigen op een bijzonderheid in het vaarwater zoals een bocht, een samenvloeiing, een splitsing of de begrenzing van een ondiepte. 3.3. Beschrijving van de kardinale betonning. 3.3.1. Noord kardinaal merk. - Topteken (b) : twee boven elkaar geplaatste zwarte kegels waarvan de punten naar boven wijzen. - Kleur : bovenste helft zwart, onderste helft geel. - Vorm : torenboei of spar. - Licht (indien aanwezig) : ° kleur : wit; ° karakter : snel flikkerlicht (c) of flikkerlicht (d). 3.3.2. Oost kardinaal merk. - Topteken (b) : twee boven elkaar geplaatste zwarte kegels met bases naar elkaar toe gericht. - Kleur : zwart met een brede gele horizontale band. - Vorm : torenboei of spar. - Licht (indien aanwezig) : ° kleur : wit; ° karakter : snel flikkerlicht (c) (3) elke 5 seconden of flikkerlicht (d) (3) elke 10 seconden. 3.3.3. Zuid kardinaal merk. - Topteken (b) : twee boven elkaar geplaatste zwarte kegels waarvan de punten naar beneden wijzen. - Kleur : geel boven zwart. - Vorm : torenboei of spar. - Licht (indien aanwezig) : ° kleur : wit; ° karakter : snel flikkerlicht (c) (6) + lange schitter (e) elke 10 seconden of flikkerlicht (d) (6) + lange schitter (e) elke 15 seconden. 3.3.4. West kardinaal merk. - Topteken (b) : twee boven elkaar geplaatste zwarte kegels met de punten naar elkaar toe gericht. - Kleur : geel met een brede zwarte horizontale band. - Vorm : torenboei of spar. - Licht (indien aanwezig) : ° kleur : wit; ° karakter : snel flikkerlicht (c) (9) elke 10 seconden of flikkerlicht (d) (9) elke 15 seconden. 4. Losliggende gevaarmarkeringen. 4.1. Definitie van de markeringen van een losliggend gevaar. Een markering van een losliggend gevaar is een merk dat is geplaatst op of bevestigd aan een gevaar waaromheen zich bevaarbaar water bevindt. 4.2. Beschrijving van de betonning van een losliggend gevaar. - Topteken (f) : twee boven elkaar geplaatste zwarte bollen. - Kleur : zwart met een of meer brede rode horizontale banden. - Vorm : Torenboei of spar. - Licht (indien aanwezig) : ° kleur : wit; ° karakter : groep van twee schitteringen. 5. Veilig vaarwater markeringen. 5.1. Definitie van de markeringen van veilig vaarwater. De markering van veilig vaarwater duidt aan dat zich rond het merk bevaarbaar water bevindt. Hieronder begrepen zijn de merken die een aslijn of het midden van het vaarwater aanduiden. Het merk kan eveneens dienen als alternatief voor een kardinaal dan wel een lateraal merk, waarmede een verkennings- of aanlooppositie wordt aangeduid. 5.2. Beschrijving van de veilig vaarwater betonning. - Kleur : rode en witte vertikale strepen. - Vorm : bolton, torenboei met bolvormig topteken of spar. - Topteken (indien aanwezig) : een rode bol. - Licht (indien aanwezig) : ° kleur : wit; ° karakter : isofaas, of onderbroken of lang schitterlicht elke 10 seconden, of overeenkomend met morseteken "A". 6. Bijzondere markeringen. 6.1. Definitie van bijzondere markeringen. Markeringen welke niet in de eerste plaats bestemd zijn voor de navigatie, maar die een bepaald gebied of bepaalde zaak aanduiden, waarnaar wordt verwezen in de gebruikelijke nautische publikaties, o.a. : 6.1.1. Betonning ter markering van meetapparatuur (ODAS). 6.1.2. Betoning ter markering van verkeersscheidingsstelsels, indien het gebruik van gewone routemarkeringen verwarring kan stichten. 6.1.3. Betonning ter markering van stortplaatsen. 6.1.4. Betonning ter markering van militaire oefengebieden. 6.1.5. Betonning ter markering van kabels en pijpleidingen. 6.1.6. Betonning ter markering van recreatiegebieden. 6.1.7. Betonning ter markering van visserijgebieden. 6.1.8. Betonning ter markering van ankergebieden. 6.1.9. Betonning ter markering van waterbouwkundige werken. 6.2. Beschrijving van de bijzondere betonning. - Kleur : geel. - Vorm : naar keuze, maar niet leidend tot verwarring met markeringen welke inlichtingen geven betreffende de scheepvaart. - Topteken (indien aanwezig) : enkel geel X-vormig. - Licht (indien aanwezig) : ° kleur : geel; ° karakter : naar keuze, uitgezonderd die omschreven in 3, 4 en 5. 6.3. Andere bijzondere markeringen. Bijzondere markeringen andere dan genoemd in 6.1. en omschreven in 6.2. mogen worden uitgelegd door de verantwoordelijke overheid om in buitengewone omstandigheden te voorzien. Deze markeringen mogen niet leiden tot verwarring met markeringen welke inlichtingen geven betreffende de scheepvaart en dienen bekend gesteld te worden in de gebruikelijke nautische publikaties en zo spoedig mogelijk onder aandacht van I.A.L.A. te worden gebracht. 7. Nieuwe gevaren. 7.1. Definitie van nieuwe gevaren. De term "nieuwe gevaren" wordt gebruikt als omschrijving van nieuw ontdekte gevaren die nog niet in de nautische publikaties zijn opgenomen. De term omvat, naast natuurlijke gevaren, zoals zandbanken en rotsen ook door de mens veroorzaakte gevaren, zoals wrakken. 7.2. Het markeren van nieuwe gevaren. 7.2.1. Nieuwe gevaren dienen overeenkomstig deze regels gemarkeerd te worden. Indien de verantwoordelijke autoriteit meent dat het nieuwe gevaar bijzonder ernstig is, dan dient ten minste een van de merken ten spoedigste in dubbele uitvoering toegepast te worden. 7.2.2. Elke voor dit doel gebruikte lichtboei dient met een geschikt kardinaal of lateraal snelflikkerlicht of flikkerlicht te zijn uitgerust. 7.2.3. Van elk dubbel uitgevoerd merk dienen beide eenheden identiek aan elkaar te zijn. 7.2.4. Het tweede merk kan met een racon worden uitgerust, gevende codeletter "D", als morse-signaal op het radarscherm, met een lengte van 1 zeemijl. 7.2.5. Het tweede merk mag worden verwijderd als de betrokken overheid overtuigd is dat de informatie betreffende het nieuw gevaar voldoende bekendgemaakt is. (a) Indien om uitzonderlijke redenen, de verantwoordelijke overheid van mening is dat de groene kleur niet voldoet, mag de zwarte kleur toegepast worden. (b) Het uit twee kegels bestaande topteken is overdag het meest belangrijke kenmerk van de kardinale markering en dient waar dit uitvoerbaar is, aangebracht te worden en zo groot mogelijk te zijn met een duidelijke ruimte tussen de kegels. (c) Snel flikkerlicht, d.i. een licht dat lichtflikkeringen toont met een frekwentie van 120 tot 100 flikkeringen per minuut. (d) Flikkerlicht, d.i. een licht dat lichtflikkeringen toont met een frekwentie van 60 tot 50 flikkeringen per minuut. (e) Lange schitter, d.i. een licht met een flitsduur van niet minder dan 2 seconden. (f) Het uit twee bollen bestaande topteken is overdag het meest belangrijke kenmerk van de losliggende gevaarmarkeringen en dient, waar dit uitvoerbaar is, aangebracht te worden en zo groot mogelijk te zijn met een duidelijke ruimte tussen de bollen.