Details





Titel:

25 NOVEMBER 2016. - Ministerieel besluit tot uitvoering van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-01-2017 en tekstbijwerking tot 08-12-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Beroepskwalificatie
Afdeling 1. - Bekwaamheidsattest
Onderafdeling 1. - Attest kennismaken met de gezinsopvang
Art. 2
Onderafdeling 2. - [1 Traject gezinsopvang]1
Art. 3
Onderafdeling 3. - Attest kennis van levensreddend handelen
Art. 4
Onderafdeling 4. - Attest kennis organisatorisch beheer
Art. 5
Onderafdeling 5. - Attest kennis Nederlands
Art. 6
Afdeling 2. - Opleidingstitel
Art. 7-8
Afdeling 3.
Onderafdeling 1.
Art. 9
Onderafdeling 2.
Art. 10-11
Onderafdeling 3.
Art. 12-16
HOOFDSTUK 4. - Voorwaarden voor een veilig bed
Art. 17
HOOFDSTUK 5. - Modellen voor brandveiligheid, slaaphouding en medische geschiktheid
Art. 18-20
HOOFDSTUK 5/1. [1 Norm voor pedagogische kwaliteit1.]1
Art. 20/1
HOOFDSTUK 6. - Slotbepaling
Art. 21
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2014201948 



Uitvoeringsbesluit(en):

2018010267  2018014567  2019014503 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° beroepskwalificatie : een kwalificatie die wordt gestaafd door een opleidingstitel, een bekwaamheidsattest als vermeld in punt 1.1 van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, of beroepservaring;
  2° beroepservaring : de daadwerkelijke en geoorloofde voltijdse of gelijkwaardige deeltijdse uitoefening van het betrokken beroep in een lidstaat;
  3° lidstaat : een lidstaat van de Europese Unie;
  4° opleidingstitel : een diploma, een certificaat of een andere titel die door een volgens de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een lidstaat aangewezen autoriteit, is afgegeven ter afsluiting van een overwegend in de Gemeenschap gevolgde beroepsopleiding. Als dat niet van toepassing is, wordt de volgende opleidingstitel met een opleidingstitel gelijkgesteld : elke in een derde land afgegeven opleidingstitel, wanneer de houder ervan in het betrokken beroep een beroepservaring van drie jaar heeft op het grondgebied van de lidstaat die de betrokken opleidingstitel heeft erkend en indien die lidstaat deze beroepservaring bevestigt.

HOOFDSTUK 2. - Beroepskwalificatie
Afdeling 1. - Bekwaamheidsattest
Onderafdeling 1. - Attest kennismaken met de gezinsopvang
Art.2. Het attest van het volgen van de module "kennismaken met de gezinsopvang", vermeld in artikel 11 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, toont aan dat de houder ervan de volgende leerinhouden gevolgd heeft :
  1° de specifieke aspecten van de gezinsopvang : de impact op de gezinssituatie, het financiële aspect, de organisatie en de taken van een kinderbegeleider, en de competenties;
  2° de belastende en faciliterende factoren voor de job van kinderbegeleider gezinsopvang.
  Een instantie die een attest uitreikt, voldoet aan de volgende criteria :
  1° duurzaam zijn;
  2° opleiders met voldoende kennis en ervaring hebben;
  3° toegankelijk zijn zodat een opleiding gecombineerd kan worden met werk;
  4° geografisch voldoende verspreid zijn;
  5° betaalbaar zijn;
  6° een beleid rond de erkenning van verworven competenties realiseren;
  7° een interne controle-instantie hebben;
  8° een externe controle-instantie hebben.
  De instanties die een attest als vermeld in het eerste lid, kunnen uitreiken, zijn de instanties opgenomen in punt 1 van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.

Onderafdeling 2. - [1 Traject gezinsopvang]1   ----------   (1)
Art.3.[1 § 1. Het traject gezinsopvang, vermeld in artikel 11 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2023, bestaat uit de volgende onderdelen:
   1° de organisator geeft de volgende informatie over de specifieke context van gezinsopvang, en laat zich daarbij bijstaan door een pool gezinsopvang:
   a) de kennis van de vergunningsvoorwaarden;
   b) de organisatie, de taken en de competenties die nodig zijn;
   c) de impact op de gezinscontext, de ondersteunende en belastende elementen;
   d) het arbeidsrechtelijke statuut waarin gewerkt wordt;
   2° de organisator organiseert een screening van de draagkracht en de volgende competenties van de kinderbegeleider en laat zich daarbij bijstaan door een pool gezinsopvang:
   a) het omgaan met kinderen;
   b) de zelfreflectie;
   c) de communicatie en het samenwerken met gezinnen en derden;
   d) het inschatten van de gezinscontext;
   e) het organisatietalent om alle taken te combineren;
   3° de organisator maakt een persoonlijk ontwikkelingsplan voor de kinderbegeleider op dat focust op de elementen en competenties, vermeld in punt 1° en 2°, en laat zich daarbij bijstaan door een pool gezinsopvang;
   4° de organisator organiseert een meeloopmoment in een vergunde kinderopvanglocatie gezinsopvang die niet in handhaving zit.
   In het eerste lid wordt verstaan onder pool gezinsopvang: een pool gezinsopvang, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2019 houdende de toekenning van een subsidie aan pools gezinsopvang.
   § 2. Voor kinderbegeleiders gezinsopvang die ook organisator gezinsopvang zijn, is er een automatische vrijstelling voor het traject gezinsopvang, vermeld in paragraaf 1.]1
  ----------
  (1)<MB 2023-12-04/02, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2023>

Onderafdeling 3. - Attest kennis van levensreddend handelen
Art.4. In dit artikel wordt verstaan onder richtlijnen van de Europese Reanimatieraad : de richtlijnen van de European Resuscitation Council, gepubliceerd op de website van de European Resuscitation Council.
  Het attest van kennis van levensreddend handelen bij kinderen, vermeld in artikel 40, § 2, eerste lid, 4°, en artikel 43, § 2, eerste lid, 3°, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, toont aan dat de houder ervan een opleiding van minstens drie uur met de volgende leerinhouden gevolgd heeft :
  1° een theoretisch deel, waarbij de typische gevaren voor baby's en peuters, de basisprincipes van de eerste hulp, het stappenplan van reanimatie volgens de geldende richtlijnen van de Europese Reanimatieraad en het bewustzijn, de ademhaling en de bloedcirculatie van baby's en peuters aan bod komen;
  2° een praktisch deel, waarbij ruim de tijd gegeven wordt om te oefenen en waarbij het inoefenen van reanimatie van baby's en peuters op baby- en peuterreanimatiepoppen, de handelingen bij verslikken en stikken, en de veiligheidshouding aan bod komen.
  Een instantie die een attest van levensreddend handelen uitreikt, zorgt ervoor dat de opleiding wordt gegeven door een persoon die :
  1° een van de volgende opleidingstitels of bekwaamheidsattesten heeft :
  a) een masterdiploma of een diploma van universitair onderwijs Geneeskunde;
  b) een bachelordiploma of een diploma hoger onderwijs van één cyclus Verpleegkunde, of een diploma van gegradueerde in de verpleegkunde of een diploma van het derde jaar van de vierde graad van de studierichting Verpleegkunde, of een bachelordiploma of een diploma hoger onderwijs van één cyclus Vroedkunde, of een diploma van gegradueerde in de vroedkunde;
  c) een geldig brevet Hulpverlener-Ambulancier. De hulpverlener-ambulancier is bovendien drager van een onderscheidingsteken, uitgereikt door de FOD Volksgezondheid, en heeft drie jaar ervaring in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening;
  d) een opleidingstitel die ten opzichte van de opleidingstitel, vermeld in punt a) en b), als gelijkwaardig erkend is als vermeld in de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015;
  2° theoretische en praktische kennis van levensreddend handelen bij kinderen heeft volgens de actueel geldende richtlijnen van de Europese Reanimatieraad;
  3° ervaring in het aanleren van levensreddend handelen heeft volgens de actueel geldende richtlijnen van de Europese Reanimatieraad.
  De instanties die een attest als vermeld in het tweede lid, kunnen uitreiken, zijn de instanties opgenomen in punt 2 van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.

Onderafdeling 4. - Attest kennis organisatorisch beheer
Art.5. Het attest van de kennis om een kinderopvanglocatie organisatorisch te beheren, vermeld in artikel 8, 1°, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, toont aan dat de houder ervan de volgende leerinhouden, die specifiek gericht zijn op de kinderopvang, gevolgd heeft voor het volgende aantal uren, hetzij lesuren, hetzij uren die de cursist geacht wordt aan de studie te spenderen :
  1° de principes en de opmaak van een ondernemingsplan met de essentiële onderdelen ervan, zoals aangegeven in het Startkompas van het Agentschap Ondernemen, voor minstens zestien uur;
  2° de basisprincipes voor het voeren van een boekhouding, van fiscaliteit en van steun- en financieringsmaatregelen, de principes van kasplanning en de toepassing ervan in het kasboek, voor minstens twaalf uur;
  3° de basiskennis van de verschillende ondernemingsvormen, voor minstens vier uur;
  4° de basiskennis van de verschillende sociaalrechtelijke statuten en van het arbeidsrecht, voor minstens vier uur;
  5° de kennis van de verschillende prijssettings, voor minstens vier uur.
  Een instantie die een attest uitreikt, voldoet aan de criteria, vermeld in artikel 2, tweede lid.
  De instanties die een attest als vermeld in het eerste lid, kunnen uitreiken, zijn de instanties opgenomen in punt 3 van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
  Het kwalificatiebewijs, vermeld in artikel 8, 2°, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, is een van de attesten, vermeld in de lijst van bekwaamheidsattesten en opleidingstitels, opgenomen in punt 5 van bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd.

Onderafdeling 5. - Attest kennis Nederlands
Art.6. De attesten, vermeld in de lijst van opleidingstitels en bekwaamheidsattesten opgenomen in punt 6 van bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd, kunnen beschouwd worden als een attest van actieve kennis van het Nederlands als vermeld in artikel 40, § 2, eerste lid, 3° en artikel 43, § 3 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013.

Afdeling 2. - Opleidingstitel
Art.7. Het kwalificatiebewijs voor de verantwoordelijke, vermeld in artikel 40, § 2, eerste lid, 5°, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, is een van de opleidingstitels, vermeld in punt 1, 2 of 4 van bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd. Het kwalificatiebewijs voor de kinderbegeleider, vermeld in artikel 43, § 2, eerste lid, 4°, a), van het voormelde besluit, is een van de opleidingstitels, vermeld in punt 3 of 4 van bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd.
  Er zijn verschillende mogelijke opleidingstitels naargelang het gaat om een verantwoordelijke voor maximaal achttien kinderopvangplaatsen of een verantwoordelijke voor meer dan achttien kinderopvangplaatsen.

Art.8. Het bewijs van een kwalificerend traject, vermeld in artikel 43, § 2, eerste lid, 4°, b), van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, is een inschrijvingsbewijs van maximaal drie jaar oud voor een opleiding die leidt tot het behalen van een opleidingstitel als vermeld in punt 3 van bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd.

Afdeling 3.   
Onderafdeling 1.   
Art.9.
  <Opgeheven bij MB 2019-05-21/05, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 28-09-2019>

Onderafdeling 2.   
Art.10.
  <Opgeheven bij MB 2019-05-21/05, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 28-09-2019>

Art.11.
  <Opgeheven bij MB 2019-05-21/05, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 28-09-2019>

Onderafdeling 3.   
Art.12.
  <Opgeheven bij MB 2019-05-21/05, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 28-09-2019>

Art.13.
  <Opgeheven bij MB 2019-05-21/05, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 28-09-2019>

Art.14.
  <Opgeheven bij MB 2019-05-21/05, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 28-09-2019>

Art.15.
  <Opgeheven bij MB 2019-05-21/05, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 28-09-2019>

Art.16.
  <Opgeheven bij MB 2019-05-21/05, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 28-09-2019>

HOOFDSTUK 4. - Voorwaarden voor een veilig bed
Art.17. Een veilig bed als vermeld in artikel 20 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, voldoet aan een van de volgende voorwaarden :
  1° het bed is gemarkeerd met vermelding van de EN-Europese norm 716 of de wieg is gemarkeerd met vermelding van de EN-Europese norm 1130;
  2° het bed of de wieg voldoet aan een gelijkwaardig veiligheidsniveau als nagestreefd door de norm, vermeld in punt 1°, waarvan de voorschriften opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd.

HOOFDSTUK 5. - Modellen voor brandveiligheid, slaaphouding en medische geschiktheid
Art.18. De brandveiligheidsattesten A, B en C, vermeld in artikel 23, tweede lid, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, worden opgemaakt volgens de modellen, opgenomen in bijlage 5, 6 en 7, die bij dit besluit zijn gevoegd.

Art.19. Het attest over de slaaphouding, vermeld in artikel 24, § 2, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wordt opgemaakt volgens het model, opgenomen in bijlage 8, die bij dit besluit is gevoegd.

Art.20. De attesten A en B van medische geschiktheid, vermeld in artikel 40, § 2, eerste lid, 2°, a) en b), artikel 43, § 2, eerste lid, 2°, a) en b), en artikel 45, eerste lid, 2°, a) en b), van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, worden opgemaakt volgens de modellen, opgenomen in bijlage 9 en 10, die bij dit besluit zijn gevoegd.

HOOFDSTUK 5/1. [1 Norm voor pedagogische kwaliteit1.]1   ----------   (1)
Art.20/1. [1 De norm voor pedagogische kwaliteit, vermeld in artikel 31, § 3, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, bestaat uit een score op al de volgende dimensies van pedagogische kwaliteit:
   1° het welbevinden van het kind;
   2° de betrokkenheid van het kind;
   3° de emotionele ondersteuning van het kind door de kinderbegeleider;
   4° de educatieve ondersteuning van het kind door de kinderbegeleider;
   5° de omgeving;
   6° gezinnen en diversiteit.
   Onder de dimensie omgeving, vermeld in het eerste lid, 5°, wordt verstaan: een toegankelijke en stimulerende indeling van de opvangruimtes voor de kinderen met een gevarieerd aanbod aan materialen en activiteiten en een doeltreffende organisatie van tijd en personeel voor de kinderen zoals regelmaat in de dagindeling en continuïteit in de begeleiding.
   Onder de dimensie gezinnen en diversiteit, vermeld in het eerste lid, 6°, wordt verstaan: het samenwerken en communiceren met gezinnen, inspraak geven aan en ondersteunen van gezinnen met respect voor de eigenheid van elk gezin.
   De organisator krijgt voor elke dimensie een score 1, 2, 3 of 4 op basis van de volgende schaal:
   1° een score 1 staat voor onvoldoende;
   2° een score 2 staat voor nipt voldoende;
   3° een score 3 staat voor goed;
   4° een score 4 staat voor uitstekend.
   De organisator moet voor elke dimensie een score van minstens 2 behalen. Als een organisator op een dimensie een score 2 behaalt, dan levert hij een inspanning om minstens een score 3 te behalen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2017-12-15/26, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2018>


HOOFDSTUK 6. - Slotbepaling
Art.21. Het ministerieel besluit van 27 februari 2014 ter uitvoering van artikel 8, 11, 40, 43 en 73, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wat betreft de kwalificatiebewijzen en attesten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 23 mei 2014 en 24 april 2015, wordt opgeheven.

BIJLAGE.
Art. N.(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 18-01-2017, p. 3038)
  Gewijzigd door:
  <MB 2018-10-11/22, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
  <MB 2019-05-21/05, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 28-09-2019>
  <MB 2021-09-02/12, art. 2-3, 005; Inwerkingtreding : 27-09-2021>
  <MB 2022-11-18/12, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2022>