Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

3 SEPTEMBER 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen en van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra



Inhoudstafel:


Art. 1-14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991012632  1991013073 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 1bis van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, wordt voor het eerste lid, een lid ingevoegd luidende :
  " Dit besluit is van toepassing op alle werknemers, die niet onder het toepassingsgebied vallen van tijdskrediet, zoals bedoeld in artikel 103bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, noch onder het toepassingsgebied van een ander systeem van loopbaanonderbreking. "

Art.2. In het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, wordt artikel 1 vervangen als volgt :
  " Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van het onderwijs bedoeld in artikel 127, § 1, van de Grondwet, die onderworpen zijn aan een statuut en die hun loopbaan onderbreken op grond van de reglementaire bepalingen vastgelegd door de bevoegde Gemeenschap onder dewelke ze ressorteren en in zoverre de voorwaarden en de modaliteiten bepaald door deze Gemeenschap vervuld werden.
  De bepalingen van de artikelen 4ter en 4quater zijn eveneens van toepassing op de contractuele personeelsleden van het onderwijs. "

Art.3. In artikel 4, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juni 1999, worden de eerste vier leden vervangen als volgt :
  " Art. 4. § 1. Aan de personeelsleden bedoeld in deze afdeling, die volgens de bepalingen van dit besluit hun beroepsloopbaan volledig onderbreken, wordt een onderbrekingsuitkering toegekend van 305,11 euro per maand indien het ambt dat onderbroken wordt een volledige opdracht omvat.
  Wanneer dit ambt geen volledige opdracht omvat, wordt dit bedrag verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
  Het bedrag van de onderbrekingsuitkering wordt, in afwijking van het eerste lid, vastgesteld op 334,14 euro per maand wanneer de volledige onderbreking van de voltijdse arbeidsregeling een aanvang neemt binnen een termijn van drie jaar na de geboorte of adoptie van een tweede kind, waarvoor het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt, of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt.
  Het bedrag van de onderbrekingsuitkering wordt vastgesteld op 363,19 euro per maand wanneer de volledige onderbreking van de voltijdse arbeidsregeling een aanvang neemt binnen een termijn van drie jaar na de geboorte of adoptie van een derde of daaropvolgende kind, waarvoor het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt, of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt. "

Art.4. In artikel 4 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juni 1999, worden de paragrafen 2 en 3 vervangen als volgt :
  " § 2. Voor de personeelsleden die hun loopbaan gedeeltelijk onderbreken bedraagt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering een gedeelte van 305,11 euro berekend volgend het aantal uren waarmee de opdracht verminderd wordt in verhouding tot het aantal uren van een volledige opdracht.
  Indien de personeelsleden de voorwaarden vervullen van § 1, derde of vierde lid, bedraagt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering gedurende de periode bepaald in § 1, zesde lid, een gedeelte van hetzij 334,14 euro, hetzij 363,19 euro berekend volgens het aantal uren waarmee de opdracht verminderd wordt in verhouding tot het aantal uren van een volledige opdracht.
  § 3. In afwijking van § 2, wordt voor de personeelsleden die de leeftijd van 55 jaar bereikt hebben en zich, volgens de voorwaarden en modaliteiten bepaald door de bevoegde Gemeenschap, engageren hun loopbaan gedeeltelijk te onderbreken tot aan hun pensionering, het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering vastgesteld op een gedeelte van 610,19 euro, berekend volgens het aantal uren waarmee de opdracht verminderd wordt in verhouding tot het aantal uren van een volledige opdracht, zonder dat dit bedrag hoger mag liggen dan 305,11 euro.
  Indien de personeelsleden de voorwaarden vervullen van § 1, derde of vierde lid, bedraagt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering gedurende de periode bepaald in § 1, zesde lid, een gedeelte van hetzij 668,27 euro, hetzij 726,38 euro berekend volgens de bepalingen van het vorige lid en zonder dat dit bedrag hoger mag liggen dan hetzij 334,14 euro, hetzij 363,19 euro. "

Art.5. In het artikel 4bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 4 juni 1999, worden de woorden "hun loopbaan volledig of gedeeltelijk onderbreken" vervangen door "hun loopbaan volledig, met één vijfde of tot de helft van een voltijdse betrekking onderbreken".

Art.6. Artikel 4ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 4 juni 1999, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 4ter. § 1. Op voorwaarde dat de bevoegde Gemeenschap de mogelijkheid voorzien heeft en dat de voorwaarden en modaliteiten bepaald door deze Gemeenschap vervuld werden, kunnen de personeelsleden hun loopbaan volledig onderbreken op basis van artikel 100 van de voormelde wet van 22 januari 1985 of gedeeltelijk met een vijfde of tot de helft van een voltijdse betrekking onderbreken op basis van artikel 102 van dezelfde wet voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een gezinslid of een familielid tot de tweede graad, dat lijdt aan een zware ziekte.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder gezinslid, elke persoon die samenwoont met het personeelslid en als familielid zowel de bloed- als de aanverwanten.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt onder zware ziekte verstaan, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel.
  Het bewijs van de reden van deze loopbaanonderbreking wordt geleverd door het personeelslid bij middel van een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek gezins- of familielid tot de tweede graad, waaruit blijkt dat het personeelslid bereid is bijstand of verzorging te verlenen aan de zwaar zieke persoon.
  § 2. De mogelijkheid om zijn loopbaan volledig te onderbreken om de in dit artikel aangehaalde reden is beperkt tot maximum 12 maanden per patiënt. De onderbrekingsperiodes kunnen enkel opgenomen worden met periodes van minimum één en maximum drie maanden, aaneensluitend of niet, tot de maximum termijn van 12 maanden bereikt is. Nochtans wordt de maximumperiode van 12 maanden per patiënt verminderd met de periodes van volledige loopbaanonderbreking die het personeelslid reeds genoten heeft voor dezelfde patiënt op basis van een andere wettekst of reglementaire tekst ter uitvoering van de voornoemde herstelwet van 22 januari 1985, die dezelfde mogelijkheid voorzag.
  § 3. De in dit artikel bedoelde mogelijkheid van gedeeltelijke loopbaanonderbreking is beperkt tot maximum 24 maanden per patiënt. De periodes van gedeeltelijke loopbaanonderbreking kunnen enkel opgenomen worden met periodes van minimum één maand tot maximum drie maanden, aaneensluitend of niet tot een maximum van 24 maanden bereikt is.
  Nochtans wordt de maximumperiode van 24 maanden per patiënt verminderd met de periodes van gedeeltelijke loopbaanonderbreking die het personeelslid reeds genoten heeft voor dezelfde patiënt op basis van een andere wettekst of reglementaire tekst ter uitvoering van de voornoemde herstelwet van 22 januari 1985, die dezelfde mogelijkheid voorzag.
  § 4. Voor het personeelslid dat alleenstaand is, wordt, in geval van zware ziekte van zijn kind dat hoogstens 16 jaar oud is, de maximumperiode van volledige loopbaanonderbreking bedoeld in paragraaf 2 van dit artikel uitgebreid naar 24 maanden per patiënt en wordt de maximumperiode van gedeeltelijke loopbaanonderbreking bedoeld in paragraaf 3 van dit artikel uitgebreid naar 48 maanden per patiënt.
  De periodes van volledige en gedeeltelijke loopbaanonderbreking kunnen enkel worden opgenomen met periodes van minimum één maand en maximum drie maanden, aaneensluitend of niet.
  Onder alleenstaande in de zin van dit artikel wordt verstaan het personeelslid dat uitsluitend en effectief samenwoont met één of meerdere van zijn kinderen.
  In geval van toepassing van deze paragraaf moet het personeelslid bovendien het bewijs leveren van de samenstelling van zijn gezin door middel van een attest dat wordt afgeleverd door de gemeentelijke overheid en waaruit blijkt dat het personeelslid op het moment van de aanvraag uitsluitend en effectief samenwoont met één of meerdere van zijn kinderen.
  Voor iedere verlenging van een periode van volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking dient het personeelslid dezelfde procedure te volgen en de door dit artikel vereiste attest(en) in te dienen. "

Art.7. Artikel 4quinquies van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juni 1999, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 4quinquies. § 1. Voor de personeelsleden die hun loopbaan volledig onderbreken krachtens de bepalingen van deze afdeling bedraagt het bedrag van de onderbrekingsuitkering 596,27 euro per maand indien het ambt dat onderbroken wordt een volledige opdracht omvat. Wanneer dit ambt geen volledige opdracht omvat wordt dit bedrag verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
  § 2. Voor de personeelsleden die hun beroepsloopbaan verminderen tot de helft van een voltijdse betrekking wordt het bedrag van de in § 1 bedoelde uitkering vastgesteld op 298,13 euro, indien het ambt waarvoor loopbaanonderbreking wordt gevraagd een volledige opdracht omvat. Wanneer dit ambt geen volledige opdracht omvat wordt dit bedrag verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
  Nochtans wordt voor de personeelsleden die de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben, het bedrag van 298,13 euro voorzien in het eerste lid op 505,70 euro gebracht indien het ambt waarvoor loopbaanonderbreking wordt gevraagd een volledige opdracht omvat.
  § 3. Voor de personeelsleden die hun beroepsloopbaan verminderen met 1/5e van een voltijdse betrekking wordt het bedrag van de in § 1 bedoelde uitkering vastgesteld op 119,25 euro indien het ambt waarvoor loopbaanonderbreking wordt aangevraagd een volledige opdracht omvat. Wanneer dit ambt geen volledige opdracht omvat wordt dit bedrag verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
  Voor een personeelslid dat uitsluitend samenwoont met één of meerdere kinderen die hij ten laste heeft, wordt het bedrag van 119,25 euro op 136,01 euro gebracht indien het ambt waarvoor loopbaanonderbreking wordt gevraagd een volledige opdracht omvat.
  Nochtans wordt voor de personeelsleden die de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben, het bedrag van 119,25 euro voorzien in het eerste lid op 202,28 euro gebracht indien het ambt waarvoor loopbaanonderbreking wordt gevraagd een volledige opdracht omvat.

Art.8. In artikel 5 van hetzelfde koninklijk besluit, worden het tweede, derde en vierde lid opgeheven.

Art.9. In hetzelfde koninklijk besluit wordt het hoofdstuk III opgeheven.

Art.10. In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 16bis ingevoegd, luidende :
  " Art. 16bis. Het recht op uitkeringen gaat in op de dag vermeld in de aanvraag om uitkeringen, wanneer alle nodige documenten behoorlijk en volledig ingevuld op het werkloosheidsbureau toekomen binnen de termijn van twee maanden, die ingaat de dag na dewelke is vermeld in de aanvraag, en van datum tot datum berekend wordt. Wanneer de documenten behoorlijk en volledig ingevuld ontvangen worden na die termijn, gaat het recht op uitkeringen slechts in de dag van de ontvangst ervan. "

Art.11. Artikel 17 van hetzelfde koninklijk besluit wordt opgeheven.

Art.12. Artikel 21 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 21. § 1. De bedragen van de uitkeringen vermeld in onderhavig besluit, zijn gekoppeld aan de spilindex 103,14 geldend op 1 juni 1999 (basis 1996 = 100). Deze bedragen worden verhoogd of verminderd overeenkomstig artikel 4 van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bedragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. De verhoging of de vermindering wordt toegepast vanaf de dag, bepaald in artikel 6, 3°, van voornoemde wet.
  Het nieuwe bedrag wordt bekomen door het basisbedrag te vermenigvuldigen met een coëfficiënt gelijk aan 1,0200n, waarbij n overeenstemt met de rang van de bereikte spilindex, zonder dat een intermediaire afronding geschiedt. De spilindex volgend op deze vermeld in het eerste lid wordt als rang 1 beschouwd. De coëfficiënt wordt uitgedrukt in eenheden, gevolgd door 4 cijfers. Het vijfde cijfer na de komma wordt weggelaten en leidt tot een verhoging met één eenheid van het vorige cijfer indien het minstens 5 bereikt.
  § 2. Wanneer het overeenkomstig § 1 berekende bedrag van de uitkering, een gedeelte van een cent bevat, wordt het tot de hogere of lagere cent afgerond naargelang het gedeelte al dan niet 0,5 bereikt. "

Art.13. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2012.

Art. 14. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Brussel, 3 september 2012.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Werk,
  Mevr. M. DE CONINCK