Details





Titel:

20 JUNI 2012. - Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het statuut van de militairen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-06-2012 en tekstbijwerking tot 14-12-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Toekenning van een vergoeding in geval van ongeval of ziekte in het kader van de deelname aan opdrachten in het buitenland [1 van militaire bijstand,]1 van hulpverlening of van operationele inzet [2 of aan oefeningen in de deelstand in intensieve dienst]2.
Art. 2-15
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de wet van 13 juli 1976 betreffende de getalsterkte aan officieren en de statuten van het personeel van de krijgsmacht
Art. 16-17
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van de wet van 16 juli 2005 houdende de overplaatsing van sommige militairen naar een openbare werkgever
Art. 18
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de krijgsmacht
Art. 19
HOOFDSTUK 6. - Inwerkingtreding
Art. 20



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1976071304  2005007191  2007007077 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Toekenning van een vergoeding in geval van ongeval of ziekte in het kader van de deelname aan opdrachten in het buitenland [1 van militaire bijstand,]1 van hulpverlening of van operationele inzet [2 of aan oefeningen in de deelstand in intensieve dienst]2.   ----------   (1)   (2)
Art.2.Voor de toepassing van dit hoofdstuk en zijn uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder :
  1° slachtoffer : de personen bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, en § 2;
  2° echtgenoot :
  a) de persoon die met het slachtoffer gehuwd is;
  b) de persoon met wie het slachtoffer samenwoont, overeenkomstig de artikelen 1475 tot 1479 van het Burgerlijk Wetboek;
  c) de niet-verwante persoon die op het tijdstip van het overlijden op een permanente en effectieve wijze sedert ten minste een jaar met het slachtoffer samenwoonde, bewezen door de inschrijving in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister;
  3° kind : het kind van wie de afstamming ten aanzien van het slachtoffer is vastgesteld, in voorkomend geval na het overlijden van het slachtoffer, geadopteerd of waarvan de procedure van adoptie na het overlijden van het slachtoffer met gunstig gevolg afgesloten wordt;
  4° ongeval : iedere plotselinge gebeurtenis die een lichamelijk letsel teweegbrengt waarvan de oorzaak of een van de oorzaken buiten het organisme van het slachtoffer ligt en die met zekerheid door een arts of specialist die erkend is en gemachtigd is om de geneeskunde uit te oefenen, wordt vastgesteld;
  5° ziekte : iedere verslechtering van de gezondheidstoestand door een andere oorzaak dan een ongeval en die met zekerheid door een arts of specialist, die erkend is en gemachtigd is om de geneeskunde uit te oefenen, wordt vastgesteld, en waarvan de diagnose op objectief waarneembare symptomen berust;
  6° permanente lichamelijke ongeschiktheid : lichamelijke ongeschiktheid ten gevolge van een ziekte opgelopen of een ongeval overkomen gedurende een operatie [1 , een opdracht of een oefening bedoeld in artikel 4]1, met tot gevolg :
  a) voor de militair en de kandidaat-militair, naargelang het geval, de oppensioenstelling of de verbreking van zijn dienstneming of wederdienstneming wegens definitieve lichamelijke ongeschiktheid ten gevolge van een beslissing van de militaire commissie voor geschiktheid en reform of de militaire commissie van beroep voor geschiktheid en reform;
  b) voor het statutair burgerpersoneelslid bedoeld in artikel 3, § 1, de beslissing van vervroegde oppensioenstelling ten gevolge van de beslissing van de administratieve gezondheidsdienst verbonden aan de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid;
  c) voor het contractueel personeelslid bedoeld in artikel 3, § 1, het einde van de overeenkomst wegens overmacht in de voorwaarden bedoeld in artikel 34 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
  d) voor de personen niet bedoeld in a) tot c), het bestaan van een staat van invaliditeit met tot gevolg de onmogelijkheid om hun beroep uit te oefenen, naar behoren vastgesteld door de bevoegde geneeskundige instantie;
  7° woonplaats : de hoofdverblijfplaats, in België, waar het slachtoffer in het bevolkingsregister staat ingeschreven;
  8° verblijfplaats : de plaats, in België of in het buitenland, waar het slachtoffer, dat geen woonplaats heeft in België of dat in dienst is in het buitenland, werkelijk verblijft.
  ----------
  (1)<W 2022-11-24/05, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Art.3.§ 1. Een vergoeding wordt toegekend door de Minister van Landsverdediging, volgens de bij deze wet vastgestelde bedragen en voorwaarden, aan de volgende personen die, in vredestijd, het slachtoffer zijn van een ongeval overkomen of een ziekte opgelopen gedurende een operatie [1 , een opdracht of een oefening bedoeld in artikel 4]1, met het overlijden of de permanente lichamelijke ongeschiktheid tot gevolg :
  1° de militairen en kandidaat-militairen;
  2° de burgerlijke personeelsleden van het Ministerie van Landsverdediging;
  3° de Minister van Landverdediging en de leden van zijn kabinet;
  4° de leden van de federale overheidsdiensten, met inbegrip van de leden van de Rechterlijke Orde en de leden van de federale politie;
  5° de personeelsleden van de parastatalen van het Ministerie van Landsverdediging.
  De militairen worden verplichtend aan een geneeskundig onderzoek onderworpen vóór de zending in opdracht, wat toelaat de gezondheidstoestand van het slachtoffer vóór het vertrek te kennen.
  Wanneer het overlijden of de permanente lichamelijke ongeschiktheid te wijten zijn aan een ziekte wordt het recht op de vergoeding uitgesloten indien de personen bedoeld in het eerste lid, 2° tot 5°, zich, vóór het vertrek, niet hebben onderworpen aan een geneeskundig onderzoek dat door de Minister van Landsverdediging georganiseerd wordt.
  [1 In afwijking van het tweede en het derde lid is het geneeskundig onderzoek geen uitsluitingsclausule voor het recht op de vergoeding in het kader van deelname aan een oefening of aan een opdracht zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, 4° en 5°, of wanneer er kan worden aangetoond dat de beperkte voorbereidingstijd vóór de operatie het niet toelaat zich te laten onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek.]1
  § 2. In geval van overlijden van het slachtoffer is de vergoeding aan zijn rechthebbenden verschuldigd, overeenkomstig artikel 7.
  ----------
  (1)<W 2022-11-24/05, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Art.4.Het ongeval moet overkomen zijn, of de ziekte moet opgelopen zijn, tijdens de deelname [3 ...]3 aan :
  1° hetzij een operatie in een van de volgende vormen van operationele inzet :
  a) waarnemingsinzet;
  b) beschermingsinzet;
  c) passieve gewapende inzet;
  d) actieve gewapende inzet;
  [1 e) de deelname aan een operatie buiten de inzetzone;
  f) [2 de transit van of naar, één van de voornoemde vormen van operationele inzet;]2]1
  [2 2° hetzij een opdracht in één van de volgende vormen van hulpverlening :
   a) de nationale hulpverlening;
   b) de internationale hulpverlening;
   c) de deelname aan hulpverlening buiten de inzetzone;
   d) de transit van of naar, één van de voornoemde vormen van hulpverlening;
   3° hetzij een opdracht in één van de volgende vormen van militaire bijstand :
   a) de actieve militaire bijstand;
   b) de deelname aan militaire bijstand buiten de inzetzone;
   c) de transit van of naar, één van de voornoemde vormen van militaire bijstand;]2
  [4 4° hetzij een oefening in de deelstand "in intensieve dienst;";
   5° hetzij een opdracht of een oefening als tijdelijk lid van een detachement dat deelneemt aan een opdracht of een oefening zonder zich in één van de gevallen bedoeld in 1° tot 4° te moeten bevinden.]4
  [4 Worden bedoeld elk ongeval overkomen en elke ziekte opgelopen tijdens de uitvoering van elke activiteit in verband met de operatie, de opdracht of de oefening, zonder tijdsbeperking of geografische beperking, vanaf de dag van het begin van de activiteit in verband met de operatie, de opdracht of de oefening en tot de dag van het einde van de activiteit in verband met de operatie, de opdracht of de oefening, met inbegrip van, naargelang het geval, de trajecten vanuit de woonplaats of de verblijfplaats en de trajecten om er naar terug te keren, ongeacht het aangewende vervoermiddel. Worden bedoeld onder activiteit in verband met de operatie, de opdracht of de oefening, zowel de operationele activiteiten in bevolen dienst als de logistieke en ontspanningsactiviteiten tijdens rust- of verlofperiodes.]4
  Worden evenwel niet in aanmerking genomen, behalve in het kader van een zelfmoord of van een poging tot zelfmoord :
  1° het ongeval of de ziekte toe te schrijven aan een zware fout of een opzettelijke daad van het slachtoffer;
  2° de opzettelijke zelfverminking;
  3° het ongeval of de ziekte veroorzaakt door het gebruik van alcohol of verdovende middelen door het slachtoffer, voor zover dat de verdovende middelen niet werden voorgeschreven door een geneesheer;
  4° het ongeval of de ziekte met als onmiddellijke en rechtstreekse oorzaak een opzettelijke misdaad of een opzettelijk wanbedrijf waarvan het slachtoffer dader of mededader is en waarvan hij de gevolgen heeft kunnen voorzien.
  ----------
  (1)<W 2014-05-15/44, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<W 2016-11-21/20, art. 87, 003; Inwerkingtreding : 02-01-2017>
  (3)<W 2019-05-20/09, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (4)<W 2022-11-24/05, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Art.5. Het bedrag van de vergoeding bedoeld in artikel 3 wordt vastgesteld op :
  1° in geval van overlijden : 95.000 euro;
  2° in geval van permanente lichamelijke ongeschiktheid : 171.000 euro.
  Bovendien wordt in geval van overlijden, en ongeacht de toekenning aan de rechthebbenden van het slachtoffer van de vergoeding bedoeld in het eerste lid, 1°, een aanvullende vergoeding, gelijk aan 15 procent van het bedrag bepaald in het eerste lid, 1°, toegekend aan ieder kind van het slachtoffer dat :
  1° hetzij minderjarig is;
  2° hetzij meerderjarig is, begunstigde van kinderbijslag.

Art.6. § 1. In geval van overlijden van het slachtoffer, wordt, op aanvraag, binnen de 15 dagen die volgen op de ontvangst van de aanvraag, aan de echtgenoot van het slachtoffer een voorschot op vergoeding toegekend, " onmiddellijke hulp " genoemd, ten belope van 7.000 euro. Bij ontstentenis van een echtgenoot wordt het voorschot in gelijke delen onder de kinderen van het slachtoffer verdeeld en wordt uitgekeerd, voor de niet-ontvoogde minderjarigen, aan de persoon die hun opvoeding verzekert.
  Het bedrag van het voorschot wordt afgetrokken van het bedrag van de vergoeding bedoeld in artikel 5, eerste lid, 1°.
  De aanvraag tot toekenning van de onmiddellijke hulp dient ingediend te worden door de begunstigde of door zijn wettelijke vertegenwoordiger.
  § 2. De Minister van Landsverdediging eist de terugbetaling van de onmiddellijke hulp wanneer wordt aangetoond dat de persoon die deze hulp heeft ontvangen er geen recht op had.

Art.7. In geval van overlijden van het slachtoffer zijn de rechthebbenden, bedoeld in artikel 3, § 2, in orde van prioriteit :
  1° zijn echtgenoot;
  2° zijn kinderen, alsook hun nakomelingen, bij plaatsvervulling;
  3° de personen aangewezen door het slachtoffer voor het vertrek.
  De aanwijzing bedoeld in het eerste lid, 3°, wordt opgetekend in een geschrift, waarvan de vorm en de bewaringsplaats door de Minister van Landsverdediging worden vastgesteld.

Art.8. Is er slechts één rechthebbende, dan ontvangt deze de gehele vergoeding bepaald in artikel 5, eerste lid, 1°. Zijn er verscheidene rechthebbenden van dezelfde rang, dan wordt de vergoeding bij gelijke delen aan ieder van hen toegekend.
  De vergoeding bedoeld in artikel 5, eerste lid, 1°, wordt evenwel niet toegekend indien het slachtoffer is overleden na zelf de vergoeding bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, genoten te hebben.

Art.9. Als een vergoeding of een gedeelte van een vergoeding, met uitsluiting van de onmiddellijke hulp bedoeld in artikel 6, § 1, wordt toegekend aan een minderjarige, wordt het bedrag ervan gestort op een bankrekening op naam van de minderjarige geopend waarover, zolang hij minderjarig is, overeenkomstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, alleen mag worden beschikt met machtiging van de vrederechter.

Art.10.Het oorzakelijk verband tussen het ongeval of de ziekte en het overlijden of de permanente lichamelijke ongeschiktheid kan voor het voordeel van deze wet niet meer worden ingeroepen als het overlijden zich voordoet of de schade verschijnt na verloop van tien jaar te rekenen vanaf de dag waarop het ongeval zich heeft voorgedaan of de ziekte werd opgelopen. Indien deze dag niet kan bepaald worden, begint de periode van tien jaar op de dag volgend op de dag van het einde van [1 de operatie, de opdracht of de oefening]1.
  Bovendien moet de procedure die tot de erkenning van de permanente lichamelijke ongeschiktheid leidt, gedurende de periode van tien jaar bedoeld in het eerste lid worden ingeleid.
  ----------
  (1)<W 2022-11-24/05, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Art.11. Iedere aanvraag tot het verkrijgen van de vergoeding of een gedeelte ervan, met inbegrip van de onmiddellijke hulp bedoeld in artikel 6, § 1, moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, door de begunstigde of zijn wettelijke vertegenwoordiger, bij een aangetekende zending aan de Minister van Landsverdediging worden gericht binnen de volgende termijnen :
  1° voor het slachtoffer, de echtgenoot of het kind : binnen de termijn van 5 jaar te rekenen vanaf de permanente lichamelijke ongeschiktheid of het overlijden;
  2° voor de andere rechthebbenden : binnen de termijn van één jaar te rekenen vanaf de dag waarop het slachtoffer is overleden.

Art.12.§ 1. De Minister van Landsverdediging beslist over de toekenning van de vergoeding op advies van de directeur-generaal human resources en van de directeur-generaal juridische steun [1 ...]1.
  § 2. De directeur-generaal human resources brengt een gemotiveerd advies uit over de gegrondheid van de vraag tot toekenning van de vergoeding.
  Hij kan alle nuttige onderzoeken doen uitvoeren.
  Hij kan de militaire commissie voor geschiktheid en reform of de militaire commissie van beroep voor geschiktheid en reform opdragen medische onderzoeken uit te voeren of te gelasten. Hij kan andere deskundigen aanstellen en getuigen horen.
  Het resultaat van deze onderzoeksverrichtingen is uitsluitend bestemd voor het onderzoek van het verzoek en blijft gedekt door het beroepsgeheim.
  § 3. De directeur-generaal juridische steun [1 ...]1 brengt een advies uit betreffende de naleving van de wet.
  ----------
  (1)<W 2022-11-24/05, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2023>

Art.13. De toekenning van de vergoedingen bedoeld in deze wet sluit, tot het beloop van hun bedrag, de toekenning uit van een schadevergoeding ten laste van de Staat voor hetzelfde schadelijk feit. De Staat treedt, tot het beloop van het bedrag van de betaalde vergoeding, in de rechten van de begunstigde persoon tegen de voor het schadelijk feit aansprakelijke derden.

Art.14. De vergoedingen toegestaan krachtens dit hoofdstuk kunnen voor hetzelfde schadelijke feit gecumuleerd worden met :
  1° de bijzondere vergoeding in geval van fysieke schade geleden door leden van politie- en hulpdiensten, bedoeld in de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, hoofdstuk III, afdeling III;
  2° de vergoedingen bedoeld in de wet van 12 januari 1970 betreffende de toekenning van een bijzondere vergoeding in geval van luchtvaartongeval in vredestijd;
  3° de voordelen die krachtens de wetgeving op de vergoedingspensioenen worden toegekend;
  4° de voordelen die krachtens de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor de beroepsziekten in de overheidssector, worden toegekend;
  5° de voordelen die krachtens de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 worden toegekend;
  6° de voordelen die krachtens de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, worden toegekend.

Art.15. De bedragen bedoeld in de artikelen 5 en 6 zijn gekoppeld aan de mobiliteitsregeling toepasselijk op de wedden van het personeel der federale overheidsdiensten. Deze bedragen zijn gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.

HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de wet van 13 juli 1976 betreffende de getalsterkte aan officieren en de statuten van het personeel van de krijgsmacht
Art.16. In artikel 53quater van de wet van 13 juli 1976 betreffende de getalsterkte aan officieren en de statuten van het personeel van de krijgsmacht, ingevoegd bij de wet van 22 maart 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
  " § 1. Bij het overlijden of de hospitalisatie van de moeder gedurende de periode van moederschapsverlof bedoeld in artikel 50, neemt de persoon bedoeld in het tweede lid, op zijn verzoek, vaderschapsverlof om de opvang van het kind te verzekeren.
  Het recht op vaderschapsverlof komt toe aan de militair van het actief kader die :
  1° de vader is van het kind;
  2° gehuwd is met de moeder;
  3° wettelijk samenwoont met de moeder bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en niet is verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen;
  4° sinds een onafgebroken periode van drie jaar voorafgaand aan de geboorte op permanente en affectieve wijze samenwoont met de moeder bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en niet is verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen.
  Het bewijs van samenwoning en hoofdverblijf wordt geleverd aan de hand van een uittreksel uit het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister.
  Slechts één militair heeft het recht op vaderschapsverlof ter gelegenheid van de geboorte van eenzelfde kind. De militairen die het recht op vaderschapsverlof openen volgens het tweede lid, respectievelijk, 1°, 2°, 3° en 4°, hebben achtereenvolgens voorrang op elkaar. ";
  2° in paragraaf 3 wordt het woord " vader " vervangen door de woorden " persoon bedoeld in paragraaf 1, tweede lid ".

Art.17. In artikel 53quinquies, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 maart 2003 en vervangen bij de wet van 23 april 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° tussen het derde en het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende :
  " Wanneer het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag kan het verlof opgenomen worden tot het kind 21 jaar wordt. ";
  2° in het vroegere vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden " of de eenentwintigste " ingevoegd tussen de woorden " de twaalfde " en de woorden " verjaardag moet zijn voldaan ".

HOOFDSTUK 4. - Wijziging van de wet van 16 juli 2005 houdende de overplaatsing van sommige militairen naar een openbare werkgever
Art.18. Artikel 5 van de wet van 16 juli 2005 houdende de overplaatsing van sommige militairen naar een openbare werkgever, gewijzigd bij de wet van 20 juli 2006, wordt aangevuld met twee leden, luidende :
  " De duur van één jaar bedoeld in het eerste lid kan verlengd worden met drie maanden in geval van het niet slagen in de vorming, mits toestemming van de Minister van Landsverdediging.
  Indien de betrokkene uitdrukkelijk gemotiveerde uitzonderingsgevallen kan aantonen, kan de Minister van Landsverdediging evenwel afwijken van deze termijn. "

HOOFDSTUK 5. - Wijziging van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de krijgsmacht
Art.19. In artikel 272 van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de krijgsmacht, gewijzigd bij de wet van 29 december 2010, worden de woorden " 1 juli 2012 " vervangen door de woorden " 31 december 2013 ".

HOOFDSTUK 6. - Inwerkingtreding
Art. 20. Deze wet treedt in werking de tiende dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van hoofdstuk 2, dat in werking treedt op de datum door de Koning bepaald en uiterlijk op 31 december 2012, en van hoofdstuk 5 dat in werking treedt op 30 juni 2012.