17 MEI 2012. - Koninklijk besluit betreffende de vergoeding van de werkingskosten van de FSMA ter uitvoering van artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-06-2012 en tekstbijwerking tot 31-12-2021)
TITEL I. - Algemene bepalingen
Art. 1-3
TITEL II. - Bijdragen verschuldigd door de ondernemingen onder continu toezicht van de FSMA
HOOFDSTUK 1. - Bepaling en opvraging van de bijdragen
Art. 4-9, 9/1, 9/2, 10-15, 15/1, 15/2, 16-21
HOOFDSTUK 2. - Regels betreffende de verrekening van het werkingsoverschot of -tekort met de bijdragen betaald door de ondernemingen onder continu toezicht van de FSMA
Art. 22-24
TITEL III. - Tarieven voor specifieke toezichtsacties
Art. 25-31
TITEL IV. - Diverse bepalingen
HOOFDSTUK 1. - Bijzondere bepalingen
Art. 32-35
HOOFDSTUK 2. - Opheffings- en overgangsbepalingen
Art. 36, 36/1, 36/2, 37-41
HOOFDSTUK 3. - Inwerkingtreding
Art. 42-43
BIJLAGE.
Art. N1-N2
TITEL I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. De werkingskosten van de Autoriteit voor financiële diensten en markten, afgekort FSMA, worden vergoed door bijdragen betaald door de ondernemingen en personen die onder haar toezicht staan of waarvan de verrichtingen of de producten onder haar toezicht staan.
Art.2.Omvang en evolutie van de werkingskosten.
De werkingskosten van de FSMA worden jaarlijks vergoed binnen volgende grenzen :
1° de kosten met betrekking tot de organen en het personeel van de FSMA worden vergoed voor hun werkelijk bedrag, met dien verstande dat het aantal operationele personeelsleden van de FSMA, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, niet hoger mag liggen dan [1 399]1 behoudens afwijking toegestaan door de bevoegde Ministers en op gemotiveerd voorstel van de FSMA.
Onder operationele personeelsleden dient voor de toepassing van dit besluit verstaan, de personeelsleden ingeschreven in het personeelsregister van de FSMA, met uitzondering van :
a) de stagiairs of tijdelijke werknemers die de FSMA in dienst neemt krachtens de geldende tewerkstellingsbevorderende wetgeving;
b) de werknemers die meer dan een jaar afwezig zijn;
c) de tijdelijke werknemers ter vervanging van medewerkers die meer dan 30 dagen en maximaal één jaar afwezig zijn wegens ondermeer ziekte, zwangerschapsverlof of tijdskrediet;
d) de medewerkers van de FSMA die gedetacheerd zijn naar nationale of internationale instellingen of organismen voor opdrachten in het verlengde van de bevoegdheden van de FSMA, voor zover hun vergoeding tijdens de detachering rechtstreeks of onrechtstreeks gedragen wordt door de instelling of het organisme waarnaar de betrokken medewerker gedetacheerd is.
De bepaling, op 31 december van elk jaar, van het aantal personeelsleden voor de toepassing van 1° wordt gecertificeerd door de bedrijfsrevisor in functie bij de FSMA.
2° De volgende kosten worden vergoed voor hun werkelijk bedrag :
a) de kosten die de FSMA ten laste neemt op basis van Europese regelgeving, inzonderheid de bijdragen verschuldigd aan de Europese toezichtsautoriteiten, of op basis van internationale akkoorden;
b) de uitgaven en lasten die de FSMA maakt voor de ontwikkeling of toepassing van bijzondere instrumenten of methodes voor haar toezicht of voor de andere opdrachten die haar zijn toevertrouwd;
c) de kosten van de eventuele uitbesteding voor de uitvoering van het jaarlijkse actieplan van de FSMA bedoeld in artikel 49, § 2, van de wet van 2 augustus 2002;
d) de kosten van de uitbesteding van ondersteunende taken die noodzakelijk zijn voor de goede werking van de FSMA waartoe in voorkomend geval beslist wordt na de datum van afkondiging van dit besluit;
e) de kosten verbonden aan uitzendarbeid, voor zover door het beroep op uitzendkrachten het maximum aantal toegelaten personeelsleden van de FSMA, bedoeld in 1°, niet overschreden wordt;
f) de kosten, inzonderheid de presentiegelden en werkingskosten, van de verschillende raadgevende organen die door de wet zijn opgericht in de bevoegdheidsdomeinen van de FSMA;
g) de erelonen en kosten van de advocaten die optreden voor de FSMA;
h) belastingen, taksen, rechten en retributies van de Staat, de gewesten, de provincies, de gemeenten en de agglomeraties van gemeenten.
3° De kosten ter financiering van de zetel van de FSMA worden vergoed ten belope van [1 3.122.825]1 EUR.
4° De andere uitgaven en lasten dan deze bedoeld in 1° tot en met 3° worden vergoed ten belope van maximum 11.000.000 EUR. Dit grensbedrag wordt, op 31 december van elk jaar, en voor het eerst op 31 december 2012, aangepast aan de verhoudingsgewijze stijging van het aantal personeelsleden, en aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen in het afgelopen boekjaar. Het referentie-indexcijfer hiervoor is dat van de maand december. De weerslag van deze evoluties wordt gecertificeerd door de bedrijfsrevisor in functie bij de FSMA.
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.3.Bepaling van de bijdragen, wijze van opvraging en aanmaningskosten
§ 1. De nadere regels voor de bepaling en inning van de bijdragen verschuldigd door de ondernemingen en personen die onder het toezicht staan van de FSMA of waarvan de verrichtingen of producten onder haar toezicht staan, worden bepaald in Titels II en III van onderhavig besluit.
§ 2. [1 Met uitzondering van deze bedoeld in artikel 20 worden alle in dit besluit vermelde vaste bedragen die individuele of collectieve bijdragen uitmaken, jaarlijks aangepast naar verhouding van de evolutie van de werkingskosten bedoeld in artikel 2, 1°, en de evolutie van het grensbedrag bedoeld in artikel 2, 4°.]1
De barema's als bijlage bij dit besluit, en de reserve, bedoeld in artikel 32, worden slechts aangepast [1 overeenkomstig het eerste lid]1 als de vereiste aanpassing meer dan tien percent bedraagt, waarbij zij, in voorkomend geval, in schijven van telkens tien percent wordt doorgevoerd, afgerond naar het hoger gelegen tiental euro.
§ 3. Behoudens andersluidende bepalingen, vraagt de FSMA de betaling van de bijdragen, verschuldigd krachtens dit besluit, op via een schrijven, fax of electronisch verstuurd bericht.
Behoudens andersluidende bepalingen, dient de betaling te geschieden binnen één maand na de kennisgeving van het verschuldigde bedrag.
§ 4. Indien de niet-betaling van een bijdrage binnen de vooropgestelde termijn aanleiding geeft tot de verzending van een aanmaning, via een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, wordt voor elk aangetekend schrijven een bedrag van 50 EUR aan administratieve kosten aangerekend.
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
TITEL II. - Bijdragen verschuldigd door de ondernemingen onder continu toezicht van de FSMA
HOOFDSTUK 1. - Bepaling en opvraging van de bijdragen
Art.4. Globale bijdrage
Onverminderd artikel 20 betalen de ondernemingen of personen bedoeld in deze titel samen een globale bijdrage waarvan het bedrag gelijk is aan het totale bedrag aan werkingskosten van de FSMA, zoals dat blijkt uit de begroting goedgekeurd door de Raad van Toezicht met toepassing van artikel 48, § 1, eerste lid, 4°, van de wet van 2 augustus 2002, in voorkomend geval vermeerderd met het bedrag waarmee de reserve bedoeld in artikel 32 wedersamengesteld moet worden. De opstelling van de begroting van de FSMA is inzonderheid gebaseerd op een raming van de in artikel 2 bedoelde kosten.
De globale bijdrage wordt omgeslagen over de ondernemingen en personen volgens de regels bepaald in de artikelen 5 tot en met 16.
Art.5.Bijdragen van de instellingen voor collectieve belegging
§ 1. [1 De op 1 januari in België gevestigde instellingen voor collectieve belegging en gereglementeerde vastgoedvennootschappen betalen jaarlijks gezamenlijk een bijdrage van 25,10 % van de in artikel 4 bedoelde globale bijdrage.
De bijdrage in paragraaf 1/1 is verschuldigd per instelling voor collectieve belegging, ongeacht of zij verscheidene compartimenten heeft.
Wanneer de instelling voor collectieve belegging verscheidene compartimenten omvat, is de bijdrage in toepassing van paragraaf 2 tot en met 7 verschuldigd per ingeschreven compartiment.]1
[1 § 1/1. De instellingen voor collectieve belegging die niet door een beheervennootschap worden beheerd en de gereglementeerde vastgoedvennootschappen betalen een bijdrage voor het toezicht op hun beheer, berekend als volgt :
1° voor de instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, de openbare gereglementeerde vastgoedvennootschappen, de openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die over een vergunning beschikken, alsook de openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging naar het recht van derde landen die over een vergunning beschikken, is de bijdrage :
a) indien het bedrag van de beheerde activa van het vorige jaar zoals het blijkt uit de periodieke staten overgelegd aan de FSMA, groter is dan 500 mio , gelijk aan 3000 EUR;
b) indien het bedrag van de beheerde activa van het vorige jaar zoals het blijkt uit de periodieke staten overgelegd aan de FSMA, kleiner of gelijk is aan 500 mio en groter is dan 100 mio , gelijk aan 1800 EUR;
c) indien het bedrag van de beheerde activa van het vorige jaar zoals het blijkt uit de periodieke staten overgelegd aan de FSMA, kleiner of gelijk is aan 100 mio , gelijk aan 600 EUR;
2° voor de niet-openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die over een vergunning beschikken en de institutionele gereglementeerde vastgoedvennootschappen, is de bijdrage :
a) indien het bedrag van de beheerde activa van het vorige jaar zoals het blijkt uit de periodieke staten overgelegd aan de FSMA, groter is dan 500 mio , gelijk aan 2500 EUR;
b) indien het bedrag van de beheerde activa van het vorige jaar zoals het blijkt uit de periodieke staten overgelegd aan de FSMA, kleiner of gelijk is aan 500 mio en groter is dan 100 mio , gelijk aan 1500 EUR;
c) indien het bedrag van de beheerde activa van het vorige jaar zoals het blijkt uit de periodieke staten overgelegd aan de FSMA, kleiner of gelijk is aan 100 mio , gelijk aan 500 EUR;
3° voor de openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging naar het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die over een vergunning beschikken, alsook de niet-openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging naar het recht van derde landen die over een vergunning beschikken, is de bijdrage gelijk aan 375 EUR;
4° voor de alternatieve instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht van wie de beheerde activa een bedrag vertegenwoordigen dat, naargelang van het geval, onder de drempel van 100 mio EUR of 500 mio EUR ligt en die niet over een vergunning beschikken maar in toepassing van verordening (EU) 345/2013 en 346/2013 over een label EuVECA of EuSEF beschikken, is de bijdrage gelijk aan 500 EUR.]1
§ 2. De Belgische openbare instellingen voor collectieve belegging met een vast aantal rechten van deelneming, [1 en de openbare gereglementeerde vastgoedvennootschappen]1 betalen samen een bijdrage van 257.000 EUR.
Deze bijdrage wordt over die instellingen omgeslagen naar verhouding van het bedrag van hun eigen vermogen, zoals uitgedrukt in hun geconsolideerde jaarrekening van het vorige jaar.
§ 3. De openbare instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen naar Belgisch en naar buitenlands recht betalen een bijdrage van 0,02 EUR per mille van de totaalwaarde van hun op 31 december van het vorige jaar beheerd vermogen.
§ 4. De buitenlandse openbare instellingen voor collectieve belegging, met uitzondering van de instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen bedoeld in paragraaf 3, betalen volgende bijdragen :
1° de instellingen voor collectieve belegging naar het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die voldoen aan de voorwaarden van de Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) : 2.055 EUR;
2° de andere instellingen voor collectieve belegging : 12.835 EUR. Deze bijdrage wordt verdubbeld voor het eerste jaar waarin een bijdrage verschuldigd is.
§ 5. De Belgische openbare instellingen voor collectieve belegging, met uitzondering van de openbare instellingen voor collectieve belegging met een vast aantal rechten van deelneming [1 en de openbare gereglementeerde vastgoedvennootschappen]1 bedoeld in paragraaf 2 en de openbare instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen bedoeld in paragraaf 3, betalen volgende bijdragen :
1° een bijdrage van 0,075 [1 ...]1 per mille van de laatste netto-inventariswaarde van het vorige jaar zoals ze blijkt uit de statistieken overgelegd aan de FSMA;
2° een bijdrage van 0,40 [1 ...]1 per mille van het bedrag van de inschrijvingen op rechten van deelneming in het vorige jaar, zonder dat met eventuele terugbetalingen rekening wordt gehouden, zoals het blijkt uit de statistieken overgelegd aan de FSMA;
3° in afwijking van de bepalingen onder 1° en 2°, voor een openbare monetaire instelling voor collectieve belegging, een bijdrage van 0,05 [1 ...]1 per mille van de laatste netto-inventariswaarde van het vorige jaar zoals ze blijkt uit de statistieken overgelegd aan de FSMA.
Voor de toepassing van 2° zijn in het "bedrag van de inschrijvingen op rechten van deelneming in het vorige jaar, zonder dat met eventuele terugbetalingen rekening wordt gehouden" :
a) niet begrepen : de commissies, kosten en taksen die bij de inschrijving ten laste worden gelegd van de deelnemers, met uitzondering van het ten gunste van de instelling voor collectieve belegging geïnde bedrag tot dekking van de kosten voor de verwerving van activa;
b) niet begrepen : de inbrengen ingevolge een fusie door overneming van compartimenten of van instellingen voor collectieve belegging;
c) wél begrepen : de veranderingen van compartiment of van instelling voor collectieve belegging.
Als de som van de bijdragen verschuldigd door alle instellingen voor collectieve belegging waarop dit artikel van toepassing is, minder of meer bedraagt dan de in paragraaf 1 bedoelde bijdrage, wordt het tekort of het overschot aangerekend op de bijdragen van de instellingen voor collectieve belegging waarop deze paragraaf betrekking heeft, naar verhouding van de bijdrage die elke instelling verschuldigd is volgens de in de voorafgaande leden vastgestelde regels.
§ 6. In afwijking van artikel 17, § 1, wordt de minimumbijdrage als volgt vastgesteld :
De op grond van paragrafen 2, 3 en 5, eerste lid, 2°, en van artikel 40, § 2, eerste lid, 1°, verschuldigde bijdragen mogen, per instelling voor collectieve belegging, ongeacht of zij compartimenten omvat, niet minder bedragen dan 500 EUR.
Dit geldt ook voor de krachtens paragraaf 5, eerste lid, 3°, verschuldigde bijdrage, behoudens wanneer de instelling voor collectieve belegging verscheidene compartimenten omvat en dit bedrag reeds is bereikt met toepassing van paragraaf 5, eerste lid, 1° en 2°.
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.6.Bijdragen van [1 onafhankelijk financiële planners,]1 beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en buitenlandse beleggingsondernemingen waarop de FSMA het toezicht van prudentiële aard uitoefent
§ 1. [1 De op 1 januari in België gevestigde onafhankelijk financiële planners, beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, beheervennootschappen van alternatieve instellingen voor collectieve belegging die over een vergunning beschikken, vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en buitenlandse beleggingsondernemingen waarop de FSMA het toezicht van prudentiële aard uitoefent betalen jaarlijks gezamenlijk een bijdrage van 2,49 % van de in artikel 4 bedoelde globale bijdrage.]1
[1 § 1/1. De bijdrage voor de onafhankelijk financiële planners wordt berekend als volgt :
1° elke onafhankelijke financiële planner betaalt een forfaitair basisbedrag van 2.500 EUR;
2° het bedrag in 1° wordt verhoogd als volgt :
a) voor de onafhankelijke financiële planner die een natuurlijk persoon is : 500 EUR per medewerker die gemachtigd is om de persoon te vertegenwoordigen bij het verstrekken van raad over financiële planning;
b) voor de onafhankelijke financiële planner die een rechtspersoon is : 500 EUR per effectieve leider vanaf de tweede effectieve leider en 500 EUR per medewerker die gemachtigd is om de rechtspersoon te vertegenwoordigen bij het verstrekken van raad over financiële planning.
De som van de bedragen die de onafhankelijk financiële planner verschuldigd is, bedoeld in het eerste lid, mag 10.000 EUR niet overschrijden.]1
§ 2. [1 Na aftrek van de krachtens paragraaf 1/1 verschuldigde bijdragen, wordt het saldo van de in paragraaf 1 bedoelde bijdrage omgeslagen over de overige ondernemingen bedoeld in de eerste paragraaf als volgt :
1° De helft van het saldo wordt omgeslagen over alle ondernemingen bedoeld in het eerste lid naar verhouding van hun maximaal vereiste eigen vermogen op 31 december van het voorlaatste jaar;
2° Een vierde van het saldo wordt omgeslagen over alle ondernemingen bedoeld in het eerste lid naar verhouding van hun inkomsten zoals vastgesteld op 31 december van het voorlaatste jaar en gerealiseerd tijdens de twaalf maanden voorafgaand aan die datum.
Onder inkomsten moet het totale bedrag van de ontvangen commissies en de andere bedrijfsopbrengsten worden verstaan, vermeerderd met de inkomsten uit deelnemingen in verbonden ondernemingen, zoals die blijken uit de periodieke staten overgelegd aan de FSMA.
De bijdragen worden, voor de toepassing van het eerste lid, 2°, vastgesteld op basis van 40 % van het bedrag van de voornoemde inkomsten voor volgende ondernemingen :
a) de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte;
b) de beheervennootschappen van alternatieve instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die over een vergunning beschikken;
c) de beheervennootschappen van alternatieve instellingen voor collectieve belegging uit derde landen;
d) de beheervennootschappen van niet-openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging van wie de beheerde activa een bedrag vertegenwoordigen dat, naargelang van het geval, onder de drempel van 100 mio EUR of 500 mio EUR ligt en die niet over een vergunning beschikken;
e) vennootschappen van vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en waarop de FSMA het toezicht van prudentiële aard uitoefent.
3° Een vierde van het saldo wordt omgeslagen over alle ondernemingen bedoeld in het eerste lid naar verhouding van hun balanstotaal op 31 december van het voorlaatste jaar zoals dat blijkt uit de periodieke staten overgelegd aan de FSMA.
De bijdragen, worden, voor de toepassing van het eerste lid, 3°, vastgesteld op basis van 40 % van hun balanstotaal voor volgende ondernemingen :
a) de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte;
b) de beheervennootschappen van alternatieve instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die over een vergunning beschikken;
c) de beheervennootschappen van alternatieve instellingen voor collectieve belegging uit derde landen;
d) de beheervennootschappen van niet-openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging van wie de beheerde activa een bedrag vertegenwoordigen dat, naargelang van het geval, onder de drempel van 100 mio EUR of 500 mio EUR ligt en die niet over een vergunning beschikken;
e) vennootschappen van vermogensbeheer en beleggingsadvies die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en waarop de FSMA het toezicht van prudentiële aard uitoefent.]1
§ 3. [1 Indien een onderneming zowel over een vergunning als beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG als over een vergunning als beheervennootschap van alternatieve instellingen voor collectieve belegging beschikt, wordt voor de berekening van elk van haar bijdragen overeenkomstig paragraaf 2, slechts rekening gehouden met 70% van de berekeningsbasissen bedoeld in 1°, 2° en 3° van dezelfde paragraaf, voor zover de berekeningsbasis niet reeds op 40 % werd gebracht.]1
§ 4. [1 ...]1.
§ 4. (vroegere § 5) In afwijking van artikel 17, § 1, wordt de minimumbijdrage als volgt vastgesteld :
1° Als de totale bijdrage van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht [1 die over een vergunning beschikt,]1 minder bedraagt dan 9.200 EUR, wordt ze op dit bedrag gebracht.
2° [1 Als de totale bijdrage van een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies naar Belgisch recht, van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die ressorteert onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte en over een vergunning beschikt, of van een beleggingsonderneming die ressorteert onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte en waarop de FSMA het toezicht van prudentiële aard uitoefent, minder bedraagt dan 4.600 EUR, wordt ze op dit bedrag gebracht.]1
3° [1 Als de totale bijdrage van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en over een vergunning beschikt of een beleggingsonderneming die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte waarop de FSMA het toezicht van prudentiële aard uitoefent minder bedraagt dan 3.000 EUR, wordt ze op dit bedrag gebracht.]1
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.7.Bijdragen van kredietinstellingen, beursvennootschappen en buitenlandse beleggingsondernemingen waarop de Nationale Bank van Belgïe, afgekort de Bank, het toezicht van prudentiële aard uitoefent
§ 1. De op 1 januari in België gevestigde kredietinstellingen, beursvennootschappen en buitenlandse beleggingsondernemingen waarop de Bank het toezicht van prudentiële aard uitoefent, betalen jaarlijks gezamenlijk een bijdrage van [1 11,53]1 % van de in artikel 4 bedoelde globale bijdrage.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde bijdrage wordt omgeslagen over de twee sectoren, waarbij 97,7 % ten laste komt van de sector van de kredietinstellingen, en het saldo ten laste komt van de sector van de beursvennootschappen en van de beleggingsondernemingen waarop de Bank het toezicht van prudentiële aard uitoefent.
§ 3. Drie vierde van de bijdrage die, conform paragraaf 2, ten laste komt van elke sector, wordt tussen de ondernemingen binnen elke sector omgeslagen naar verhouding van de commissies ontvangen tijdens de twaalf maanden voorafgaand aan 31 december van het voorlaatste jaar.
Het bedrag van de commissies dat in aanmerking wordt genomen voor de beursvennootschappen en de buitenlandse beleggingsondernemingen waarop de Bank het toezicht van prudentiële aard uitoefent, is het totaal van de ontvangen commissies zoals vermeld in de periodieke staten overgelegd aan de FSMA.
Het bedrag van de commissies dat in aanmerking wordt genomen voor de kredietinstellingen, is het totaal van de hiernavolgende commissies zoals vermeld in de periodieke staten overgelegd aan de FSMA :
1° het totaal van de ontvangen commissies wegens financiële diensten met betrekking tot effecten; en
2° de ontvangen commissies wegens bewaring, bewaking, vermogensbeheer; en
3° de ontvangen commissies wegens overige financiële diensten.
De bijdragen van de kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en waarop de Bank het toezicht van prudentiële aard uitoefent, worden, voor de toepassing van de voorgaande leden, vastgesteld op basis van [1 65 %]1 van het bedrag van de commissies.
§ 4. Een vierde van de bijdrage die, conform paragraaf 2, ten laste komt van elke sector, wordt tussen de ondernemingen binnen elke sector omgeslagen naar verhouding van hun balanstotaal op 31 december van het voorlaatste jaar zoals vermeld in de periodieke staten overgelegd aan de FSMA.
De bijdragen van de kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en waarop de Bank het toezicht van prudentiële aard uitoefent, worden, voor de toepassing van het voorgaande lid, vastgesteld op basis van [1 65 %]1 van het bedrag van hun balanstotaal.
§ 5. De bijdrage van een kredietinstelling waarvan de activiteiten bijna uitsluitend beperkt blijven tot de bewaring en het beheer van financiële instrumenten voor rekening van een professioneel cliënteel, beloopt maximaal 150.000 EUR.
§ 6. In afwijking van artikel 17, § 1, wordt de minimumbijdrage conform de volgende regels vastgesteld :
1° Als de totale bijdrage van een kredietinstelling die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, minder bedraagt dan 2.500 EUR, wordt ze op dit bedrag gebracht.
2° Als de totale bijdrage van enige andere kredietinstelling minder bedraagt dan 5.000 EUR, wordt ze op dit bedrag gebracht.
3° Als de totale bijdrage van een beursvennootschap naar Belgisch recht die geen fondsen of effecten van cliënten houdt, of van een beleggingsonderneming die ressorteert onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte waarop de Bank het toezicht van prudentiële aard uitoefent en die geen fondsen of effecten van cliënten houdt, of van een beleggingsonderneming die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en waarop de Bank het toezicht van prudentiële aard uitoefent, minder bedraagt dan 1.500 EUR, wordt ze op dit bedrag gebracht.
4° Als de totale bijdrage van enige andere beursvennootschap of beleggingsonderneming waarop de Bank het toezicht van prudentiële aard uitoefent minder bedraagt dan 3.000 EUR, wordt ze op dit bedrag gebracht.
§ 7. [1 In afwijking van voorgaande paragrafen wordt de bijdrage van een kredietinstelling die geen enkele beleggingsdienst of nevendienst verricht in de zin van artikel 46, 1° en/of 2°, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, vastgesteld als volgt, op voorwaarde dat die instelling de vereiste kennisgeving in die zin aflegt in de loop van het jaar voorafgaand aan de heffing en de inning van die bijdrage :
1° voor de kredietinstelling die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte : 1.000 EUR;
2° voor enige andere kredietinstelling : 2.000 EUR.]1
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.8.[1 Bijdragen van de verzekeringsondernemingen
§ 1. De op 1 januari in België gevestigde verzekeringsondernemingen betalen jaarlijks gezamenlijk een bijdrage van 24,41 % van de in artikel 4 bedoelde globale bijdrage.
§ 2. 22 % van het in paragraaf 1 vermelde bedrag wordt over de verzekeringsondernemingen omgeslagen naar verhouding van de in het kader van de groepsverzekeringsactiviteiten aan hen verschuldigde premies binnen de twaalf maanden voorafgaand aan 31 december van het voorlaatste jaar, zoals die blijken uit de periodieke staten of andere stavingsstukken overgelegd aan de FSMA.
§ 3. 45 % van het in paragraaf 1 vermelde bedrag wordt over de verzekeringsondernemingen omgeslagen naar verhouding van de in het kader van de levensverzekeringsactiviteiten, andere dan de groepsverzekeringsactiviteiten, aan hen verschuldigde premies binnen de twaalf maanden voorafgaand aan 31 december van het voorlaatste jaar, zoals die blijken uit de periodieke staten of andere stavingsstukken overgelegd aan de FSMA.
§ 4. 27 % van het in paragraaf 1 vermelde bedrag wordt over de verzekeringsondernemingen omgeslagen naar verhouding van de in het kader van de niet-levensverzekeringsactiviteiten, andere dan de ziekteverzekeringsactiviteiten, aan hen verschuldigde premies binnen de twaalf maanden voorafgaand aan 31 december van het voorlaatste jaar, zoals die blijken uit de periodieke staten of andere stavingsstukken overgelegd aan de FSMA.
§ 5. 6 % van het in paragraaf 1 vermelde bedrag wordt over de verzekeringsondernemingen omgeslagen naar verhouding van de in het kader van de ziekteverzekeringsactiviteiten, aan hen verschuldigde premies binnen de twaalf maanden voorafgaand aan 31 december van het voorlaatste jaar, zoals die blijken uit de periodieke staten of andere stavingsstukken overgelegd aan de FSMA.
§ 6. Voor de vaststelling van de bijdragen van de verzekeringsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, worden, voor de toepassing van dit artikel, de premies voor 65 % in aanmerking genomen.
§ 7. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "premies" verstaan, de som van de bedragen "uitgegeven premies" en "wijziging in de nog uit te geven premies".
§ 8. In afwijking van artikel 17, § 1, wordt de minimumbijdrage overeenkomstig de volgende regels vastgesteld :
1° Als de totale bijdrage van een verzekeringsonderneming die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, minder bedraagt dan 2.500 EUR, wordt ze op dit bedrag gebracht;
2° Als de totale bijdrage van enige andere verzekeringsonderneming minder bedraagt dan 5.000 EUR, wordt ze op dit bedrag gebracht.]1
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.9. [1 Bijdragen van de kredietgevers inzake hypothecair krediet
§ 1. De op 1 januari in België gevestigde kredietgevers inzake hypothecair krediet betalen jaarlijkse gezamenlijk een bijdrage van 1,50 % van de in artikel 4 bedoelde globale bijdrage.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde bijdrage wordt omgeslagen over de in dezelfde paragraaf bedoelde kredietgevers naar verhouding van het totaal of een deel van het bedrag van het verschuldigd blijvend saldo in omloop op 31 december van het laatste jaar, als volgt :
1° voor de kredietgevers, die niet onder 2°, 3° of 4°, vallen, wordt het totaal van het bedrag van het verschuldigd blijvend saldo in omloop in aanmerking genomen;
2° voor de kredietgevers naar Belgisch recht die hetzij als kredietinstellingen op de in artikel 13 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen bedoelde lijst, hetzij als verzekeringsondernemingen op de in artikel 4 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen bedoelde lijst, hetzij als instellingen voor elektronisch geld op de in artikel 64 van de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen bedoelde lijst, hetzij als betalingsinstellingen op de in artikel 9 van voornoemde wet van 21 december 2009 bedoelde lijst zijn ingeschreven, wordt een derde van het verschuldigd blijvend saldo in omloop in aanmerking genomen;
3° voor kredietgevers naar buitenlands recht die hetzij als bijkantoren van kredietinstellingen op de in artikel 13 van de voornoemde wet van 22 maart 1993 bedoelde lijst, hetzij als bijkantoren van verzekeringsondernemingen op de in de artikelen 4 en 66 van de voornoemde wet van 9 juli 1975 bedoelde lijsten, hetzij als bijkantoren van instellingen voor elektronisch geld op de in de artikelen 64 en 91 van de voornoemde wet van 21 december 2009 bedoelde lijsten, hetzij als bijkantoren van betalingsinstellingen op de in artikel 39 van de voornoemde wet van 21 december 2009 bedoelde lijst, zijn ingeschreven, wordt een derde van het verschuldigd blijvend saldo in omloop in aanmerking genomen;
4° voor de kredietinstellingen en de financiële instellingen als bedoeld in artikel 78 van de voornoemde wet van 22 maart 1993 die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische ruimte en die op grond van hun nationaal recht hypothecaire kredietovereenkomsten mogen verlenen in hun lidstaat van herkomst, wordt één derde van het verschuldigd blijvend saldo in omloop in aanmerking genomen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2014-03-28/30, art. 8, 002; Inwerkingtreding : onbepaald , vanaf de dag dat boek VII, Titel 4, hoofdstuk 4, van het Wetboek van economisch recht betreffende de toegang tot de activiteit van de kredietgevers en de kredietbemiddelaars in werking treedt>
Art. 9/1. [1 Bijdragen van de kredietgevers inzake consumentenkrediet
§ 1. De op 1 januari in België gevestigde kredietgevers inzake consumentenkrediet betalen jaarlijkse gezamenlijk een bijdrage van 0,90 % van de in artikel 4 bedoelde globale bijdrage.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde bijdrage wordt omgeslagen over de in dezelfde paragraaf bedoelde kredietgevers naar verhouding van het totaal of een deel van het bedrag van het verschuldigd blijvend saldo in omloop op 31 december van het laatste jaar, als volgt :
1° voor de kredietgevers, die niet onder 2°, 3° of 4°, vallen, wordt het totaal van het bedrag van het verschuldigd blijvend saldo in omloop in aanmerking genomen;
2° voor de kredietgevers naar Belgisch recht die hetzij als kredietinstellingen op de in artikel 13 van de voornoemde wet van 22 maart 1993 bedoelde lijst, hetzij als instellingen voor elektronisch geld op de in artikel 64 van de voornoemde wet van 21 december 2009 bedoelde lijst, hetzij als betalingsinstellingen op de in artikel 9 van voornoemde wet van 21 december 2009 bedoelde lijst zijn ingeschreven, wordt een derde van het verschuldigd blijvend saldo in omloop in aanmerking genomen;
3° voor kredietgevers naar buitenlands recht die hetzij als bijkantoren van kredietinstellingen op de in artikel 13 van de voornoemde wet van 22 maart 1993 bedoelde lijst, hetzij als bijkantoren van instellingen voor elektronisch geld op de in artikel 64 van de voornoemde wet van 21 december 2009 bedoelde lijst, zijn ingeschreven, wordt een derde van het verschuldigd blijvend saldo in omloop in aanmerking genomen;
4° voor de kredietinstellingen, de financiële instellingen als bedoeld in artikel 78 van de voornoemde wet van 22 maart 1993, de instellingen voor elektronisch geld en de betalingsinstellingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische ruimte en die op grond van hun nationaal recht consumentenkredietenovereenkomsten mogen verlenen in hun lidstaat van herkomst, wordt één derde van het verschuldigd blijvend saldo in omloop in aanmerking genomen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2014-03-28/30, art. 9, 002; Inwerkingtreding : onbepaald , vanaf de dag dat boek VII, Titel 4, hoofdstuk 4, van het Wetboek van economisch recht betreffende de toegang tot de activiteit van de kredietgevers en de kredietbemiddelaars in werking treedt>
Art. 9/2. (vroeger art. 9) Bijdragen van de hypotheekondernemingen
§ 1. De op 1 januari in België ingeschreven of geregistreerde hypotheekondernemingen betalen jaarlijks gezamenlijk een bijdrage van 2,40 % van de in artikel 4 bedoelde globale bijdrage.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde bijdrage wordt omgeslagen over de hypotheekondernemingen naar verhouding van het totale bedrag van het verschuldigd blijvend saldo in omloop op 31 december van het voorlaatste jaar.
TOEKOMSTIG RECHT
Art. 9/2. (vroeger art. 9) <Opgeheven door KB 2014-03-28/30, art. 32, 002; Inwerkingtreding : onbepaald , op de dag dat boek VII, Titel 4, hoofdstuk 4, van het Wetboek van economisch recht betreffende de toegang tot de activiteit van de kredietgevers en de kredietbemiddelaars in werking treedt>
Art.10.Bijdragen van de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening
§ 1. De op 1 januari in België gevestigde instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening betalen jaarlijks gezamenlijk een bijdrage van [1 1,76]1 % van de in artikel 4 bedoelde globale bijdrage.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde bijdrage wordt omgeslagen over de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening naar Belgisch recht naar verhouding van de aan hen verschuldigde bijdragen enerzijds, en van hun technische voorzieningen op korte termijn of de in hun balans opgenomen technische voorzieningen anderzijds, zoals die blijken uit hun jaarrekening of hun aan de FSMA overgelegde periodieke staten, die betrekking hebben op het voorlaatste jaar, en waarbij het volgende onderscheid wordt gemaakt :
1° voor alle instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening worden de bijdragen integraal in aanmerking genomen;
2° naast de bijdragen bedoeld in 1° worden, voor de instellingen die enkel aanvullende pensioentoezeggingen beheren en geen grensoverschrijdende activiteit uitoefenen, de technische voorzieningen op korte termijn in aanmerking genomen voor 3 %;
3° naast de bijdragen bedoeld in 1° worden voor de andere instellingen de in de balans opgenomen technische voorzieningen in aanmerking genomen voor 3 %.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder :
- "technische voorzieningen op korte termijn" het minimale bedrag aan technische voorzieningen berekend overeenkomstig artikel 17 of artikel 18 van het koninklijk besluit van 12 januari 2007 betreffende het prudentieel toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;
- "in de balans opgenomen technische voorzieningen" : het bedrag van de voorzieningen vermeld in de rubriek "II. Technische voorzieningen" van de balans vastgesteld overeenkomstig het Schema van de jaarrekening opgenomen in Hoofdstuk I, Afdeling I van de bijlage bij het koninklijk besluit van 5 juni 2007 betreffende de jaarrekening van de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening.
§ 3. In afwijking van artikel 17, § 1, wordt de minimumbijdrage voor de instellingen bedoeld in paragraaf 2, 1°, vastgesteld op 2.500 EUR.
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.11. Bijdragen van de marktondernemingen
§ 1. De jaarlijkse bijdrage van de NV Euronext Brussels bedraagt 881.000 EUR.
§ 2. De jaarlijkse bijdrage van andere op 1 januari in België gevestigde marktondernemingen is gelijk aan :
1° 255.580 EUR voor marktondernemingen die markten organiseren waarop uitsluitend financiële instrumenten zijn toegelaten die reeds tot een gereglementeerde markt of multilaterale handelsfaciliteit zijn toegelaten;
2° voor de andere marktondernemingen : 0,015 EUR per mille van hun marktkapitalisatie, met een minimum van 255.580 EUR.
Art.12. Uitbating van multilaterale handelsfaciliteiten
Elke beleggingsonderneming, kredietinstelling of marktonderneming die op 1 januari één of meer in België gevestigde multilaterale handelsfaciliteiten uitbaat, zoals gedefinieerd in artikel 2, 4°, van de wet van 2 augustus 2002, betalen jaarlijks een bijdrage gelijk aan :
1° 2.500 EUR indien zij één in België gevestigde MTF uitbaat;
2° 3.500 EUR indien zij twee in België gevestigde MTF's uitbaat;
3° 4.500 EUR indien zij drie of meer in België gevestigde MTF's uitbaat.
Art.13.Bijdragen van de emittenten
§ 1. De vennootschappen of fondsen waarvan de financiële instrumenten op 1 januari zijn toegelaten tot een Belgische of buitenlandse gereglementeerde markt of tot Alternext, georganiseerd door Euronext Brussels, en die aan het toezicht van de FSMA zijn onderworpen, met uitsluiting van de vennootschappen of fondsen waarvan België niet de lidstaat van herkomst is betalen jaarlijks gezamenlijk een bijdrage van [1 9,74]1 % van de in artikel 4 bedoelde globale bijdrage.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde bijdrage bestaat uit :
1° een forfaitaire bijdrage voor de emittenten van vastgoedcertificaten die aan het toezicht van de FSMA zijn onderworpen, van, per emittent,
a) 2.500 EUR voor één certificaat;
b) 3.500 EUR voor twee certificaten;
c) 4.500 EUR voor drie certificaten en meer;
2° een forfaitaire bijdrage van 4.000 EUR voor de vennootschappen waarvan alleen de obligaties zijn toegelaten tot een gereglementeerde markt of tot Alternext.
3° een forfaitaire bijdrage van 7.500 EUR voor de overige vennootschappen naar buitenlands recht;
4° een bijdrage voor de overige vennootschappen naar Belgisch recht op grond van de omslag van het saldo, na aftrek van de krachtens de punten 1° tot 3° en krachtens paragraaf 3 verschuldigde bijdragen, tussen die vennootschappen naar verhouding van het bedrag van hun eigen vermogen, zoals uitgedrukt in hun statutaire jaarrekening van het vorige jaar, na aftrek van de kapitaalsubsidies.
§ 3. In afwijking van paragraaf 2, 2°, is een forfaitaire bijdrage van 2.500 EUR verschuldigd in hoofde van :
a) elke vennootschap waarvan enkel schuldinstrumenten zijn toegelaten tot een gereglementeerde markt met een nominale waarde per eenheid van ten minste 100.000 EUR of, in het geval van schuldinstrumenten in een andere munteenheid dan de euro, waarvan de tegenwaarde van de nominale waarde per eenheid op de uitgiftedatum gelijk is aan ten minste 100.000 EUR;
b) elke vennootschap waarvan voor 31 december 2010 enkel schuldinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt waren toegelaten met een nominale waarde per eenheid van ten minste 50.000 EUR of, in het geval van schuldinstrumenten in een andere munteenheid dan de euro, waarvan de tegenwaarde van de nominale waarde per eenheid op de uitgiftedatum gelijk is aan ten minste 50.000 EUR.
§ 4. In afwijking van artikel 17, § 1, bedraagt de minimumbijdrage op basis van paragraaf 2, 4°, 7.500 EUR.
Wanneer de toelating betrekking heeft op certificaten van effecten, is de bijdrage verschuldigd door de emittenten van die certificaten.
§ 5. Dit artikel is niet van toepassing op de Belgische of buitenlandse openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming.
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.14.[1 Bijdragen van de verrekenings- en vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen
§ 1. De Belgische verrekenings- en vereffeningsinstellingen, met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, de in België gevestigde bijkantoren van buitenlandse verrekenings- en vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen en de niet in België gevestigde buitenlandse verrekenings- en vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen die op 1 januari aan het toezicht van de FSMA zijn onderworpen, betalen jaarlijks gezamenlijk een bijdrage van 0,54 % van de in artikel 4 bedoelde globale bijdrage.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde bijdrage wordt gelijk verdeeld over alle verrekenings- en vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen.]1
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.15.[1 Bijdragen van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten, alsook van de verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die aan directe distributie doen
§ 1. De op 1 januari in het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten of in het door de FSMA bijgehouden register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen ingeschreven personen, alsook de op 1 januari in België gevestigde verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en kredietinstellingen die aan directe distributie doen, betalen jaarlijks gezamenlijk een bijdrage van 12,28 % van de in artikel 4 bedoelde globale bijdrage.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde bijdrage wordt omgeslagen over de tussenpersonen en over de verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die aan directe distributie doen, overeenkomstig de bepalingen in de §§ 3 en 4.
§ 3. De in paragraaf 1 bedoelde tussenpersonen zijn een bijdrage verschuldigd berekend als volgt :
1° elke tussenpersoon betaalt een basisbedrag;
2° elke tussenpersoon betaalt daarenboven een bijkomend bedrag gelijk aan :
a) 15 % van voornoemd basisbedrag per door de tussenpersoon aangewende persoon in contact met het publiek, en
b) 20 % van voornoemd basisbedrag per persoon die met de effectieve leiding is belast, voor de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten, en per verantwoordelijke voor de distributie, voor de verzekerings- en de herverzekeringstussenpersonen.
In geval van collectieve inschrijving, mag de som van de bedragen zoals bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, die verschuldigd zijn door de natuurlijke of rechtspersonen voor wie de centrale instelling een aanvraag tot collectieve inschrijving heeft ingediend, telkens maximaal 150.000 EUR bedragen, zowel voor de collectieve inschrijving in het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten, als voor de collectieve inschrijving in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen.
§ 4. De verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen of beleggingsondernemingen, die aan directe distributie doen, zijn een bijdrage verschuldigd berekend als volgt :
1° voor de kredietinstelling of de beleggingsonderneming : 15 % van het basisbedrag bedoeld in § 3, eerste lid, 1°, per aangewende persoon in contact met het publiek;
2° voor de verzekeringsonderneming :
a) 15 % van het basisbedrag bedoeld in § 3, eerste lid, 1°, per aangewende persoon in contact met het publiek, en
b) 20 % van het basisbedrag bedoeld in § 3, eerste lid, 1°, per aangeduide verantwoordelijke voor de distributie.
De bijdrage bedoeld in het eerste lid, mag maximaal 150.000 EUR bedragen.]1
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 15/1.[1 Bijdrage van bemiddelaars inzake hypothecair krediet en van de kredietgevers inzake hypothecair krediet die het bedrijf van bemiddelaar inzake hypothecair krediet uitoefenen
§ 1. De op 1 januari in het register van bemiddelaars inzake hypothecair krediet ingeschreven kredietbemiddelaars, de op 1 januari in België gevestigde bemiddelaars inzake hypothecair krediet die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, alsook de op 1 januari in België gevestigde kredietgevers inzake hypothecair krediet die het bedrijf van bemiddelaar inzake hypothecair krediet uitoefenen, betalen jaarlijks gezamenlijk een bijdrage van 5,45 % van de in artikel 4 bedoelde globale bijdrage.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde bijdrage wordt omgeslagen over de in het register van bemiddelaars inzake hypothecair krediet ingeschreven kredietbemiddelaars, enerzijds, en over de in België gevestigde bemiddelaars inzake hypothecair krediet die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en de in België gevestigde kredietgevers inzake hypothecair krediet die het bedrijf van bemiddelaar inzake hypothecair krediet uitoefenen anderzijds, overeenkomstig de bepalingen in de §§ 3 en 4.
§ 3. De in het register van bemiddelaars inzake hypothecair krediet ingeschreven kredietbemiddelaars, zijn een bijdrage verschuldigd berekend als volgt :
1° elke kredietbemiddelaar betaalt een basisbedrag;
2° elke kredietbemiddelaar betaalt daarenboven een bijkomend bedrag gelijk aan :
a) 15 % van voornoemd basisbedrag per door de kredietbemiddelaar aangewende persoon in contact met het publiek, en
b) 20 % van voornoemd basisbedrag per door de kredietbemiddelaar aangeduide verantwoordelijke voor de distributie.
In geval van collectieve inschrijving in het register van bemiddelaars inzake hypothecair krediet, mag de som van de bedragen zoals bedoeld in eerste lid, 1° en 2°, die verschuldigd zijn door de natuurlijke of rechtspersonen voor wie de centrale instelling een aanvraag tot collectieve inschrijving heeft ingediend, maximaal 150.000 EUR bedragen.
§ 4. De in België gevestigde kredietbemiddelaars inzake hypothecair krediet die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, alsook de in België gevestigde kredietgevers inzake hypothecair krediet die het bedrijf van bemiddelaar inzake hypothecair krediet uitoefenen, zijn een bijdrage verschuldigd berekend als volgt :
a) 15 % van het basisbedrag bedoeld in § 3, eerste lid, 1°, per aangewende persoon in contact met het publiek, en
b) 20 % van het basisbedrag bedoeld in § 3, eerste lid, 1°, of 65 EUR per aangeduide verantwoordelijke voor de distributie.
De bijdrage bedoeld in de eerste alinea, mag maximaal 150.000 EUR bedragen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2014-03-28/30, art. 14, 002; Inwerkingtreding : onbepaald , (zie art. 33, 2°)>
Art. 15/2. [1 Bijdrage van bemiddelaars inzake consumentenkrediet en van de kredietgevers inzake consumentenkrediet die het bedrijf van bemiddelaar inzake consumentenkrediet uitoefenen
§ 1. De op 1 januari in het register van bemiddelaars inzake consumentenkrediet ingeschreven kredietbemiddelaars, alsook de op 1 januari in België gevestigde kredietgevers inzake consumentenkrediet die het bedrijf van bemiddelaar inzake consumentenkrediet uitoefenen, betalen jaarlijks gezamenlijk een bijdrage van 2,75 % van de in artikel 4 bedoelde globale bijdrage.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde bijdrage wordt omgeslagen over de bemiddelaars inzake consumentenkrediet en over de kredietgevers inzake consumentenkrediet die het bedrijf van bemiddelaar inzake consumentenkrediet uitoefenen, overeenkomstig de bepalingen in de §§ 3 en 4.
§ 3. De in het register van bemiddelaars inzake consumentenkrediet ingeschreven kredietbemiddelaars, zijn een bijdrage verschuldigd berekend als volgt :
1° elke kredietbemiddelaar betaalt een basisbedrag;
2° elke kredietbemiddelaar betaalt daarenboven een bijkomend bedrag gelijk aan :
a) 15 % van voornoemd basisbedrag per door de kredietbemiddelaar aangewende persoon in contact met het publiek, en
b) 20 % van voornoemd basisbedrag per door de kredietbemiddelaar aangeduide verantwoordelijke voor de distributie.
In geval van collectieve inschrijving in het register van bemiddelaars inzake consumentenkrediet, mag de som van de bedragen zoals bedoeld in eerste lid, 1° en 2°, die verschuldigd zijn door de natuurlijke of rechtspersonen voor wie de centrale instelling een aanvraag tot collectieve inschrijving heeft ingediend, maximaal 150.000 EUR bedragen.
§ 4. De kredietgevers inzake consumentenkrediet die het bedrijf van bemiddelaar inzake consumentenkrediet uitoefenen, zijn een bijdrage verschuldigd berekend als volgt :
a) 15 % van het basisbedrag bedoeld in § 3, eerste lid, 1°, per aangewende persoon in contact met het publiek, en
b) 20 % van het basisbedrag bedoeld in § 3, eerste lid, 1°, per aangeduide verantwoordelijke voor de distributie.
De bijdrage bedoeld in de eerste alinea, mag maximaal 150.000 EUR bedragen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2014-03-28/30, art. 15, 002; Inwerkingtreding : onbepaald , (zie art. 33, 2°)>
Art.16.Bijdragen van de wisselkantoren
§ 1. De op 1 januari in België gevestigde wisselkantoren betalen jaarlijks gezamenlijk een bijdrage van [1 0,27]1 % van de in artikel 4 bedoelde globale bijdrage.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde bijdrage wordt over de wisselkantoren omgeslagen naar verhouding van de omzet die zij tijdens het vorige jaar hebben gerealiseerd met betrekking tot de contantwisselverrichtingen, zoals die blijken uit de aan de FSMA overgelegde periodieke staten.
§ 3. In afwijking van artikel 17, § 1, wordt de minimumbijdrage vastgesteld op 1.983 EUR.
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.17.Minimumbijdrage
§ 1. Behoudens andersluidende bepalingen is elke bijdrage verschuldigd op grond van deze titel [1 , die geen forfaitair bedrag uitmaakt,]1 minstens gelijk aan 500 EUR. Als de bijdrage berekend volgens de bepalingen van deze titel lager is, wordt ze op 500 EUR gebracht.
Deze paragraaf is niet van toepassing op de tussenpersonen bedoeld in artikel 15 [1 en op de kredietbemiddelaars bedoeld in artikelen 15/1 en 15/2]1.
§ 2. Het totale bedrag, per categorie van ondernemingen, aan bijdrageverhogingen ingevolge de toepassing van het minimum bedoeld in paragraaf 1 of de andersluidende bepalingen in deze titel, wordt, in diezelfde categorie van ondernemingen, afgetrokken van de bijdragen van de ondernemingen voor wie de minimumbijdragen niet gelden, naar verhouding van de van elk van die ondernemingen geïnde of te innen bijdragen.
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.18.[1 Herstructureringen
Indien een onderneming bedoeld in titel II tijdens het afgelopen boekjaar via een fusie of andere herstructurering of verrichting het ganse vermogen van een andere onderneming bedoeld in hetzelfde artikel van deze titel overneemt en voor beide bij de herstructurering of verrichting betrokken ondernemingen een zelfde wijze van berekening van de verschuldigde bijdragen van toepassing is, is de nieuwe berekeningsbasis van de verkrijgende onderneming het resultaat van de samenvoeging van de berekeningsbasissen van beide bij de herstructurering of verrichting betrokken ondernemingen.]1
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.19.[1 Verlies van toelating, inschrijving of registratie
§ 1. De ondernemingen of personen bedoeld in deze titel, die op 1 januari niet meer over een toelating, inschrijving of registratie beschikken, omdat zij hiervan afstand hebben gedaan of omdat deze werd ingetrokken of herroepen, blijven bijdrageplichtig overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, zolang zij onderworpen zijn aan het toezicht van de FSMA.
§ 2. Indien de in paragraaf 1 bedoelde ondernemingen bijdragen verschuldigd zijn in toepassing van artikel 7 of 8 van dit besluit, is de verschuldigde bijdrage bedoeld in paragraaf 1 gelijk aan de toepasselijke minimumbijdrage.]1
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.20.Financiering van de zetel
§ 1. [1 Onverminderd artikel 4 worden de op grond van deze titel verschuldigde bijdragen, ter financiering van de zetel van de FSMA, jaarlijks gedurende 18 jaar verhoogd met 3.122.825 EUR als volgt verdeeld :
1° voor de in artikel 6 bedoelde onafhankelijke financiële planners, vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de buitenlandse beleggingsondernemingen waarop de FSMA het toezicht van prudentiële aard uitoefent en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging : 104.122,04 EUR;
2° voor de in artikel 7 bedoelde kredietinstellingen, beursvennootschappen en buitenlandse beleggingsondernemingen waarop de Bank het toezicht van prudentiële aard uitoefent : 482.139,42 EUR;
3° voor de in artikel 8 bedoelde verzekeringsondernemingen : 1.020.730,56 EUR;
4° voor de in artikel 9 bedoelde kredietgevers inzake hypothecair krediet : 62.724,12 EUR;
5° voor de in artikel 9/1 bedoelde kredietgevers inzake consumentenkrediet : 37.634,47 EUR;
6° voor de in artikel 10 bedoelde instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening : 73.596,30 EUR;
7° voor de in artikel 11 bedoelde marktondernemingen : 44.325,05 EUR;
8° voor de in artikel 13 bedoelde emittenten, met uitzondering van de emittenten bedoeld in paragraaf 2, 1°, van dat artikel : 407.288,64 EUR.
9° voor de in artikel 14 bedoelde verrekenings- en vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen : 22.580,68 EUR;
10° voor de in artikel 15 bedoelde tussenpersonen : 513.501,19 EUR;
11° voor de in artikel 15/1 bedoelde kredietbemiddelaars inzake hypothecair krediet : 227.897,65 EUR
12° voor de in artikel 15/2 bedoelde kredietbemiddelaars inzake consumentenkrediet : 114.994,23 EUR
13° voor de in artikel 16 bedoelde wisselkantoren : 11.290,34 EUR.]1
Deze bedragen worden omgeslagen over de ondernemingen die, voor het lopende werkingsjaar, deel uitmaken van de betrokken categorie naar verhouding van de van elk van die ondernemingen geïnde of te innen bijdragen.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde bedragen worden opgevraagd samen met de bijdragen bedoeld in artikel 4.
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.21.Datum van opvraging van de bijdragen
De FSMA vraagt de betaling van de bijdragen in deze titel op ten laatste op 31 januari, met uitzondering van :
1° de bijdragen van de instellingen voor collectieve belegging verschuldigd op grond van artikel 5, §§ 4 en 5; deze worden ten laatste op 31 maart opgevraagd;
2° [1 de bijdragen van de tussenpersonen en kredietbemiddelaars verschuldigd op grond van artikel 15, 15/1 en 15/2 alsook de bijhorende bijdragen ter financiering van de zetel, bedoeld in artikel 20; deze worden ten laatste op 31 mei opgevraagd;]1
3° [1 de bijdragen van de emittenten verschuldigd op grond van artikel 13, van de instellingen voor collectieve belegging verschuldigd op grond van artikel 5, §§ 1/1, 2 en 3, van de kredietgevers inzake hypothecair krediet verschuldigd op grond van artikel 9 en de kredietgevers inzake consumentenkrediet verschuldigd op grond van artikel 9/1 alsook, in voorkomend geval, de bijhorende bijdragen ter financiering van de zetel, bedoeld in artikel 20; deze worden ten laatste op 30 juni opgevraagd.]1
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
HOOFDSTUK 2. - Regels betreffende de verrekening van het werkingsoverschot of -tekort met de bijdragen betaald door de ondernemingen onder continu toezicht van de FSMA
Art.22. Voor de verrekening van het werkingsoverschot of -tekort met de bijdragen betaald door de ondernemingen onder continu toezicht van de FSMA, bedoeld in hoofdstuk 1, wordt, na aftrek van oninbare bedragen, rekening gehouden met volgende inkomsten :
a) geïnde of te innen bedragen op grond van titels II en III;
b) de eventuele inkomsten bedoeld in artikel 31, § 3;
c) de overige diverse inkomsten zoals financiële en uitzonderlijke opbrengsten, terugbetalingen, opbrengsten uit de verkoop van drukwerk met betrekking tot de opdrachten van de FSMA.
Art.23.§ 1. [2 Voor zover het niet, geheel of gedeeltelijk, wordt aangewend voor de aanvulling van de reserve in overeenstemming met de artikelen 3, § 2 en 32, betaalt de FSMA het werkingsoverschot terug aan de categorieën van ondernemingen bedoeld in de artikelen 5 tot en met 16 naar verhouding van de geïnde of te innen bijdragen van die verschillende categorieën van ondernemingen.]2
Het werkingsoverschot in de zin van dit besluit is het verschil in méér, zoals dit kan worden bepaald op grond van de jaarrekening, goedgekeurd door de Raad van Toezicht met toepassing van artikel 48, § 1, eerste lid, 4°, van de wet van 2 augustus 2002, tussen het totaal van de door de FSMA voor een werkingsjaar geïnde of te innen inkomsten, bedoeld in artikel 22 en na aftrek van de oninbare bedragen, en de som van de werkelijke kosten voor dat jaar bedoeld in artikel 2, 1° tot 3° en het bedrag vastgesteld met toepassing van artikel 2, 4°, of het bedrag van de werkelijke kosten voor dat jaar bedoeld in artikel 2, 4°, indien dat lager is.
§ 2. In voorkomend geval worden de openstaande vervallen schulden van een onderneming ten aanzien van de FSMA, aangerekend op het overschot dat haar toekomt, behoudens oninbare bedragen.
§ 3. Het overschot wordt over de individuele ondernemingen omgeslagen naar verhouding van de door elk van hen verschuldigde bijdragen in het jaar dat volgt op datgene waarin de rekeningen van de FSMA over het boekjaar waarop de verrekening betrekking heeft, conform artikel 48, § 1, eerste lid, 4°, van de wet van 2 augustus 2002, zijn goedgekeurd. Het wordt met die bijdragen verrekend.
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<KB 2021-12-19/07, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 31-12-2021>
Art.24.§ 1. Voor de vergoeding van het werkingstekort vraagt de FSMA bijkomende bijdragen aan de categorieën van ondernemingen bedoeld in de artikelen 5 tot en met 14 [1 en in artikel 16]1 naar verhouding van de geïnde of te innen bijdragen van die verschillende categorieën van ondernemingen.
Onder werkingstekort in de zin van dit artikel dient verstaan het verschil in min, zoals dit kan worden bepaald op grond van de jaarrekening, goedgekeurd door de Raad van Toezicht met toepassing van artikel 48, § 1, eerste lid, 4°, van de wet van 2 augustus 2002, tussen het totaal van de door de FSMA voor een werkingsjaar geïnde of te innen inkomsten, bedoeld in artikel 22 en na aftrek van oninbare bedragen, en de som van volgende bedragen :
- het bedrag van de werkelijke kosten voor dat jaar bedoeld in artikel 2, 1° tot 3° ;
- het bedrag vastgesteld met toepassing van artikel 2, 4°, of het bedrag van de werkelijke kosten voor dat jaar bedoeld in artikel 2, 4°, indien dat lager is;
- in voorkomend geval het bedrag bestemd voor de aanvulling van de reserve, bedoeld in artikel 32.
§ 2. De bijkomende bijdrage die per categorie ondernemingen of personen wordt gevraagd, wordt omgeslagen over de individuele ondernemingen of personen naar verhouding van de bijdragen, verschuldigd in het jaar dat volgt op datgene waarin de rekeningen van de FSMA over het boekjaar waarop de verrekening betrekking heeft, conform artikel 48, § 1, eerste lid, 4°, van de wet van 2 augustus 2002, zijn goedgekeurd. Zij wordt gelijktijdig opgevraagd met deze bijdragen.
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
TITEL III. - Tarieven voor specifieke toezichtsacties
Art.25. Openbaar bod
Een bijdrage, die wordt berekend conform het barema als bijlage bij dit besluit, is aan de FSMA verschuldigd bij de indiening van een dossier voor de verkrijging van :
a) hetzij een beslissing met toepassing van :
- artikel 19 of artikel 20 van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen, of
- artikel 18, § 1, c) of d), of § 2, c) of d), 32, 41, 52 of 60 van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt;
b) hetzij een verklaring van geen bezwaar over de door het Wetboek van vennootschappen voorgeschreven bijzondere verslagen.
De bedragen vermeld in het barema dat als bijlage gaat, worden tot één vierde teruggebracht voor dossiers met betrekking tot vennootschappen of verenigingen waarvan het maatschappelijk doel in hoofdzaak bestaat in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting.
Indien de bijdragen zijn verschuldigd door niet in België gevestigde personen dienen zij bij de indiening van hun dossier een in België gevestigde voldoende solvabele persoon of instelling aan te duiden, die heeft aanvaard garant te staan voor de betaling van de verschuldigde bijdragen.
Art.26. Transparantie
Per kennisgeving aan de FSMA krachtens titel II van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen, wordt aan de FSMA een bijdrage van 500 EUR betaald. Deze bijdrage is tevens verschuldigd per wettelijk vereiste kennisgeving door houders van belangrijke deelnemingen in een vennootschap die is toegelaten tot Alternext, georganiseerd door Euronext Brussels.
Wanneer een kennisgeving door verschillende kennisgevers wordt verricht, zijn die hoofdelijk verplicht tot betaling van de bijdrage.
Art.27. Voorafgaandelijk akkoord of standpunt
Voor elke beslissing over een verzoek tot voorafgaandelijk akkoord, op grond van artikel 63 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, is een bijdrage van 2.500 EUR verschuldigd aan de FSMA.
Dezelfde bijdrage is verschuldigd indien de FSMA ingaat op een uitdrukkelijk en schriftelijk verzoek om voorafgaand aan een verrichting op effecten standpunt in te nemen door schriftelijk mee te delen of zij, indien de verrichting doorgaat al dan niet gebruik zal maken van de aanmanings of publicatiebevoegdheid waarover zij beschikt of andere maatregelen zal treffen.
Art.28.Aanvraag tot toelating, inschrijving of registratie
§ 1. Behoudens andersluidende bepalingen, betalen de ondernemingen die een aanvraag tot vergunning indienen een bijdrage van 2.500 EUR aan de FSMA voor het onderzoek van deze aanvraag.
§ 2. Behoudens andersluidende bepalingen [1 ...]1, betalen de personen of ondernemingen die een aanvraag tot inschrijving indienen een bijdrage van 500 EUR aan de FSMA voor het onderzoek van deze aanvraag.
§ 3. Behoudens andersluidende bepalingen, betalen de ondernemingen die een aanvraag tot registratie indienen een bijdrage van 300 EUR aan de FSMA voor het onderzoek van deze aanvraag.
§ 4. [1 ...]1.
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.29.[1 Aanvraag tot inschrijving van openbare instellingen voor collectieve belegging
De openbare instellingen voor collectieve belegging, die een aanvraag tot inschrijving indienen, betalen een bijdrage van 300 EUR voor het onderzoek van deze aanvraag.
Wanneer een openbare instelling voor collectieve belegging meerdere compartimenten omvat, is de bijdrage per ingeschreven compartiment verschuldigd.]1
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.30. Aanvraag tot vergunning als marktonderneming
In afwijking van artikel 28, betalen zij die een vergunning als marktonderneming in de zin van artikel 16 van de wet van 2 augustus 2002 aanvragen, een bijdrage van 33.565 EUR aan de FSMA voor het onderzoek van deze aanvraag.
Art.31. Uitgaven en lasten voor een bepaalde onderneming, persoon of categorie van ondernemingen
§ 1. De FSMA kan bepaalde ondernemingen, personen of categoriëen van ondernemingen uitzonderlijke uitgaven en lasten ten laste leggen die zij heeft moeten maken :
1° voor het toezicht op deze ondernemingen, personen of categoriëen van ondernemingen, ondermeer voor :
a) de aanstelling van een deskundige;
b) de uitvoering van inspecties ter plaatse in het buitenland;
c) de ontwikkeling of toepassing van bijzondere instrumenten of methodes voor haar toezicht of voor de andere opdrachten die haar zijn toevertrouwd;
d) de ontwikkeling en het onderhoud van specifieke IT applicaties;
2° voor de verwerking van niet-gestandaardiseerde gegevens verstrekt door gecontroleerde ondernemingen of personen.
§ 2. De krachtens dit artikel verschuldigde bijdragen wordt hetzij afzonderlijk opgevraagd, hetzij bij de bijdragen bedoeld in Titel II gevoegd.
§ 3. De in dit artikel bedoelde bijdragen die niet zijn gebruikt om prestaties van derden te betalen worden in aanmerking genomen voor de verrekening van het werkingsoverschot of -tekort met de bijdragen betaald door de ondernemingen onder continu toezicht van de FSMA overeenkomstig hoofdstuk 2 van titel II.
TITEL IV. - Diverse bepalingen
HOOFDSTUK 1. - Bijzondere bepalingen
Art.32. § 1. Van de reserves bedoeld in artikel 27 van het koninklijk besluit van 22 mei 2005 wordt een liquiditeitsreserve van 15.000.000 EUR gevormd. Deze reserve mag ook worden aangewend als algemene begrotingsreserve beschikbaar voor investeringen en uitzonderlijke risico's en lasten.
§ 2. De overeenkomstig paragraaf 1 gevormde reserve kan worden aangevuld indien zij werd aangepast in overeenstemming met artikel 3, § 2, of indien zij, ingevolge de eraan onttrokken bedragen, op het einde van het jaar daalt onder het bedrag bedoeld in paragraaf 1, in voorkomend geval aangepast overeenkomstig artikel 3, § 2.
De aanvulling kan op volgende wijzen gebeuren :
1° via onttrekkingen aan het in artikel 23 bedoelde overschot, of
2° door bijkomende bijdragen op te vragen overeenkomstig artikel 24.
De aanvulling kan gespreid over verscheidene werkingsjaren gebeuren. Per werkingsjaar mag de aanzuivering er in geen geval toe leiden dat de bijdrage per categorie van ondernemingen of personen met méér dan 25 % stijgt.
Art.33. De op grond van de voorschriften van Titels II en III geïnde of te innen bedragen hebben betrekking op het boekjaar waarin zich het feit heeft voorgedaan dat daartoe aanleiding was.
Art.34. De bij dit besluit vastgestelde bijdragen worden gestort op de rekening van de FSMA bij de Nationale Bank van België of bij een andere door de FSMA aangeduide financiële instelling volgens de door haar bepaalde modaliteiten.
Art.35. De personen die instaan voor de betaling van de bij dit besluit vastgestelde bijdragen, delen aan de FSMA, op de wijze en binnen de termijn die zij bepaalt, alle nodige gegevens mee voor de berekening van die bijdragen.
HOOFDSTUK 2. - Opheffings- en overgangsbepalingen
Art.36.§ 1. [1 Voor de toepassing van dit besluit, wordt de in artikel 2, eerste lid, 1°, bedoelde bovengrens van 399 voltijdse equivalenten, voor de jaren 2014, 2015, en 2016, respectievelijk met 97, 63 en 30 voltijdse equivalenten verminderd.]1
§ 2. In afwijking van artikel 10, § 3, wordt de minimumbijdrage voor de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, voor de jaren 2012 en 2013, verlaagd tot respectievelijk 1.000 EUR en 2.000 EUR.
[1 § 3. In afwijking van artikel 3, § 2, worden de vaste bedragen in de artikelen 11, 12, 13 en 16 voor de jaren 2014 tot en met 2017 enkel aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.]1
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 36/1. [1 De percentages bedoeld in de eerste paragraaf van de artikelen 5 tot en met 10 en 13 tot en met 16, op basis waarvan het aandeel in de globale bijdrage bedoeld in artikel 4 wordt berekend, worden voor de jaren 2014 tot en met 2017 aangepast overeenkomstig de tabel opgenomen als bijlage 2 bij dit besluit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2014-03-28/30, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 36/2. [1 In afwijking van artikel 20, § 1, eerste lid, wordt het bedrag van 3.122.825 EUR dat jaarlijks, ter financiering van de zetel van de FSMA, aan de op grond van titel II verschuldigde bijdragen wordt toegevoegd, voor de jaren 2014 tot en met 2017, als volgt verdeeld :
1° voor de in artikel 6 bedoelde onafhankelijke financiële planners, vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de buitenlandse beleggingsondernemingen waarop de FSMA het toezicht van prudentiële aard uitoefent en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging : 116.965,02 EUR;
2° voor de in artikel 7 bedoelde kredietinstellingen, beursvennootschappen en buitenlandse beleggingsondernemingen waarop de Bank het toezicht van prudentiële aard uitoefent : 541.609,09 EUR;
3° voor de in artikel 8 bedoelde verzekeringsondernemingen 1.146.632,95 EUR;
4° voor de in de artikelen 9, 9/1 en 9/2 bedoelde kredietgevers en hypotheekondernemingen : 112.737,36 EUR;
5° voor de in artikel 10 bedoelde instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening : 82.674,07 EUR;
6° voor de in artikel 11 bedoelde marktondernemingen : 49.792,34 EUR;
7° voor de in artikel 13 bedoelde emittenten, met uitzondering van de emittenten bedoeld in paragraaf 2, 1°, van dat artikel : 457.525,80 EUR.
8° voor de in artikel 14 bedoelde verrekenings- en vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen : 25.365,91 EUR;
9° voor de in artikel 15 bedoelde tussenpersonen : 576.839,52 EUR;
10° voor de in artikel 16 bedoelde wisselkantoren : 12.682,95 EUR.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2014-03-28/30, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.37. De bijdragen geïnd van de ondernemingen en personen onder het toezicht van de FSMA voor 2012 op basis van de bepalingen van het koninlijk besluit van 22 mei 2005 betreffende de dekking van de werkingskosten van de CBFA ter uitvoering van artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten worden verrekend bij de eerste opvraging van bijdragen op grond van dit besluit, voor zover zij betrekking hebben op hetzelfde werkingsjaar.
Art.38. § 1. Onverminderd de nog op grond van zijn voorschriften te innen of terug te betalen bedragen, worden in het koninlijk besluit van 22 mei 2005 betreffende de dekking van de werkingskosten van de CBFA ter uitvoering van artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de bepalingen opgeheven die betrekking hebben op de bijdragen van de ondernemingen, personen, verrichtingen of producten die onderworpen zijn aan het toezicht van de FSMA.
Inzonderheid worden volgende bepalingen opgeheven :
1° artikel 2, voor wat de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening betreft;
2° artikelen 3 tot en met 6;
3° artikel 8, derde lid, en artikel 9, derde lid;
4° artikel 10, voor wat de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies betreft;
5° artikel 10bis;
6° artikel 11;
7° artikel 12;
8° artikelen 14 en 19;
9° artikelen 15 tot en met 18 en 20 tot en met 23;
10° artikel 27.
§ 2. In afwijking van de eerste paragraaf, zal voormeld koninklijk besluit van 22 mei 2005 volledig worden opgeheven, onverminderd de nog op grond van zijn voorschriften te innen of terug te betalen bedragen, indien het koninklijk besluit in uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, vóór of op dezelfde dag als dit besluit in werking treedt.
Art.39. Voor de vergoeding van de werkingskosten van de FSMA voor het werkingsjaar 2011, betalen de in artikel 7 bedoelde kredietinstellingen en de in artikel 8 bedoelde verzekeringsondernemingen samen een bedrag van 7.701.000 EUR, dat als volgt wordt verdeeld :
1° 3.592.000 EUR voor de in artikel 8 bedoelde verzekeringsondernemingen;
2° 4.109.000 EUR voor de in artikel 7 bedoelde kredietinstellingen.
Art.40.§ 1. In afwijking van artikel 5, §§ 3 en 6, betalen de op 1 januari ingeschreven openbare instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen naar Belgisch of naar buitenlands recht die reeds vóór 1 januari 2005 waren ingeschreven, jaarlijks een bijdrage van 0,02 EUR per mille van het deel van de totaalwaarde van het beheerd vermogen dat overeenstemt met het bedrag van de in België geplaatste effecten.
Wanneer de instelling voor collectieve belegging verscheidene compartimenten omvat, is de bijdrage verschuldigd per ingeschreven compartiment.
§ 2. In afwijking van artikel 5, § 4, betalen de op 1 januari ingeschreven buitenlandse openbare instellingen voor collectieve belegging met vaste vervaldag met "gewaarborgd kapitaal" of met "kapitaalbescherming" die reeds vóór 1 januari 2005 waren ingeschreven, jaarlijks de volgende bijdragen :
1° een bijdrage van 0,50 EUR per mille van het brutobedrag van de tijdens het vorige jaar in België geplaatste effecten;
2° voor de instellingen voor collectieve belegging die [1 ...]1 niet voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, een bijkomende bijdrage van 0,075 EUR per mille op het totaal, op 31 december van het vorige jaar, van de sinds hun inschrijving in België geplaatste nettobedragen.
Wanneer de instelling voor collectieve belegging verscheidene compartimenten omvat, zijn de in punt 1° en punt 2° van het eerste lid bedoelde bijdragen verschuldigd per ingeschreven compartiment.
De in punt 1° en punt 2° van het eerste lid bedoelde bedragen worden vastgesteld op 31 december van het vorige jaar, voor de instellingen waarvoor 31 december de datum van hun jaarlijkse boekhoudkundige afsluiting is, of op de laatste dag van de berekening van de netto-inventariswaarde van de maand december van het vorige jaar, voor de overige gevallen.
Voor de toepassing van punt 1° van het eerste lid omvat het brutobedrag van de geplaatste effecten :
- niet de provisies, kosten en taksen die bij de inschrijving ten laste worden gelegd van de deelnemers, met uitzondering van het ten gunste van de instelling voor collectieve belegging geïnde bedrag tot dekking van de kosten voor de verwerving van activa;
- niet de inbrengen ingevolge een fusie door overneming van compartimenten of van instellingen voor collectieve belegging;
- de veranderingen van compartiment of van instelling voor collectieve belegging.
§ 3. Voor 2012 geldt dat, in afwijking van artikel 6, onder de in paragraaf 3 van dat artikel bedoelde "inkomsten", de positieve bruto-opbrengsten moeten worden verstaan zoals die blijken uit de aan de FSMA overgelegde boekhoudstaten, namelijk het totale bedrag van de bedrijfsopbrengsten, na aftrek van het renteresultaat in de mate dat dat in de bedrijfsopbrengsten begrepen is en vermeerderd met de opbrengsten van de financiële vaste activa.
----------
(1)<KB 2014-03-28/30, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.41.
<Opgeheven bij KB 2019-04-22/13, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK 3. - Inwerkingtreding
Art.42. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2012, met uitzondering van :
1° de artikelen 32, 35, 38, § 1, 10° en 39, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2011;
2° artikel 38, § 1, 8°, en de bepalingen in titel III, die in werking treden op de datum van ondertekening van dit besluit.
De technische voorzieningen op korte termijn en, bij gebrek aan technische voorzieningen op korte termijn, de in de balans opgenomen technische voorzieningen van de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening bedoeld in artikel 10 worden in aanmerking genomen voor de eerstvolgende bijdrageberekening volgend op de opheffing van artikel 5 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen.
Art.43. De Ministers bevoegd voor Financiën en Consumentenbescherming, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N1.[1
[<font color="red">1</font> Code | Dossiers ingediend met het oog op het verkrijgen van beslissingen in toepassing van volgende bepalingen : | Bedrag in |
I. Artikelen 32, 41 of 52 van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt | ||
a) aanvraag tot goedkeuring van een prospectus over de toelating van beleggingsinstrumenten tot een gereglementeerde markt en over de eventuele openbare aanbieding van die beleggingsinstrumenten (1) | ||
10 | Eerste toelating van effecten met een aandelenkarakter tot een gereglementeerde markt | 19.769 |
12 | Bijkomende toelating van effecten met een aandelenkarakter tot een gereglementeerde markt | 13.180 |
14 | (Eerste of bijkomende) toelating van andere beleggingsinstrumenten dan effecten met een aandelenkarakter tot een gereglementeerde markt | 10.544 |
16 | In afwijking van de bijdrage toepasselijk krachtens code 14, in geval van toelating van effecten zonder aandelenkarakter waarvan de modaliteiten (a) de terugbetaling voorzien op de vervaldag van het effect van minimum 100% van het geïnvesteerde bedrag en (b) de toekenning voorzien van een bepaalde of in functie van een referentieinterest bepaalbare interest die hetzij periodiek betaald wordt tot op vervaldag van het effect, hetzij gekapitaliseerd en op vervaldag betaald wordt, evenals de ''zero coupons'', met uitzondering van de beleggingsinstrumenten uitgegeven in het kader van effectiseringsverrichtingen | 4.000 |
b) aanvraag tot goedkeuring van een prospectus over de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten (zonder gelijktijdige toelating tot een gereglementeerde markt) (1) | ||
Openbare aanbieding van effecten met een aandelenkarakter | ||
19 | als de waarde van de verrichting < 1 M | 5. 272 |
20 | als de waarde van de verrichting > of = 1M en < 10 M | 9.885 |
22 | als de waarde van de verrichting > of = 10 M | 19.769 |
Openbare aanbieding van effecten zonder aandelenkarakter | ||
29 | als de waarde van de verrichting < 1 M | 2.650 |
30 | als de waarde van de verrichting > of = 1M en< 10 M | 5.272 |
32 | als de waarde van de verrichting > of = 10 M | 10.544 |
34 | In afwijking van de bijdrage toepasselijk krachtens codes 30 en 32, in geval van openbare aanbieding van effecten zonder aandelenkarakter waarvan de modaliteiten (a) de terugbetaling voorzien op de vervaldag van het effect van minimum 100 % van het geïnvesteerde bedrag en (b) de toekenning voorzien van een bepaalde of in functie van een referentieinterest bepaalbare interest die hetzij periodiek betaald wordt tot op vervaldag van het effect, hetzij gekapitaliseerd en op vervaldag betaald wordt, evenals de ''zero coupons'', met uitzondering van de beleggingsinstrumenten uitgegeven in het kader van effectiseringsverrichtingen | 4.000 |
Openbare aanbieding van andere beleggingsinstrumenten dan effecten met een aandelenkarakter en effecten zonder aandelenkarakter | ||
39 | als de waarde van de verrichting < 1 M | 5. 272 |
40 | als de waarde van de verrichting > of = 1M en< 10 M | 9.885 |
42 | als de waarde van de verrichting > of = 10 M | 19.769 |
50 | c) aanvraag tot goedkeuring van een basisprospectus (2) | 10.080 |
378 per categorie of type van beleggings-instrumenten waarop het basisprospectus betrekking heeft | ||
52 | In afwijking van de bijdrage toepasselijk krachtens codes 30 en 32, indien de basisprospectus betrekking heeft op effecten zonder aandelenkarakter waarvan de modaliteiten (a) de terugbetaling voorzien op de vervaldag van het effect van minimum 100% van het geïnvesteerde bedrag en (b) de toekenning voorzien van een bepaalde of in functie van een referentieinterest bepaalbare interest die hetzij periodiek betaald wordt tot op vervaldag van het effect, hetzij gekapitaliseerd en op vervaldag betaald wordt, evenals de ''zero coupons'', met uitzondering van de beleggingsinstrumenten uitgegeven in het kader van effectiseringsverrichtingen | 7.000 |
60 | d) aanvraag tot goedkeuring van een registratiedocument buiten het kader van een verrichting | 2.520 |
70 | e) aanvraag tot goedkeuring van een verrichtingsnota met gegevens over de beleggingsinstrumenten, zonder gelijktijdige goedkeuring van het registratiedocument | x = geldend barema voor de goedkeuring van een prospectus voor dat type van verrichtingen op grond van codes 10 tot 42 - 2.520 |
80 | f) aanvraag tot goedkeuring van een aanvulling op het prospectus in het vooruitzicht van een andere openbare aanbieding en/of een andere toelating tot de verhandeling op een gereglementeerde markt dan die in het kader waarvan het prospectus oorspronkelijk werd goedgekeurd, of aanvraag tot goedkeuring van een prospectus waarin door middel van verwijzing een ander prospectus is opgenomen dat nog geldig is en dat eerder door de FSMA werd goedgekeurd, met uitsluiting van de elementen die eigen zijn aan de verrichting | x = geldend barema voor de goedkeuring van een prospectus voor dat type van verrichtingen op grond van codes 10 tot 42 - 2.520 |
90 | g) aanvraag tot goedkeuring van een verkort prospectus (inclusief de verlening van een gedeeltelijke vrijstelling van de prospectusverplichting) | 2.636 |
100 | h) aanvraag tot verlening van een volledige vrijstelling van de prospectusverplichting | 1.977 |
II. Artikel 60 van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt | ||
105 | Verzoek tot goedkeuring van reclame (vergoeding geheven per beleggingsinstrument en per verdeler (distributeur)), behalve wanneer de betrokken beleggingsinstrumenten openbaar worden aangeboden op basis van een door de FSMA goedgekeurd prospectus | 800 |
III. Artikelen 19 of 20 van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnameaanbiedingen (3) | ||
a) aanvraag tot goedkeuring van een prospectus met betrekking tot een openbare overnameaanbieding | ||
112 | als de waarde van de verrichting < 10 M | 10 .544 |
114 | als de waarde van de verrichting > of = 10 M en < 25 M | 19.769 |
116 | als de waarde van de verrichting > of = 25 M en < 100 M | 32.949 |
118 | als de waarde van de verrichting > of = 100 M | 65.898 |
120 | als het bod geen betrekking heeft op een Belgische vennootschap en in hoofdzaak in het buitenland loopt | 10.544 |
122 | b) wederzijdse erkenning van een prospectus goedgekeurd door een buitenlandse autoriteit | 2.025 |
130 | IV. Artikel 18, § 1er, c) of d) of § 2, c) of d) van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt in het kader van aanvragen om informatie als gelijkwaardig te erkennen aan de informatie die in het prospectus moet worden opgenomen (4) | 10.544 |
140 | V. Wetboek van vennootschappen in het kader van aanvragen tot verklaring van geen bezwaar over bijzondere verslagen | 800 ]<font color="red">1</font> |
Bijlage 2 : bijlage bij artikel 36bis | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 |
Art. 5, § 1 | 40,00 % | 34,70 % | 33,83 % | 33,30 % |
Art. 6, § 1 | 2,21 % | 2,30 % | 2,41 % | 2,49 % |
Art. 7, § 1 | 10,83 % | 11,53 % | 11,53 % | 11,53 % |
Art. 8, § 1 | 13,71 % | 19,42 % | 22,34 % | 24,41 % |
Art. 9/1, § 1 | 0,00 % | 0,00 % | 0,90 % | 0,90 % |
Art. 9, § 1 en 9/2, § 1 | 2,40 % | 2,40 % | 1,50 % | 1,50 % |
Art. 10, § 1 | 1,85 % | 1,82 % | 1,79 % | 1,76 % |
Art. 13, § 1 | 13,33 % | 12,52 % | 10,89 % | 9,74 % |
Art. 14, § 1 | 0,67 % | 0,63 % | 0,58 % | 0,54 % |
Art. 15, § 1 | 13,08 % | 12,88 % | 12,57 % | 12,28 % |
Art. 15/1, § 1 | 0,00 % | 0,00 % | 0,00 % | 0,00 % |
Art. 15/2, § 1 | 0,00 % | 0,00 % | 0,00 % | 0,00 % |
Art. 16, § 1 | 0,33 % | 0,31 % | 0,29 % | 0,27 % |