13 APRIL 2008. - Koninklijk besluit betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management-, staf- en leidinggevende functies in de federale wetenschappelijke instellingen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-05-2008 en tekstbijwerking tot 31-05-2024)
TITEL I. - Toepassingsgebied en algemene bepalingen.
Art. 1-2
TITEL II. - De managementfunctie.
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen.
Art. 3-4
HOOFDSTUK 2. - De selectie, de werving en de aanstelling van de algemeen directeur.
Art. 5-9
HOOFDSTUK 3. - Nadere regels betreffende de uitoefening van de functie van algemeen directeur.
Art. 10
TITEL III. - De staffunctie.
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen.
Art. 11-12
HOOFDSTUK 2. - Bijzondere bepalingen.
Art. 12/1, 13-15
TITEL IV. - De leidinggevende functie.
HOOFDSTUK 1. - Juridische aard en hiërarchie.
Art. 16-18
HOOFDSTUK 2. - De operationeel directeur.
Afdeling 1. - Selectie, werving en aanstelling.
Art. 19-28
Afdeling 2. - Nadere regels betreffende de uitoefening van de functie.
Art. 29-32
Afdeling 3. - De evaluatie.
Art. 33-37
Afdeling 4. - Einde van het mandaat en de hernieuwing ervan.
Art. 38-41
TITEL V. - Bijzondere, overgangs- en slotbepalingen.
Art. 42-46, 46/1, 47-49
2008021083 2009024286 2011021034 2012002048 2012021059 2013009437 2015018387 2018011649 2020016249 2021021149 2024003696
TITEL I. - Toepassingsgebied en algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de federale wetenschappelijke instellingen als bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1996 tot aanwijzing van de federale wetenschappelijke instellingen.
Art.2. § 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
- " Minister ", de Minister(s) of Staatssecretaris(sen) onder wiens (wier) gezag de federale wetenschappelijke instelling is geplaatst;
- " Voorzitter ", de voorzitter van het directiecomité van de federale overheidsdienst of de voorzitter van de programmatorische federale overheidsdienst waaronder de betrokken federale wetenschappelijke instelling ressorteert;
- " instelling ", een van de federale wetenschappelijke instellingen als bedoeld in artikel 1 van dit besluit;
- " SELOR ", het Selectiebureau van de Federale overheid;
- " directieraad ", de directieraad opgericht in elke instelling bij het koninklijk besluit van 20 april 1965 tot vaststelling van het organiek statuut van de federale wetenschappelijke instellingen;
- " algemeen directeur ", de titularis van de managementfunctie -1 als bedoeld in artikel 5bis van voornoemd koninklijk besluit van 20 april 1965;
- " directeur van de ondersteunende dienst ", de titularis van een staffunctie als bedoeld in artikel 6ter, § 2, van voornoemd koninklijk besluit van 20 april 1965;
- " operationeel directeur ", de titularis van een leidinggevende functie als bedoeld in artikel 6ter, § 1, van voornoemd koninklijk besluit van 20 april 1965;
- " wetenschappelijk(e) personeelslid/leden ", het/de lid/leden van het wetenschappelijk personeel van een instelling als bedoeld in het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen.
§ 2. Voor de instelling die onder het gezag staat van de Minister tot wiens bevoegdheid de Defensie behoort, dient te worden begrepen onder " federale overheidsdienst " waaraan de betrokken instelling verbonden is, het Ministerie van Defensie.
De bevoegdheden van de Voorzitter worden uitgeoefend door de algemeen directeur die bevoegd is voor het beheer van het burgerpersoneel bij voornoemd ministerie.
§ 3. Voor de instellingen die onder het gezag staat van de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort alsmede voor die welke onder het gezag staan van de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, wordt ieder document met betrekking tot het beheer van de houders van de functies als bedoeld in dit besluit dat aan de betrokken Minister moet worden voorgelegd aan deze laatste meegedeeld via de Voorzitter.
TITEL II. - De managementfunctie.
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen.
Art.3. § 1. De titularis van de managementfunctie van algemeen directeur van een instelling wordt geselecteerd, aangeworven en geëvalueerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, onverminderd de afwijkingen en de bijzondere bepalingen vastgelegd in dit besluit.
§ 2. Hij wordt gewogen en bezoldigd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde.
§ 3. De bepalingen welke de in §§ 1 en 2 opgesomde besluiten, mochten wijzigen, aanvullen of vervangen, vinden van rechtswege toepassing op de algemeen directeurs van de instellingen, tenzij zij afbreuk doen aan bepalingen die het voorwerp hebben uitgemaakt van aanpassingen in dit besluit.
Art.4. Bij het lezen van voornoemde koninklijke besluiten van 11 juli 2001 en 29 oktober 2001,
1°) wordt de functie van algemeen directeur gelijkgesteld met de managementfunctie -1 binnen een federale overheidsdienst;
2°) en moet worden verstaan onder :
- " minister ", de Minister;
- " voorzitter van het directiecomité " en " voorzitter ", de Voorzitter;
- " federale overheidsdienst " waaraan de managementfunctie -1 is verbonden, de federale overheids-dienst, de programmatorische federale overheidsdienst of het Ministerie van Defensie waaronder de betrokken instelling ressorteert.
HOOFDSTUK 2. - De selectie, de werving en de aanstelling van de algemeen directeur.
Art.5. De functie van algemeen directeur van een instelling is toegankelijk voor burgers van de staten die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte en van de Zwitserse Confederatie, met uitzondering van de functies van algemeen directeur van het Algemeen Rijksarchief en de Rijksarchieven in de provinciën, van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie en van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis die worden beschouwd als functies die rechtstreeks of onrechtstreeks een deelname aan de uitoefening van het openbaar gezag inhouden en werkzaamheden omvatten tot bescherming van algemene belangen van de Staat of van andere openbare lichamen.
Art.6. In afwijking van artikel 5, § 1, tweede lid, van voornoemd koninklijk besluit van 29 oktober 2001, dienen de kandidaten voor een functie van algemeen directeur over een managementervaring van minstens zes jaar te beschikken of tien jaar nuttige beroepservaring te hebben.
Onder managementervaring wordt verstaan ervaring inzake beheer van een overheidsdienst van welke aard ook, een wetenschappelijke of culturele instelling of een museum, een universiteit, een onderzoekslaboratorium of een organisatie uit de private sector.
Onder beroepservaring wordt verstaan de uitoefening van een functie van niveau A of gelijkgesteld daaraan in een overheidsdienst van welke aard ook, een wetenschappelijke of culturele instelling of een museum, een universiteit, een onderzoekslaboratorium of een organisatie uit de private sector.
Bovendien dient de kandidaat voor een functie van algemeen directeur te beschikken over een wetenschappelijke ervaring door houder te zijn van een diploma dat verband houdt met een van de opdrachten van de betrokken instelling.
Art.7. In afwijking van artikel 6, § 2, van voornoemd koninklijk besluit van 29 oktober 2001, worden de functiebeschrijving en het competentieprofiel vastgelegd door de Minister in overleg met de Voorzitter op basis van een voorstel van de jury van de instelling die zetelt met uitsluiting van de leden als bedoeld in artikel 4, § 1, 4°, van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen.
Art.8. Onverminderd wat bepaald is in artikel 8, § 1, eerste lid, van voornoemd koninklijk besluit van 29 oktober 2001, mogen de ambtenaren als bedoeld in punt 5° en hun plaatsvervangers niet behoren tot de instelling waarvoor een selectieprocedure voor een functie van algemeen directeur wordt georganiseerd, noch tot de federale overheidsdienst, de programmatorische federale overheidsdienst of het Ministerie van Defensie waaronder de betrokken instelling ressorteert.
Art.9. § 1. In afwijking van artikel 9, § 1, eerste lid, van voornoemd koninklijk besluit van 29 oktober 2001, deelt SELOR het resultaat van de selectieprocedure mee aan de Minister en aan de Voorzitter.
§ 2. Voor wat betreft het aanvullend onderhoud als bedoeld in artikel 9, § 1, tweede lid, van voornoemd koninklijk besluit van 29 oktober 2001, bij afwezigheid van de Voorzitter gelast met de leiding van dit onderhoud, wordt deze vervangen door de betrokken Minister.
HOOFDSTUK 3. - Nadere regels betreffende de uitoefening van de functie van algemeen directeur.
Art.10. § 1. Het managementplan van de algemeen directeur bevat minstens de beschrijving van de volgende elementen :
1° de precieze omschrijving van de algemene beheersopdrachten van de titularis van de managementfunctie en zijn verplichtingen terzake;
2° de strategische doelstellingen die hij moet bereiken en zijn verplichtingen terzake;
3° de operationele doelstellingen die hij moet bereiken en zijn verplichtingen terzake;
4° de toegekende budgettaire middelen.
§ 2. Het operationeel plan van de algemeen directeur omvat minstens de beschrijving van de volgende elementen :
1° de uitwerking, in het raam van een jaarlijks operationeel plan met een prognose voor drie jaar van de concrete prestaties voortvloeiend uit de uitvoering van de beheersopdrachten en de strategische en operationele doelstellingen die in het managementplan vermeld zijn, rekening houdend met de budgettaire middelen;
2° de begroting op jaarbasis die nodig is voor de uitvoering van de prestaties als bedoeld in 1°.
TITEL III. - De staffunctie.
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen.
Art.11. § 1. De titularissen van de staffunctie van directeur van de ondersteunende dienst worden geselecteerd, aangeworven en geëvalueerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, onverminderd de afwijkingen en de bijzondere bepalingen vastgelegd in dit besluit.
§ 2. Zij worden gewogen en bezoldigd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde.
§ 3. De bepalingen welke de in §§ 1 en 2 opgesomde besluiten, mochten wijzigen, aanvullen of vervangen, vinden van rechtswege toepassing op de directeurs van de ondersteunende dienst van de instellingen, tenzij zij afbreuk doen aan bepalingen die het voorwerp hebben uitgemaakt van aanpassingen in dit besluit.
Art.12. Bij het lezen van voornoemde koninklijke besluiten van 11 juli 2001 en 2 oktober 2002 :
1°) de staffunctie van directeur van de ondersteunende dienst wordt gelijkgesteld met een staffunctie van niveau -2;
2°) en moet worden verstaan onder :
- " minister ", de Minister;
- " voorzitter van het directiecomité " en voorzitter ", de Voorzitter;
- " titularis van de staffunctie van niveau -1 " voor de aan deze laatste toevertrouwde bevoegdheden als hiërarchisch meerdere van de titularis van de staffunctie van niveau -2, de algemeen directeur van de betrokken instelling;
- " federale overheidsdienst " waaraan de managementfunctie -2 is verbonden, de federale overheidsdienst, de programmatorische federale overheidsdienst of het Ministerie van Defensie waaronder de betrokken instelling ressorteert.
HOOFDSTUK 2. - Bijzondere bepalingen.
Art.12/1. [1 In afwijking van artikel 7, § 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002, worden de profielen van de effectieve leden van de selectiecommissie als bedoeld in artikel 7, § 1, eerste lid, 2°, 4° en 5° van het voornoemde besluit alsook van die van hun vervangers vastgelegd in overleg met de betrokken minister op gezamenlijk voorstel van de voorzitter en de algemeen directeur van de instelling.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2012-08-03/29, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 29-08-2012>
Art.13. In afwijking van artikel 8, eerste lid, van voornoemd koninklijk besluit van 2 oktober 2002, deelt SELOR het resultaat van de selectieprocedure mee aan de Voorzitter en aan de algemeen directeur van de instelling.
Art.14. In afwijking van artikel 9, § 1, van voornoemd koninklijk besluit van 2 oktober 2002, worden de gekozen kandidaten voor een periode van zes jaar aangesteld door de Koning, op voorstel van de Minister, aangebracht door de algemeen directeur van de instelling in overleg met de Voorzitter.
Art.15. Onverminderd wat bepaald is in artikel 10, § 2, van voornoemd koninklijk besluit van 2 oktober 2002, houdt de directeur van ondersteunende dienst in zijn ontwerp van ondersteuningsplan rekening met de elementen uit het managementplan en operationeel plan van de algemeen directeur van de betrokken instelling en, in voorkomend geval, voor de aangelegenheden die hem aanbelangen, uit de ondersteuningsplannen van de houders van de staffuncties in de federale overheidsdienst, de programmatorische federale overheidsdienst of het Ministerie van Defensie, waaronder de betrokken instelling ressorteert.
TITEL IV. - De leidinggevende functie.
HOOFDSTUK 1. - Juridische aard en hiërarchie.
Art.16. De leidinggevende functie wordt uitgeoefend in het kader van een mandaat, zijnde een hernieuwbare tijdelijke aanstelling overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.
Art.17. De leidinggevende functie staat onder het gezag van de algemeen directeur van de betrokken instelling.
De houders van een leidinggevende functie staan hiërarchisch boven klasse SW4 van de wetenschappelijke loopbaan als bedoeld in het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijke personeel van de federale wetenschappelijke instellingen.
Art.18.[1 Tijdens de duur van hun mandaat zijn de bepalingen van titel II van het voornoemde koninklijk besluit van 25 februari 2008 van toepassing op de titularissen van een leidinggevende functie, met uitzondering van de afwijkende bepalingen vastgelegd in deze titel.]1
----------
(1)<KB 2012-08-03/29, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2008>
HOOFDSTUK 2. - De operationeel directeur.
Afdeling 1. - Selectie, werving en aanstelling.
Art.19. § 1. Om deel te nemen aan de selectie voor een functie van operationeel directeur, moeten de kandidaten wetenschappelijk personeelslid zijn of mogen deelnemen aan een selectie voor een functie als wetenschappelijk personeelslid.
§ 2. De kandidaten voor een functie van operationeel directeur moeten beschikken over minstens zes jaar wetenschappelijke ervaring.
Onder wetenschappelijke ervaring wordt verstaan de uitoefening van een wetenschappelijke of culturele functie van niveau A of daarmee gelijkgesteld in een wetenschappelijke of culturele instelling of een museum, een universiteit of een onderzoekslaboratorium van een organisatie uit de privé-sector.
Art.20. § 1. De kandidaten voor een functie van operationeel directeur moeten voldoen aan de specifieke en functiegebonden ervarings- en kennisvoorwaarden bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begeven functie van operationeel directeur.
§ 2. De functiebeschrijving en het competentieprofiel bedoeld in § 1 worden bepaald door de Minister op voorstel van de Voorzitter en de betrokken algemeen directeur.
Art.21. Elke vacante betrekking voor een functie van operationeel directeur maakt het voorwerp uit van een kennisgeving gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en wordt door de algemeen directeur bekendgemaakt aan het wetenschappelijk personeel van de betrokken instelling.
De kennisgeving geeft per instelling het volgende weer :
1°) de vacante betrekking(en);
2°) de toelatingsvoorwaarden inzonderheid de aanwijzingen als bedoeld in artikel 19 van dit besluit;
3°) het functieprofiel opgesteld overeenkomstig artikel 20 van dit besluit;
4°) de termijn en de vorm van de voordracht van de kandidaatstellingen, evenals de voor te leggen stukken;
5°) zo nodig alle nuttige informatie die betrekking heeft op de selectie, de werving of de uitvoering van het mandaat.
De oproep tot kandidaatstelling wordt bepaald door de Minister.
Art.22. De kandidaatstellingen worden ingediend bij de Voorzitter, die de ontvankelijkheid onderzoekt op basis van de algemene en bijzondere toelatingsvoorwaarden.
De kandidaatstellingen die ontvankelijk verklaard worden, worden overgemaakt aan de jury van de instelling.
Art.23.[1 De jury hoort de kandidaten waarvan de kandidaatstelling ontvankelijk werd verklaard.
Bij die gelegenheid is hij samengesteld uit :
1° de leden als bedoeld in artikel 4, § 1, 1° tot 3° van het voornoemde koninklijk besluit van 25 februari 2008;
2° een expert die titularis is van een management- of staffunctie en die niet als personeelslid is verbonden aan de betrokken instelling;
3° een expert van buiten de instelling, titularis van een academische of wetenschappelijke functie, in dienstactiviteit of geaccrediteerd als emeritus in een wetenschappelijke instelling en met kennis van of met een specifieke ervaring met de aan de toe te wijzen functie specifieke materie.
Voor de toepassing van het eerste lid, moet onder wetenschappelijke instelling worden verstaan een wetenschappelijke, culturele of museale instelling, een universiteit of een onderzoekslaboratorium van een instelling uit de privésector waarvan de zetel zich in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte bevindt.
De leden van de jury als bedoeld in het eerste lid, 1° ) kiezen bij consensus de experts bedoeld in het eerste lid, 2° ) en 3° ).
Als de toe te kennen functie openstaat voor kandidaten van de beide taalrollen, moet minstens één lid van de bovengenoemde jury de kennis van de tweede landstaal hebben bewezen overeenkomstig artikel 43, § 3, derde lid, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, of moet de jury worden bijgestaan door een administratieve of wetenschappelijke ambtenaar welke die kennis heeft bewezen en die dan in onderlinge overeenstemming door de voorzitter en de verslaggever wordt gekozen.
Iedere voorzitter van de jury ziet toe op de naleving van de taalpariteit telkens als de jury bijeenkomt.]1
De hoorzitting dient om de wetenschappelijke titels en verdiensten van de kandidaten te evalueren, alsook hun competenties in het licht van de algemene eisen van de directie en organisatie, enerzijds, en de specifieke eisen anderzijds, in het licht van de uit te voeren functie.
Na de hoorzittingen worden de kandidaten ingedeeld in twee lijsten, de eerste met de kandidaten die geschikt worden bevonden voor de uitoefening van de functie en de tweede met kandidaten die ongeschikt worden bevonden. De geschikte kandidaten worden geklasseerd.
----------
(1)<KB 2012-08-03/29, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 29-08-2012>
Art.24. § 1. De jury stelt gedetailleerde notulen op van :
1° de indeling van de kandidaten in twee lijsten naargelang ze al of niet geschikt worden bevonden voor de uitoefening van de functie, en de rangschikking van de geschikt bevonden kandidaten;
2° de rechtvaardiging van de indeling en desgevallend de rangschikking van elke kandidaat;
3° de notulen over de stemmen en de rechtvaardiging voor de minderheidsopinies.
§ 2. De kandidaten worden elk afzonderlijk wat hen betreft per aangetekend schrijven op de hoogte gebracht van de beslissingen van de jury en de motivatie.
Deze brief bevat minstens de volgende elementen :
1°) de beslissing van de jury en de motivatie. Alleen de elementen die de kandidaat persoonlijk aangaan worden hem medegedeeld;
2°) het deel van de notulen van de vergadering van de jury met betrekking tot de beslissing.
Art.25. Het verslag bedoeld in artikel 24 wordt overgemaakt aan de Voorzitter die het voorlegt aan de Minister.
Art.26. De rangschikking opgesteld door de jury overeenkomstig de voorgaande artikels blijft geldig zolang het mandaat duurt van de algemeen directeur onder wiens gezag de te begeven functie geplaatst is.
Art.27. § 1. De overeenkomstig artikel 23 geschikt bevonden kandidaten worden in de volgorde van het klassement aangewezen door de Koning, op voorstel van de Minister.
§ 2. Het mandaat van een houder van een functie van operationeel directeur heeft een duur van zes jaar. Het is vernieuwbaar.
§ 3. De houders van een functie van operationeel directeur worden niet toegewezen aan één van de activiteitengroepen als bedoeld in voornoemd koninklijk besluit van 25 februari 2008.
Art.28. De kandidaten aangewezen overeenkomstig artikel 27 worden door de algemeen directeur per post uitgenodigd om de functie te bekleden waarvoor ze zich kandidaat gesteld hebben.
Afdeling 2. - Nadere regels betreffende de uitoefening van de functie.
Art.29. § 1. Binnen zes maanden na zijn aanstelling legt de houder van een functie van operationeel directeur een ontwerpactieplan voor aan de algemeen directeur.
§ 2. Dit ontwerpactieplan omvat de volgende elementen :
1° de manier waarop de houder van de functie van operationeel directeur zijn steun denkt te verlenen aan de uitvoering van management- en werkingsplannen van de algemeen directeur binnen de operationele directie waarmee hij is belast;
2° de manier waarop hij de bijzondere opdrachten en doelstellingen denkt te verwezenlijken die hem werden toegewezen door de algemeen directeur;
3° de doelstellingen en middelen die zullen worden ingezet voor het dagelijks beheer van de operationele directie waarmee hij is belast.
§ 3. Binnen de maand na de officieel bevestigde ontvangst van het ontwerpactieplan, keurt de algemeen directeur het actieplan goed, na overleg met de betrokken houder van de functie van operationeel directeur.
§ 4. Het actieplan wordt zo nodig in onderling akkoord aangepast ter gelegenheid van de wijzigingen in het management- en werkingsplan van de algemeen directeur.
De aanpassingen worden aangebracht op basis van een aanpassingsplan opgesteld door de houder van de functie van operationeel directeur binnen de maand na het functioneringsgesprek dat hij zal hebben gevoerd met de algemeen directeur op initiatief van deze laatste. Ze worden goedgekeurd zoals bepaald onder § 3.
Het actieplan kan op initiatief van de houder van de functie van operationeel directeur worden aangepast. Hiertoe vraagt hij schriftelijk een functioneringsgesprek aan met de algemeen directeur. Hij motiveert zijn aanvraag. Het functioneringsgesprek vindt plaats binnen de maand na de aanvraag.
§ 5. Als de houder van een functie van operationeel directeur geen ontwerpactieplan heeft opgesteld binnen de voorgeschreven termijn of als hij geen aanpassingsplan heeft opgesteld binnen de voorgeschreven termijn, gaat de evaluatie over dit element en over elk ander element dat doorslaggevend lijkt.
§ 6. Als de algemeen directeur het actieplan of de aanpassingen niet binnen de voorgeschreven termijn heeft goedgekeurd, worden deze beschouwd als goedgekeurd.
Art.30. In afwijking van de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen wordt de houder van een functie van operationeel directeur die op het ogenblik van zijn indienstneming vast benoemd is in de overheidsdiensten bedoeld in artikel 1, 1°, van de wet van 22 juli 1993 houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken, met ambtshalve verlof voor opdracht van algemeen belang geplaatst voor de duur van het mandaat. Zijn betrekking kan vacant verklaard worden na twee jaar en intussen kan er enkel in voorzien worden door middel van contractuele tewerkstelling of hogere functies.
Art.31.§ 1. De houder van een functie van operationeel directeur oefent zijn taak voltijds uit.
§ 2. Tijdens zijn mandaat kan hij :
1° geen verlof voor loopbaanonderbreking krijgen, uitgezonderd deze die het ouderschapsverlof, de palliatieve verzorging en de zorgen in geval van ernstige ziekte betreffen;
2° geen verlof krijgen om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen van de federale wetgevende kamers, van de gewest- en gemeenschaps-parlementen of raden, van de provincieraden, de gemeenteraden of van de Europese vergaderingen of om een functie uit te oefenen bij een secretariaat, een beleidscel, de cel algemene beleidscoördinatie, of een cel algemeen beleid, bij het kabinet van een federaal, gemeenschaps-, gewestelijk, provinciaal of lokaalpolitiek mandataris of bij het kabinet van een politiek mandataris van de wetgevende macht;
3° geen verlof krijgen voor een stage of een proefperiode in een andere betrekking van een overheidsdienst;
4° [2 ...]2;
5° geen verlof krijgen om in vredestijd prestaties te verrichten bij het Korps burgerlijke veiligheid als vrijwillige indienstnemer bij dit korps;
6° geen verlof krijgen om mindervaliden en zieken te vergezellen en bij te staan;
7° geen verlof krijgen voor opdracht van algemeen belang of voor opdracht van wetenschappelijk belang overeenkomstig artikel 48 van voornoemd koninklijk besluit van 25 februari 2008;
8° geen toelating verkrijgen om zijn functies uit te oefenen met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid;
9° geen afwezigheid van lange duur voor persoonlijke aangelegenheden verkrijgen;
10° geen verloven krijgen zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België gestelde personeelsleden van de rijksdiensten en in het koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen in de wetgevende federale vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten.
§ 3. [1 De bepalingen van de hoofdstukken V, Vbis en VII van titel II van het voornoemde koninklijk besluit van 25 februari 2008 zijn niet van toepassing op de titularis van een functie van operationeel directeur.]1
----------
(1)<KB 2012-08-03/29, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 08-09-2012>
(2)<KB 2024-05-18/07, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.32.[1 De functie van operationeel directeur wordt gewogen en bezoldigd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde.]1
----------
(1)<KB 2012-08-03/29, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 16-06-2011>
Afdeling 3. - De evaluatie.
Art.33. Elke houder van een functie van operationeel directeur moet onderworpen worden aan :
1° een tussentijdse evaluatie om de twee jaar vanaf zijn aanstelling;
2° een eindevaluatie als zijn mandaat om welke reden dan ook wordt beëindigd.
Elke evaluatie wordt meegedeeld aan de houder van de functie van operationeel directeur door middel van een evaluatieverslag.
Art.34. De instelling houdt een individueel dossier bij voor elke houder van een functie van operationeel directeur met het oog op zijn evaluatie.
Dit individuele dossier bevat :
1°) een identificatieformulier met de naam en voornaam van de houder van de functie van operationeel directeur, alsook zijn woonplaats;
2°) het actieplan en de eventuele aanpassingen, opgesteld overeenkomstig artikel 29;
3°) een jaarverslag van de activiteiten opgesteld door de houder van de functie van operationeel directeur. Hij brengt dit ter kennis van de algemeen directeur, die het ondertekent en er zijn eventuele opmerkingen aan toevoegt alvorens het te klasseren in het individuele dossier;
4°) het evaluatieverslag.
Het individuele dossier mag geen enkele aanbeveling bevatten, van welke aard dan ook.
De houder van de functie van operationeel directeur mag zijn individueel dossier raadplegen. Hij mag hieraan door de algemeen directeur elk document laten toevoegen dat nuttig is met het oog op zijn evaluatie.
Art.35. § 1. De evaluatie van de houders van een functie van operationeel directeur geschiedt door de jury die zetelt met uitsluiting van de leden als bedoeld in artikel 4, § 1, 4°, van voornoemd koninklijk besluit van 25 februari 2008.
De jury wordt hiertoe bijeengeroepen door de voorzitter op initiatief van de algemeen directeur, ten laatste binnen de maand na verloop van de termijnen vastgelegd in artikel 33.
§ 2. De evaluatie handelt over :
1°) de verwezenlijking van de doelstellingen bepaald in het actieplan bedoeld in artikel 29;
2°) de manier waarop deze doelstellingen al of niet werden verwezenlijkt;
3°) de persoonlijke bijdrage van de houder van de functie aan de verwezenlijking van deze doelstellingen;
4°) de geleverde inspanning voor de ontwikkeling van de competenties;
5°) zijn vermogen om te leiden.
§ 3. Na onderzoek van het individuele dossier en een hoorzitting met de betrokken houder van de functie van operationeel directeur, kent de jury de vermelding van evaluatie " zeer goed ", " voldoende " of " onvoldoende " toe.
Hij motiveert zijn beslissing in het evaluatieverslag bedoeld in artikel 33, tweede lid van onderhavig besluit.
§ 4. Het evaluatieverslag wordt meegedeeld aan de houder van de functie van operationeel directeur binnen de maand na de hoorzitting.
§ 5. Als hij dit nodig acht, kan de jury elke persoon horen die al of niet behoort tot de instelling, van wie het advies relevant is voor het evaluatieproces van de houder van de functie van operationeel directeur. Deze laatste wordt op de hoogte gebracht van de hoorzitting.
Art.36. § 1. De houders van een functie van operationeel directeur wiers tussentijdse evaluatie resulteert in de vermelding " onvoldoende " of wiers eindevaluatie niet resulteert in de vermelding " zeer goed " kunnen, per aangetekende brief, beroep instellen bij een comité, opgericht bij de minister tot wiens bevoegdheid het wetenschapsbeleid behoort en hierna " raad van beroep " genoemd. Het beroep wordt ingesteld binnen tien werkdagen na betekening van het evaluatieverslag. Het beroep is opschortend.
§ 2. De raad van beroep omvat een Nederlandse en een Franse afdeling. De taalrol van de houder van de functie van operationeel directeur bepaalt voor welke afdeling hij verschijnt.
Elke afdeling is samengesteld uit drie algemeen directeurs van instellingen, door Ons aangewezen op voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort. Ze wordt voorgezeten door het oudste lid, dat een ondervoorzitter aanwijst die de voorzitter in geval van afwezigheid vervangt. Op dezelfde manier worden twee plaatsvervangers aangewezen.
De algemeen directeur die heeft deelgenomen aan de evaluatieprocedure van de houder van een functie van operationeel directeur mag niet aanwezig zijn bij, noch deelnemen aan de beraadslaging van de afdeling : hij kan evenwel worden gehoord.
De raad van beroep maakt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort.
Een griffier-rapporteur wordt voor elke afdeling aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort, op voordracht van de voorzitter van de programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid; deze laatste is niet stemgerechtigd.
§ 3. De houder van de functie van operationeel directeur wordt opgeroepen, uiterlijk tien werkdagen voor de zitting, teneinde zijn verweermiddelen uiteen te zetten. Hij dient persoonlijk te verschijnen. Hij mag zich laten bijstaan door een persoon naar keuze. De verdediger mag op geen enkel ogenblik en in welke hoedanigheid ook deelgenomen hebben aan de evaluatieprocedure van de houder van de functie van operationeel directeur.
Indien de houder van de functie van operationeel directeur of zijn verdediger, ofschoon behoorlijk opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt, doet de raad van beroep uitspraak op grond van de stukken van het dossier. Hetzelfde geldt zodra de zaak voor de tweede maal ter zitting komt, zelfs indien de houder van de functie van operationeel directeur of zijn verdediger een geldige reden kan aanvoeren.
De afwezigheid van de verdediger is, behoudens overmacht, geen reden van uitstel.
De raad van beroep hoort iedereen en verzamelt alle nodige gegevens opdat hij zich met volle kennis van zaken kan uitspreken.
§ 4. De raad van beroep kan slechts op een rechtsgeldige manier de houder van de functie van operationeel directeur horen en beraadslagen voor zover drie leden, effectieve of plaatsvervangende, aanwezig zijn.
De stemming is geheim. Bij staking van stemmen valt de beslissing in het voordeel van de verzoeker uit. Indien het beroep ingesteld is tegen een eindevaluatie met de vermelding " onvoldoende ", dan zal de beslissing in het voordeel van de verzoeker de vermelding " voldoende " of " zeer goed " inhouden. Indien het beroep ingesteld is tegen een eindevaluatie met de vermelding " voldoende ", dan zal de beslissing in het voordeel van de verzoeker de vermelding " zeer goed " inhouden.
§ 5. De raad van beroep beslist binnen de maand na instelling van het beroep en deelt zijn beslissing zonder verwijl mee aan de houder van de functie van operationeel directeur.
Art.37. De Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort legt de algemene principes vast die de evaluatie van de houders van een functie van operationeel directeur regelen conform de bepalingen van deze afdeling. Hij bepaalt er de praktische modaliteiten van en legt met name de modellen vast van de hiervoor vereiste documenten.
Afdeling 4. - Einde van het mandaat en de hernieuwing ervan.
Art.38. § 1. Het mandaat van operationeel directeur eindigt van rechtswege op het einde van de periode bedoeld in artikel 27, § 2.
§ 2. Het mandaat van een operationeel directeur kan verlengd worden met maximum zes maanden tot het mandaat begint van de operationeel directeur die aangewezen werd als zijn opvolger.
§ 3. De houder van een functie van operationeel directeur van wie het mandaat werd beëindigd geniet een herintegratievergoeding, volgens de door Ons vastgestelde nadere regels.
De vergoedingen uit het vorige lid zijn niet verschuldigd in de volgende gevallen :
1° de eindevaluatie bedoeld in artikel 33, eerste lid, 2° draagt de vermelding " onvoldoende ";
2° de houder van de functie van operationeel directeur neemt deel aan een nieuwe selectie voor een functie van operationeel directeur en wordt aangesteld voor een nieuw mandaat;
3° de houder van de functie van operationeel directeur wordt in ambtshalve verlof voor opdracht van algemeen belang geplaatst overeenkomstig artikel 30. In dit geval wordt de houder van de functie van operationeel directeur gereaffecteerd in een passende functie hem voorgesteld door de bevoegde dienst van zijn federale overheidsdienst. Zo hij niet akkoord gaat met de hem door de bevoegde dienst van zijn federale overheidsdienst aangeboden passende functie, kan hij een beroep doen op de bemiddeling van de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie.
Art.39. § 1. Als een tussentijdse evaluatie zoals bedoeld in artikel 33, eerste lid, 1°, leidt tot een vermelding " onvoldoende ", wordt het mandaat van de houder van de functie van operationeel directeur beëindigd.
§ 2. De houder van een functie van operationeel directeur, met uitsluiting van deze vermeld in artikel 30, van wie het mandaat vroegtijdig werd beëindigd vanwege een vermelding " onvoldoende " na een tussentijdse evaluatie, krijgt een beëindigingvergoeding volgens de door Ons vastgestelde nadere regels.
§ 3. De houder van een functie van operationeel directeur bedoeld in artikel 30 van wie het mandaat vroegtijdig werd beëindigd omwille van een vermelding " onvoldoende " na een tussentijdse evaluatie, wordt gereaffecteerd in een passende functie hem voorgesteld door de bevoegde dienst van zijn federale overheidsdienst.
Als de houder van de functie van operationeel directeur niet akkoord gaat met de hem door de bevoegde dienst van zijn federale overheidsdienst aangeboden passende functie, kan hij een beroep doen op de bemiddeling van de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie.
Art.40. Als de houder van een functie van operationeel directeur vraagt om zijn mandaat te beëindigen, is een opzegging van zes maand vereist als de jury, die zetelt met uitsluiting van de leden als bedoeld in artikel 4, § 1, 4°, van voornoemd koninklijk besluit van 25 februari 2008, en de Voorzitter akkoord gaan. Deze termijn kan in onderling akkoord verkort worden. De bepalingen inzake reaffectatie voorzien in artikel 39, § 3, zijn in dit geval eveneens van toepassing.
Art.41. Als een functie van operationeel directeur vacant verklaard wordt en als de houder van wie het mandaat wordt beëindigd zich kandidaat stelt, kan hem een nieuw mandaat worden toegekend, voor zover hij de vermelding " zeer goed " heeft gekregen voor de eindevaluatie bedoeld in artikel 33, eerste lid, 2°.
In afwijking van de bepalingen van afdeling 1 van onderhavig hoofdstuk, wordt hij in dit geval geacht voldaan te hebben aan de selectie, zonder dat een nieuwe selectieprocedure moet worden georgani-seerd.
TITEL V. - Bijzondere, overgangs- en slotbepalingen.
Art.42.Tot de aanstelling van de algemeen directeurs van de instellingen, worden hun bevoegdheden uitgeoefend door de titularissen in functie van de afgeschafte [1 titels]1 verbonden aan het ambt van " instellingshoofd " of door de daartoe door de Minister aangewezen personen.
----------
(1)<KB 2012-08-03/29, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2008>
Art.43.[1 § 1. De personeelsleden die titularis zijn van een van de geschrapte titels als bedoeld in artikel 42 genieten het voordeel van de weddeschaal hierna :
46.446, 46 - 69.699,73
53 x 4.650,65
De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten is ook van toepassing op die wedde.
Zij worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.
§ 2. De personeelsleden als bedoeld in paragraaf 1 die niet worden aangewezen of verlengd in een management-, staf- of leidinggevende functie, worden door de minister aangewezen als opdrachthouder. De opdracht wordt door de minister vastgelegd, in voorkomend geval na overleg met de voorzitter wat de federale overheidsdiensten betreft als bedoeld in artikel 2, § 3, van dit besluit.]1
----------
(1)<KB 2012-08-03/29, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2008; Inwerkingtreding : 01-12-2006(cfr. KB 2012-08-03/29, art.10,§3.)>
Art.44. Voor de eerste aanstelling in de managementfunctie van algemeen directeur, worden de jaren die minstens werden gepresteerd als titularis van een graad in rang 13 of in een functie van vakklasse A3 in een federale overheidsdienst, een programmatorische federale overheidsdienst, een federaal ministerie of een federale instelling van openbaar nut of als titularis van een graad in rang B of in klasse SW3 van de loopbaan van het wetenschappelijk personeel van een federale wetenschappelijke instelling, in aanmerking genomen voor de berekening van de anciënniteit vereist als managementervaring.
Art.45. De aanwervingprocedures voor managementfuncties van algemeen directeur in één van de instellingen, aan de gang op de datum van publicatie van dit besluit, worden voortgezet op basis van de bepalingen die op hen van toepassing waren wanneer zij op gang werden gebracht.
Art.46.Voor de eerste aanstelling in de functies van operationeel directeur, worden de jaren die werden gepresteerd als houder van één van [1 de titels die zijn gelinkt aan een leidinggevende functie van trap II of van trap III, of van de graad van]1 werkleider-geaggregeerde of werkleider, of van een functie van tenminste klasse SW3 van de loopbaan van het wetenschappelijk personeel van een van de federale wetenschappelijke instelling in aanmerking genomen voor de berekening van de anciënniteit vereist als wetenschappelijke ervaring.
----------
(1)<KB 2012-08-03/29, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2008>
Art.46/1. [1 In afwijking van artikel 32 ontvangen de titularissen van de functie van operationeel directeur die al aangesteld waren of wiens selectieprocedure al opgestart was op 16 juni 2011 tot op het einde van hun lopende aanstelling en ten persoonlijke titel de volgende wedde : 66.780,00 .
Voor het overige zijn zij onderworpen aan het geldelijke stelsel dat van toepassing is op de titularissen van een management- of een staffunctie in de federale overheidsdiensten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2012-08-03/29, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 16-06-2011>
Art.47. Het koninklijk besluit van 22 januari 2003 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de wetenschappelijke instellingen van de Staat en dat diverse wijzigingen aanbrengt in de personeelsstatuten van de wetenschappelijke instellingen van de Staat, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 februari 2003, 5 juni 2004, 8 juli 2004, 13 september 2004 en 24 januari 2007, wordt opgeheven.
Art.48. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 49. Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 april 2008.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister belast met het Wetenschapsbeleid,
Mevr. S. LARUELLE
De Minister van Ambtenarenzaken,
Mevr. I. VERVOTTE.