26 JANUARI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-06-2007 en tekstbijwerking tot 12-11-2018)
Art. 1-6
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
Artikel 1. Dit besluit stelt hoofdstuk IV van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid in werking.
Art.2.§ 1. De begrippen en definities, vermeld in artikel 4.1.1 van hetzelfde decreet, zijn ook van toepassing op dit besluit.
§ 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° Seveso-inrichting : een inrichting als vermeld in [2 rtikel 2, § 1]2 van het samenwerkingsakkoord;
2° aandachtsgebied : één van de volgende gebieden :
a) gebied met woonfunctie :
1) woongebied, bepaald volgens artikel 5 en 6 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen, en de ermee vergelijkbare gebieden vastgesteld in de ruimtelijke uitvoeringsplannen met toepassing van [1 de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening]1;
2) groepen van minstens 5 bestaande, niet onteigende of in onteigeningsplannen opgenomen wooneenheden, die een ruimtelijk aaneengesloten geheel vormen, in andere gebieden dan vermeld in 1);
b) kwetsbare locaties : alle terreinen waarop zich scholen, ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen bevinden;
c) waardevolle of bijzonder kwetsbare natuurgebieden : één van de volgende gebieden :
1) de speciale beschermingszones, de definitief vastgestelde gebieden die in aanmerking komen als speciale beschermingszone en de waterrijke gebieden van internationale betekenis overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
2) natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening;
d) door het publiek bezochte gebouwen en gebieden, inclusief recreatiegebieden, waarbij de gemiddelde aanwezigheid minstens 200 personen per dag is of waarbij op piekmomenten minstens 1 000 personen aanwezig zijn;
e) hoofdtransportwegen
1) wegverkeer : de wegen behorende tot de categorieën 'hoofdwegen' en 'primaire wegen van categorie I' uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen;
2) spoorwegverkeer : de spoorwegen behorende tot de categorie 'hoofdspoorwegen voor het personenvervoer' uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen;
3) luchthavenverkeer in verband met het luchthaventerrein van Zaventem;
f) externe gevarenbron : een element in de omgeving die de oorzaak kan vormen van een zwaar ongeval bij een Seveso-inrichting zoals pijpleidingen, windturbines, hoogspanningsleidingen, LPG-tankstations, ...;
[2 3° consultatiezone: een door de administratie bepaalde afstand rond de terreingrens van een Seveso-inrichting, afhankelijk van de risico's die uitgaan van de Seveso-inrichting en de kans op domino-effecten vanuit de omgeving op de Seveso-inrichting;]2
[2 4° RVR-toets: een door de administratie ontwikkelde internettoepassing waarmee een initiatiefnemer bepaalt of een ruimtelijk uitvoeringsplan al dan niet aan de administratie voorgelegd moet worden met het oog op het nemen van de beslissing over de noodzaak om een ruimtelijk veiligheidsrapport op te maken. Deze internettoepassing maakt deel uit van het digitale platform zoals vermeld in artikel 1, 3° van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 betreffende het geïntegreerde planningsproces voor ruimtelijke uitvoeringsplannen, planmilieueffectrapportage, ruimtelijke veiligheidsrapportage en andere effectbeoordelingen.]2
De nadere omschrijving en de benaderingswijze van de aandachtsgebieden zullen worden opgenomen in het richtlijnenboek voor veiligheidsrapportages.
----------
(1)<BVR 2013-01-11/09, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 23-02-2013>
(2)<BVR 2017-02-17/15, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2017>
Art.3.[1 De subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor veiligheidsrapportage]1 wordt aangewezen als administratie voor de toepassing van hoofdstuk IV en V van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.
----------
(1)<BVR 2017-02-24/16, art. 111, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.4.§ 1. [1 De criteria in de RVR-toets op basis waarvan een ruimtelijk uitvoeringsplan al dan niet aan de administratie voorgelegd moet worden, zijn opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.
De criteria op basis waarvan de administratie beslist of de opmaak van een ruimtelijk veiligheidsrapport al dan niet is vereist, worden vastgesteld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.]1
[1 § 1/1. De initiatiefnemer onderwerpt het ruimtelijk uitvoeringsplan aan de RVR-toets. Indien uit de RVR-toets blijkt dat het ruimtelijk uitvoeringsplan niet aan de administratie voorgelegd moet worden, wordt die automatisch gegenereerde beslissing bij het ruimtelijk uitvoeringsplan gevoegd. In het andere geval wordt het ruimtelijk uitvoeringsplan via de RVR-toets aan de administratie voorgelegd.]1
§ 2. De dienst Veiligheidsrapportering neemt haar beslissing binnen de 60 dagen vanaf de datum van indiening van een volledig dossier.
----------
(1)<BVR 2017-02-17/15, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2017>
Art.5.Dit besluit is enkel van toepassing voor de ruimtelijke uitvoeringsplannen en de bijzondere plannen van aanleg waarvoor op de datum van inwerkingtreding van dit besluit nog geen plenaire vergadering is gehouden.
[1 Voor de toepassing van artikel 2, § 2, eerste lid, 2°, e), 1) en 2), van dit besluit wordt ook na de vervanging van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen door het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, vermeld in artikel 2.1.5 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, gebruikgemaakt van de wegenselecties, opgenomen in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen zoals het tot dan toe gold.]1
----------
(1)<BVR 2018-03-30/27, art. 74, 005; Inwerkingtreding : 05-05-2018>
Art.6. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. [1 Bijlage 1. - De criteria, opgenomen in de RVR-toets
1.Ligt het plangebied binnen de consultatiezone van een Seveso-inrichting?
O ja. Het ruimtelijk uitvoeringsplan moet voorgelegd worden aan de administratie.
O nee. Ga naar vraag 2.
2. Is er binnen het plangebied bedrijvigheid aanwezig of gepland als vermeld in artikel 2.2.3, § 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009?
O Ja, er is bedrijvigheid aanwezig of gepland. Ga naar vraag 3.
O Nee, er is geen bedrijvigheid aanwezig of gepland. De RVR-toets genereert een beslissing. Het ruimtelijk uitvoeringsplan hoeft niet voorgelegd te worden aan de administratie.
O Ik weet het niet. Het ruimtelijk uitvoeringsplan moet voorgelegd worden aan de administratie.
3. Voorziet het RUP alleen in de bestendiging van bestaande bedrijvigheid of ook in de mogelijkheid tot nieuwe bedrijvigheid?
O Het plan omvat alleen bestendiging van bestaande bedrijvigheid. De RVR-toets genereert een beslissing. Het ruimtelijk uitvoeringsplan hoeft niet voorgelegd te worden aan de administratie.
O Het plan omvat ook nieuwe bedrijvigheid. Ga naar vraag 4.
O Ik weet het niet. Het ruimtelijk uitvoeringsplan moet voorgelegd worden aan de administratie.
4. Kunnen er zich Seveso-inrichtingen in het plangebied vestigen?
O Ja, Seveso-inrichtingen zijn mogelijk in het plangebied. Het ruimtelijk uitvoeringsplan moet voorgelegd worden aan de administratie.
O Nee, gezien het type bedrijvigheid kan verwacht worden dat er geen Seveso-inrichtingen gevestigd zullen worden in het plangebied. De RVR-toets genereert een beslissing. Het ruimtelijk uitvoeringsplan hoeft niet voorgelegd te worden aan de administratie.
O Nee, want er geldt een expliciet verbod voor de oprichting van Seveso-inrichtingen, dat is opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. De RVR-toets genereert een beslissing. Het ruimtelijk uitvoeringsplan hoeft niet voorgelegd te worden aan de administratie.
O Ik weet het niet. Het ruimtelijk uitvoeringsplan moet voorgelegd worden aan de administratie.]1
----------
(1)<BVR 2017-02-17/15, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2017>
Art. N2.[1 Bijlage 2. - De criteria ter beoordeling van de rapportageplicht]1
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 28-03-2017, p. 40125)
Gewijzigd door:
<BVR 2018-09-28/07, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 22-11-2018>
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-02-17/15, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2017>